AANWIJZINGSBESLUIT BUITENGEWOON OPSPORINGSAMBTENAREN EN TOEZICHTHOUDERS

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Alkmaar

Gelet op:

artikel 142 Wetboek van Strafvordering, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, artikel 3, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994, de artikelen 5:11 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 6:2, tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Alkmaar;

de toetreding van de gemeente tot de Coöperatie Parkeerservice U.A. bij besluit van 11 november 2013.

Overwegende dat:

Een buitengewoon opsporingsambtenaar en toezichthouder namens gemeente, (onbezoldigd) in dienst van de gemeente moet zijn om zijn of haar taken te kunnen uitvoeren. Dit geschiedt met uitsluiting van elke arbeidsrechtelijke rechtsverhouding, gelet op artikel 2.1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

een buitengewoon opsporingsambtenaar als zodanig beêdigd dient te worden en bij de aanvraag van de werkgever tot beëdiging onder meer een bewijs van de titel van opsporingsbevoegdheid dient te worden overgelegd.

Besluit:

vast te stellen het Aanwijzingsbesluitbuitengewoon opsporingsambtenaaren toezichthouders

• 1.

  De volgende personen aan te stellen als ambtenaar in onbezoldigde dienst van de gemeente Alkmaar.

• 2.

  De personen genoemd in dit besluit onder 1, gedurende de periode van hun aanstelling als buitengewoon opsporingsambtenaar en als onbezoldigd ambtenaar, aan te wijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar die wordt belast met de opsporing van de stafbare feiten zoals genoemd in de:

  • a.

    Wegenverkeerswet 1994, voor alle overtredingen met betrekking tot stilstaand verkeer, voor een beperkt aantal overtredingen met betrekking tot rijdend verkeer, te 1Neten de artikelen 4, 5. 6, 10, 60 en 82 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en artikel 62 RW zover dit artikel betrekking heeft op overtreding van C-borden en de handhaving hiervan is ingestoken vanuit de openbare orde problematiek en niet de verkeersveiligheid;

  • b.

    Wetboek van Strafrecht de artikelen 177, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 266. 267, 435, onder ten vierde, en 447e;

• 3.

  De persoon genoemd in dit besluit onder 1 aan te wijzen als toezichthouder op grond van artikel 6:2, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening waarin betrokkene is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening genoemde bepalingen betreffende de parkeerexcessen (artikel 5.1.1 t/m 5.1. 12 APV).