Regeling vervallen per 01-02-2013

Langdurigheidsverordening 2012-A

Geldend van 09-10-2012 t/m 31-01-2013

Intitulé

Langdurigheidsverordening 2012-A

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2445

Nr. 29

Raadsbesluit van 2 oktober 2012, houdende vaststelling van de Verordening langdurigheidstoeslag 2012-A.

De raad van de gemeente Almelo,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders.

Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB);

Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een langdurigheidstoeslag bij verordening te regelen;

B E S L U I T

vast te stellen de hierna volgende ‘Verordening l angdurigheidstoeslag 2012-A’

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • c.

      WSF 2000: Wet Studiefinanciering;

    • d.

      Bijstandsnorm: de normen als bedoeld in artikel 21 en 23 van de wet, vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslag en/of verminderd met de van toepassing zijnde verlaging als bedoeld in artikelen 25 tot en met 30 van de wet; hieronder wordt mede verstaan de inkomensnormen in het kader van de Wet investeren in Jongeren (WIJ).

    • e.

      referteperiode: een onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • f.

      peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat;

    • g.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 Rechthebbenden

  • 1. Voor een langdurigheidstoeslag komt in aanmerking degene, die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen per maand, dat niet hoger is dan 101% van de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Geen recht op langdurigheidstoeslag heeft de persoon, die op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

    Artikel 3 Hoogte van de toeslag

    • 1.

      De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 500,00

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 447,00 en

    • c.

      voor een alleenstaande € 350,00.

    • 2.

      Voor de toepassing van het eerste lid is de gezinssituatie op de peildatum bepalend.

    • 3.

      Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag als gevolg van artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet dan komt de rechthebbende echtgenoot voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Aanvraagtermijn

De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de peildatum, mits de aanvraag is ingediend binnen één jaar na de peildatum.

Als de aanvraag later dan één jaar na de peildatum is ingediend, dan wordt de datum van aanvraag leidend voor het recht op langdurigheidstoeslag. De peildatum wordt dan één jaar voorafgaand aan de aanvraagdatum gelegd.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 7 Indexering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om jaarlijks de hoogte van de bijdrage opnieuw vast te stellen, met een maximumwijziging gerelateerd aan de jaarlijkse prijsindexcijfers van het Centrale Bureau van de Statistiek.

Artikel 8 Onvoorziene gevallen

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als de Verordening langdurigheidstoeslag 2012-A.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening werkt terug tot 1 januari 2012 onder intrekking van de Verordening langdurigheidstoeslag 2012 (zonder de toevoeging -A).

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is deze verordening vanaf 1 januari 2013 van toepassing op personen op wie op grond van artikel 78w lid 1 WWB de huishoudinkomenstoets nog tot 1 januari 2013 wordt toegepast. Tot 1 januari 2013 gelden de bepalingen uit de Verordening langdurigheidstoeslag 2012 (zonder toevoeging –A).

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 oktober 2012.

De griffier, De voorzitter,

drs. C.M. Steenbergen J.H.M. Hermans-Vloedbeld

Toelichting

Algemeen

Deze verordening: ‘’Verordening langdurigheidstoeslag 2012-A’’ is de opvolger van de ‘’Verordening langdurigheidstoeslag 2012’’ (zonder de toevoeging -A). De aanleiding voor de deze verordening is het van kracht worden van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets op 18 juli 2012.

Per 1 januari 2012 is de Wet werk en bijstand aangescherpt. Naar aanleiding hiervan was het noodzakelijk de bestaande Verordening langdurigheidstoeslag te veranderen. Dit resulteerde in de Verordening langdurigheidstoeslag 2012 (zonder de toevoeging –A). Omdat een belangrijk onderdeel van de aanscherping van de Wet werk en bijstand: de huishoudinkomenstoets is teruggedraaid was het noodzakelijk opnieuw wijzigingen in de verordening voor de langdurigheidstoeslag door te voeren.

De wijzigingen ten opzichte van de voorganger van deze verordening hebben betrekking op de normen die voor het inkomen worden gehanteerd. De gezinsnorm is vervangen door de gehuwdennorm. Daarnaast is er overgangsrecht opgenomen voor die personen die als gevolg van de huishoudinkomenstoets in het jaar 2012 van een hoger (huishoud)inkomen kunnen genieten. Voor deze groep blijft de ‘oude’ verordening met de daarbij behorende definities van het gezin en gezinsinkomsten nog tot 1 januari 2013 van toepassing.

De overige inhoudelijke wijzigingen die als gevolg van de aanscherping WWB per 1 januari 2012 zijn doorgevoerd blijven gehandhaafd. Het gaat dan om de definitie van de bijstandsnorm welke dient te worden gehanteerd bij de vaststelling van het inkomen per maand. Voorheen werd uit praktische overwegingen de maximaal mogelijke toeslag gerekend tot de bijstandsnorm. Verder werden de normen voor personen in een inrichting niet gebruikt. Binnen deze verordening wordt uitgegaan van de bijstandsnormen inclusief de eventueel van toepassing zijnde toslagen en/of verlaging(en). Hiermee wordt voorkomen dat de strikte inkomensnorm van 110% welke vanaf 1 januari 2012 wettelijk van kracht is in bepaalde situaties wordt overschreden.

Vanaf de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 kennen we de langdurigheidstoeslag. Deze vindt zijn grondslag in artikel 36 van de WWB. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter deze toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

De wetgever heeft echter de verantwoordelijkheid voor de vormgeving van de regelgeving overgeheveld naar de gemeente. De gemeenteraad moet hiervoor bij verordening vaststellen wie vanaf 1 januari 2009 recht hebben op een langdurigheidstoeslag en hoe hoog deze toeslag is.

De wetgever heeft echter zelf ook enige voorwaarden gesteld voor het recht op een langdurigheidstoeslag. Deze zijn:

  • 1.

    Personen van 65 jaar en ouder hebben geen recht op een langdurigheidstoeslag

  • 2.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die niet in de WWB staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Bijstandsnorm:

Hiermee wordt altijd bedoeld de norm, vermeerderd met de van toepassing zijnde toeslag en/of verlaging. In een voorganger van deze verordening werd steeds uitgegaan van de maximaal mogelijke toeslag. Dit zou echter kunnen inhouden dat personen welke een inkomen genoten dat meer bedroeg dan 110 % van het voor hen geldende sociale minimum voor een langdurigheidstoeslag in aanmerking komen. Vanaf 1 januari 2012 is dit echter wettelijk niet meer toegestaan. Tevens wordt met het verwijzen naar artikel 23 WWB (waarin de normen voor personen in een inrichting worden genoemd) voorkomen dat personen in een inrichting met een hoger inkomen dan 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm recht op een langdurigheidstoeslag verkrijgen.

Referteperiode:

Dit is een periode van drie jaar gedurende welke men aan de voorwaarden voor het recht op een langdurigheidstoeslag moet hebben voldaan om hiervoor in aanmerking te kunnen komen. In de oude wettelijke regeling was deze periode nog vijf jaar. Deze periode is als te lang ervaren. Nadat iemand 3 jaar op een minimum inkomen is aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte meer aanwezig. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Deze termijn sluit aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn, de conclusie van het NIBUD en van gemeenten.

Laag inkomen

Het begrip “laag” inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie met de daarbij behorende norm (alleenstaand, alleenstaande ouder, of gehuwden).

Peildatum:

De datum waarop men de referteperiode heeft doorlopen en het recht op langdurigheidstoeslag ontstaat. Binnen een jaar na de peildatum moet de langdurigheidstoeslag worden aangevraagd.

Artikel 2 Rechthebbenden

Iemand heeft recht op een langdurigheidstoeslag als hij gedurende een periode van drie jaar een inkomen heeft gehad, dat niet hoger is dan 101% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit inkomen hoeft niet te zijn een inkomen uit een bijstandsuitkering. Ook mensen, die een inkomen hebben uit of in verband met arbeid en/of overige voorzieningen, dat gelijk of lager is dan de bijstandsnorm, komen voor de toeslag in aanmerking.

Studenten

Studenten worden uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag, omdat zij uitzicht hebben op inkomensverbetering.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de hoogte van de toeslagen in 2008 met een eventuele jaarlijkse indexatie. De bedragen zijn naar boven afgerond.

De gezinssituatie op de peildatum is bepalend voor welke toeslag men krijgt.

Gehuwden

Als een van de gehuwden geen recht heeft op bijstand, dan heeft de wel rechthebbende echtgenoot, naar gelang de situatie recht op de toeslag voor een alleenstaande of alleenstaande ouder. Dit kan onder meer betrekking hebben op situaties, waarin één van de echtgenoten gedetineerd is of geen geldige verblijfsvergunning heeft. Omdat de langdurigheidstoeslag als een vorm van bijzondere bijstand wordt gezien is in het derde lid het recht op langdurigheidstoeslag onder voornoemde situaties geregeld.

Dit is iets anders dan als een van de gehuwden geen recht heeft op de langdurigheidstoeslag, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 36 van de wet en in deze verordening. Dan bestaat in het geheel geen recht op een langdurigheidstoeslag.

Artikel 4 Aanvraagdatum

Een voorbeeld ter verduidelijking.

Als de peildatum na de referteperiode van 36 maanden wordt vastgesteld op 1 februari 2010 en er wordt aangevraagd voor 1 februari 2011dan wordt de langdurigheidstoeslag toegekend per 1 februari 2010. Wordt er aangevraagd na 1 februari 2010, bijvoorbeeld op 1 maart 2011, dan wordt de langdurigheidstoeslag toegekend per 1 maart 2010. Het eerstvolgende nieuwe recht bestaat dan op 1 maart 2011. Praktisch gezien betekent dit dat in het laatste geval er tegelijkertijd een langdurigheidstoeslag per 1 maart 2010 en per 1 maart 2011 kan worden toegekend.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Geen toelichting benodigd.

Artikel 6 Beleid

De uitvoering van deze verordening berust bij burgemeester en wethouders. Om een goede uitvoering van deze verordening te waarborgen kunnen zij nadere beleidsregels vaststellen. Te denken valt aan uitvoeringsaspecten als richtlijnen, verificatie van bewijsstukken, vaststellen formulieren etc.

Artikel 7 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks, de hoogte van de toeslag opnieuw vaststellen. De toeslag kan zowel naar boven als naar beneden worden bijgesteld, maar met een maximum hoogte gerelateerd aan de jaarlijkse prijsindexcijfers van het Centrale Bureau van de Statistiek.

Artikel 8 Onvoorziene gevallen

Geen toelichting benodigd.

Artikel 9 Citeertitel

Geen toelichting benodigd.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op1 januari 2012. Voor belanghebbenden voor wie het overgangsrecht van de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets van toepassing is, wordt ook voor de toepassing van de langdurigheidstoeslag rekening gehouden met een eventueel hoger inkomen binnen het huishouden als gevolg van de huishoudinkomenstoets. Dit betekent dat een hoger inkomen als gevolg van de huishoudinkomenstoets er niet toe leidt dat er geen recht bestaat op een langdurigheidstoeslag.