Regeling vervallen per 29-03-2012

Reïntegratieverordening

Geldend van 30-09-2004 t/m 28-03-2012

Intitulé

Reïntegratieverordening

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

  • b.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

  • c.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • d.

    Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wwb, de IOAW of de IOAZ.

  • e.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI).

  • f.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

  • g.

    Nugger: de persoon die als werkzoekende is geregistreerd bij de CWI en die geen uitkeringsgerechtigde is.

  • h.

    Voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze verordening.

  • i.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar.

  • j.

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar.

  • k.

    Arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet.

  • l.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk.

  • m.

    Gesubsidieerde arbeid: werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat tussen de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht.

  • n.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

PARAGRAAF 2 BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • Lid

    1 Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden, alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, 1e lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • Lid

    2 Bij de keuze voor de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • Lid

    3 Het college draagt zorg voor voldoende aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsplan

  • Lid

    1 De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • Lid

    2 Dit plan omvat in elk geval:

    • -

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • -

      de wijze waarop de aanbesteding wordt vorm gegeven;

    • -

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • -

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • Lid

    3 Het college zendt éénmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vorm gegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

  • Lid

    4 Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid, alsmede het verslag als bedoeld in het derde lid bevat het oordeel van de cliëntenraad.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • Lid

    1 Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • Lid

    2 Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3, lid 1 genoemde beleidsplan.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • Lid

    1 Een uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • Lid

    2 De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Wet SUWI), alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • Lid

    3 Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • Lid

    4 Indien de persoon, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van die voorziening danwel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • Lid

    1 Elke uitkeringsgerechtigde van 23 jaar of ouder krijgt zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 12 maanden na de dag waarop het recht op de uitkering is ontstaan, zoals bedoeld in artikel 44 lid 1 van de wet, een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • Lid

    2 Een uitkeringsgerechtigde jonger dan 23 jaar krijgt zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 6 maanden na de dag waarop het recht op de uitkering is ontstaan, zoals bedoeld in artikel 44, lid 1 van de wet, een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • Lid

    3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

PARAGRAAF 3 VOORZIENINGEN

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • Lid

    1 In het beleidsplan, als bedoeld in artikel 3, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • Lid

    2 Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, aan de voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • Lid

    3 Om voor de hieronder omschreven en opgesomde ondersteuning en voorziening in aanmerking te komen, dient de persoon te behoren tot de in artikel 2 lid 1 van deze verordening opgenomen en beschreven doelgroepen en als werkloos werkzoekende geregistreerd te zijn bij de CWI.

  • Lid

    4 Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 15 nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      De voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden.

    • b.

      De weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen.

    • c.

      De intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling.

    • d.

      De aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies.

    • e.

      De betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten.

    • f.

      Het vragen van een eigen bijdrage.

    • g.

      Overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • Lid

    5 Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5, lid 2 van deze verordening niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

PARAGRAAF 4 INSTRUMENTEN VOOR REÏNTEGRATIE

Artikel 8 Loon boven uitkering

  • Lid

    1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een tijdelijk dienstverband aanbieden in plaats van een uitkering.

  • Lid

    2 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 9 Gesubsidieerde arbeid

  • Lid

    1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als bedoeld in artikel 2 lid 1 ter bevordering van de arbeidsinschakeling gesubsidieerde arbeid aanbieden.

  • Lid

    2 Het college kan hiervoor een subsidie verstrekken aan werkgevers die met personen als bedoeld in artikel 2, lid 1 een arbeidsovereenkomst sluiten om hen in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen.

  • Lid

    3 De bemiddeling voor en de realisering van de werkervaringsplaatsen als bedoeld in lid 2 wordt in opdracht van het college verricht door een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert.

  • Lid

    4 Voor de bemiddeling en realisering van gesubsidieerde arbeid sluit het college een samenwerkingsovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst af.

  • Lid

    5 Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie. Het college kan hiervoor aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

  • Lid

    6 Het college stelt voorafgaand aan elk kalenderjaar de taakstelling voor de uitvoering vast.

  • Lid

    7 De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de subsidieverstrekking als bedoeld in lid 2, staan beschreven in de notitie Beleid gesubsidieerde arbeid.

  • Lid

    8 Het college zorgt bij de opdrachtverlening tot het realiseren van werkervaringsplaatsen ervoor dat verdringing van reguliere arbeid en concurrentieverstoring worden tegen gegaan.

  • Lid

    9 Het verstrekken van de loonkostensubsidie voldoet aan de Europese wet- en regelgeving hieromtrent, en geschiedt op basis van de bij het beleidsplan reïntegratie en voorzieningen als bijlage I opgenomen beleidsaanbeveling Loonkostensubsidie en Europese regelgeving en de toelichting daarop.

Artikel 10 Weigeren loonkostensubsidie

De subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 9 kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, worden geweigerd indien:

  • a.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

  • b.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • c.

    de werkgever voor de arbeidskosten van de werknemer een andere subsidie ontvangt.

Artikel 11 Vrijwilligerswerk

  • Lid

    1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden vrijwilligerswerk aanbieden.

  • Lid

    2 Hieronder wordt verstaan: onbetaalde, onverplichte activiteiten voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week bij een non-profit organisatie als gevolg waarvan de reïntegratie van de deelnemer wordt bevorderd en gericht is op (gesubsidieerde) arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Het is een middel voor het opdoen of behouden van werkritme.

  • Lid

    3 Voor het verrichten van vrijwilligerswerk kan het college een onkostenvergoeding verstrekken tot het wettelijk maximum per jaar.

Artikel 12 Sociale activering

  • Lid

    1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • Lid

    2 Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of het deelnemen aan activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 13 Scholing

  • Lid

    1 Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • Lid

    2 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 14 Zorg en hulpverlening

  • Lid

    1 Het college geeft aan hoe een verantwoorde combinatie van werk en zorg op individueel niveau mogelijk is.

  • Lid

    2 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

PARAGRAAF 5 INKOMSTENVRIJLATING, PREMIES EN TERUGVORDERING

Artikel 15 Inkomensvrijlating

  • Lid

    1 Het college kan besluiten tot vrijlating van inkomsten uit arbeid tot 25% van die inkomsten tot het wettelijk vastgestelde maximum per maand, gedurende ten hoogste een periode van zes aaneengesloten maanden.

  • Lid

    2 Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden waaronder zij oordeelt dat het werk bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de cliënt.

Artikel 16 Premies

  • Lid

    1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden, die deelnemen aan een arbeidsmarktgericht reïntegratietraject, een activeringspremie verstrekken tot het wettelijk vastgestelde maximum.

  • Lid

    2 Het college stelt nadere regels vast over het gebruik en de hoogte van de hier bedoelde premie.

Artikel 17 Overige vergoedingen

  • Lid

    1 Het college kan aan een deelnemer van een arbeidsmarktgerichte reïntegratieactiviteit een bijdrage verstrekken in de directe kosten die hiervoor moeten worden gemaakt.

  • Lid

    2 Het college stelt nadere regels vast over het toekennen van de in lid 1 bedoelde vergoedingen.

Artikel 18 Terugvordering en verlaging

  • Lid

    1 Als een persoon die deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen, als bedoeld in artikel 5 niet nakomt of niet is nagekomen, kan het college de door hem in het kader van die voorziening ten behoeve van deze persoon gemaakt kosten terugvorderen.

  • Lid

    2 Als een bijstandsgerechtigde zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 niet is nagekomen of niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wwb.

  • Lid

    3 Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW of de IOAZ zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW en de IOAZ.

PARAGRAAF 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 30 september 2004.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Reïntegratieverordening.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Alkmaar op 27 september 2004.
Bekend gemaakt in het gemeenteblad op 29 september 2004.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 29 september 2004.

Algemene toelichting

Per 1 januari 2004 treedt de Wet werk en bijstand (Wwb) in werking. Deze wet vervangt de Algemene bijstandswet (Abw), de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW), de Wet financiering Abw, IOAW en IOA (WFA) en het Besluit in- en doorstroombanen (ID-besluit). De Wwb stelt meer nog dan de Abw de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan door middel van arbeid. Pas als mensen niet in staat blijken te zijn in het eigen bestaan te voorzien, hebben zij aanspraak op ondersteuning door de gemeente. De gemeente krijgt daartoe de volledige verantwoordelijkheid, de middelen en ruimte voor het voeren van een actief reïntegratiebeleid. Voorwaarde is dat de gemeente voor de uitvoering van haar reïntegratietaak regels stelt bij verordening.

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen worden niet ingetrokken. De artikelen uit de Wwb die zien op reïntegratie zijn geïntegreerd in deze regelingen.

Ook hiervoor geldt dat een verordening opgesteld dient te worden. De onderhavige verordening is ook hiervoor van toepassing.

Voor wat betreft de vormgeving van de verordening kan worden gekozen tussen twee extremen: een procedurele en een uitgebreide verordening. Gekozen is voor een procedurele verordening, waarin is vastgelegd op welke wijze het beleid bepaald wordt, hoe de verhouding tussen raad en college is, alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt. De verdere beleidsuitgangspunten en –prioritering zijn vastgelegd in het bij de verordening behorende beleidsplan, dat jaarlijks door de gemeenteraad moet worden vastgesteld.

De Wwb geeft de gemeenteraad ook de opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening: afstemming en cliëntenparticipatie.

Afstemmingsverordening: hierin wordt het samenstel van de rechten en de plichten van de cliënt geregeld. De reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met reïntegratie. Dit pleit ervoor om de verordeningen te scheiden, maar wel om duidelijke verwijzingen aan te brengen.

Verordening cliëntenparticipatie: in de reïntegratieverordening is opgenomen dat bij de vaststelling van het beleidsplan de lokale cliëntenraad dient te worden betrokken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden een aantal begrippen omschreven, die meer dan eens voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Onder college en raad worden verstaan de betreffende organen van de gemeente Alkmaar. Hiermee wordt ook tot uitdrukking gebracht dat de verordening alleen op de gemeente Alkmaar van toepassing is.

Doel van het beleid is daar waar mogelijk mensen die tot de doelgroep behoren te helpen regulier werk te vinden en daar waar dat (nog) niet kan alles in het werk te stellen om belemmeringen weg te nemen, problemen op te lossen, uitstroomkansen te vergroten en (ondertussen) sociaal isolement te voorkomen. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van voorzieningen voor cliënten die niet op eigen kracht aan de slag komen.

Cliënten hebben aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij reïntegratie. Het is aan de gemeente te beoordelen op welke wijze de ondersteuning wordt ingezet. Voor elk onderdeel geldt dat het college nadere regels stelt omtrent de uitvoering hiervan.

Onder arbeidsinschakeling wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een daarop gerichte voorziening, die door de gemeente wordt aangeboden. Met deze beperking wordt aangegeven dat gesubsidieerde arbeid, als voorziening in het kader van de wet, weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid is, maar in principe geen einddoel kan zijn.

Algemene grenzen van wat algemeen geaccepteerde arbeid is, zijn niet primair terug te vinden in de Wwb, maar wel in aanverwante wet- en regelgeving, zoals de arbeidswetgeving. Illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum vallen niet onder algemeen geaccepteerde arbeid. Bij gewetensbezwaren ligt het meer gecompliceerd. Over het algemeen zal gelden dat aan dergelijke strikt persoonlijke omstandigheden slechts betekenis zal worden gehecht voor zover deze zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk.

Gesubsidieerde arbeid is arbeid waarbij de werknemer in dienst komt van de opdrachtnemer danwel een gesubsidieerde arbeidspool. Het doel van het opdoen van gesubsidieerde werkervaring is uitstroom naar regulier werk.

Artikel 2 Opdracht college

De werkzaamheden in het kader van de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, met uitzondering van gesubsidieerde arbeid, worden in opdracht van het college in beginsel uitgevoerd door een of meer externe opdrachtnemers. Voor gesubsidieerd werk geldt dat er tot en met 2006 geen sprake is van een verplichting tot uitbesteding aan private partijen. Met deze plicht tot uitbesteding aan private, niet aan gemeenten gelieerde partijen wil de wetgever bereiken dat er een vrije reïntegratiemarkt ontstaat. Ingevolge de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen zal de gemeente gebruik moeten maken van transparante en toetsbare aanbestedingsprocedures, waarbij meerdere offertes worden gevraagd op basis van vooraf vastgestelde criteria.

Artikel 3 Beleidsplan

De Wwb vraagt aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor de systematiek van een procedurele verordening. Deze bevat de wettelijke bepalingen en procedures, maar geen invulling van het beleid. Het beleid is vastgelegd in het bij de verordening behorende beleidsplan. Het voordeel van een procedureel ingerichte verordening is flexibiliteit: het beleid kan verder ontwikkeld en/of bijgesteld worden zonder dat de verordening aangepast moet worden. Het beleidsplan zal jaarlijks door de gemeenteraad moeten worden vastgesteld.

In het tweede lid is genoemd welke onderwerpen in ieder geval in het beleidsplan verder uitgewerkt zijn. Het is geen limitatieve opsomming.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De Wwb geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt.

Deze verslagen dienen vergezeld te worden door een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden.

In het vierde lid is geregeld dat nadrukkelijk de cliëntenraad wordt betrokken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid. Hier is ook een relatie gelegd met de verordening cliëntenparticipatie.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

Naast de verantwoordelijkheid van gemeenten om voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan te bieden, is in het wetsvoorstel een aanspraak van de betrokkene opgenomen op ondersteuning door de gemeente bij reïntegratie. Het gaat daarbij niet om een recht op een specifieke voorziening, maar om het recht om door de gemeente geholpen te worden bij reïntegratie.

Een dergelijke aanspraak stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene voor zijn reïntegratie en kan ertoe bijdragen dat gemeenten niet ten onrechte personen negeren of over het hoofd zien bij het aanbieden van voorzieningen. Het is aan de gemeente om te beoordelen op welke wijze het verzoek van de betrokkene wordt gehonoreerd. De gemeente bepaalt allereerst, mede op basis van het reïntegratieadvies van de CWI, of een ondersteuning richting arbeidsinschakeling noodzakelijk is. Vervolgens moet de gemeente bepalen uit welke elementen deze ondersteuning bestaat. Het uiteindelijke aanbod zal moeten passen binnen wat de gemeente, mede gelet op de beschikbare financiële kaders, in een verordening heeft opgenomen over haar reïntegratiebeleid.

Van belang bij de uiteindelijke keuze van een traject is een actieve opstellen van de cliënt in de contacten met de casemanager en met het reïntegratiebedrijf. Cliënten die hun eigen traject mee kunnen samenstellen, zijn meestal gemotiveerd. Inspelen op de persoonlijke voorkeur en persoonlijke aandacht zijn belangrijke succesfactoren voor een geslaagde reïntegratie. De ideeën en voorstellen van de cliënt worden hierbij beoordeeld op hun bijdrage aan het vergroten van het arbeidsperspectief en aan het realiseren van de doelstelling van een (op termijn) duurzame plaatsing in een reguliere baan. De aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij reïntegratie geldt ook voor personen aan wie de gemeente tijdelijk een ontheffing heeft verleend. Het kan immers voorkomen dat de betrokkene van mening is, dat de situatie is veranderd en dat toeleiding naar de arbeidsmarkt weer aan de orde is.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten op de belanghebbende worden verhaald, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden, is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen. Deze zijn verder uitgewerkt in het beleidsplan.

Artikel 6 Sluitende aanpak

In de Wwb is de sluitende aanpak niet meer expliciet geregeld. Echter om langdurige werkloosheid te voorkomen onder mensen die er niet in slagen op eigen kracht een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren, is de zogeheten sluitende aanpak ontstaan. Deze in Europees verband afgesproken aanpak houdt in dat voor iedere cliënt een aanbod voor werk, scholing of sociale activering wordt gedaan. De zorg voor bijstandsgerechtigden vormt een integraal onderdeel van de gemeentelijke zorgplicht.

Het gaat hier om de aanpak, waarbij er voor een werkloze die zich als werkzoekende inschrijft bij de CWI wordt beoordeeld of hij binnen zes maanden een baan kan vinden zonder extra bemiddeling. Wordt dat niet verwacht, dan komt de werkzoekende in aanmerking voor extra bemiddeling naar regulier werk of wordt er mogelijk gezocht naar niet-regulier werk, als dat tenminste tot de mogelijkheden behoort. Ingeval betrokkene valt onder de doelgroep als genoemd in artikel 2, lid 1 doet het college een aanbod voor een voorziening voor zover het college dit noodzakelijk acht.

Extra bemiddeling betekent dat de werkzoekende een bemiddelingstraject doorloopt, waarmee hij aan activiteiten deelneemt om hem naar werk te begeleiden.

Het college streeft er naar de sluitende aanpak als hiervoor genoemd als zodanig uit te voeren voor zover de beschikbare middelen daarvoor toereikend zijn.

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

Het eerste lid van dit artikel strekt in de lijn van het systeem van deze verordening ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Dit lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het derde lid behoeft geen nadere toelichting.

Het vierde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten.

Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de Wwb.

Het vijfde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïnte-gratieverordening van toepassing is.

Artikel 8

Wordt nader uitgewerkt in het beleidsplan.

Artikel 9

Gesubsidieerde arbeid kan als één van de voorzieningen worden ingezet om de arbeidsinschakeling te bevorderen. In de Wwb zijn geen specifieke eisen opgenomen voor gesubsidieerde arbeid. Ondanks het vervallen van de landelijke regelgeving op dit punt blijft de Europese regelgeving gelden. Op grond van de EU-regelgeving worden overheidssubsidies onder bepaalde omstandigheden aangemerkt als staatssteun.

In de als bijlage I. bij het beleidsplan reïntegratie en voorzieningen opgenomen beleidsaanbeveling, opgesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is aangegeven in welke situaties loonkostensubsidie buiten de Europese regelgeving vallen. Daarnaast wordt vermeld waarop gelet moet worden wanneer loonkostensubsidie wel als staatssteun moet worden aangemerkt. De beleidsaanbeveling is vooral bedoeld om de administratieve last te beperken.

Wanneer:

  • a.

    deze beleidsaanbeveling wordt geïncorporeerd in de reïntegratieverordening;

  • b.

    voldaan wordt aan de in de beleidsaanbeveling gestelde voorwaarden en

  • c.

    in de reïntegratieverordening expliciet wordt verwezen naar deze beleidsaanbeveling dan behoeft de reïntegratieverordening niet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie en hoeft geen samenvatting van de regeling aan de Commissie worden gezonden. De beleidsaanbeveling is zowel van toepassing op het verstrekken van loonkostensubsidie als op de financiering van detacheringsbanen.

Artikel 10 Weigeren loonkostensubsidie

De Awb kent een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Artikel 4:35 lid 1 Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, danwel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

In aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat artikel 7 nog drie gronden om de subsidie te weigeren. De eerste twee gronden verwijzen naar het gemeentelijk beleid inzake de bevordering van arbeidsinschakeling. De derde weigeringsgrond is het gevolg van het uitgangspunt dat cumulatie van subsidies moet worden voorkomen.

Artikelen 11 en 12

Worden nader uitgewerkt in het beleidsplan.

Artikel 13 Scholing

Uitgangspunt is de kortste weg naar uitstroom naar regulier algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder ook gesubsidieerde arbeid. Als het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet lukt, komt pas scholing aan de orde. Bij de beoordeling van scholing staat arbeidsrelevantie voorop.

Artikelen 14 tot en met 17

Worden nader uitgewerkt in het beleidsplan.

Artikel 18 Terugvordering

In de reïntegratieverordening zijn aparte bepalingen opgenomen over terugvordering. Met de Handhavingsverordening Wwb is alleen de terugvordering van teveel of onterecht betaalde bijstandsinkomsten geregeld. Op basis van dit artikel is het ook mogelijk om van leden van de doelgroep kosten, gemaakt voor reïntegratie, terug te vorderen.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 20 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

Dit artikel behoeft geen andere toelichting.

Artikel 21 Inwerkingtreding

In het kader van de gefaseerde invoering van de Wwb hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen. De aanspraak van artikel 10 Wwb kan pas ‘te gelde’ worden gemaakt als de verordening is ingegaan.

Van belang is hierbij ook de Tijdelijke referendumwet. Er wordt vanuit gegaan dat de Reïntegratieverordening een op grond van artikel 8 eerste lid onder a TRW (Tijdelijke referendumwet) referendabel besluit is. Op grond van artikel 22, lid 2 TRW kan de inwerkingtreding van de Reïntegratieverordening niet worden vastgesteld op een datum eerder dan zes weken na bekendmaking.

Tenslotte is in het Invoeringsbesluit Wwb bepaald dat de Reïntegratieverordening en de Afstemmingsverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan.