Regeling vervallen per 11-04-2013

Inburgeringsverordening

Geldend van 23-02-2012 t/m 10-04-2013

Intitulé

Inburgeringsverordening

De raad van de gemeente Alkmaar;

gelet op het bepaalde in de Wet inburgering;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 80;

gelet op het advies van de commissie samenlevingszaken;

Besluit:

vast te stellen de navolgende Inburgeringsverordening gemeente Alkmaar:

Inburgeringsverordening gemeente Alkmaar

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college beoordeelt ten minste eens in de twee jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Doelgroepen

Het college biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige die houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000 dan wel een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige die geestelijke bedienaar is.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      trajectbegeleiding en/of coaching;

    • b.

      het houden van voortgangsgesprekken;

    • c.

      een activiteit gericht op leren in de praktijk (vrijwilligerswerk of taalstage of een andere op participatie gerichte activiteit).

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 3 schriftelijk. Het aanbod wordt in gezamenlijk overleg besproken en indien daarover overeenstemming bestaat door beide partijen voor akkoord ondertekend.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen drie weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen drie weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6. De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a.

      Het verzoek om een persoonlijk inburgeringsbudget wordt mondeling dan wel schriftelijk ingediend;

    • b.

      Het college bepaalt op welke gronden het persoonlijk inburgeringsbudget wordt toegewezen;

    • c.

      De inburgeraar wordt bij de (verlengde) intake begeleid bij het opstellen van het eigen trajectplan en bij de keuze van de inburgeringsaanbieder.

  • 2.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsaanbieder die beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3.

    Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2;

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsaanbieder die beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van een taalkennisvoorziening.

  • 4.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college, de inburgeringsplichtige en de inburgeringsaanbieder een contract.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    Het college legt de inburgeringsplichtige de eigen bijdrage op, als bedoeld in artikel 23, lid twee van de wet. De bijdrage kan op verzoek van de inburgeringsplichtige in maximaal 4 maandelijkse termijnen worden betaald.

  • 2.

    Van het invorderen van de eigen bijdrage ziet het college af als de inburgeringsplichtige aantoonbare inspanningen heeft verricht om het inburgeringsexamen te halen.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Het college legt een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen op:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden en geaccepteerde inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider en/of participatiecoach;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen/staatsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen/staatsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10% van de bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dat het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 34 onder a van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 10% van de bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dat het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 34 onder b van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste 10% van bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dat het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 34 onder a van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste 20% van bijstandsnorm per maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dat het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 34 onder b van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4, Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college kan, behoudens het beschikbare budget, groepen vrijwillige inburgeraars aanwijzen aan wie bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    motivatie/zelfmelders,

  • b.

    afstand tot de arbeidsmarkt,

  • c.

    mate van achterstand op het gebied van maatschappelijke participatie en

  • d.

    verblijfsduur in Nederland

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      trajectbegeleiding en/of coaching;

    • b.

      het houden van voortgangsgesprekken;

    • c.

      een activiteit gericht op leren in de praktijk (vrijwilligerswerk of taalstage of een andere op participatie gerichte activiteit).

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

    • a.

      Het persoonlijk inburgeringsbudget wordt na mondeling dan wel schriftelijk verzoek van de inburgeraar toegewezen;

    • b.

      De inburgeraar wordt bij de (verlengde) intake begeleid bij het opstellen van het eigen trajectplan en bij de keuze van de inburgeringsaanbieder.

  • 2.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsaanbieder die beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringsprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

  • 3.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

    • a.

      naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 en

    • b.

      wordt verzorgd door een inburgeringsaanbieder die beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van taalkennisvoorzieningen.

  • 4.

    Als het college de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, waarin de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget is opgenomen, heeft gesloten, sluiten het college, de vrijwillige inburgeraar en de inburgeringsaanbieder een contract.

Artikel 15 Eigen bijdrage

De vrijwillige inburgeraar met een inkomen van meer dan 120% van het bijstandsniveau is, voorafgaand aan het traject, een eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet verschuldigd van € 270,-.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

Het college zal in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider of participatiecoach;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan.

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de boetes die kunnen worden opgelegd wanneer de verplichtingen verwijtbaar niet worden nagekomen.

Artikel 18 Boete bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, zal het college hem de volgende boetes opleggen:

  • a.

    Een boete van ten hoogste 10% van de bijstandsnorm per maand die voor de vrijwillige inburgeraar geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de Wet werk en bijstand zou zijn, indien de vrijwilliger inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 16 van deze verordening. Het bedrag van de bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan het maximale bedrag zoals genoemd in artikel 34 onder b van de wet;

  • b.

    De boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

  • c.

    Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen boete opgelegd.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 20 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Ten aanzien van inburgeringstrajecten en -voorzieningen voor inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die zijn aangeboden of toegekend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de “Verordening tot wijziging van de Inburgeringsverordening” blijven de bepalingen van de Inburgeringsverordening van kracht zoals deze luidden vóór dit tijdstip.

  • 2.

    Ten aanzien van de overeenkomsten die zijn gesloten met vrijwillige inburgeraars vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de “Verordening tot wijziging van de Inburgeringsverordening” blijven de bepalingen van de Inburgeringsverordening van kracht zoals deze luidden vóór dit tijdstip.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om een inburgerings- of taalkennisvoorziening krachtens de Inburgeringsverordening, wordt beslist met toepassing van de bepalingen van de verordening zoals die luidden op het moment van het nemen van de beschikking.

Ondertekening

Alkmaar,
De raad voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Vastgesteld bij raadsbesluit van 30 september 2010.
Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad van 27 oktober 2010.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De informatievoorziening is in deze gemeente op dit moment ondergebracht bij bureau INOVA (al of niet in de wijk). Aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars wordt door bureau INOVA informatie en advies verstrekt, en zij kunnen bij INOVA terecht voor vragen die samenhangen met de inburgeringsplicht of de inburgeringsmogelijkheden voor vrijwillige inburgeraars. Voorts kan een verlengde intake van ongeveer 6 weken aan de orde zijn, waarbinnen de inburgeraar wordt geïnformeerd over het inburgeringstraject en wordt in samenwerking met de inburgeraar het meest passende aanbod ontwikkeld.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren. In dit artikel wordt benadrukt dat het college alleen uitvoering wenst te geven aan deze wettelijk verplichte taak.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren.

De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Artikel 19, vierde lid, WI draagt het college op om er voor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling. De voorziening dient dus te worden afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien de re-integratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college wordt verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

Voorst kan de gemeente afspraken maken met het bedrijfsleven om werknemers met een inburgeringsachterstand in te burgeren, waardoor hun arbeidsmarktpositie wordt verbeterd (inburgering op de werkvloer)

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de voorziening voor inburgeringsplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding/coaching of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Trajectbegeleiding en/of coaching en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen voorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel. De coaching kan bestaan uit een professionele participatiecoach of een vrijwillige taalcoach (taalmaatje).

Naast trajectbegeleiding en coaching wordt bovendien accent gelegd op het leren in de praktijk via taalstages en/of vrijwilligerswerk.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de voorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet. Het aanbod wordt in de meeste gevallen gezamenlijk bepaald tijdens de verlengde intake van ca. 6 weken. Aan het einde van die intake wordt gezamenlijk een trajectplan vormgegeven, waarin dat aanbod is opgenomen. Het trajectplan wordt vervolgens ondertekend door de inburgeringsplichtige en de gemeente.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid). Door het trajectplan als bijlage bij de beschikking te voegen wordt daaraan voldaan.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een voorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het college neemt in die situatie een handhavingsbeschikking: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, WI kan het college de voorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een inburgeringsprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door de inburgeringsaanbieder.

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met de inburgeringsaanbieder een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringsplichtige sluit. In de verordening is vastgelegd dat na gemeentelijke instemming met het trajectplan de inburgeringsplichtige, de inburgeringsaanbieder en de gemeente een contract ondertekenen. Dat ook de gemeente het contract ondertekenend heeft te maken met de verzekering bij de inburgeringsaanbieder die het inburgeringstraject door de gemeente betaald wordt.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de door het college op te leggen eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

Het innen van een eigen bijdrage kan voor de inburgeringsplichtige een drempel betekenen voor het aanvaarden van het gemeentelijke aanbod. Om deze drempel te slechten ziet het college in individuele gevallen af van het innen van de eigen bijdrage. Daarbij mag van de inburgeringsplichtige worden verlangd dat hij moeite doet het inburgeringsexamen te halen. Dat is aan de orde als de inburgeringsplichtige afdoende deelneemt het inburgeringstraject, aanwezig is bij alle onderdelen van het inburgeringsprogramma en deelneemt aan het inburgeringsexamen. Als de inburgeringsplichtige die inspanningen verwijtbaar niet heeft verricht, dan wordt de eigen bijdrage alsnog geïnd. In dit artikel is in dat geval de wijze van betaling van de eigen bijdragen in termijnen bepaald. Ingeval een bijstandsuitkering kan dat plaatsvinden door middel van verrekening met de algemene bijstand of een andere uitkering.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In de beschikking worden de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringsplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dient de start van de inburgeringstermijn in de beschikking te worden aangegeven (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). De start van die termijn is de datum van de beschikking. Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald.

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.

Artikel 12 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

Artikel 13 De samenstelling van de voorziening

Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.

Artikel 14 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

Zie de toelichting bij artikel 6 van de verordening.

Artikel 15

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen (artikel 24e, tweede lid, WI).

In dit artikel is aangegeven dat vrijwillige inburgeraars met een inkomen hoger dan 120% van het bijstandsniveau in staat worden geacht de eigen bijdrage ter hoogte van € 270,- te betalen. Indien de vrijwillige inburgeraar dat wenst, kan de eigen bijdrage in termijnen worden betaald.

Artikel 16 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college opneemt in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die zijn opgenomen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringsplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 8 van de verordening).

Artikel 17 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening bevat dezelfde onderwerpen als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 18 Boetes bij niet-nakoming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst verwijtbaar niet nakomt. De vrijwillige inburgeraar heeft zichzelf door het aangaan van de overeenkomst gecommitteerd tot het betalen van de boete bij het niet-nakomen van zijn verplichtingen. De hoogte van de boete is overeenkomstig die voor inburgeringsplichtigen.

Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.

Bij de toepassing van de criteria wordt de volgende beleidslijn gehanteerd. Via gesprekken met de inburgeraars, die zich gemotiveerd zelf melden, wordt nagegaan wat de directe opbrengst is van de inburgering in de stappen daarna. Daarbij zullen wij ondermeer de kansen op de arbeidsmarkt als uitgangspunt nemen. Dat betekent dat de inburgering een noodzakelijke voorwaarde is om een baan te kunnen verkrijgen, cq. behouden. Voorts wordt gekeken naar bijvoorbeeld de positie van de huwelijksmigrant, vaak vrouw, of vanuit overwegingen van emancipatie een inburgeringstraject van maatschappelijk belang is. Tot slot dient de inburgeraar aantoonbaar te maken dat hij/zij van plan is zich duurzaam zich in Nederland te vestigen. Het aantal inburgeraars dat van het gemeentelijk inburgeringsaanbod gebruik kan maken op grond van genoemde criteria is budgettair gelimiteerd.

Artikel 20 Overgangsrecht

In dit artikel wordt het overgangsrecht gecreëerd. Dit betekent dat, indien er vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wijzigingsverordening, sprake is geweest van een aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, een toekenningsbesluit dan wel een overeenkomst, de bepalingen van de Inburgeringsverordening van kracht blijven zoals deze vóór dat tijdstip luidden."