Regeling vervallen per 29-03-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent een individuele inkomenstoeslag (Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Alkmaar)

Geldend van 19-06-2020 t/m 28-03-2023 met terugwerkende kracht vanaf 09-04-2020

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar houdende regels omtrent een individuele inkomenstoeslag (Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Alkmaar)

Het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 36 en artikel 8 lid 2 van de Participatiewet en artikel 2 lid 3 van de verordening individuele inkomenstoeslag Alkmaar;

b e s l u i t :

vast te stellen de beleidsregels Individuele inkomenstoeslag gemeente Alkmaar.

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a)

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar;

    • b)

      belanghebbende: persoon die een individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

    • c)

      WSF: Wet Studiefinanciering 2000;

    • d)

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • e)

      WSNP: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • f)

      verordening: Verordening Individuele inkomenstoeslag gemeente Alkmaar;

    • g)

      inkomensgrens: de hoogte van het inkomen als bedoeld in artikel 3 van de verordening.

    • h)

      [vervallen]

  • 2. Voor de overige begrippen wordt aangesloten bij de begrippen zoals die gelden in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

Artikel 2. Toepassing kostendelersnorm

Bij de berekening van de van toepassing zijnde inkomensgrens wordt de kostendelersnorm toegepast.

Artikel 3. Geen recht op individuele inkomenstoeslag

  • 1. Niet voor individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die tijdens de laatste 12 maanden van de referteperiode door het college een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeids-of re-integratieverplichting dan wel een maatregel is opgelegd door het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Een waarschuwing wordt hier niet als maatregel beschouwd.

  • 2. Niet voor individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende bij wie door het college dan wel het UWV in de referteperiode een benadelingsbedrag wegens verzwegen inkomsten uit arbeid is vastgesteld als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.

  • 3. [vervallen]

Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Uitzicht op inkomensverbetering wordt in ieder geval verondersteld ten aanzien van de belanghebbende die:

    • a.

      op de aanvraagdatum uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of kan volgen en/of studiefinanciering ontvangt of kan volgen op grond van de WSF of die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS;

    • b.

      tijdens de referteperiode een opleiding of onderwijs als bedoeld in punt a heeft gevolgd;

    • c.

      op de aanvraagdatum een inkomen heeft dat hoger is dan de inkomensgrens voor de inkomenstoeslag maar gedurende drie jaar op bijstandsniveau leeft wegens een minnelijke schuldregeling of WSNP traject;

    • d.

      op de aanvraagdatum inkomsten uit arbeid ontvangt onder de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag en bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel potentieel heeft om zijn inkomen te verbeteren;

    • e.

      binnen een termijn van 6 maanden na de aanvraagdatum een inkomen kan krijgen dat hoger is dan de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag;

    • f.

      op de aanvraagdatum een arbeidsgericht traject volgt en waarbij het zeker is dat hij binnen een termijn van 6 maanden zicht heeft op inkomensverbetering;

  • 2. Een belanghebbende die valt onder één van de categorieën genoemd in het eerste komt niet inaanmerking voor de individuele inkomenstoeslag.

  • 3. Indien de veronderstelde inkomensverbetering ingevolge lis 1 sub a, b, e en f zich niet voordoet binnen de aangegeven termijn bestaat de mogelijkheid dat belanghebbende wel in aanmerking kan komen voor de inkomenstoeslag. Er dient dan opnieuw een afweging gemaakt te worden over het zicht op inkomensverbetering.

  • 4. In alle andere situaties, niet genoemd in het eerste lid, zal het college op grond van de eigen bevindingen een afweging maken over het zicht op inkomensverbetering van de aanvrager.

Artikel 5. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Geen uitzicht op inkomensverbetering heeft:

  • a.

    de belanghebbende die op aanvraagdatum een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op basis van volledige arbeidsongeschiktheid (80% - 100%);

  • b.

    de uitkeringsgerechtigde die op de aanvraagdatum een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of IOAZ en die een ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen genoemd in artikel 9 lid 1 onder a en b Participatiewet of artikel 37 lid 1 onder a, c, en e IOAW/IOAZ voor een periode van meer dan 6 maanden;

  • c.

    de belanghebbende die op aanvraagdatum naar vermogen maximaal werkt en inkomsten ontvangt onder de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag

  • d.

    de belanghebbenden die niet valt onder één van de categorieën genoemd onder a tot en met c, maar waarvan het college op grond van de eigen bevindingen tot het oordeel komt dat de aanvrager geen uitzicht op inkomensverbetering heeft.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Alkmaar .

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 17 februari 2015.
P.M. Bruinooge, burgemeester.
mw. W.J. Pelk MBA, waarnemend secretaris.

Toelichting beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente Alkmaar

De individuele inkomenstoeslag is een extra tegemoetkoming voor belanghebbenden die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Daarmee is het de opvolger van de huidige langdurigheidstoeslag.

De gemeenteraad heeft de Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 vastgesteld.

Artikel 36 van de Participatiewet stelt o.a. als voorwaarde dat het recht op een individuele inkomenstoeslag alleen bestaat indien er géén uitzicht is op inkomensverbetering.

Het college kan op grond van artikel 36 Participatiewet beleidsregels stellen ten aanzien van het begrip uitzicht op inkomensverbetering. Wie heeft wel en wie heeft geen uitzicht op inkomensverbetering? 

Iedere aanvraag wordt beoordeeld op grond van de criteria uit artikel 36 van de Participatiewet en de verordening maar ook op de vraag of er sprake is van ‘uitzicht op inkomensverbetering’.

Bij elke aanvraag wordt daarbij gekeken naar de krachten en bekwaamheden van de aanvrager (en eventuele partner) en naar de inspanningen die betrokkene heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Als dit is beoordeeld, kan vastgesteld worden of de aanvrager (en/of de eventuele partner) uitzicht heeft op inkomensverbetering. Alleen als daar geen uitzicht op is en er wordt aan de overige voorwaarden voortvloeiend uit artikel 36 Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag voldaan, dan is er recht op de individuele inkomenstoeslag.

In deze beleidsregels worden de criteria voor deze beoordeling neergelegd.

Omwille van de leesbaarheid is steeds “hij” gebruikt in de tekst. Waar hij staat kan ook “zij” gelezen worden.

Artikel 1. Begrippen

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2. Toepassing kostendelersnorm

De inkomenstoeslag wordt toegekend indien het inkomen lager is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij de berekening hiervan wordt de kostendelersnorm toegepast.

Artikel 3. Geen recht op individuele inkomenstoeslag

De toeslag is slechts bedoeld voor mensen die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Zo wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de inkomenstoeslag.

Het college beoordeelt of belanghebbende op de aanvraagdatum uitzicht heeft op inkomensverbetering. Deze beoordeling geschiedt aan de hand van:

  • a.

    de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende en;

  • b.

    de inspanningen die belanghebbende heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

a. Krachten en bekwaamheden  

Het Rijk heeft geen definitie gegeven wat verstaan wordt onder de krachten en bekwaamheden van een persoon. Het college heeft de bevoegdheid deze definitie nader te specificeren. Aansluiting wordt gezocht bij de bepalingen/uitgangspunten die het UWV hanteert bij de beoordeling van het begrip passende arbeid in relatie tot arbeidsongeschiktheid.

  • -

    Bij krachten gaat het om een beperkte belastbaarheid, zowel fysiek als psychisch, waardoor sprake is van geen of verminderde uitzicht op inkomensverbetering.

  • -

    Bij bekwaamheden gaat het om tekortschietende kennis en vaardigheden die aanleiding geven tot geen of verminderde uitzicht op inkomensverbetering.

 

Deze definitiebepalingen van het UWV vormen het vertrekpunt bij de beoordeling van de individuele aanvraag.

 

b. Verrichte inspanningen  

Het college zal in het individuele geval moeten beoordelen of belanghebbende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Dit is in beginsel niet het geval als belanghebbende in de referteperiode één van de re-integratieverplichtingen ingevolge de wet en de Afstemmingsverordening heeft geschonden 1 .

 

In het bijzonder geldt dit voor de zwaardere overtredingen waarbij verondersteld kan worden dat door het verzuim het uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk is verminderd. Dit is het geval als een persoon niet of onvoldoende naar vermogen heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te behouden of te aanvaarden zonder dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, die aanleiding hebben gegeven om af te zien van een verlaging van de uitkering.

 

Het handelt hier specifiek om de volgende gedragingen:

 

De overtreding van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen van artikel 18 lid 4 Participatiewet.

 

De bepalingen van artikel 8. Gedragingen Participatiewet van de Afstemmingsverordening Participatiewet IOAW en IOAZ

  • 1.

    Verlaging van de tweede categorie genoemd onder sub b;

  • 2.

    Verlaging van de derde categorie genoemd onder sub b en c;

  • 3.

    Verlaging van de vierde categorie genoemd onder sub a en b.

 

De bepalingen van artikel 9. Gedragingen IOAW en IOAZ van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ

  • 1.

    Verlaging van de tweede categorie genoemd onder sub b;

  • 2.

    Verlaging van de derde categorie genoemd onder sub b sub c;

  • 3.

    Verlaging van de vierde categorie genoemd onder sub a tot en met d.

 

Het college hanteert het uitgangspunt dat bij deze zwaardere gedragingen het in de lijn der verwachting ligt dat een persoon zijn uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk heeft verminderd.

Bij lichtere schendingen van de re-integratieverplichtingen is het minder evident dat een persoon zijn uitzicht op inkomensverbetering heeft verspeeld. Alleen als in redelijkheid een causaal verband gelegd kan worden tussen de schending en het verspeeld perspectief op inkomensverbetering bestaat geen recht op de inkomenstoeslag. Dit is bij de zwaardere gedragingen volgens het college meer evident. Bij lichtere gedragingen is deze relatie minder evident. Zo is het causale verband tussen niet tijdige verlenging van de inschrijving bij het UWV WERKbedrijf en het ontbrekend uitzicht op inkomensverbetering wel erg ver van elkaar verwijderd.

 

Ter voorkoming van rechtsongelijkheid met uitkeringsgerechtigden van het UWV wordt voor hen dezelfde lijn doorgetrokken.

  

Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering

Lid 1 sub a en b Onderwijs/scholing/studiefinanciering

Belanghebbende die een opleiding volgt of kan volgen als bedoeld in de WTOS, een studie volgt of kan volgen als bedoeld in de WSF 2000, studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF 2000 of die in de referteperiode een opleiding of onderwijs heeft gevolgd wordt geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben.

Belanghebbende die tijdens de referteperiode door ziekte de studie/opleiding moest staken en daardoor geen uitzicht meer heeft op inkomensverbetering kan wel in aanmerking komen voor de inkomenstoeslag.

 

Lid 1 sub c Minnelijke schuldregeling of Wsnp

Belanghebbende die in het minnelijke schuldregeling traject of de Wsnp zit, leeft gedurende dit traject van een inkomen ter hoogte van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsniveau. Het meerdere van het gezamenlijk inkomen wordt aangewend voor de aflossing van schulden. Daarnaast heeft belanghebbende na afloop van het traject weer uitzicht op inkomensverbetering.

 

Lid 1 sub d Bewust deeltijd werken

Als een belanghebbende die in deeltijd werkt, wel meer zou kunnen werken, maar er bewust voor kiest om dit niet te doen, heeft hij uitzicht op inkomensverbetering.

Belanghebbende die parttime werkt moet zelf aantonen dat hij naar vermogen maximaal werkt.

 

Lid 1 sub e Binnen 6 maanden hoger inkomen

Als redelijkerwijs aannemelijk is dat belanghebbende binnen 6 maanden een inkomen kan krijgen dat hoger is dan de geldende inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag bestaat er uitzicht op inkomensverbetering (b.v. als op het moment van aanvraag al vaststaat dat belanghebbende een baan heeft waarvan de ingangsdatum binnen een termijn van 6 maanden is).

 

Lid 1 sub f arbeidsgericht traject

Hiervan kan sprake zijn bij het volgen van een traject met baangarantie.

    

Artikel 5. Geen uitzicht op inkomensverbetering

 

Sub a: Volledig arbeidsongeschikt

Een belanghebbende die volledig arbeidsongeschikt is heeft per definitie geen uitzicht op betaalde arbeid en de daarmee samenhangende inkomensverbetering. De situatie voor gehuwden is lastiger te bepalen. De echtgenoot die de arbeids-ongeschiktheidsuitkering ontvangt heeft per definitie geen uitzicht op inkomensverbetering. Dit geldt niet voor de andere echtgenoot. Deze kan uitzicht hebben op inkomensverbetering, maar er voor kiezen thuis te blijven. De beoordeling van de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie van deze echtgenoot vindt plaats door de klantmanager.

 

Sub b: Uitkeringsgerechtigde met ontheffing arbeidsverplichting

De uitkeringsgerechtigde op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ met een vrijstelling van de genoemde arbeidsverplichting heeft gedurende de vrijstellingsperiode geen uitzicht op inkomensverbetering. Na afloop van de ontheffingsperiode zal dit telkens opnieuw beoordeeld moeten worden. Bij een nieuwe aanvraag zal daarom telkens een nieuwe beoordeling gemaakt moeten worden.

 

Sub c: Naar vermogen maximaal werken

Een belanghebbende die naar vermogen maximaal werkt heeft geen zich op inkomensverbetering.

 

Sub d: Overige belanghebbende zonder uitzicht op inkomensverbetering

Dit artikel bevat een niet-limitatieve opsomming. Het is niet mogelijk om alle doelgroepen te benoemen die geen uitzicht op inkomensverbetering hebben, dit vanwege de individuele toets die altijd moet plaatsvinden. Om die reden is dit lid toegevoegd.

 

Artikel 6. Inwerkingtreding

Behoeft geen toelichting

 

Artikel 7. citeertitel

Behoeft geen toelichting

  


Noot
1

CRvB 17-12-2013, nr.12/83 WWB, ECLI:NL CRVB2013:2824