Regeling vervallen per 27-12-2012

Reclameverordening gemeente Alkmaar 2003

Geldend van 07-06-2003 t/m 26-12-2012

Intitulé

Reclameverordening gemeente Alkmaar 2003

Begripsbepaling

Artikel 1

Voor de toepassing van deze voorschriften wordt onder reclames verstaan: opschriften en/of afbeeldingen in welke vorm dan ook en aankondigingen, die aard- en/of nagelvast aan enig onroerend goed zijn verbonden of verbonden zijn aan goederen waarvoor een lig- en/of standplaatsvergunning is verleend, alsmede het aanbrengen van reclames op losse voertuigen.

Toepassingsgebied

Artikel 2

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Alkmaar.

  • 2.

    Op het grondgebied gelegen buiten de bebouwde kom is de provinciale Verordening opschriften en opslag Noord-Holland van toepassing.

Algemene verbodsbepaling

Artikel 3

  • 1.

    Het is de eigenaar of de gebruiker van goederen als bedoeld in artikel 1, verboden dit goed geheel of ten dele te gebruiken, of het gebruik ervan te gedogen, voor het aanbrengen van reclames, met uitzondering van het aanbrengen van reclames op straatmeubilair als bedoeld in artikel 3 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt alleen voor zover deze reclames zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, het openbaar water, vanaf de spoorbaan of enig ander voor het publiek toegankelijke plaats.

Uitzonderingen

Artikel 4

Het bepaalde in artikel 3 is niet van toepassing ten aanzien van:

  • 1.

    Naamborden en opschriften, die betrekking hebben op de dienst, het beroep of bedrijf, uitgeoefend in of op het onroerend goed, danwel op de bestemming daartoe, mits zij niet groter zijn dan 0,15 m² en geen grotere afmeting hebben dan 0,50 m.

  • 2.

    Aankondigingen ter voldoening aan een wettelijke verplichting, mits in het wettelijk voorschrift genoemde minimummaten niet worden overschreden. Zijn hiervoor geen maten vastgesteld, dan zal als maximum zijn toegelaten een oppervlakte van 0,15 m² en een afmeting van 0,50 m.

  • 3.

    Onverlichte aankondigingen van een verkoping en aankondigingen, waarbij een onroerend goed geheel of gedeeltelijk ter verkoop, verhuur of verpachting wordt aangeboden, voor zolang zij feitelijk betekenis hebben, mits zij worden aangebracht op, aan of in het onroerend goed dat te koop of te huur wordt aangeboden, danwel waarop of waarin de verkoping zal plaatsvinden en mits zij niet groter zijn dan 0,35 m² en geen grotere afmeting hebben dan 1 m. Het aantal mag voor elk onroerend goed niet groter zijn dan twee.

  • 4.

    Aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijk betekenis hebben, doch voor niet langer dan vier weken, mits zij niet groter zijn dan 0,75 m² en geen grotere afmeting hebben dan 1 m.

  • 5.

    Aankondigingen aan een bioscoop van de daarin te vertonen films.

  • 6.

    Opschriften op zuilen, borden en nissen, welke daarvoor van gemeentewege zijn aangewezen.

  • 7.

    Opschriften in het inwendige gedeelte van het onroerend goed.

  • 8.

    Reclame-objecten waarvoor op grond van de Woningwet een bouwvergunning is vereist.

Vergunningsprocedure

Artikel 5

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen vergunning verlenen voor het aanbrengen van (een) reclame(s).

  • 2.

    Een aanvraag om vergunning dient vergezeld te gaan van een duidelijke tekening of foto voor het beoordelen van de aanvraag, aangevende de reclame die men wenst aan te brengen, alsmede een beschrijving daarvan, onder meer vermeldende de toe te passen materialen en kleuren. De hier bedoelde stukken dienen in tweevoud te worden overgelegd.

  • 3.

    De aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt door burgemeester en wethouders niet in behandeling genomen, indien de aanvraag niet voldoet aan de daaraan bij of krachtens dit artikel gestelde eisen. In dat geval stellen burgemeester en wethouders binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen 2 weken aan te vullen of te verbeteren.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders winnen over een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, het advies in van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland.

  • 5.

    Een beslissing op de aanvraag wordt genomen binnen 8 weken na de dag waarop deze is ingekomen.

  • 6.

    De beslissing als bedoeld in het vorige lid wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis van de aanvrager gebracht.

  • 7.

    Artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders kunnen richtlijnen opstellen voor de beoordeling van aanvragen als in artikel 5 bedoeld.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden.

Weigering

Artikel 8

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning weigeren:

    • a.

      wegens gevaar voor ontsiering van het onroerend goed en/of de omgeving daarvan, danwel wegens (licht)hinder voor de woonomgeving, en/of

    • b.

      indien de aanvraag reclames betreft die geen betrekking hebben op een ter plaatse gevestigde zaak, inrichting of bedrijf, of op een ter plaatse uitgeoefend beroep, en/of

    • c.

      in het belang van de verkeersveiligheid, en/of

    • d.

      ter voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken;

    • e.

      wegens ontsiering van het landschap of disharmonie met de omgeving.

  • 2.

    Het besluit waarbij de vergunning wordt geweigerd, is met redenen omkleed en wordt de aanvrager schriftelijk meegedeeld.

Intrekking

Artikel 9

  • 1.

    Een vergunning, afgegeven op grond van het bepaalde in artikel 5, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      het goed waaraan of waarop de zaak of de zaken betrekking hebben en waarvoor vergunning is verleend, een verandering ondergaat en door het handhaven van die zaak of zaken het betrokken goed en/of de omgeving daarvan naar het oordeel van burgemeester en wethouders wordt/worden ontsierd en aan dit bezwaar door het stellen van voorschriften niet kan worden tegemoet gekomen, en/of

    • b.

      blijkt, dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend, terwijl vaststaat dat de vergunning zou zijn geweigerd indien de opgave juist en volledig zou zijn geweest, en/of

    • c.

      de houder van de vergunning in strijd met die vergunning handelt of de aan de verleende vergunning verbonden voorschriften niet heeft nageleefd, en/of

    • d.

      van de vergunning gedurende zes maanden na haar dagtekening geen gebruik is gemaakt, of wel indien - na aanvankelijk gebruik van de vergunning - hiervan gedurende een periode van tenminste zes achtereenvolgende maanden geen gebruik is gemaakt, en/of

    • e.

      de zaak waarvoor vergunning is verleend geen betrekking meer heeft op het bedrijf of beroep dat in het goed wordt uitgeoefend, en/of

    • f.

      de houder van de vergunning dit verzoekt.

  • 2.

    a. Een besluit als in het eerste lid bedoeld, met uitzondering van het gestelde onder f. van voorgenoemd lid, wordt niet eerder genomen dan nadat de houder van de vergunning schriftelijk van het voornemen hiertoe in kennis is gesteld en hij in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze hieromtrent naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen;

Aanschrijving

Artikel 10

  • 1.

    Indien reclames, als in deze verordening bedoeld, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in een zodanige staat verkeren dat zij het goed waarop of waaraan zij zijn aangebracht ontsieren of de verkeersveiligheid in gevaar brengen, zijn zij bevoegd de eigenaar of gebruiker van dat goed aan te schrijven om de reclame binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn op de daarbij aan te geven wijze te verbeteren, te wijzigen, danwel te verwijderen.

  • 2.

    Het bepaalde in het voorgaande artikel, onder 2a. en b. is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

Hij die een aanschrijving als bedoeld in artikel 10 lid 1 heeft ontvangen, is gehouden daaraan binnen de daarin bepaalde termijn te voldoen.

Beroep

Artikel 12

Tegen besluiten genomen krachtens deze verordening kan de belanghebbende overeenkomstig de bepalingen in de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift indienen bij burgemeester en wethouders.

Opsporing

Artikel 13

De in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren zijn met het opsporen van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten belast.

Strafbepaling

Artikel 14

Overtreding van het bepaalde in of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Slotbepaling

  • 1.

    De Reclameverordening gemeente Alkmaar 1996 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag waarop zij is afgekondigd.

  • 3.

    Een vergunning verleend op grond van de in lid 1 bedoelde verordening wordt geacht te zijn verleend op grond van deze verordening.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Reclameverordening gemeente Alkmaar 2003".

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 24 april 2003.
Gepubliceerd in het gemeenteblad op 25 april 2003.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 30 april 2003.

Behoort bij Reclameverordening gemeente Alkmaar 2003;

Richtlijnen voor de beoordeling van aanvragen als bedoeld in artikel 5 van de "Reclameverordening Gemeente Alkmaar 2003".

Artikel 1

Voor de toepassing van deze richtlijnen wordt verstaan onder:

  • a.

    weg: weg als bedoeld in artikel 1.1 onder a. van de Algemene plaatselijke verordening;

  • b.

    reclames: de in de "Reclameverordening Gemeente Alkmaar 2003" onder artikel 1 omschreven reclames.

Artikel 2

  • 1.

    Reclames dienen technisch, reclametechnisch en visueel optimaal te worden aangepast aan het gebouw en/of ingepast in de omgeving en mogen niet ontsierend zijn zowel ten opzichte van het goed waaraan de reclame is bevestigd als ten opzichte van de omgeving.

  • 2.

    Als ontsierende reclames worden in ieder geval aangemerkt:

    • a.

      reclames, die niet voldoende in harmonie zijn met de architectuur van het gebouw en/of met het karakter van de omgeving;

    • b.

      reclames, waarvan de bevestigingsconstructie in verhouding tot de aan te brengen reclame en het gebouw te ver uit het gevelvlak steekt, danwel reclames die niet loodrecht op of niet evenwijdig aan en vlak tegen de gevel zijn geplaatst;

    • c.

      reclames, die boven het bestaande bouwsilhouet uitgaan;

    • d.

      knipperende lichtreclames;

    • e.

      reclames, waarvan de opschriften niet zijn samengesteld uit esthetisch verantwoorde letters en/of tekens, alsmede die waarvan de tekst, eventueel in combinatie met een afbeelding, grafisch niet goed verzorgd is;

    • f.

      reclames, waarvan de kleurstelling in disharmonie is met het pand en/of de omgeving;

    • g.

      reclames in de vorm van lichtreflexborden;

    • h.

      reclames, aangebracht op borden, welke vervaardigd zijn van niet deugdelijk of niet weerbestendig materiaal;

    • i.

      reclames op displays (sandwichborden e.d.) en spandoeken;

    • j.

      enkelzijdige lichtbakken in het beschermd stadsgezicht.

Artikel 3

  • 1.

    Het aantal, de grootte en de soort van de per gebouw toelaatbare reclames zijn afhankelijk van de afmeting, de schaal, de structuur en de aard van het gebouw, alsmede van het reclameobject op zich en in zijn omgeving.

  • 2.

    Uitgaande van de afmeting, de schaal, de structuur en de aard van het gebouw, het profiel en de breedte van de straat wordt van geval tot geval bepaald hoe ver een reclame-object uit het gevelvlak mag steken, met dien verstande, dat in het algemeen de reclame-objecten ten hoogste 70 cm (inclusief bevestiging) buiten het gevelvlak mogen steken.

  • 3.

    Met betrekking tot verlichte reclames kan in verband met de bestaande woonomgeving per geval worden bepaald dat de lichtsterkte, gemeten aan de gevel(s) van de tegenover dan wel terzijde van de reclame(s) aanwezige (boven)woningen, niet meer mag bedragen dan 2,5 lux en/of kan worden bepaald dat tussen 23.00 uur en 07.00 uur de lampen in deze reclame uitgeschakeld dienen te zijn.

Artikel 4

  • 1.

    In het algemeen mogen reclames aan gevels niet hoger worden aangebracht dan de benedenkant van de raamdorpels van de eerste verdieping. In incidentele gevallen kan van deze algemene regel worden afgeweken indien het gaat om panden waarin op meerdere verdiepingen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, opslag van goederen uitgesloten.

  • 2.

    Uit het gevelvlak stekende reclame-objecten dienen als regel niet hoger te worden aangebracht dan de scheiding van de begane grond en de eerste verdieping.

Artikel 5

  • 1.

    Op en langs de Randweg zal het aantal aan te brengen reclame-objecten gebundeld worden, waarbij onderscheid wordt gemaakt in weggebonden bedrijven, bedrijvenpark-promotie en sponsorreclame.

  • 2.

    Weggebonden bedrijven zijn die bedrijven die voor het voortbestaan afhankelijk zijn van de weg. Onder die categorie kunnen worden gerangschikt wegrestaurants, hotels/motels en benzinestations. Het plaatsen van een reclame-object op eigen terrein c.q. op het gebouw behoort dan tot de mogelijkheden. De hoogte ervan is afhankelijk van de afmeting, de schaal, de structuur en de aard van het gebouw, alsmede van het reclame-object op zich en in zijn omgeving.

  • 3.

    Bij bedrijventerrein-promotie is het plaatsen van één grootschalig reclame-object toegestaan met een hoogte tussen de 15.00 en 25.00 meter. In dat geval gaat het dan wel om de vermelding van bedrijven die ook daadwerkelijk op dat bedrijventerrein gevestigd zijn.

  • 4.

    Bij sponsorreclame is er sprake van het plaatsen van één reclame-object met een hoogte van maximaal 15.00 meter en waarvan de opbrengst mede strekt ten behoeve van sociale en maatschappelijke activiteiten.

  • 5.

    Het totaal aantal te plaatsen reclame-objecten langs de Randweg mag niet meer bedragen dan het aantal dat op aangehechte en tot deze richtlijnen behorende tekening is aangegeven.

  • 6.

    De reclame-objecten die in vorengenoemd kader nabij kruisingen van wegen worden geplaatst, moeten minimaal 50.00 meter vanuit het hart van die kruising worden geplaatst.

Artikel 6

Reclames die op enigerlei wijze mechanisch worden bewogen, zullen mede beoordeeld worden aan de hand van hun bewegende elementen, vormgeving, kleur en verlichting in verband met de omgeving.

Vastgesteld bij besluit van 18 februari 2003.