Regeling vervallen per 13-01-2012

Reglement van orde voor de raadsvergaderingen

Geldend van 01-12-2005 t/m 12-01-2012

Intitulé

Reglement van orde voor de raadsvergaderingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een door een lid van de raad ingediend voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewetof dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    De raad benoemt uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3.

    De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid en indien een agendapunt behandeld wordt dat tot de portefeuille van de voorzitter behoort.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervangend griffier.

  • 3.

    De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3.

    Elke fractievoorzitter wijst een lid van zijn fractie aan, die hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 4.

    Elke fractie heeft één stem in het presidium.

  • 5.

    Het presidium stelt jaarlijks in de maand oktober een vergaderschema vast voor de raadsvergaderingen, de vergaderingen voor de raadscommissies, voor de thema- en wijkbijeenkomsten en voor de agendacommissie.

Artikel 5 Bestuurlijke kalender

  • 1.

    De gemeenteraad hanteert met het oog op het versterken van haar kaderstellende rol en het effectief en evenwichtig samenstellen van de agenda’s van de raads- en commissievergaderingen een bestuurlijke kalender.

  • 2.

    De bestuurlijke kalender bevat een overzicht van politiek-bestuurlijk relevante onderwerpen in tijd uitgezet naar behandeling in raadscommissie c.q. gemeenteraad.

  • 3.

    De agendacommissie is verantwoordelijk voor het opstellen en actueel houden van de bestuurlijke kalender. Alle leden van de agendacommissie dienen actief bij te dragen aan de kwaliteit van de bestuurlijke kalender.

  • 4.

    Naast de agendacommissie kunnen individuele raadsleden onderwerpen via de agendacommissie toevoegen aan de bestuurlijke kalender.

  • 5.

    De gemeenteraadsleden ontvangen na elke aanpassing een nieuwe versie van de bestuurlijke kalender.

Artikel 5A De agendacommissie

  • 1.

    De raad heeft een agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de voorzitters c.q. plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies, de griffier en de commissiegriffiers van de raadscommissies.

  • 3.

    De voorzitter van de raad is voorzitter van de agendacommissie.

  • 4.

    De agendacommissie neemt alléén besluiten als er minimaal drie voorzitters c.q. plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies aanwezig zijn.

  • 5.

    De agendacommissie vergadert volgens het vergaderschema zoals bedoeld in artikel 4 lid 5.

  • 6.

    Buiten het vergaderschema vergadert de agendacommissie indien de voorzitter daarom verzoekt danwel indien twee voorzitters c.q. plaatsvervangend voorzitters van de raadscommissies daarom verzoeken.

  • 7.

    De agendacommissie dient bij de agendering en prioritering van onderwerpen op de bestuurlijke kalender uit te gaan van de politieke actualiteit, de politieke verhoudingen binnen de raad en de realiseerbaarheid voor het college.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden van de raad en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven mondeling verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In dit verslag wordt voor zover van toepassing ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin naar verwachting over diens toelating wordt beslist. Nadat over diens toelating is besloten legt het lid van de raad de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af.

Artikel 7 Samenstelling fracties en ontstaan nieuwe fracties

  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde lijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Van veranderingen die nadien in de samenstelling van een fractie optreden, doet deze fractie mededeling aan de voorzitter.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel eenmaal per 4 weken plaats op maandag, vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in het stadhuis.

  • 2.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

  • 3.

    De raad vergadert voorts indien de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste een vijfde van het aantal leden daarom schriftelijk, met opgave van redenen, verzoekt.

Artikel 9 Agenda

  • 1.

    De voorzitter zendt tenminste 14 dagen vóór een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Deze schriftelijke oproep bevat ook een lijst van door de raad en het college aangemelde voorlopige agendapunten.

  • 2.

    De agendacommissie stelt de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 3.

    Indien de agendacommissie besluit door het college aangemelde agendapunten niet op te voeren, meldt de voorzitter van de raad dit zo spoedig mogelijk aan het college.

  • 4.

    De voorlopige agenda met de bijbehorende stukken wordt tenminste 7 dagen vóór de raadsvergadering verzonden.

  • 5.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 6.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 7.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 10 De wethouder

De voorzitter kan namens de raad een of meer leden van het college uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en deel te nemen aan de beraadslagingen over een of meer in de uitnodiging vermelde agendapunten. De wethouder geeft zoveel als mogelijk gevolg aan de uitnodiging.

Artikel 11 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorlopige agenda voor een ieder op het stadskantoor en in dienstencentrum De Mare ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 11. Indien na het verzenden van de voorlopige agenda stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Het origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadhuis gebracht. Onder stadhuis wordt mede verstaan het Huis van Zessen.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewetgeheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 13 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 14 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 15 Opening vergadering

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de Gemeentewet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 16 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrechtkan of kon worden ingediend;

    • d.

      over stukken van de lijst van ingekomen stukken.  De voorzitter ontneemt de spreker het woord, indien de spreker zich niet houdt aan de bovenstaande regels.

  •  3.

    Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste 6 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal 5 minuten het woord. Voor het spreekrecht is per vergadering maximaal 30 minuten beschikbaar. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan 6 sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

Artikel 17 Notulen

  • 1.

    De ontwerp-notulen van de voorgaande vergadering worden aan de leden van de raad toegezonden, zo mogelijk gelijktijdig met de voorlopige agenda. De ontwerp-notulen worden gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden van de raad, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot aanpassing van de notulen aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden van de raad, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een woordelijk verslag van het gesprokene met vermelding van de personen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij elke hoofdelijke stemming van de namen van de leden van de raad die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden van de raad die zich overeenkomstig de voorschriften van de Gemeentewet van stemming hebben onthouden. Indien alle leden van een fractie bij een stemming op dezelfde wijze hebben gestemd, wordt volstaan met het vermelden van de naam van de fractie; bij stemming bij handopsteken wordt volstaan met het aantal voor- en tegenstemmers, alsmede het aantal personen dat zich van stemming onthouden heeft;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 23 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De notulen wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde notulen wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 18 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt samen met de voorlopige agenda aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Indien nodig wordt een tussentijdse lijst met ingekomen stukken opgesteld, die tussentijds aan de leden van de raad wordt toegezonden en ter inzage gelegd. In het geval een raadslid bij de tussentijdse toegezonden lijst een andere afhandelingswijze wenst, geeft hij dit uiterlijk twee weken voor de eerstvolgende raadsvergadering door aan de griffier. De griffier draagt er vervolgens zorg voor dat de betreffende ingekomen brief wordt opgenomen in de lijst met ingekomen stukken voor de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 3.

    Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 19 Spreekregels

  • 1.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

  • 3.

    Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 4.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

  • 5.

    Technische en feitelijke vragen worden buiten de commissievergadering gesteld aan de portefeuillehouder.

Artikel 20 Spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een fractie mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid van de raad dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een fractie over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde of een interruptie.

Artikel 21 Spreektijd

Bij raadsvergaderingen wordt een spreektijdenregeling toegepast.

De spreektijdenregeling is als volgt:

een 1-mansfractie: 8 minuten;

een 2-mansfractie: 9 minuten;

een 3-mansfractie: 10 minuten;

een 4-mansfractie: 11 minuten;

een 5-mansfractie: 12 minuten;

voor elk volgend fractielid wordt de spreektijd met 40 seconden verhoogd.

Het college van B&W: 40 minuten.

Artikel 22 Handhaving orde

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a

      . de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van de raad hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 23 Beraadslaging

  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen om over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden van de raad de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 25 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid van de raad het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 26 Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele (sub-) amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden van de raad kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden van de raad stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling. Tenzij een lid van de raad vraagt om een hoofdelijke stemming, geschiedt de stemming bij handopsteken.

  • 4.

    De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid van de raad dat daartoe bij loting wordt aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid van de raad dat zich niet op grond van artikel 28 van de Gemeentewetvan deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden van de raad brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid van de raad zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid van de raad zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 9.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 10.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge lid 9 opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

  • 11.

    Een lid van de raad of de voorzitter kan de leden van de raad een voorstel doen nog niet behandelde agendapunten in verband met de tijd door te schuiven naar een volgende vergadering. In geval de stemmen staken over dit voorstel, beslist de voorzitter.

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 29 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 2 leden van de raad tot stembureau. Dit wordt door loting bepaald.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid van de raad dat zich niet ex. art. 28 van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden van de raad dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewetworden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden van de raad die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Daaronder wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 30 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 31 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden van de raad

Artikel 32 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen over een aanhangig voorstel amendementen indienen. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid van de raad dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid van de raad is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 33 Moties

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van een motie is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de voorlopige agenda hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36 Voorstellen vanuit het college, het presidium en door de raad ingestelde werkgroepen

  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college, het presidium of een door de raad ingestelde werkgroep aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college, het presidium of een door de raad ingestelde werkgroep moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5.

    De vragen en antwoorden worden zo spoedig mogelijk aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 38 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39 Vragenuur

  • 1.

    In iedere raadsvergadering vindt na het spreekrecht burgers, een vragenuur plaats, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp tenminste 6 uur voor aanvang van de raadsvergadering aan de griffier.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de overige leden van de raad, en voor het college.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden géén interrupties toegelaten.

Artikel 40 Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewetverlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2.

    Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener toegezonden aan de raad.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 41 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewetgeschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 42 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewetgeschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 43 Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder of de burgemeester of een ander persoon, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 40, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 44 Algemeen

  • 1.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt met inachtneming van artikel 24 van de Gemeentewet. Dit verzoek wordt in het openbaar behandeld.

  • 2.

    De raad beslist vervolgens in het openbaar of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 45 Notulen

  • 1.

    Van een vergadering met gesloten deuren worden afzonderlijk de notulen opgemaakt, die niet openbaar worden gemaakt tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden van de raad ter inzage. Indien een ander inzage wil hebben in deze notulen beslist de raad over een dergelijk verzoek.

  • 3.

    Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 46 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewetof omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 47 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewetvoornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 48 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 49 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 50 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 51 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 52 In werking treden en citeertitel

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin zij is vastgesteld, onder gelijktijdige intrekking van het reglement van orde voor de raadsvergaderingen, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 maart 2002, nr. 55, gewijzigd bij raadsbesluit op 25 april 2002, nr. 6 en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit op 15 december 2003, nr. 112.

  • 2.

    Dit reglement wordt aangehaald als 'Reglement van orde voor de raadsvergaderingen'.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2005.
Gewijzigd bij raadsbesluit van 4 oktober 2007, 24 april 2008 en 5 maart 2009.
Het bij raadsbesluit van 5 maart 2009 gewijzigde artikel 39, lid 2 treedt in werking één dag na bekendmaking in het Alkmaars Nieuwsblad.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 11 maart 2009.