Regeling vervallen per 01-01-2011

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar

Geldend van 31-12-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

begraafplaats(en):

de Gemeentelijke begraafplaats Alkmaar, de Gemeentelijke begraafplaats Oudorp en de Gemeentelijke begraafplaats Koedijk;

algemeen graf:

een graf bij de gemeente in beheer, waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

eigen graf:

een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van lijken;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

algemeen kindergraf:

een graf bij de gemeente in beheer, waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van kinderlijken tot de leeftijd van zeven jaar;

eigen kindergraf:

een graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van kinderlijken tot de leeftijd van zeven jaar;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen tot de leeftijd van zeven jaar;

eigen urnennis of urnkelder:

een nis, of kelder waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met

of zonder urnen;

urn:

een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

asbus:

een bus ter berging van as van een overledene;

grafbedekking:

gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf;

verstrooiingsplaats:

een plaats waar as wordt verstrooid;

gedenkplaats:

een plaats ingericht om overledenen te gedenken en waarop plaquettes aangebracht kunnen worden;

plaquette:

gedenkplaat met eventueel reliëf aan één zijde;

beheerder:

de ambtenaar die belast is, met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

rechthebbende:

de rechthebbende op een eigen graf;

college:

het college van burgemeester en wethouders;

werkdag:

maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag.

Artikel 2 Uitbreiding begrip eigen graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder “eigen graf” mede verstaan: eigen urnennis of urnenkelder en eigen kindergraf.

Artikel 3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op de aanvraag om vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of ontheffing is ontvangen.

  • 2.

    Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

HOOFDSTUK 2: OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATSEN

Artikel 5 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 6 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

  • a.

    elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen;

  • b.

    anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen;

  • c.

    sneller dan 10 km per uur.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, vermeld in lid 2, aanhef en sub a. en b..

  • 3.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 4.

    Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 7 Plechtigheden

  • 1.

    Dodenherdenkingen, het onthullen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden moeten minimaal vijf werkdagen van tevoren worden gemeld aan de beheerder, onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 8 Opgravingen en ruimingen

Het opgraven van lijken en ruimen van graven is slechts toegestaan, indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3: VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 9 Kennisgeving begraven, asbezorging en het aanbrengen van plaquettes

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of een plaquette wil doen aanbrengen, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het lijk, dan wel het omhulsel en de asbus of urn moeten zijn voorzien van een identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur op de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 10 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1.

    Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur op de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2.

    De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per plechtigheid vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 11 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn, met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 19, tweede lid.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 12 Tijden van begraven, asbezorging en het aanbrengen van plaquettes

  • 1.

    De tijd van begraven, het bezorgen van as en het aanbrengen van plaquettes is: op werkdagen van 09.00 tot 16.00 uur en op zaterdag van 09.00 tot 12.00 uur.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de in het eerste lid genoemde tijden.

HOOFDSTUK 4: INDELING EN UITGIFTE VAN GRAVEN

Artikel 13 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen eigen graven worden uitgegeven. Op de Gemeentelijke begraafplaats Alkmaar kunnen ook eigen urnennissen, urnenkelders worden uitgegeven.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven en hoeveel asbussen of urnen bijgezet kunnen worden in de eigen urnennissen of eigen urnenkelders. Zij bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifte duur kan niet korter zijn dan de minimum termijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 14 Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2.

    In een algemeen graf kunnen maximaal drie lijken worden begraven. Er kunnen geen urnen worden bijgezet.

Artikel 15 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien zij dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk vindt.

Artikel 16 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 17 Termijn eigen graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij haar schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan een rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 19, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 18 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 19 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op een eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op een eigen graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 20 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5: GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 21 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het college een grafbedekking te plaatsen of te hebben.

  • 2.

    De rechthebbende van een eigen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3.

    Omtrent de wijze van aanvraag van de vergunning, de aard en de afmeting van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 6.

    Het bepaalde in artikel 24, lid 4 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende, indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt het college de rechthebbende uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 21 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

  • 5.

    De rechthebbende moet gedogen dat de grafbedekking, in opdracht van het college en op kosten van de gemeente, tijdelijk wordt verwijderd of verplaatst, indien dit voor de begraving of de bezorging van as in de nabijheid van het graf of om andere redenen nodig is.

Artikel 24 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 2.

    Indien deze nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4.

    Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 25 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het schoonhouden en het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en in de zorg voor de winterharde beplantingen.

HOOFDSTUK 6: RUIMING VAN GRAVEN

Artikel 26 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd wordt door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf bij het college bekend is. In dat geval deelt het college mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen, maakt het college uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen van ruiming bekend.

  • 2.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op één van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 3.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.

  • 4.

    De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen danwel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen graf, urnenkelder of urnennis, kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om elders de as te verstrooien.

HOOFDSTUK 7: GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP

Artikel 27 Afwijkende regels en kennisgeving van onderhoudsbehoefte van graven

  • 1.

    Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 5, eerste lid, 13, tweede lid, 16 en 21, derde lid van deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken het bestuur schriftelijk ervan in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op één of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet tevens de rechthebbende op de graven rechtstreeks ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 8: INSTANDHOUDING HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 28 Lijst

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

HOOFDSTUK 9: GEDENKPLAATS

Artikel 29 Vergunning plaquette

  • 1.

    Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het college een plaquette op een gedenkplaats aan te brengen of te hebben.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de aanvraag om en uitgiftetermijn van de vergunning en de aanvraag om en uitgiftetermijn van de verlenging van de vergunning. Ten aanzien van de plaquette stelt het college nadere eisen ten aanzien van de constructie, de vormgeving, onderhoud, de wijze van aanbrengen en de afmetingen.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde regels.

  • 4.

    De plaquette kan door het college worden verwijderd na het verstrijken van de uitgiftetermijn in de vergunning, indien geen verlenging van de vergunning is aangevraagd.

  • 5.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de plaquette afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van het materiaal onvoldoende is.

HOOFDSTUK 10: INRICHTING REGISTER

Artikel 30 Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK 11: AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 31 Aansprakelijkheid

De gemeente is niet aansprakelijk voor door derden veroorzaakte schade aan of verlies van door rechthebbenden aangebrachte voorwerpen of beplantingen, of voor het wegraken daarvan door ontvreemding of welke oorzaak dan ook.

De gemeente is evenmin aansprakelijk voor schade als gevolg van brand, vorst, storm, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken en eventuele gevolgschade.

HOOFDSTUK 12: SLOTBEPALINGEN

Artikel 32 Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 5, derde lid, artikel 6, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, artikel 9, derde lid, en artikel 11, eerste of tweede lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 5, derde lid, artikel 6,eerste, tweede, vierde en vijfde lid, artikel 9, derde lid of artikel 11, eerste en tweede lid van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 33 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de oude verordening, zoals vermeld in artikel 34, tweede lid, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de oude verordening zoals vermeld in artikel 34, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking twee dagen na de bekendmaking in de rubriek Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad.

  • 2.

    De “Beheersverordening Algemene Begraafplaatsen Alkmaar”, vastgesteld bij raadsbesluit 29 maart 2001, nummer 18 wordt ingetrokken.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar”.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 2005.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 23 november 2005.

Artikelsgewijze toelichting op de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Alkmaar

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2

Voor een eigen graf, eigen urnengraf, eigen gedenkplaats en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden 'voorzover van belang' zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigen graf.

Artikel 3

De beslistermijn is gelijk aan de maximumtermijn die in artikel 4:13, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht wordt gesteld.

Artikel 4

Lid 2 bevat de verplichting om aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen na te komen.

Artikel 5

Lid 3 van dit artikel is geïntroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Artikel 6

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdragen aan de beheerder (mandaat).

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het tweede lid onder a en b bestaat behoefte omdat men soms met een motorrijtuig dichtbij het graf moet kunnen komen.

Artikel 7

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Artikel 8

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

Artikel 9

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis.

Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken.

Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

Artikel 10

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet (lid 2).

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.

Artikel 12

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen.

Lid 2 geeft het college de bevoegdheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de tijden genoemd onder lid 1.

Artikel 13

Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de nabestaanden die na de crematie de as op een plek in de nabijheid van hun huis willen bijzetten.

Artikel 14

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 15

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan de beperkt beschikbare ruimte op de begraafplaats, technische redenen en de gesteldheid van de bodem.

Artikel 16

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 17

Lid 1 van artikel 17 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Zie verder de toelichtingen op de artikelen 23 en 26. De bepaling in het model is hiermee in overeenstemming. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd.

Het derde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 19, eerste en tweede lid).

Artikel 18

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf.

Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel.

De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts een persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Het verdient aanbeveling dat de overschrijving van het eigen graf schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar wordt gemaakt.

Artikel 20

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 21

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.

Artikel 22

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op het mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld.

Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 23

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen.

De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan, zowel aan de rechthebbende op een eigen graf als aan degene die koos voor een plaats in een algemeen graf en daarop een grafbedekking aanbracht. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd, kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 17, tweede lid, met de toelichting en artikel 26, eerste lid).

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 19, derde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

Artikel 24

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen.

Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).

Artikel 25

Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft. In de meeste gevallen is het voldoende als de gedenktekens tweemaal per jaar worden gereinigd. Op de graven kunnen winterharde beplantingen worden aangebracht, zoals rozen, coniferen en buxushagen. De zorg voor deze blijvende beplantingen omvat het snoeien, het onkruidvrij houden, het verwijderen van onkruid en het verwijderen van bladeren in de herfst.

Artikel 26

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op eigen graven als aan degenen die kozen voor een plaats in een algemeen graf.

Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.

Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 28). Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 28, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 26, vierde lid, van de verordening. Degene die in een algemeen graf heeft doen begraven kan volgens artikel 26, derde lid een aanvraag indienen om de overblijfselen indien mogelijk bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. De mededelingen volgens deze bepaling zijn geen voldoende basis om eigen graven te ruimen.

Het derde lid opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het tweede lid. Dat wil zeggen dat de overblijfselen niet worden begraven in het verzamelgraf (de beenderenkuil). Die andere bestemming voor zowel algemene als eigen grafruimten is zo ruim mogelijk omschreven.

Zo kan bijvoorbeeld het eigen graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingkistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven.

Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.

Artikel 27

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 25).

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen als volgens hun oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende op het graf verplicht is (artikel 24). In de praktijk kunnen zich verschillende gevallen voordoen. Zo kan de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen.

Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om telkenmale als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geïnformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen.

Artikel 28

Het is vaak voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal.

Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Andere voorbeelden zijn porseleinen beeldjes. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen.

De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.

Artikel 29

Vergunning tot het aanbrengen en hebben van een plaquette op een gedenkplaats kan bijvoorbeeld worden verleend na de ruiming van graven, na crematie en voor vermisten, als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

Artikel 30

Dit artikel spreekt voor zich

Artikel 31

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 32

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 33

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 34

In artikel 34 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 35

Dit artikel spreekt voor zich.