Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de milieudienst Gemeenschappelijke regeling Milieudienst regio Alkmaar (MRA)

Geldend van 05-04-2002 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent de milieudienst Gemeenschappelijke regeling Milieudienst regio Alkmaar (MRA)

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De regeling verstaat onder:

  • a.

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling Milieudienst regio Alkmaar (MRA);

  • b.

    de milieudienst: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2;

  • c.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

  • d.

    de deelnemers: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

  • e.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 2 Rechtsvorm en bestuursorganen

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd "Milieudienst regio Alkmaar" (MRA). Het is gevestigd te Alkmaar.

  • 2.

    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:

    • a.

      het algemeen bestuur;

    • b.

      het dagelijks bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

Artikel 3 Doel

De milieudienst heeft tot doel:

  • 1.

    Het uitvoeren van milieutaken van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Samenwerken op het gebied van milieu door de deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk II Taken

Artikel 4 Taken

De milieudienst heeft tot taak:

  • 1.

    Het adviseren over en bijstaan van de gemeentebesturen bij de uitoefening van hun bevoegdheden in het kader van het milieu.

  • 2.

    Het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten op het gebied van milieu.

  • 3.

    Het bieden van een platform voor overleg over de beleidsontwikkelingen op het gebied van milieu.

Tot de taken van de milieudienst behoren niet de werkzaamheden die op grond van de Gemeenschappelijke regeling voor het Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland zijn opgedragen aan het Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland, te weten sanering (rail)verkeerslawaai op grond van artikel 6 f 1 van die regeling en coördineren van milieubeleid in SNK-verband op grond van artikel 6 f 2 van die regeling.

Artikel 5 Werkzaamheden

  • 1.

    De milieudienst verricht, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de zorg voor het milieu.

  • 2.

    De milieudienst verricht de volgende werkzaamheden:

    • a.

      technische en juridisch/administratieve werkzaamheden met betrekking tot:

      • milieu en bedrijven, waartoe tenminste gerekend worden:

        • *

          de uitvoering van de Wet milieubeheer:

          • -

            vergunningverlening en meldingen;

          • -

            periodieke controles;

          • -

            sanctionering;

          • -

            advisering ruimtelijke ordening;

          • -

            advisering bouw- en woningtoezicht;

        • *

          advisering inzake vestiging, verplaatsing en sanering van bedrijven;

        • *

          advisering met betrekking tot de uitvoering van milieuwetgeving;

      • geluid, waartoe tenminste gerekend worden:

        • *

          de uitvoering van de Wet geluidshinder:

          • -

            toetsing van en advisering over bouw-, bestemmings- en ontwikkelingsplannen;

          • -

            het opstellen van ontheffingsverzoeken;

          • -

            het uitvoeren van geluidmetingen en -berekeningen;

          • -

            advisering over mogelijkheden geluidoverlast te verminderen;

      • bodem, waartoe tenminste gerekend worden:

        • *

          toetsen van bodemonderzoeken op basis van de Wet bodembescherming, met inbegrip van meldingsprocedures;

        • *

          begeleiding van bodemsaneringen in eigen beheer en beoordelen van bodemsaneringen door derden;

        • *

          uitvoering Besluit opslaan in ondergrondse tanks;

        • *

          ondersteuning bij implementatie van het Bouwstoffenbesluit;

    • b.

      de beleidsformulering met betrekking tot de taakvelden milieu en bedrijven, geluid, bodem, afvalstoffen, energie, gemeentelijke interne milieuzorg, duurzaam bouwen, milieucommunicatie en natuur- en milieu-educatie.

    • c.

      werkzaamheden ten behoeve van gemeentelijke interne milieuzorg, energiecoördinatie, milieucommunicatie en natuur- en milieu-educatie.

    • d.

      Integratie van milieuzaken in de ambtelijke organisatie van de deelnemende gemeenten in de beleidsvelden ruimtelijke ordening, bouwen en wonen, verkeer en vervoer, openbare werken, economie en groenbeleid.

    • e.

      het in ontvangst nemen en de behandeling van klachten, die betrekking hebben op de taakvelden, als genoemd sub a.

    • f.

      management en ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden sub a, b, c, d en e.

  • 3.

    Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de in het tweede lid genoemde werkzaamheden worden door het algemeen bestuur en elk van de deelnemers schriftelijke werkafspraken gemaakt in de vorm van dienstverleningsovereenkomsten.

  • 4.

    In die overeenkomsten wordt de aard en de omvang van de dienstverlening met betrekking tot de uitvoering van milieutaken geregeld, alsook de rechten en de plichten van de contractpartners.

  • 5.

    In aanvulling op het bepaalde in het tweede lid kan de milieudienst op verzoek van (een) deelnemende gemeente(n) andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van milieu voor zover dit geen verstoring van de in het tweede lid genoemde werkzaamheden veroorzaakt.

  • 6.

    Indien één of meerdere deelnemende gemeenten een verzoek indienen voor het verrichten van andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van milieu, welke zou kunnen leiden tot een vertraging in de uitvoering van de in het tweede lid genoemde werkzaamheden, kan dit verzoek uitsluitend worden ingewilligd, indien deze werkzaamheden zijn vastgelegd in schriftelijke werkafspraken, als genoemd in het derde lid.

Artikel 6

De gemeenten zijn niet verplicht om alle in artikel 5 genoemde werkzaamheden door de milieudienst te laten uitvoeren. In de dienstverleningsovereenkomsten, zoals genoemd in artikel 5, lid 3 en 4 wordt vastgelegd welke werkzaamheden in welke omvang voor een gemeente worden uitgevoerd. Uitgangspunt hierbij is wel dat het grootste gedeelte van de in artikel 5 genoemde werkzaamheden wordt uitgevoerd door de milieudienst.

Artikel 7 Dienstverlening

  • 1.

    De milieudienst kan op verzoek van één of meerdere deelnemers en/of derden diensten verrichten. Dienstverlening aan derden is alleen mogelijk als het niet-commerciële organisaties betreft.

  • 2.

    Een besluit tot dienstverlening als bedoeld in lid 1 vermeldt tenminste de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden.

  • 3.

    Dienstverlening aan derden als bedoeld in lid 1 is mogelijk mits de werkzaamheden passen binnen de lopende activiteiten van de milieudienst en uitvoering niet ten koste gaat van de reguliere taakuitvoering voor de deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk III Samenstelling en werkwijze bestuur

Het algemeen bestuur

Artikel 8

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal deelnemers aan deze regeling.

  • 2.

    De raad van elke deelnemer wijst één lid van het college van burgemeester en wethouders aan als lid van het algemeen bestuur. Bij voorkeur is dit een persoon die met milieuzaken is belast.

  • 3.

    Voor alle in lid 2 genoemde leden worden door de raden uit de bedoelde colleges van burgemeester en wethouders tevens plaatsvervangende leden benoemd.

Artikel 9

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de zittingsperiode van de gemeenteraad. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 2.

    Hij die ophoudt burgemeester of wethouder te zijn van de gemeente, waarvan de raad hem als lid van het algemeen bestuur heeft aangewezen, houdt daarmee tevens op lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 3.

    Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen.

  • 4.

    De raad kan een door hem aangewezen lid ontslaan indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de raad die hen heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 6.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.

Artikel 10

  • 1.

    Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    De deuren worden gesloten wanneer één der aanwezige leden daarom verzoekt of wanneer de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6.

    Ten aanzien van het verhandelde in een besloten vergadering is artikel 23 van de wet van toepassing.

  • 7.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

    • b.

      het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

    • c.

      het wijzigen en beëindigen van de regeling.

Artikel 11

Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

Artikel 12

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad die dit lid heeft aangewezen de door één of meerdere leden van deze raad gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De raad van elke deelnemer regelt de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in lid 1 en het ter verantwoording roepen als bedoeld in lid 2 plaatsvindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemers de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 5.

    De wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in lid 4 plaatsvindt, wordt nader geregeld in het op grond van artikel 10, lid 1 vast te stellen reglement van orde.

Het dagelijks bestuur

Artikel 13

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, een vice-voorzitter en een lid.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde leden en de voorzitter worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

Artikel 14

  • 1.

    De in artikel 13, lid 2 bedoelde leden worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten. Zij treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen door ontslag, overlijden of om andere redenen, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen.

Artikel 15

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of één der leden gevoerde bestuur.

  • 3.

    Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in over de wijze waarop het dagelijks bestuur en elk van zijn leden de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien deze niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezitten. Artikel 50, lid 1 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3.

    In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien ten minste twee van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 5.

    Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 6.

    Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

De voorzitter

Artikel 17

  • 1.

    De persoon die uit het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar is aangewezen als lid van het algemeen bestuur, is voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen.

Hoofdstuk IV Bevoegdheden bestuursorganen

Artikel 18 Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1.

    Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 4 genoemde taken en bevoegdheden berusten bij het dagelijks bestuur alle bevoegdheden die niet krachtens deze regeling aan het algemeen bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2.

    Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot:

    • a.

      het vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • c.

      het vaststellen van de rekening;

    • d.

      het opstellen van voorwaarden voor toetreding;

    • e.

      het besluiten over toe- en uittreding van gemeenten;

    • f.

      het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling en opheffing;

    • g.

      het deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen en het (mede) oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • h.

      het aangaan van leningen.

Artikel 19

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan, naast commissies van advies, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    De instelling van commissies, de regeling van hun bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere nadere regels met betrekking toto het functioneren van commissies, geschieden overeenkomstig het gestelde in de artikelen 24 en 25 van de wet.

Artikel 20 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Naast de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter beraadslaging en beslissing moet worden gebracht;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeelsleden van de milieudienst;

  • d.

    het doen van investeringen of aangaan van geldleningen voor zover de financiële lasten door de begroting worden gedekt;

  • e.

    het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in erfpacht aannemen en uitgeven van roerende en onroerende zaken voor zover de financiële lasten zijn opgenomen in de begroting of beleidsplan;

  • f.

    het beheer van de activa en passiva van de dienst;

  • g.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • h.

    het voorstaan van de belangen van de milieudienst bij andere overheden en andere instellingen, diensten en personen waarmee contact voor de milieudienst van belang is;

  • i.

    het voeren van rechtsgedingen, het instellen van beroep en het maken van bezwaar.

Artikel 21 Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Alle stukken uitgaande van het algemeen en het dagelijks bestuur worden door de voorzitter ondertekend. Artikel 75, lid 2 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de milieudienst in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij de milieudienst betrokken is, oefent de vice-voorzitter van het dagelijks bestuur deze bevoegdheid uit.

  • 4.

    De voorzitter kan de vertegenwoordiging, als in het vorige lid bedoeld, opdragen aan een door hem schriftelijk aangewezen gemachtigde.

Hoofdstuk V Personeel en organisatie

Artikel 22 Secretaris

  • 1.

    De milieudienst heeft een secretaris. Bij de secretaris berust de leiding over het ambtelijk apparaat van de milieudienst.

  • 2.

    De secretaris wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

Artikel 23

  • 1.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    Alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 3.

    De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4.

    De secretaris is belast met de dagelijkse leiding van de milieudienst, waarvoor hij de verantwoording draagt.

  • 5.

    De secretaris is verantwoordelijk voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

Artikel 24 Rechtspositie

  • 1.

    Op het personeel van de milieudienst is de rechtspositieregeling Alkmaar van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De “Sociale leidraad MRA” is van toepassing.

Hoofdstuk VI Financiële bepalingen

Artikel 25 Financieel beheer

Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot:

  • a.

    de organisatie van de administratie en het kasbeheer;

  • b.

    de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding.

De artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26 Boekjaar

  • 1.

    Het boekjaar van de milieudienst is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december van het daaropvolgende jaar.

Artikel 27 Begroting

  • 1.

    De begroting van de milieudienst wordt uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerp-begroting op van baten en lasten en de investerings- en financieringsstaat voor het volgende boekjaar. Het dagelijks bestuur zendt deze zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemers.

  • 3.

    Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen alsmede de rekeningresultaten van het afgelopen jaar.

  • 4.

    De begroting wordt voorzien van een toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten en baten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten.

  • 5.

    De begroting gaat vergezeld van een beleidsplan dat op de in artikel 5 genoemde beleidsterreinen de hoofdlijnen van de gewenste ontwikkelingen aangeeft.

  • 6.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun commentaar omtrent de ontwerp-begroting aan het dagelijks bestuur geven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 7.

    Nadat deze is vastgesteld zendt het algemeen bestuur binnen twee weken de begroting aan de raden der deelnemende gemeenten. Gelijktijdig wordt de begroting toegezonden aan gedeputeerde staten.

  • 8.

    Aan de begroting wordt een meerjarenraming toegevoegd.

Artikel 28 Rekening

  • 1.

    Van de baten en lasten van de milieudienst wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, alsmede hetgeen het dagelijks bestuur verder voor zijn verantwoording noodzakelijk acht.

  • 2.

    De ontwerp-rekening wordt met de toelichting en het verslag, als bedoeld in lid 1, vóór 15 mei aan de raden van de deelnemers toegezonden.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen zes weken na toezending van de in het tweede lid bedoelde stukken, hun commentaar aan het dagelijks bestuur geven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de ontwerp-rekening, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde rekening en alle daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk aan gedeputeerde staten en aan de raden van de deelnemers.

  • 6.

    Uiterlijk 1 juli na afloop van het dienstjaar stelt het algemeen bestuur een jaarverslag vast van de door het bestuur van de dienst verrichte werkzaamheden. Dit jaarverslag wordt ter kennisneming toegezonden aan de raden van de deelnemers.

Artikel 29 Vervallen

Artikel 30 Kostenverdeling

  • 1.

    De aan de werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, tweede lid verbonden kosten worden voor zover deze niet door andere inkomsten worden gedekt, gedragen door de deelnemende gemeenten. De kostenverdeling vindt plaats op basis van het aantal uren dat door de individuele deelnemende gemeenten van de milieudienst wordt afgenomen en dat is vastgelegd in de schriftelijke afspraken, als bedoeld in artikel 5, derde lid.

  • 2.

    Voor de kostentoerekening wordt een gemiddeld uurtarief gehanteerd, waarin naast de directe uitvoeringskosten, tevens de overheadkosten zijn verdisconteerd.

  • 3.

    Door de milieudienst kunnen voorschotnota's worden ingediend bij de deelnemende gemeenten.

Artikel 31

  • 1.

    Mocht enig jaar een batig saldo opleveren, dan wordt dit saldo gerestitueerd op basis van de in lid 3 genoemde verdeelsleutel, tenzij gemeenten instemmen met een doelreservering van het batig saldo voor de milieudienst.

  • 2.

    Indien enig boekjaar een nadelig saldo oplevert, dan stelt het algemeen bestuur een plan vast dat gericht is op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo en bepaalt tevens of en zo ja, tot welk bedrag de deelnemende gemeenten zullen bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Een plan als hier bedoeld wordt eerst vastgesteld nadat de raden van de deelnemende gemeenten gedurende een termijn van tenminste twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld hierover hun mening te geven.

  • 3.

    Wanneer het algemeen bestuur overeenkomstig het gestelde in het tweede lid een besluit heeft genomen omtrent het bijdragen door de deelnemende gemeenten in het nadelig exploitatiesaldo, dan wordt dit door de deelnemende gemeenten gedragen in verhouding tot het aantal uren dat door de deelnemende gemeenten werd afgenomen van de milieudienst in het betreffende boekjaar en is vastgesteld in de schriftelijke afspraken, als bedoeld in artikel 5, derde lid.

Hoofdstuk VII Archief

Artikel 32

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de milieudienst overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Archiefwet 1995.

  • 2.

    De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van deze archiefbescheiden.

Hoofdstuk VIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 33 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden bij besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de toetredende gemeente, nadat het algemeen bestuur met deze toetreding heeft ingestemd.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

  • 3.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het door gedeputeerde staten goedgekeurde besluit tot toetreding is opgenomen in het provinciaal register als bedoeld in artikel 27, lid 2 van de wet.

Artikel 34 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uittreden uit de regeling door een daartoe strekkend besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • 2.

    Indien een deelnemer wil uittreden uit de regeling dient het gemeentebestuur dit voornemen voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan de uittreding, schriftelijk kenbaar te maken aan de overige deelnemers.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding.

  • 4.

    De uittreding vindt eerst plaats met ingang van 1 januari volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is goedgekeurd door gedeputeerde staten en is ingeschreven in het provinciaal register als bedoeld in artikel 27 van de wet.

Artikel 35 Wijziging

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd indien de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten hiertoe besluiten.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.

  • 3.

    Een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot wijziging door gedeputeerde staten is goedgekeurd en is ingeschreven in het provinciaal register als bedoeld in artikel 27, lid 2 van de wet.

Artikel 36 Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2.

    In geval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en voorziet tevens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

Hoofdstuk IX Geschillen

Artikel 37

  • 1.

    Indien op enigerlei wijze problemen zijn gerezen over de wijze van uitvoering van werkzaamheden door de milieudienst en deze problemen niet in onderling overleg tussen de milieudienst en de gemeente kunnen worden opgelost, zal er in elk geval bestuurlijk overleg plaatsvinden tussen de gemeente en de milieudienst alvorens artikel 37, lid 2 in werking treedt.

  • 2.

    Alle geschillen die overigens tussen partijen mochten ontstaan naar aanleiding van of in verband met de gemeenschappelijke regeling nadere overeenkomsten die daarvan het uitvloeisel zijn, zullen worden beslist door een commissie van drie onafhankelijke personen. De commissie zal door partijen in onderling overleg worden benoemd. Indien de partijen omtrent de benoeming geen overeenstemming bereiken zal de commissie worden samengesteld door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland. De wijze van behandeling van het geschil zal door de commissie worden geregeld. De commissie doet haar uitspraak in de vorm van een bindend advies, tenzij partijen eenparig anders verzoeken.

Hoofdstuk X Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 38

  • 1.

    Het gemeentebestuur van Alkmaar draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot wijziging, toe- en uittreding aan gedeputeerde staten.

  • 2.

    Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand nadat de regeling is goedgekeurd door gedeputeerde staten en is ingeschreven in het provinciaal register als bedoeld in artikel 27 van de wet.

  • 4.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "gemeenschappelijke regeling Milieudienst regio Alkmaar (MRA)".

Artikel 39

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur, zoveel mogelijk overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de Gemeentewet.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van 17 september 1998, nr. 7 door de gemeenteraad van Alkmaar.