Regeling vervallen per 01-05-2019

Algemene subsidieverordening Alkmaar

Geldend van 01-04-2016 t/m 30-04-2019

Intitulé

Algemene subsidieverordening Alkmaar

De Raad van de gemeente Alkmaar;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2015-1539;

gelet op het advies van de commissie Sociaal;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Alkmaar.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • - algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • - de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • - Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • - onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • - Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;

  • Boekjaar: een begrotingsjaar dat qua data afwijkt van of korter is dan een kalenderjaar;

  • College: het college burgemeester en wethouders van Alkmaar;

  • Sisa: de manier waarop gemeenten zich aan het Rijk moeten verantwoorden over de besteding van de specifieke uitkeringen via “single information en single audit”.

Artikel 2. Reikwijdte en bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen:

    • a.

      algemeen bestuur

    • b.

      burgerrelaties

    • c.

      veiligheid

    • d.

      bereikbaarheid

    • e.

      economie en toerisme

    • f.

      cultuur, kunst en cultureel erfgoed

    • g.

      onderwijs en jeugd

    • h.

      sport en recreatie

    • i.

      ondersteuning

    • j.

      werk, participatie en inkomen

    • k.

      milieu en leefomgeving

    • l.

      ruimtelijke ontwikkelingen en wonen

  • 3. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat gedeelten van deze verordening niet van toepassing zijn.

  • 4. Het college kan voorwaarden verbinden aan de beschikking tot subsidieverlening.

  • 5. Het college kan daarnaast de verplichting opleggen dat voor bepaalde zaken een verzekering wordt afgesloten.

Artikel 3. Nadere regels

  • 1. Het college kan bij nadere regels vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 2. De in het eerste lid opgenomen verplichting geldt niet voor de subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is.

  • 3. In de nadere regel wordt tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij nadere regel afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij nadere regels waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de nadere regel naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen onderneming alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • *1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval wordt bij nadere regel de wijze vanverdeling van de betrokken subsidie bepaald..

  • *2. De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar of kalenderjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt voegt een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten toe aan de aanvraag alsmede, voor zover het een subsidie per kalenderjaar of per boekjaar van meer dan € 20.000,-- betreft, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Bij nadere regel kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

  • 5. Het college kan andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend tussen 1 juni tot en met 31 augustus voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt wordt ingediend vanaf 20 weken tot uiterlijk 13 weken voorafgaand aan dat boekjaar.

  • 3. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 13 en 4 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Bij nadere regel kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. In bijzonder gevallen kan het college de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen verlengen.

  • 4. Bij nadere regel kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, tweede lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid , en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, tweede lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de aanvrager met uitvoering van de activiteiten beoogt winst te maken;

    • c.

      als de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde dan wel deze niet passen binnen het beleid van de gemeente Alkmaar;

    • d.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • e.

      de aanvrager ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ok. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • g.

      als de subsidieverstrekking op grond van artikel 107 van het Verdrag niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, tweede lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • h.

      in de bij de betrokken nadere regel bepaalde gevallen.

  • 3. Het college kan een subsidie in ieder geval weigeren dan wel intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur .

  • 4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 10. Verantwoording

Het college kan bij nadere regel aanvullende eisen stellen ten aanzien van de wijze waarop de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht alle relevante wijzigingen in de organisatie onverwijld aan het college te melden voor zover deze wijzigingen van invloed zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 100.000,--, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. Indien het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze Algemene subsidieverordening aan de subsidie te verbinden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde of op te leggen verplichtingen, en daardoor het belang met het oog, waarop die verplichtingen zouden moeten worden opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

  • 4. Als er sprake is van subsidie waartoe door een ander bestuursorgaan door middel van subsidiering of via een Europese subsidie de gelden beschikbaar zijn gesteld, moet de aanvraag voor subsidievaststelling voldoen aan de aan de gemeente daarbij opgelegde verantwoordingsverplichtingen. Indien de gemeente de aan haar verstrekte subsidie via SiSa moet verantwoorden, is de subsidieontvanger verplicht een tussentijdse verantwoording in te dienen ten behoeve van de jaarrekeningcontrole van de gemeente voor het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 20.000,--

  • 1. Subsidies tot en met € 20.000,-- worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld, of

    • b.

      verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het derde lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Bij een subsidie als bedoeld in het vorige lid onder a kan het college de aanvrager bij de subsidievaststelling verplichten achteraf bewijzen te overleggen dat de activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

  • 3. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan de aanvrager worden verplicht om voorafgaand aan de vaststelling op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 4. In geval van verlening van een subsidie zoals bedoeld in het eerste lid onder a, wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies vanaf € 20.000,-- tot en met € 100.000,--

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 20.000,-- doch ten hoogste € 100.000,-- dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en waaraan de subsidie is besteed.

  • 3. Bij nadere regel kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt tot en met € 250.000,--, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt groter dan € 250.000,-- uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar

    • c.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt tot en met € 250.000,--, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • d.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt groter dan € 250.000,--, uiterlijk 22 weken na afloop van het betrokken boekjaar.

    • e.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht indien subsidie is verstrekt tot en met € 250.000,-- en 22 weken indien een subsidie is verstrekt groter dan € 250.000,--.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      bij subsidies groter dan € 250.000,--: een controleverklaring van getrouwheid en rechtmatigheid, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij nadere regel kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vanaf € 20.000,-- tot en met € 100.000,-- vast binnen 13 weken en de subsidie groter dan € 100.000,-- binnen 22 weken na de ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij nadere regel anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij nadere regel kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de volledige aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen.

Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening Alkmaar zoals vastgesteld op 29 november 2012, de Algemene subsidieverordening Schermer 2013 en de Algemene subsidieverordening Graft de Rijp 2012 worden ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2016.

  • 3. Subsidies die zijn verleend op grond van een in het eerste lid ingetrokken verordening worden afgehandeld conform die verordeningen.

  • 4. Op bezwaarschriften ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en bezwaarschriften ingediend na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening maar betrekking hebben op de subsidieverleningen van vóór de inwerkingtreding van deze verordening wordt beslist conform de in het eerste lid ingetrokken verordeningen.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Alkmaar.

Ondertekening

Alkmaar, 03-12-2015
De Raad voornoemd,
P.M. Bruinooge, voorzitter
drs. A.P.A. Koolen, griffier
* = gewijzigd naar aanleiding van de commissie Sociaal van 24 november 2015

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies. Waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.

Dit betreft in beginsel alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen. Het gaat dan om een subsidieverordening waarin naast de te subsidiëren activiteit ook de procedureregels zijn opgenomen voor aanvraag en verantwoording en dergelijke.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) buiten toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3. Nadere regels

Met dit artikel geeft de raad het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder nadere regel genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Om rechtmatig subsidie te verstrekken is een nadere regel vereist. De ASV biedt nl. niet de wettelijke basis voor het verstrekken van subsidie die de Algemene wet bestuursrecht vereist. Deze verplichting is niet opgenomen voor subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag is vereist omdat daar de wettelijke basis al in de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen. Het gaat dan voornamelijk om incidentele subsidies en subsidies die op de gemeentebegroting staan vermeld.

Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de nadere regel te gebeuren.

In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de nadere regel: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie, de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in nadere regelen en –beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo als bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).

* Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad kan subsidieplafonds vaststellen (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). In de nadere regels zal moeten worden opgenomen hoe de verdeelsleutel van het plafond is: wie het eerst komt, tender (beautycontest), loting of anderszins. Bij het bekend maken van het toepasselijke subsidieplafond zal dan ook verwezen moeten worden naar deze nadere regels.

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

Artikel 6. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

Bij nadere regel kan het college besluiten hiervan af te wijken (vierde lid). Het college kan ook andere gegevens vragen dan opgenomen in de eerste drie leden.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt, en andersoortige subsidies. Bij nadere regel kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (vierde lid).

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij nadere regel kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

In het tweede lid zijn nog een aantal aanvullende weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

Onderdeel e geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onder g is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Onderdeel h ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een nadere regel nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Het derde lid betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht indien er wijzigingen optreden die relevant zijn voor de subsidie.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een aanvullende bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 10 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 20.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 20.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 9). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder wordt het voorschot in één termijn (lump sum) verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 20.000 en tot en met € 100.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 20.000 en tot en met

€ 100.000 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een financieel en een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid) en hoe de subsidiegelden zijn besteed. Ingevolge artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een nadere regel aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000

Bij subsidies vanaf € 100.001 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een nadere regel te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden. Voor subsidies vanaf € 250.000 gelden verdere voorschriften.

Artikel 16. Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

 Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

* = gewijzigd naar aanleiding van de commissie Sociaal van 24 november 2015