Regeling vervallen per 16-05-2013

Kapverordening gemeente Alkmaar 2010

Geldend van 20-10-2010 t/m 15-05-2013

Intitulé

Kapverordening gemeente Alkmaar 2010

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    houtopstand : hakhout of één of meer bomen;

  • b.

    boom : een houtachtig, overblijvend gewas dat één- of meerstammig kan zijn, waarbij in geval van meerstammigheid de stammen zich bovengronds vertakken;

  • c.

    hakhout : één of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • d.

    vellen : kappen of rooien, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • e.

    dunnen : vellen, dat uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

  • f.

    bebouwde kom : het gebied binnen de gemeentegrens zoals vastgesteld bij het besluit van de gemeenteraad d.d. 1 augustus 1974 welk besluit is goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Holland d.d. 17 december 1974;

  • g.

    iepziekte : de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

  • h.

    iepenspintkever : het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh.) en Scolytus pygmaeus;

  • i.

    college : college van burgemeester en wethouders.

  • j.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN TER BEWARING VAN HOUTOPSTANDEN

Artikel 2 (Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden)

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen, waarvan de stam, of bij meerstammigheid de dikste stam, een doorsnede heeft van meer dan 20 cm op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 3, eerste lid, van deze verordening.

Artikel 3 (herplant-/instandhoudingsplicht)

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, danwel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond danwel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten.

  • 2.

    Aan de in het eerste lid bedoelde verplichting kan een termijn worden verbonden waarbinnen overeenkomstig de het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herbeplant, alsmede een termijn waarbinnen en de wijze waarop na de herbeplanting niet-aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt danwel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4.

    Een beslissing als bedoeld in de vorige leden wordt schriftelijk ter kennis van betrokkene gebracht.

  • 5.

    Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 6.

    Een gedraging in strijd met een opgelegde verplichting als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel is verboden.

Artikel 4 (bestrijding iepziekte)

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de iepen te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

  • 5.

    Een gedraging in strijd met een aanschrijving als bedoeld in het eerste lid is verboden.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 5 (aanvraag vergunning of ontheffing)

  • 1.

    De vergunning of ontheffing moet schriftelijk worden aangevraagd bij het college door of namens danwel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken onder bijvoeging van een situatieschets waarop de houtopstand waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, staat aangeduid.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op dunnen, wordt op de in het eerste lid bedoelde situatieschets het te dunnen plantvak aangegeven.

  • 3.

    De aanvraag kan mondeling worden ingediend indien er sprake is van een spoedeisend belang wegens calamiteiten of ernstige bedreiging van de houtopstand.

Artikel 6 (beslistermijn)

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 7 (weigeringsgronden, voorschriften en beperkingen)

  • 1.

    Het college kan in elk geval de vergunning of ontheffing weigeren, of aan de vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden op grond van:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      beeldbepalende waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden voor landschaps- en stadsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorschriften of beperkingen kunnen inhouden:

    • a.

      dat een termijn wordt gesteld waarbinnen geen gebruik van de vergunning of ontheffing mag worden gemaakt;

    • b.

      dat de kapvergunning uitsluitend gebruikt mag worden als voor het bouwplan de benodigde bouwvergunning of voor werken de benodigde aanlegvergunning is verleend en bekendgemaakt en deze niet is geschorst of vernietigd;

    • c.

      de plicht te herbeplanten ter vervanging van de te vellen houtopstand binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college aan te geven aanwijzingen;

    • d.

      wordt een voorschrift als bedoeld onder sub c. gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen;

    • e.

      het voorschrift tot direct vellen indien er sprake is van een spoedeisend belang.

  • 3.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 4.

    Een gedraging in strijd met een voorschrift of beperking verbonden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing is verboden.

Artikel 8 (schorsende werking van het bezwaar)

Artikel 9 (vervaltermijn vergunning)

Een vergunning als bedoeld in artikel 2 van deze verordening vervalt twee jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden.

Artikel 10 (schadevergoeding)

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

HOOFDSTUK 4 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 (strafbepaling)

Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften, beperkingen en verplichtingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 12 (toezichthouders)

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de inspecteur(s) openbare buitenruimte.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 13 (overgangsbepaling)

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen van het college die verleend zijn krachtens de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid, gelden - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook is vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen - als vergunningen en ontheffingen genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Voorschriften, beperkingen en herplantplichten opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid, worden - voor zover zij ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen - geacht te zijn opgelegd krachtens deze verordening.

  • 3.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 4.

    Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing daaraan verbonden voorschriften, beperkingen of herplantplichten, bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, dat voor of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening is ingekomen, binnen de voordien geldende bezwaar- en beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid.

Artikel 14 (inwerkingtreding)

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

  • 2.

    De Verordening op het bewaren van houtopstanden (Kapverordening), vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1994, nr. 23b, wordt ingetrokken.

Artikel 15 (aanhalingstitel)

Deze verordening wordt aangehaald als "Kapverordening gemeente Alkmaar 2004".

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE KAPVERORDENING GEMEENTE ALKMAAR 2004

ALGEMEEN

Deze verordening is gebaseerd op de artikelen 147, eerste lid, en 149 van de Gemeentewet. Verschillende begrippen en bepalingen in deze verordening sluiten aan bij de Boswet.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

Sub a. van dit artikel geeft een definitie van het begrip "houtopstand". Struiken of heesters vallen hier niet onder. Voor het verwijderen van bijvoorbeeld rozenstruiken behoeft derhalve geen vergunning te worden aangevraagd. Voor het verwijderen van een hulst of vlier met een doorsnede groter dan 20 cm is dat wel nodig.

Sub b. geeft een definitie van het begrip "boom", zodat dit begrip eenduidig kan worden gehanteerd. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan.

Sub c. geeft een definitie van het begrip "hakhout". Het gaat hierbij veelal om meerstammige bomen die in het kader van onderhoud (instandhouding) periodiek worden geveld en daarbij vlak boven de grond worden afgezaagd met de bedoeling dat de stobben weer uitlopen.

Sub d. geeft een definitie van het begrip "vellen". Het gaat hierbij om kappen of rooien, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Het betreft daarbij zowel bovengrondse als ondergrondse handelingen. Hierdoor kan bijvoorbeeld het rigoureus knotten of het omzagen tot een stam met uitsteeksels als ernstige beschadiging worden aangemerkt. De kapvergunning kan zodoende niet meer worden ontdoken door het afsnoeien van vrijwel alle takken.

Sub geeft een definitie van het begrip "dunnen". Het dunnen is niet vrijgesteld van de vergunningplicht. Van dunnen is sprake wanneer de houtopstand wordt geveld met het oog op het bevorderen van de groei van de overblijvende houtopstand; dunnen is een beheermaatregel. In dit geval kan de vergunning(aanvraag) betrekking hebben op een plantvak en behoeft niet iedere te kappen boom afzonderlijk te worden aangeduid. Zie ook artikel 5 van deze Verordening.

Sub f. vermeldt het begrip "bebouwde kom". Voor de gemeente Alkmaar geldt op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Boswet, dat de grens bebouwde kom gelijk is aan de gemeentegrens.

Sub g. geeft een definitie van "iepziekte". De aantasting van iepen door een schimmel.

Sub f. geeft een definitie van de "iepenspintkever", die de ziekteveroorzakende schimmel overdraagt.

Sub i. geeft de definitie van het college.

HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN TER BEWARING VAN HOUTOPSTANDEN

Artikel 2 (kapverbod)

In lid 1 van dit artikel wordt het vergunningstelsel geïntroduceerd. Dit stelsel houdt een kapverbod in voor het vellen of te doen vellen van houtopstanden, behoudens een daartoe verkregen vergunning. Vergunning is slechts vereist voor bomen met een doorsnede van meer dan 20 cm, gemeten op 1,30 meter boven het maaiveld. Deze maat is zodanig gekozen, dat het niet nodig is voor kleine boompjes een vergunningprocedure te doorlopen, terwijl er voldoende bescherming is voor de wat grotere bomen.

In lid 2 van dit artikel worden onder a. tot en met e. de uitzonderingen op het vergunningstelsel vermeld. Deze uitzonderingen komen overeen met de uitzonderingen die de Boswet noemt.

Sub e. is toegevoegd om te voorkomen dat de vergunningprocedure het doelmatig bestrijden van iepziekte of andere ziekten in de weg staat.

Artikel 3 (herplant- en instandhoudingspicht)

In lid 1 van dit artikel wordt aangegeven dat een herplantplicht ook zonder vergunning kan worden opgelegd.

Het opleggen van een herplantplicht is eveneens mogelijk indien een houtopstand teniet is gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit.

Naast de sanctie op het zonder vergunning vellen is dit een effectief middel om ongewenst en illegaal vellen te voorkomen. Voorts heeft de verplichting onder meer ten doel de geschonden situatie op een zo kort mogelijke termijn te herstellen.

Het doel van artikel 3 is de instandhouding van bestaande bomen, die in hun voortbestaan ernstig worden bedreigd.

Artikel 4 (bestrijding iepziekte)

Dit artikel is noodzakelijk geworden sinds het ministerieel Besluit Bestrijding Iepziekte vanaf 1991 is ingetrokken en gemeenten zelf de bevoegdheid hebben om tegen deze ziekte regelend op te treden. Optreden is dringend gewenst om de overgebleven iepen binnen de gemeente in stand te houden.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 5 (aanvraag vergunning of ontheffing)

In lid 1 van dit artikel wordt vermeld op welke wijze en door wie een vergunning of ontheffing moet of kan worden aangevraagd. Een situatieschets, waarop de te kappen houtopstand staat aangeduid, is nodig om de aanvraag goed te kunnen beoordelen en om te voorkomen, dat men de kapvergunning nog een keer voor een andere houtopstand gaat gebruiken.

In lid 2 wordt aangegeven dat in situaties, waarbij sprake is van dunning volstaan kan worden met het aangeven van het plantvak, waar gedund gaat worden. Op die wijze wordt een onnodig bewerkelijke aanvraag vermeden.

In lid 3 wordt de mogelijkheid geboden om in geval van calamiteiten (stormschade etc.) een uitzondering te maken op de gebruikelijke procedure.

Artikel 6 (beslistermijn)

De beslistermijn is gelijk aan de "redelijke termijn" van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7 (weigeringsgronden, voorschriften en beperkingen)

In lid 1 van dit artikel worden de belangen omschreven op grond waarvan een vergunning of ontheffing kan worden geweigerd, of onder voorschriften of beperkingen kan worden verleend. Deze belangen zijn: natuur- en milieuwaarden, beeldbepalende en cultuurhistorische waarden, waarden voor landschaps- en stadsschoon en waarden voor recreatie en leefbaarheid.

Een enkele weigeringsgrond kan voldoende zijn. Meestal zullen er in het concrete geval meer redenen of een combinatie van redenen aan de orde zijn.

Naast de uitdrukkelijk genoemde waarden kunnen ook andere belangen een rol spelen.

In lid 2 sub a. tot en met e. wordt aangegeven welke voorschriften of beperkingen aan vergunningen of ontheffingen verbonden kunnen worden.

In lid 2 sub a. wordt vermeld op welke wijze het vellen uitgesteld kan worden. Vanuit natuurbeschermingsoogpunt, bijvoorbeeld ter bescherming van broedende vogels of zeldzame kruiden of bolgewassen, zal het soms noodzakelijk zijn het vellen uit te stellen.

Lid 2 sub b. biedt de mogelijkheid om onnodig vellen van een houtopstand te voorkomen. Het komt voor dat een kapvergunning wordt verleend teneinde een bouwplan of werk te realiseren. Het kan dan gewenst zijn dat niet eerder van de kapvergunning gebruik kan worden gemaakt dan nadat de bouw- of aanlegvergunning is verleend en daarvan gebruik kan worden gemaakt.

Lid 2 sub c. geeft een plicht tot herplanten aan. Ter compensatie van bomen, die met een verleende kapvergunning worden verwijderd, kan de vervangende aanplant van een of meer bomen geëist worden, in gevallen waarin dat mogelijk, redelijk en noodzakelijk redelijk is.

Lid 2 sub d. Indien herbeplanting wordt voorgeschreven dient de beplanting ook daadwerkelijk de kans te krijgen om te groeien en kunnen (technische) maatregelen worden voorgeschreven om dit te realiseren.

Lid 2 sub e. is een voorschrift om in geval van gevaarlijke situaties, calamiteiten en besmettelijke boomziekten dwingend te kunnen optreden.

Artikel 8 (schorsende werking van het bezwaar)

Dit artikel dient ter bescherming van de rechten van belanghebbenden; opkomen tegen reeds gekapte bomen heeft maar beperkte zin.

Artikel 9 (vervaltermijn vergunning)

Dit artikel is nodig om onbeperkt gebruik en misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan.

Artikel 10 (schadevergoeding)

Dit artikel is gebaseerd op artikel 17 van de Boswet.

HOOFDSTUK 4 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 (strafbepaling)

Dit artikel geeft de mogelijkheid tot strafsancties indien gehandeld wordt in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 12 (toezichthouders)

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht).

Deze bepaling maakt het ook mogelijk om opsporingsbevoegdheid aan toezichthouders toe te kennen.

Op grond van het tweede lid van dit artikel kunnen toezichthouders door het college worden aangewezen.

Artikel 13 (overgangsbepaling)

Dit artikel regelt het overgangsrecht tussen deze "nieuwe" Kapverordening gemeente Alkmaar 2004 en de "oude" kapverordening zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1994, nr. 23 b.

Artikel 14 (inwerkingtreding)

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de "nieuwe" kapverordening en het vervallen van de "oude" Verordening op het vellen van houtopstanden (Kapverordening) (gemeenteblad nr.155).

Artikel 15 (aanhalingstitel)

Deze verordening wordt aangehaald als "Kapverordening gemeente Alkmaar