Regeling vervallen per 01-04-2016

Algemene subsidieverordening Alkmaar

Geldend van 01-04-2016 t/m 31-03-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening Alkmaar

Raadsbesluit

Nr. 5

De raad van de gemeente Alkmaar;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2012-958;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gelet op het advies van de Algemene raadscommissie;

besluit:

de Algemene Subsidieverordening Alkmaar als volgt vast te stellen,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

De Algemene Subsidieverordening Alkmaar als volgt vast te stellen:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van Alkmaar;

  • b.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de subsidieaanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • c.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • d:

    egalisatiereserve: reserve zoals bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Voor de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      burgerrelaties

    • c.

      veiligheid;

    • d.

      bereikbaarheid;

    • e.

      economie en toerisme;

    • f

      onderwijs en jeugd;

    • g.

      cultuur, kunst en cultureel erfgoed;

    • h.

      sport;

    • i.

      zorg;

    • j

      werk, participatie en inkomen;

    • k.

      milieu en leefomgeving;

    • I.

      ruimtelijke ontwikkelingen en wonen.

  • 2.

    Het college kan per beleidsterrein nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren actviteiten en de doelgroepen worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidiës.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3.

    Het college kan daarnaast de verplichting opleggen dat:

    • -

      de subsidieontvanger een bijdrage levert aan het bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (bijv. leerwerkplekken, stageplaatsen, (werk)ervaringsplaatsen);

    • -

      de subsidieontvanger een bijdrage levert aan maatschappelijke participatie (bijv. van mensen met een beperking of arbeidsgehandicapten en maatschappelijke stage) samengewerkt wordt met andere instanties/instellingen/organisaties

    • -

      voor bepaalde zaken een verzekering wordt afgesloten

    • -

      de accommodatie waar de activiteiten plaatsvinden, bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor gehandicapten.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan jaariijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels - nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd (conform artikel 4:34 lid 1 Awb), wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG omSUBSIDIE

Artikei 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voidoende, zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1,

    Een aanvraag om jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft,

  • 2.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd.

  • 3.

    Het college kan in nadere regels andere termijnen stellen voor het nemen van een beslissing op een aanvraag om eenmalige subsidie.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringsgronden

Het college kan, onvenninderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, een aanvraag voor subsidie weigeren indien

  • 1.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • 2.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 3.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 4.

    de aanvrager ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 5.

    de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de gevraagde subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

  • 6.

    de subsidietoekenning niet past binnen het beleid van de gemeente Alkmaar;

  • 7.

    de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

  • 8.

    de activiteiten van de subsidieontvanger onvoldoende afgestemd zijn op die van relevante instellingen en te weinig samenwerking beoogd wordt met die instellingen;

  • 9.

    de activiteiten reeds hebben plaatsgevonden dan wel hiermee is aangevangen;

  • 10.

    de aanvrager niet alie benodigde vergunningen en ontheffingen te behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zai kunnen verkrijgen.

  • 11.

    de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat een aanvraag kan worden geweigerd of een verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Het college kan verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag piaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid onder b, 16 of 17 wordt gegeven, kan het college bevoorschotten tot maximaal 100% van het bij beschikking verleende subsidiebedrag.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 100.000, die verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan drie keer per jaar gevraagd.

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan. Deze verplichting geldt niet voor de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 15, eerste lid onder a.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, of ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de, aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden, niet of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog, waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot en met € 20.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 20.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 20.001 tot en met € 100.000

  • 1.

    Bij subsidies vanaf €20.001 tot en met € 100.000 , dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf € 100.001

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 100.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie tot en met € 250.000,-, uiterlijk op 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

    • c.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie vanaf 250.001,-, uiterlijk op 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 5 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring van getrouwheid en rechtmatigheid bij een subsidiebedrag van € 250.001 of hoger.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt bij een subsidie tot en met € 100.000,- binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Het college stelt bij een subsidie vanaf € 100.001,- binnen 5 maanden na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 3.

    Het college kan deze termiijn voor ten hoogste 13 weken verlengen.

  • 4.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 5.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid en 17, eerste lid, is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen blj de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 20. Vermogens en reserves

  • 1.

    Het college kan regels stellen over de vorming van reserves en voorzieningen, de maximale omvang en het maximum van de hieraan periodiek toe te voegen bedragen.

  • 2.

    De vergoeding ex artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht wordt alleen berekend over het liquide vermogen en bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiering heeft bijgedragen aan dat vermogen in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

Artikel 21. Toepasselijkheid paragraaf 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht

De bepalingen uit paragraaf 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op subsidies aan rechtspersonen die per boekjaar worden verstrekt.

Artikel 22. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 3, buiten toepassing laten of daarvan afwijken zover toepassing gelet op het belang van de subsidieaanvrager of -ontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Het van toepassing verklaren van het eerste lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Arti kel 23.Intrekking

De Kaderverordening subsidieverstrekking wordt ingetrokken.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking.

Artikei 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Alkmaar.

Ondertekening

Alkmaar, 29 november 2012
de raad voornoemd,
P.M. Bruinooge, voorzitter
drs. A.P.A. Koolen, griffier.