Regeling vervallen per 20-07-2016

Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015

Geldend van 01-05-2015 t/m 19-07-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015

Nr.

De raad van de gemeente Alkmaar;

gelet op het voorstel van de Stuurgroep Fusie, bijlage nr. 2014-1970

 gelet op het advies van de Raadscoördinatiecommissie Fusie;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Overwegende:

dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving.

besluit

de Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015 vast te stellen;

HOOFDSTUK 1: Begrippen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • c.

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van Alkmaar;

    • e.

      gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2. eerste lid van de wet;

    • f.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • g.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.

    • h.

      ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Alkmaar;

    • i.

      melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • j.

      ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, van de wet;

    • k.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Doelgroep verordening

  • 1.

    Deze verordening richt zich op personen

    • a.

      die ingezetene zijn van de gemeente Alkmaar

    • b.

      die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren en

    • c.

      daar ondersteuning bij nodig hebben, of

    • d.

      die, al dan niet woonachtig in de gemeente Alkmaar, als mantelzorger ondersteuning bieden aan een ingezetene van Alkmaar,

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft opvangen beschermd wonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.2 van de wet op ingezetene van Nederland die in Alkmaar ondersteuning zoeken.

HOOFDSTUK 2: Toegang maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2 Melding, onderzoek en aanvraag maatschappelijke ondersteuning.

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorziening

Artikel 3.1 Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot aanvullende criteria voor verschillende vormen van maatwerkvoorzieningen.

Artikel 3.2 Beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, in het geval van diensten;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en.

    • d.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

    • b.

      welke minimale kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • c.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget en;

    • f.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen persoonsgebonden budget voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • 4.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, de invulling en de voorwaarden voor verstrekking van een persoonsgebonden budget of de controle op de besteding van het persoonsgebonden budget.

HOOFDSTUK 4: Bijdrage in de kosten.

Artikel 4 Bijdrage in de kosten

  • 1.

    Het college kan bij nadere regels bepalen dat een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd is voor een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt, overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en dat deze bijdrage afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels bepalen:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is, en;

    • c.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regels:

    • a.

      op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald, en

    • b.

      door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4 zevende lid, van de wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

HOOFDSTUK 5. Procedurele bepalingen

Artikel 5.1 Weigeringsgronden maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • d.

      indien de noodzaak tot ondersteuning is ontstaan als gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de cliënt liggen;

    • e.

      als deze als gevolg van de beperkingen van de cliënt voor zichzelf of voor derden onveilig is.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, behoudens hulp bij het huishouden;

    • b.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Alkmaar.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening in verband met wonen wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van woonruimten die niet als hoofdverblijf dienst doen;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, met uitzondering van automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is.

Artikel 5.2 Schade

Schade en slijtage, veroorzaakt door verwijtbaar gedrag van belanghebbende, kan verhaald worden op belanghebbende.

HOOFDSTUK 6: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 6.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, waaronder informele zorg, en;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan in contracten of subsidieafspraken met aanbieders opnemen aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen of door middel van het uitvoeren van audits bij zorgaanbieders.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

Artikel 6.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in leder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

  • e.

    kosten voor bijscholing van personeel.

2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de marktprijs van de voorziening, en

  • b.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

    • i.

      aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

    • ii.

      instructie over het gebruik van de voorziening;

    • iii.

      onderhoud van de voorziening, en

    • iv.

      verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 6.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

HOOFDSTUK 7: Toezicht en handhaving

Artikel 7.1 Heronderzoeken

  • 1.

    Het college kan van de verstrekte voorzieningen of het verstrekte persoonsgebonden budget de rechtmatigheid en doelmatigheid controleren door middel van periodieke heronderzoeken.

  • 2.

    De belanghebbende is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken binnen een door het college te stellen termijn te verstrekken.

Artikel 7.2 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college zorgt voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt iedere vier jaar een handhavingsbeleidskader vast, waarin beleidsuitgangspunten en-prioriteiten worden aangegeven.

  • 3.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van de handhaving iedere vier jaar een handhavingsuitvoeringsplan vast met inachtneming van het gestelde in het handhavingsbeleidskader.

  • 4.

    Dit handhavingsuitvoeringsplan omvat in elk geval de wijze van preventie en bestrijding van fraude, oneigenlijk gebruik en misbruik en niet-gebruik van de Wet maatschappelijke ondersteuning alsmede welke handhavingsinstrumenten daartoe worden ingezet en de wijze waarop deze worden toegepast.

  • 5.

    Het college rapporteert eenmaal per jaar aan de gemeenteraad over de uitvoering, de resultaten en de effecten op het gebied van handhaving in relatie tot de beleidsuitgangspunten en -prioriteiten zoals vastgelegd in het handhavingsbeleidskader.

HOOFDSTUK 8: Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten.

Artikel 8.1 Waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 8.2 Meerkosten personen met een beperking of een chronisch probleem.

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een voorziening of een financiële tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming als omschreven in het eerste lid kan in ieder geval verstrekt worden voor de hiernavolgende meerkosten in verband met;

    • a.

      gebruik eigen of in bruikleen verstrekte gesloten buitenwagen, auto of autobus,

    • b.

      door het college vast te stellen individuele vervoersvoorzieningen,

    • c.

      verhuis- en inrichtingskosten,

  • 3.

    Het college stelt nadere regels over de gevallen waarin een tegemoetkoming wordt verstrekt, de berekening van de hoogte en de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.

  • 4.

    De tegemoetkoming kan inkomensafhankelijk zijn.

HOOFDSTUK 9: Klachten, medezeggenschap, inspraak en onderzoek

Artikel 9.1 Klachtregeling

  • 1.

    Het college behandeld klachten van belanghebbenden die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van ondersteuningsvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling van de gemeente Alkmaar,

  • 2.

    Het college neemt in de contracten en/of subsidieafspraken met aanbieders op dat de aanbieders een effectieve en laagdrempelige klachtregeling moeten hebben voor de behandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een belanghebbende.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 9.2 Medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 9.3 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vast stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 9.4 Cliëntervaringsonderzoek

Jaarlijks doe het college onderzoek naar de tevredenheid van aanvragers over de uitvoering van de wet en de verordening en brengt voor 1 juli verslag uit van de onderzoeksresultaten en zijn bevindingen aan de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 10: Overgangsrechten slotbepalingen

Artikel 10.1 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10.2 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Alkmaar, de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Schermer en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Graft-De Rijp wordt ingetrokken.

  • 2. De Verordening eigen bijdrage maatschappelijke opvang en vrouwenopvang gemeente Alkmaar wordt ingetrokken.

  • 3. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van een verordening als bedoeld in het eerste dan wel tweede lid, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 4. Aanvragen die zijn ingediend onder een verordening genoemd in het eerste dan wel tweede lid, een waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 5. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een verordening genoemd in het eerste dan wel tweede lid, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

  • 6. Een krachtens artikel 37, derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Alkmaar, artikel 37, derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Schermer dan wel artikel 37, derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Graft-De Rijp voortgezette forfaitaire bijdrage voor taxivervoer dan wel voortgezette inkomensondersteunende maatregel blijft, bij gelijkblijvende omstandigheden, in stand.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    De Verordeningen maatschappelijke ondersteuning zoals in december 2014 zijn vastgesteld door de raden van de gemeenten Graft-De Rijp, Schermer en Alkmaar (oud) worden in getrokken met ingang van 01 januari 2015

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015.

Ondertekening

Alkmaar, 2 januari 2015
De raad voornoemd,
P.M. Bruinooge, voorzitter
E.J. Kroon, griffier plv.

Afbeeldingen bij hoofdstuk 1 van de toelichting

Toelichting bij de verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015

Op 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor de taken die door het Rijk gedecentraliseerd worden: AWBZ, Jeugdhulp, Passend Onderwijs en de uitvoering van de Participatiewet. Deze decentralisaties zijn een enorme kans om de dienstverlening naar burgers beter en meer op maat te kunnen organiseren. Gemeenten zijn dan ook van deze decentralisaties steeds voorstander geweest, omdat zij het dichtst bij de burger staan en daardoor deze nieuwe dienstverlening kunnen vormgeven. De gemeente heeft daarbij de taak om, waar nodig, de ondersteuning te leveren aan de burger om zo lang en zo goed mogelijk zelfstandig en zelfredzaam te kunnen blijven functioneren in de eigen woonomgeving. Dat betekent dat:

  • Onze burgers worden aangesproken op hun eigen kracht, zelfredzaamheid en hun inzet voor medeburgers in en buiten het eigen netwerk;

  • Voor burgers die niet volledig zelfredzaam kunnen zijn biedt de gemeente - al dan niet tijdelijkeen passend ondersteuningsarrangement. De gemeente zal hiertoe met de burger verkennen wat nog in de invloedssfeer van de burger ligt en waar ondersteuning bij nodig is. De gemeente heeft hiervoor een netwerk van professionele ondersteuning.[1].

[1] Kernboodschap gemeente Alkmaar

In deze oplegnotitie bij de verordening geven we de ontwikkelingen aan binnen het terrein van de WMO, de veranderbewegingen die moeten leiden naar een systeemverandering op het terrein van het sociale domein, en gaan we in op de verschillende productgroepen.

Decentralisaties van grote invloed op dienstverlening naar burgers

Voor de WMO betekent het dat met ingang van 2015 de begeleiding, het beschermd wonen en de middelen voor inkomensondersteuning en cliëntondersteuning naar de WMO worden overgeheveld.

Daarnaast zijn er door het beleid van niet verder intramuraliseren (langer thuis wonen) er in gemeenten steeds meer thuiswonende mensen die gemeentelijke voorzieningen nodig hebben op het terrein van wonen, zorg, ondersteuning, welzijn, vervoer.

Verandering patronen voor verbetering ondersteuning

De decentralisaties zijn in eerste instantie ingezet om het voor de burgers beter en overzichtelijker te regelen. Daarnaast wordt hiermee invulling gegeven aan de veranderende maatschappij: van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij. Meer taken van het sociaal domein worden ondergebracht bij de gemeente, omdat die het dichtst bij de burger staat. Juist door het dichtbij de burger te organiseren zijn er meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en bureaucratie te voorkomen.

Er zijn drie hoofdpatronen die voor kwaliteitsverbetering van de ondersteuning binnen krappere financiële kaders zorgen:

  • 1.

    Meer uitgaan van eigen kracht van mensen en inzetten kracht van het netwerk;

  • 2.

    Van alleen maar professionele ondersteuning naar een combinatie van professionele en andere, meer praktische en eenvoudige vormen van ondersteuning; in combinatie met mantelzorg en informele zorg

  • 3.

    Coördinatie van de meervoudige ondersteuning om zorg te vereenvoudigen en sneller een oplossing te realiseren.

In de nieuwe dienstverlening vanaf 1 januari 2015 zijn deze elementen ook al (deels) vormgegeven:

  • (1)

    er wordt bij een intake gestart vanuit de vraag ‘wat kun je zelf, wat kun je zelf regelen en hoe kan de gemeente daarbij helpen’

  • (2)

    het maatwerkarrangement zal bestaan uit professionele en informele onderdelen

  • (3)

    de huishoudenscoach zal de meervoudige problematiek en ondersteuningsbehoefte omzetten in een plan, wat via de snelste weg het huishouden terugbrengt naar de realistische zelfredzaamheid.

Het is een systeemverandering, die een aantal jaren zal vergen. Nu maken we voortvarend de eerste stappen. In 2014 en begin 2015 richten we ons op de transitie en deel innovatie (transformatie), de jaren daarna op de innovatie.

Meer diversiteit in rollen naar partners

Door de decentralisaties krijgt de gemeente ook meer regie op de geleverde ondersteuning aan burgers met inbegrip van de producten die door professionele aanbieders wordt aangeboden. Met andere woorden de gemeente wordt naast opdrachtgever ook makelaar voor vele organisaties, die via subsidierelaties en/of inkoopcontracten een partnerrelatie met de gemeente krijgen.

Van algemene, naar gerichte, naar bijzondere ondersteuning

Ondersteuning van burgers is er in verschillende gradaties. Wij laten ze hieronder de revue passeren.

A. Ondersteunen van een gezonde leefstijl bij burgers, jong en oud, voorkomt (onnodig) beroep op ondersteuning

Inzetten op preventie is qua effectiviteit een (vaak) lastig te meten activiteit, maar zal uiteindelijk voor kwaliteit van leven als ook qua ondersteuning (financieel gezien) op de langere termijn winst opleveren.

Preventieprogramma’s op het terrein van de gezondheid blijven dan ook belangrijk.

B. Versterken van de eigen kracht en de sociale netwerken

Sociale netwerken zijn belangrijk, omdat daar snel gesignaleerd kan worden of er ondersteuning nodig is. Ook wordt gesignaleerd als iemand ondersteuning uit het eigen netwerk nodig heeft, of de persoon in kwestie daar een beroep op kan doen. Instituties die dicht bij burgers georganiseerd zijn, zoals buurtondernemingen en de Centra voor Jeugd en Gezin, zorgen voor bindingen met de sociale netwerken.

Vrijwilligers zijn met hun inzet essentieel voor de leefbaarheid van de samenleving. Het geeft voor de vrijwilliger allereerst een gevoel van voldoening en het is een basis voor het aangaan van nieuwe sociale contacten. Daarnaast draagt vrijwilligerswerk bij aan sociale cohesie in een buurt, wijk en stad, wat de mogelijkheid van inzetten van eigen netwerk bij een ondersteuningsvraag vergroot.

Het aanbod van vrijwilligersorganisaties bevat een brede waaier van diensten en activiteiten die kunnen bijdragen aan het ondersteunen van mensen in hun zelfredzaamheid, zoals bijvoorbeeld het ondersteunen bij vervoer, vakantie, tuinonderhoud, ouderenbezoek, administratieve hulp en/of boodschappen.

Mantelzorgers zijn van essentieel belang bij het leveren van (over het algemeen) wat zwaardere en langdurige vormen van ‘thuis’-ondersteuning. Met de nieuwe taken die vanuit de ABWZ overkomen plus de wens om langer thuis te (kunnen) blijven wonen, wordt het beroep wat gedaan wordt op huidige en nieuwe mantelzorgers groter. Het is van belang dat we mantelzorgers ondersteunen , zodat zij toegerust zijn op hun taak en deze (langer) kunnen volhouden en combineren met werk en deelname aan de samenleving.

Burgers en/of cliënten kunnen desgewenst een beroep doen op algemene voorzieningen voor advies, informatie en ondersteuning. Wij zorgen er in elk geval voor dat cliëntondersteuning kosteloos beschikbaar is en dat er op ieder moment van de dag telefonisch of elektronisch anoniem een luisterend oor en advies is. Dat laatste is via de VNG landelijk ingekocht bij Sensoor (de voormalige telefonische hulpdienst).

C. Maatwerkarrangementen

In het Alkmaarse Rotonde (toegangs)model houdt de burger (zo lang als mogelijk en waar mogelijk) zelf de regie op zijn/haar mogelijke oplossingen. Als uit de vraagverheldering blijkt dat het ondersteuningsarrangement vooral bestaat uit gemeentelijk aanbod, krijgt de burger één vast aanspreekpunt bij de gemeente. Een ondersteuningsarrangement is per definitie maatwerk: het bestaat uit diverse informele en (mogelijk) professionele elementen die ervoor moeten zorgen dat de burger zich weer kan redden in en deelnemen aan de maatschappij. Vanuit organisaties zoals MEE en de Wering kunnen desgewenst burgers ondersteund worden bij het keukentafelgesprek. De mogelijkheid om ‘eigen kracht’ in te zetten wordt onderzocht en geïnventariseerd. Daar waar dit niet mogelijk is, wordt gecompenseerd door bijvoorbeeld het verstrekken van hulpmiddelen, vervoer, hulp bij het huishouden, bieden van begeleiding, het organiseren van een beschermd wonen-plek en woningaanpassingen. De producten en de dienstverlening die onderdeel kunnen uitmaken van een ondersteunings(maatwerk)arrangement zullen de komende jaren nog verder geïnnoveerd worden (zie onder D.). We sluiten daarom nu contracten voor 1 jaar af, die we zullen monitoren, zodat er op basis van indicatoren zoals kwaliteit en klantwaardering, we steeds passender contracten kunnen afsluiten met de aanbieders.

D. Bijzondere ondersteuning

Door de decentralisaties wordt in het bijzonder Beschermd Wonen als nieuwe ondersteuning aan het al bestaande takenpakket van de gemeente toegevoegd. De gemeente was al verantwoordelijk voor het bieden van bijzondere ondersteuning en opvang en het voorkomen van verslavingsproblemen, mishandeling, huiselijk geweld en dak- en thuisloosheid. Er wordt op dit moment gewerkt aan het efficiënter organiseren van het stelsel van maatschappelijke opvang. Het punt ‘Veilig Thuis’ (het vernieuwde Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) is operationeel en verzorgt de intake van mensen die geconfronteerd worden met (kinder)mishandeling en huiselijk geweld. Deze organisatie heeft een sleutelrol in de uitvoering van de wet tijdelijk huisverbod.

Innovatie

Verdere innovatie is de komende jaren erg belangrijk. Het stimuleren van verdere innovatie van dienstverlening en producten bij de partners en gemeente moet er toe leiden dat er nieuwe, slimmere, betere en goedkopere diensten ontstaan die bijdragen aan het ondersteuningsarrangement en zo burgers in staat stellen langer zelfredzaam te zijn en langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen.

Het stimuleren van verdere innovatie wordt ingezet via de lijn van de partners en/of via de gemeente.

De gemeente kan er, door innovaties te ontwikkelen en te stimuleren, voor zorgen dat partners en burgers meegenomen worden in toekomstige mogelijkheden (denk aan het Slimste huis en de website Slimmere zorg). Partners kunnen daardoor enthousiast worden en de uitdaging betrekken in hun dienstverlening, burgers kunnen hun zelfredzaamheid daardoor vergroten. Interessante thema’s die zich lenen voor innovatie binnen de nieuwe Wmo 2015 zijn onder andere de ondersteuning van (jonge) mantelzorgers, optimalisering van het onderwijsprofiel zorg& techniek, opzet en aansluiten bij kleinschalige wijk- en buurtinitiatieven, de inzet van robotica bij de ondersteuning en behoud van zelfredzaamheid, digitale ondersteuning van vrijwilligersdiensten en bij huishoudelijke hulpvraag en bijscholing voor huidige aanbieders m.b.t. de mogelijkheden en inzet van domotica en digitalisering.

Verordening is beleidsarm

De voorliggende verordening is beleidsarm vormgegeven. Daarnaast worden er beleidsregels opgesteld voor de verdere inkadering van de uitvoering van de verordening. Beleidsregels worden ter vaststelling aan B&W aangeboden. Aangezien in de uitvoeringspraktijk de komende jaren, op basis van opgedane ervaringen, zal blijken welke specifieke beleidsregels nodig zijn is het van belang snelheid te kunnen maken. Dit is eenvoudiger via de aanpassing van beleidsregels dan via de aanpassing van de verordening, omdat het College van B&W beslissingen kan nemen over de beleidsregels en het komt tegemoet aan de wens slagvaardig te kunnen zijn, als de dienstverlening moet worden aangepast. Belangrijkste uitgangspunt bij het opstellen van beleidsregels is dat ‘als in de praktijk blijkt dat er beleidsregels nodig zijn zullen we die opstellen, waarbij het uitgangspunt is dat we dat alleen doen als dat echt nodig is’.

De verordeningen die nu zijn opgesteld geven burgers die gebruik willen maken van dienstverlening van de gemeente voldoende handvatten om vanaf 1 januari te kunnen handelen. Het kan, om twee redenen, nog geen definitieve verordening zijn. De eerste reden is dat de implementatie van de decentralisaties in volle gang is en dus flexibiliteit van groot belang is. Tweede reden is dat de gemeenten Alkmaar, Graft-De Rijp en Schermer momenteel in een fusietraject zitten, waarbij de nieuwe raad vanaf 1 januari in positie is om langere termijnkaders, zoals een beleidsplan, vast te stellen en daar input aan te geven. Daarom zal in de eerste helft van 2015 een gesprek met de Raad plaatsvinden over accenten in het lange termijnperspectief. Ook kan er dan bekeken worden of het opstellen van een integrale sociaal domein verordening meerwaarde heeft. Ook kunnen dan afspraken gemaakt worden over de uitgangspunten bij het opstellen van deze verordening (beleidsarm, nadere beleidsregels en beleidsregels). Dan kan de verordeningen of kunnen de beleidsregels een andere vorm krijgen en/of worden aangepast.