Regeling vervallen per 06-10-2017

Algemeen verbindend voorschrift van de gemeenteraad van de gemeente Alkmaar houdende maatschappelijke ondersteuningsvoorzieningen Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2016

Geldend van 20-07-2016 t/m 05-10-2017

Intitulé

verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2016

De raad van de gemeente Alkmaar;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2016-991;

gelet op het advies van de algemene raadscommissie;

b e s l u i t

De verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2016 vast te stellen.

HOOFDSTUK 1: Begrippen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de cliënt daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;

    • c.

      bijdrage : bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van Alkmaar;

    • e.

      gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;

    • f.

      hoofdverblijf; de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijke woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven.

    • g.

      ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Alkmaar;

    • h.

      melding: kenbaar maken van de ondersteuningsvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

    • i.

      ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, van de wet;

    • j.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Doelgroep verordening

  • 1. Deze verordening richt zich op:

    • a.

      ingezetenen

      • 1.

        die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren; en

      • 1.

        daar ondersteuning bij nodig hebben.

    • b.

      personen die, al dan niet woonachtig in de gemeente Alkmaar, als mantelzorger ondersteuning bieden aan een ingezetene van Alkmaar.

      • 1.

        In afwijking van het bepaalde in het eerste lid richt de verordening zich wat betreft opvang en beschermd wonen met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.1 van de wet op personen die een ondersteuningsvraag indienen:

        • in de gemeente Alkmaar; of

        • bij een gemeente die de uitvoering van opvang/beschermd wonen aan Alkmaar heeft gemandateerd.

HOOFDSTUK 2: Toegang maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2. Melding, onderzoek en aanvraag maatschappelijke ondersteuning.

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorziening

Artikel 3.1 Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening indien er sprake is van een noodzaak tot compensatie en de cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of

    • c.

      mantelzorg en/of

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of

    • f.

      algemene voorzieningen en/of

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 2. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening in de vorm van opvang/beschermd wonen indien:

    • a.

      de cliënt problemen heeft bij het zich handhaven in de samenleving; of

    • b.

      de cliënt de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld; en

    • c.

      voor zover de cliënt deze problemen niet kan wegnemen/verminderen door gebruik te maken van:

      • i.

        eigen kracht en/of

      • ii.

        gebruikelijke hulp en/of

      • iii.

        mantelzorg en/of

      • iv.

        hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of

      • v.

        algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of

      • vi.

        algemene voorzieningen en/of

      • vii.

        andere voorzieningen.

  • 3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot aanvullende criteria voor verschillende vormen van maatwerkvoorzieningen.

Artikel 3.2 Resultaat

  • 1. Bij dienstverlening waaronder huishoudelijk hulp, individuele begeleiding, opvang, beschermd wonen en dagbesteding indiceert het college op resultaten.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp wordt op basis van een tijdsindicatie vastgesteld.

  • 3. Het college stelt nadere regels omtrent de resultaatgebieden.

Artikel 3.3 Beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, in het geval van diensten;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en.

    • d.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

    • 1.

      Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

    • b.

      welke minimale kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • c.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget en;

    • f.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen persoonsgebonden budget voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • 4. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

    • 1.

      Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, de invulling en de voorwaarden voor verstrekking van een persoonsgebonden budget of de controle op de besteding van het persoonsgebonden budget.

HOOFDSTUK 4: Bijdrage in de kosten.

Artikel 4 Bijdrage in de kosten

  • 1. Het college kan bij nadere regels bepalen dat een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd is voor een maatwerkvoorziening dan wel persoonsgebonden budget, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt, overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en dat deze bijdrage afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • *2. Het college kan bij nadere regels bepalen dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3. Het college bepaalt bij nadere regels:

    • a.

      op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald, en

    • b.

      door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4 zevende lid, van de wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

Hoofdstuk 5. Procedurele bepalingen

Artikel 5.1 Weigeringsgronden maatwerkvoorzieningen

  • 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • d.

      indien de noodzaak tot ondersteuning is ontstaan als gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de cliënt liggen;

    • e.

      als deze als gevolg van de beperkingen van de cliënt voor zichzelf of voor derden onveilig is.

  • 2. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, behoudens hulp bij het huishouden;

    • b.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Alkmaar.

  • 3. Geen maatwerkvoorziening in verband met wonen wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van woonruimten die niet als hoofdverblijf dienst doen;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, met uitzondering van automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

Artikel 5.2 Schade

Schade en slijtage, veroorzaakt door verwijtbaar gedrag van belanghebbende, kan verhaald

worden op belanghebbende.

HOOFDSTUK 6: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 6.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende

    deskundigheid van beroepskrachten begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, waaronder informele zorg, en;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan in contracten of subsidieafspraken met aanbieders opnemen aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van

    deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks

    cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van

    de geleverde voorzieningen of door middel van het uitvoeren van audits bij zorgaanbieders.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

Artikel 6.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststellingvan de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval

    rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

    • e.

      kosten voor bijscholing van personeel.

  • 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling

    van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder

    geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening, en

      • iv.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 6.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

HOOFDSTUK 7: Toezicht en handhaving

Artikel 7.1 Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget

  • 1. Het college zorgt voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 2. De gemeenteraad stelt iedere vier jaar een handhavingsbeleidskader vast, waarin beleidsuitgangspunten en -prioriteiten worden aangegeven.

  • 3. Het college stelt ter nadere uitvoering van de handhaving iedere vier jaar een handhavingsuitvoeringsplan vast met inachtneming van het gestelde in het handhavingsbeleidskader.

  • 4. Dit handhavingsuitvoeringsplan omvat in elk geval de wijze van preventie en bestrijding van fraude, oneigenlijk gebruik en misbruik en niet-gebruik van de wet alsmede welke handhavingsinstrumenten daartoe worden ingezet en de wijze waarop deze worden toegepast.

  • 5. Het college rapporteert eenmaal per jaar aan de gemeenteraad over de uitvoering, de resultaten en de effecten op het gebied van handhaving in relatie tot de beleidsuitgangspunten en -prioriteiten zoals vastgelegd in het handhavingsbeleidskader.

Hoofdstuk 8: Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten.

Artikel 8.1 Waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

HOOFDSTUK 9: Klachten, medezeggenschap, inspraak en onderzoek

Artikel 9.1 Klachtregeling

  • 1. Het college behandeld klachten van belanghebbenden die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van ondersteuningsvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling van de gemeente Alkmaar.

  • 2. Het college neemt in de contracten en/of subsidieafspraken met aanbieders op dat de aanbieders een effectieve en laagdrempelige klachtregeling moeten hebben voor de behandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een belanghebbende.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 9.2 Medezeggenschap

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 9.3 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hunvertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijkeondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelderegels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleidbetreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij debesluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijkeondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbijzij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de vooreen adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels vast stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 9.4 Cliëntervaringsonderzoek

Jaarlijks doe het college onderzoek naar de tevredenheid van aanvragers over de uitvoering van de wet en de verordening en brengt voor 1 juli verslag uit van de onderzoeksresultaten en zijn bevindingen aan de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 10: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 10.1 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet

voorziet, beslist het college.

Artikel 10.2 Intrekken oude verordening

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Alkmaar 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar treedt in werking op 1 juli 2016, met uitzondering van artikel 3.2 Verordening. Dit artikel treedt met ingang van 1 januari 2017 in werking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2016.

Ondertekening

Alkmaar, 23-06-2016
De raad voornoemd,
P.M. Bruinooge, voorzitter
drs. A.P.A. Koolen, griffier

* = gewijzigd naar aanleiding van de vergadering van de commissie Sociaal 14 juni 2016