Regeling vervallen per 06-10-2017

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende maatschappelijke ondersteuningsvoorzieningen Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2016

Geldend van 20-07-2016 t/m 05-10-2017

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2016

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Verordening: de van toepassing zijnde Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar.

  • 2. Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Hoofdstuk 2: Procedure aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2.1 Melding ondersteuningsvraag

  • 1. Een ondersteuningsvraag kan door of namens een cliënt vormvrij bij het college worden gemeld via:

    • a.

      de gemeente;

    • b.

      de door de gemeente aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een ondersteuningsvraag op het gebied van opvang.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding mondeling, schriftelijk of elektronisch.

  • 3. Het college wijst de cliënt (en zijn mantelzorger) op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 2.2 Gesprek

  • 1. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 2. Als de ondersteuningsvraag van de cliënt genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.3 Medewerking

Het college is, onverminderd artikel 2.3.8 van de wet, bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek:

  • a.

    de cliënt, en bij gebruikelijke hulp diens huisgenoten, op te roepen voor een onderzoek.

  • b.

    de cliënt, en bij gebruikelijke hulp diens huisgenoten, op te roepen voor een onderzoek door een deskundig derde.

Artikel 2.4 Ondertekening verslag

  • 1. De cliënt tekent de door het college opgemaakte schriftelijke weergave van het onderzoek voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 2. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over het verslag zoals bedoeld in het eerste lid zullen als bijlage aan dit verslag worden toegevoegd.

Artikel 2.5 Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. De schriftelijke weergave van het onderzoek wordt aangemerkt als aanvraag indien het verslag door de cliënt:

    • is ondertekend; en

    • is voorzien van een dagtekening.

Hoofdstuk 3: Procedure aanvraag beschermd wonen en begeleiding

Artikel 3.1 Aanvraagprocedure

  • 1. In afwijking van de wet, artikel 2 Verordening en hoofdstuk 2 overhandigt de consulent direct na het gesprek het advies.

  • 2. De cliënt kan het advies direct ondertekenen. Een ondertekend adviesformulier geldt als aanvraag.

  • 3. Na ondertekening heeft de cliënt nog een bedenktijd van 3 werkdagen.

  • 4. Na indiening van de aanvraag ontvangt de cliënt nog een gedetailleerder advies/verslag.

Hoofdstuk 4: Maatwerkvoorziening

Artikel 4.1 Algemene criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1. Bij het beoordelen van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening neemt het college het verslag van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4 als uitgangspunt. De voorziening wordt, tenzij anders aangegeven, verstrekt als zorg in natura of als persoonsgebonden budget onder de daarvoor geldende voorwaarden.

  • 2. Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat indien de aanspraak niet is vast te stellen doordat de cliënt niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3.8 lid 1 en 3 van de wet of artikel 2.3 van deze nadere regels of doordat een huisgenoot niet of onvoldoende voldoet aan de verplichting als bedoeld in artikel 2.3 van deze nadere regels.

  • 3. De te bereiken resultaten bij huishoudelijk hulp, individuele begeleiding, dagbesteding, beschermd wonen en opvang zijn beschreven in bijlage 2 van deze nadere regels.

Artikel 4.2 Hulp bij het huishouden

Er wordt geen hulp bij het huishouden verstrekt indien er sprake is van een:

  • andere voorzieningen;

  • algemeen gebruikelijke voorzieningen;

  • algemene voorzieningen.

Artikel 4.3 Begeleiding

  • 1. Wil een cliënt in aanmerking komen voor de maatwerkvoorziening begeleiding (individueel dan wel in groepsverband) dan dient sprake te zijn van geobjectiveerde beperkingen ten aanzien van het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Er zijn beperkingen op het gebied van:

    • het voor zichzelf kunnen zorgen c.q. de regie voeren over het dagelijks leven en besluiten kunnen nemen;

    • het vermogen tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met vrienden en familie;

    • het vermogen om zelf in een zinvolle dag structurering te voorzien.

  • 2. Begeleiding kan eveneens ingezet worden ter ontlasting van de mantelzorger.

Artikel 4.4 Kortdurend verblijf

Een cliënt komt gedurende maximaal drie etmalen per week (52 weken, max. 6 weken aaneengesloten) in aanmerking voor kortdurend verblijf als:

  • a.

    de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht, en

  • b.

    de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.

Artikel 4.5 Beschermd wonen

Een cliënt komt in aanmerking voor op participatie gerichte woonbegeleiding in de vorm van beschermd wonen indien:

  • a.

    er sprake is van een gediagnosticeerde:

    • i.

      psychiatrische aandoening en/of

    • ii.

      psychisch of psychosociaal probleem.

  • b.

    de cliënt niet in staat is zich zonder de in de aanhef genoemde begeleiding te handhaven in de samenleving;

  • c.

    het verblijf noodzakelijk is in verband met de in bijlage 2 onderdeel 3 beschreven resultaten;

  • d.

    de cliënt niet de beschikking heeft over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen.

Artikel 4.6 Opvang

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor opvang indien:

    • a.

      de cliënt dak- of thuisloos is;

    • b.

      de cliënt niet de beschikking heeft over alternatieven die de noodzaak voor opvang op kunnen heffen.

  • 2. In aanvulling op lid 1 kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang als deze

    • a.

      slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten; of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

    • b.

      18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

    • c.

      geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.

Artikel 4.7 Hoofdverblijf

  • 1. Een cliënt komt slechts in aanmerking voor een woonvoorziening indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt een woning binnen de gemeente Alkmaar, niet zijnde het hoofdverblijf van de cliënt, bezoekbaar gemaakt indien de cliënt met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een erkende zorginstelling.

Artikel 4.8 Woonvoorzieningen

Een cliënt komt slechts in aanmerking voor een woonvoorziening als hij

  • a.

    aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, en

  • b.

    alles heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen, of

  • c.

    een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis heeft met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan komen.

Artikel 4.9 Verhuizen

Een cliënt komt slechts in aanmerking voor een woonruimteaanpassing indien:

  • a.

    een verhuizing niet mogelijk is; of

  • b.

    een verhuizing niet de goedkoopst adequate voorziening is.

Artikel 4.10 (Primaat) collectief vervoer

  • 1. Een cliënt komt slechts in aanmerking voor collectief vervoer als de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

  • 2. Een cliënt komt voor een individuele vervoersvoorziening, met uitzondering van het collectief vervoer, in aanmerking indien de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het collectief vervoer.

Artikel 4.11 Omvang vervoersvoorziening

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon-en leefomgeving en in elk geval binnen de regio Alkmaar in het kader van het leven van alledag met een omvang van maximaal 1500 tot 2000 kilometer per jaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de cliënt met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de cliënt met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Hoofdstuk 5: Regels voor het persoonsgebonden budget

Artikel 5.1 Voorwaarden voor een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Een persoonsgebonden wordt verleend indien:

    • a.

      de cliënt in de afgelopen 3 jaar geen misbruik gemaakt van enige voorziening in het sociaal domein, waaronder begrepen het niet voldoen aan de voorwaarden van een eerder verleende pgb;

    • b.

      de cliënt een 'plan van aanpak pgb' heeft opgesteld. In dit plan wordt aangegeven in ieder geval aangegeven welke hulp hij denkt nodig te hebben, bij welke aanbieder, tegen welk tarief en met welk beoogt resultaat. Indien de cliënt bij het opstellen van het 'plan van aanpak pgb' hulp ontvangt van iemand uit het sociale netwerk of een curator, bewindvoerder, mentor, of gemachtigde, dient deze persoon het 'plan van aanpak pgb' mede te ondertekenen.

    • c.

      de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger aannemelijk maakt dat de dienst, hulpmiddel, woningaanpassing en/of andere maatregel veilig, doeltreffend en cliëntgericht door de derde zal worden verstrekt.

    • d.

      de cliënt, op eigen kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren.

  • 2. Een pgb voor diensten wordt slechts verstrekt indien er langer dan 4 weken ondersteuning noodzakelijk is.

  • 3. Een pgb voor beschermd wonen wordt slechts verleend voor het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie.

  • 4. Indien cliënt niet op eigen kracht de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren, gelden de volgende vereisten voor de vertegenwoordiger:

    • a.

      de vertegenwoordiger is niet (een vertegenwoordiger/ medewerker van) de zorgaanbieder/zorgverlener;

    • b.

      een bewindvoerder kan niet als vertegenwoordiger optreden, tenzij uit het onderzoek blijkt dat hij

    • c.

      ook over zorginhoudelijke kennis beschikt;

    • d.

      hij/zij dient aan te geven dat het beheren van de pgb voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 5. Een pgb voor beschermd wonen wordt slechts verstrekt indien cliënt zich laat bijstaan door een cliëntondersteuner c.q. vertegenwoordiger dan wel gebruik maakt van de gemeentelijke voorziening voor gratis cliëntondersteuning.

Artikel 5.2 Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

    • c.

      wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering; en

    • d.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

Artikel 5.3 Hoogte pgb begeleiding, dagbesteding en respijtzorg

  • 1. De hoogte van een pgb wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      indien sprake is van ondersteuning door professionals wordt de hoogte van het pgb bepaald op basis van maximaal 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende resultaat/onderdeel;

    • b.

      indien sprake is van ondersteuning door niet-professionals bedraagt het tarief maximaal 20,00 per uur.

  • 2. Indien het percentage genoemd in lid 1 onder a niet toereikend is om effectief en kwalitatief goede hulp in te kopen, kan gemotiveerd van dit percentage worden afgeweken tot maximaal 100% van het goedkoopst adequate ZIN-tarief.

Artikel 5.4 Hoogte pgb kortdurend verblijf

De hoogte van een pgb voor kortdurend verblijf wordt bepaald op basis van het daartoe door het college vastgestelde tarief.

Artikel 5.5 Hoogte pgb overige maatwerkvoorzieningen

De hoogte van een pgb voor overige maatwerkvoorzieningen wordt bepaald op basis van het daartoe door het college vastgestelde tarief.

Artikel 5.6 Besteding persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget mag niet worden besteed aan:

  • a.

    administratiekosten;

  • b.

    een eenmalige uitkering (pgb buiten schuld);

  • c.

    de reiskosten van de zorgverlener;

  • d.

    een uitkering voor feestdagen;

  • e.

    contributie lidmaatschap Per Saldo;

  • f.

    ingekochte ondersteuning buiten EU-landen;

  • g.

    tussenpersonen of belangbehartigers.

Hoofdstuk 6: Regels ten aanzien van waardering mantelzorgers

Artikel 6.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente Alkmaar kan bestaan uit -onder meer -:

  • a.

    een uitnodiging voor de dag van de mantelzorger;

  • b.

    gezamenlijke koffie/borrel;

  • c.

    het verstrekken van een cadeaubon of boeket bloemen;

  • d.

    een financiële waardering in de vorm van een mantelzorgcompliment.

Hoofdstuk 7: Overige bepalingen

Artikel 7.1 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

  • 1. Deze nadere regels treden met ingang van 1 juli 2016 in werking, met uitzondering van artikel 3.1 lid 3 Nadere Regels. Dit lid treedt met ingang van 1 januari 2017 in werking.

  • 2. De nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015 worden ingetrokken.

  • 3. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2016.

Ondertekening

Alkmaar, 17 mei 2016
Het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
P.M. Bruinooge, burgemeester
W. van Twuijver, secretaris.

Bijlage 1 Gebruikelijke hulp en mantelzorg

Wie beperkingen ondervindt in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, doet voor hulp en ondersteuning vaak een beroep op gebruikelijke hulp of mantelzorg.

Bij gebruikelijke hulp gaat het in het kort om de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen (huisgenoten) geacht worden elkaar onderling te bieden. De basis van deze zorgplicht voor elkaar berust op het feit dat er sprake is van een leefeenheid met een gezamenlijk huishouden en de bijbehorende gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van dat huishouden. De zorgbehoevende moet in staat worden gesteld om de in bijlage 2 beschreven resultaten te bereiken.

Er is sprake van mantelzorg wanneer de zorg de gebruikelijke hulp te boven gaat. In tegenstelling tot de gebruikelijke zorg is het geven of ontvangen van mantelzorg géén verplichting van de huisgenoten die tot dezelfde leefeenheid behoren. Hier is een gemeentelijke zorgtaak neergelegd: het ondersteunen van mantelzorgers. Zie hiervoor het te behalen resultaat onder punt 2 onder 3 van bijlage 2. Of de huisgenoot de zorg vervolgens zelf gaat uitvoeren met behulp van een persoonsgebonden budget speelt geen rol bij de indicatiestelling.

Gebruikelijke hulp

Wat tot de verplichte, gebruikelijke hulp wordt gerekend, hangt af van de sociale relatie tussen de huisgenoten. Zo heeft een partner van een zieke of hulpbehoevende zwaardere verplichtingen dan een minderjarige zoon of dochter van iemand die hulp nodig heeft. Welke zorg partners, ouders van minderjarige kinderen, of andere huisgenoten aan elkaar moeten bieden, hangt af van de mate van de vertrouwelijkheid van de relatie. Hoe sterker de sociale relatie, des te groter de omvang van de zorg die als gebruikelijk wordt beschouwd. Dit wordt in elke individuele situatie beoordeeld.

Hulp bij het huishouden

Gebruikelijke hulp is van toepassing indien er huisgenoten aanwezig zijn die in staat zijn huishoudelijke taken uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen volwassenen vanaf 23 jaar en kinderen en jongeren tot 23 jaar. In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen, dan gaat de indicatiesteller ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • 1.

    Kinderen ouder dan 5 jaar en jonger dan 12 jaar (basisschool) kunnen helpen met eigen speelgoed / spullen opruimen, tafel dekken en afruimen, afwassen, afdrogen, vaatwasser inruimen en uitruimen, kleding in de wasmand gooien.

  • 2.

    Kinderen van 12 – 18 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken, hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

  • 3.

    Een 18-23 jarige wordt verondersteld de volgende taken van een 1-persoonshuishouden uit te kunnen voeren. De taken zijn:

    • a.

      schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer,

    • b.

      eigen was doen,

    • c.

      afwassen en opruimen.

  • 4.

    Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen.

Aspecten waar (geen) rekening mee wordt gehouden:

  • Wens huisgenoten/niet gewend zijn In situaties dat huisgenoten nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden. De indicatie wordt afgegeven voor maximaal 6 weken. De ondersteuning ziet op het aanleren van de noodzakelijke huishoudelijke taken.

  • Studie of werkzaamheden

    In beginsel wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Uitgezonderd zijn personen die vanwege hun werkzaamheden (verplichtend karakter) langdurig van huis zijn (7 dagen of langer aaneengesloten).

  • Leeftijd

    Leeftijd is niet doorslaggevend in het bepalen van gebruikelijke hulp. Ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk worden geacht de gebruikelijke hulp voor hun rekening te nemen.

  • Trainbaarheid

    Dit wordt per individu beoordeeld. Het niet meer trainbaar zijn wordt dus niet standaard aangenomen bij een bepaalde leeftijdsgrens.

  • Kamerverhuur

    Personen die een (pension)kamer huren worden niet tot huisgenoten gerekend. Het moet dan gaan om personen die in generlei familiebetrekking staan tot elkaar en er moet daadwerkelijk een huurovereenkomst liggen. Bij mensen die zelfstandig (denk aan woongroepen, kamerverhuur, kloosterlingen, meerdere generaties in een huis) samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, kan de indicatie alleen betrekking op de eigen woonruimte (kamers) van de cliënt.

Begeleiding

Gebruikelijke hulp is van toepassing indien er huisgenoten aanwezig zijn die in staat zijn de begeleiding te bieden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties. Hierbij willen we er ook vanuit gaan dat 23 jaar en ouder volwassen is.

Kortdurende situaties

Alle begeleiding van de cliënt door huisgenoten is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Langdurige situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door huisgenoten onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:

  • Het begeleiden/vervoeren van de cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer.

  • Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie of bieden van dagstructuur.

Wanneer kan een uitzondering worden gemaakt voor gebruikelijke hulp:In bepaalde situaties is gebruikelijke hulp niet van toepassing of dient er soepeler mee omgegaan te worden. Die situaties zijn:

  • 1.

    Voor zover de huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke begeleiding ten behoeve van de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren wordt van hen geen bijdrage verwacht.

  • 2.

    Voor zover een huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke begeleiding verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:

    • a.

      Wanneer voor de volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting vanwege het zelf leveren van zorg, dient men die overbelasting op te heffen door deze zorg door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen.

    • b.

      Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke begeleiding, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke begeleiding voor op die maatschappelijke activiteiten.

Bijlage 2 Resultaatgebieden

Iedere cliënt is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het voeren van zijn huishouden. Mocht de cliënt hiertoe niet in staat zijn dan kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken. De ondersteuning die het college door middel van een maatwerkvoorziening of pgb verleent in de vorm van dienstverlening, vindt plaats binnen 1 of meerdere resultaatgebieden, die allemaal te maken hebben met het uiteindelijke doel: Behoud en zo mogelijk versterking van de zelfredzaamheid en participatie. De te bereiken resultaten worden beschreven in de beschikking.

  • 1.

    Hulp bij het huishouden

    Een cliënt moet kunnen beschikken over:

    • 1.

      Een schoon en leefbaar huis – het gaat hierbij om het schoonhouden van de ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk (elementaire woonfuncties) zijn (zowel het zwaar als licht huishoudelijk werk):

      • a.

        Een woonkamer

      • b.

        De als slaapkamer gebruikte slaapkamers

      • c.

        De keuken en de sanitaire ruimten

      • d.

        Verkeersruimten zoals gang en trap

    • 2.

      Wassen

    • 3.

      Organisatie, advies en/ of instructie van het huishouden, te weten:

      • o

        Plannen en organiseren van huishoudelijke activiteiten

      • o

        Helpen met verkrijgen van structuur

      • o

        Instructie bij huishoudelijke taken (hoe en omgang hulpmiddelen)

      • o

        Aanleren activiteiten

    • 4.

      Persoonlijke verzorging van kinderen die tot het gezin behoren De ouder(s) is/zijn primair verantwoordelijk voor de zorg voor de kinderen. De gemeente kan maximaal 3 maanden de ouderrol op zich nemen indien de ouder(s) niet in staat is/zijn de zorg van de kinderen op zich te nemen. De maximale duur bedraagt 3 maanden. Er kan gekeken worden of kinderopvang mogelijk is (verantwoording ouders).

  • 2.

    Begeleiding

    Een cliënt moet in staat zijn tot:

    • 1

      het zelfstandig en veilig kunnen wonen; Voorbeelden zijn weten wat te doen bij calamiteiten, contact onderhouden met (zorg)instanties, het nemen van verantwoordelijkheid voor zichzelf en anderen en in staat zijn tot het aangaan en onderhouden van persoonlijke contacten en relaties.

    • 2

      zinvolle dag invulling. Kan structuur aanbrengen in dag. Heeft een zinvolle dag invulling. Doet mee aan (reguliere, sportieve en/of culturele) activiteiten waarbij participatie voorop staat.

  • Indien ondersteuning wordt geboden op één van bovenstaande punten dan moet de cliënt ook in staat worden gesteld tot zelfverzorging.

  • Daarnaast moet de cliënt beschikken over een ondersteunend netwerk/mantelzorg (3e resultaat). Er moet voor worden gezorgd dat het netwerk niet overbelast raakt. Het opbouwen van netwerk valt onder zelfstandig wonen.

  • Bij de te bereiken resultaten wordt nog onderscheid gemaakt in de zwaarte van de zorg:

    • a.

      Licht: praktische ondersteuning en advies bij zelfregie

    • b.

      Middel: versterken en ondersteunen van zelfregie

    • c.

      Zwaar: overnemen en compenseren van zelfregie. Bij wens beschermd wonen in de thuissituatie kan deze variant ook worden ingezet.

  • Mantelzorg

    Bij uitval van de mantelzorger in verband met overbelasting worden bovenstaande 2 punten ook geboden (indien noodzakelijk) aan de ondersteuningsbehoevende.

  • 3.

    Beschermd wonen

    Beschermd wonen is er op gericht de cliënt zo zelfstandig mogelijk aan de maatschappij te laten

    deelnemen en het proces van herstel te bevorderen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee

    hoofddoelen:

    • 1.

      herstel en stabiliteit;

    • 2.

      herstel en uitstroom.

  • Onder deze twee hoofddoelen vallen verschillende subdoelen:

    • het bevorderen en herstel van zelfredzaamheid en participatie;

    • het bevorderen van het psychisch functioneren;

    • stabilisatie van het psychiatrisch ziektebeeld;

    • voorkomen van opname;

    • het bieden van een veilige woonomgeving;

    • voorkomen van terugval in de problematiek;

    • voorkomen van verwaarlozing, maatschappelijke overlast en het afwenden van gevaar voor de

      cliënt of voor anderen.