beleidsregel voor afgifte van rvv-ontheffingen

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

beleidsregel voor afgifte van rvv-ontheffingen

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2511

Nr. 29

Collegebesluit van dinsdag 19 november 2013 houdende vaststelling van de beleidsregel voor afgifte van rvv-ontheffingen.

BELEIDSREGEL VOOR AFGIFTE VAN RVV-ONTHEFFINGEN

1. Inleiding

Als iemand met een voertuig wil rijden of parkeren waar dat niet mag, is daarvoor een RVV-ontheffing nodig. RVV staat voor Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens. De RVV ontheffing geldt alleen voor bepaalde verkeerstekens en verkeersregels. Artikel 87 van het RVV geeft aan waarvoor wel en waarvoor geen ontheffing kan worden verleend. Artikel 87 is daarmee het wettelijk kader. Deze beleidsregel geeft de criteria en voorwaarden aan die de gemeente Almelo gebruikt in het beoordelen van aanvragen om een RVV-ontheffing.

Uitgangspunt is “nee, tenzij”. Het RVV is wetgeving en een toegestane overtreding daarvan moet niet vanzelfsprekend zijn. De aanvrager geeft aan waarvoor en waarom hij een ontheffing nodig heeft. Een ontheffing wordt alleen verleend, als het voor de uitvoering van werkzaamheden of activiteiten noodzakelijk is. De ontheffing geldt dan ook alleen bij uitoefening van diezelfde activiteit. Bijvoorbeeld: als een bedrijf een parkeerontheffing nodig heeft in verband met werkzaamheden door de week, is deze ontheffing niet geldig om te winkelen in het weekend.

NB. Voorrangsvoertuigen hebben al een algemene landelijke vrijstelling via artikel 91 van het RVV, die voorrangsvoertuigen de mogelijkheid geeft van het RVV af te wijken voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist. Waardetransporten zijn vrijgesteld via de Regeling vrijstelling geld- en waardetransport.

De precieze formulering van de artikelen uit het RVV en de borden staat in de bijlage van deze beleidsregel. De meest gevraagde ontheffing is voor:

  • -

    om in het voetgangersgebied te mogen fietsen (art. 5);

  • -

    om in het voetgangersgebied te mogen rijden (art. 10);

  • -

    om een voertuig te laten stilstaan waar normaal niet mag (art. 23);

  • -

    om een voertuig te parkeren waar normaal niet mag (art. 24);

  • -

    om langer in een blauwe zone te mogen staan (art. 25);

  • -

    in combinatie met toestemming om bijbehorende borden of tekens te mogen negeren.

Alle andere verkeerstekens en verkeersregels dan genoemd in bijlage 1 vallen buiten de ontheffingsmogelijkheid. Er is bijvoorbeeld geen ontheffing mogelijk van het betaald parkeren. Voor dergelijke gevallen kan wel een parkeervergunning worden verleend. De voorwaarden voor deze vergunningverlening worden niet in deze beleidsregel beschreven, maar staan in de beleidsregels van het Parkeerbeleidsplan.

De beleidsregels gelden vanaf 1 januari 2014. Het ontwerp van deze beleidsregel heeft van 3 juli 2013 tot en met 27 augustus 2013 ter inzage gelegen . Er zijn geen formele inspraakreacties binnengekomen, maar wel veel vragen. Daarmee werd duidelijk, dat de tekst van de ontwerp beleidsregel niet duidelijk genoeg was. De opzet van de beleidsregel is dan ook aangepast en duidelijker verwoord. De strekking is overigens niet aangepast.

2. Waarvoor wordt geen ontheffing verleend en/of wanneer geldt de ontheffing niet? Er wordt geen ontheffing verleend:

  • -

    Voor betaald parkeren.

  • -

    Voor het parkeren op gehandicaptenparkeerplaatsen.

  • -

    Voor het parkeren op marktdagen daar waar de markt staat.

  • -

    Voor het parkeren in smalle doorgangen, er moet minimaal 3 meter vrije ruimte te zijn voor de hulpdiensten.

  • -

    Voor het rijden door aanwonenden (en/of voor exploitatie van aanliggende percelen) op wegen die gesloten zijn verklaard voor gemotoriseerd verkeer. Via een onderbord is nl. geregeld dat deze hier wel mogen rijden en is een aparte ontheffing niet (meer) nodig.

De ontheffing geldt niet:

  • -

    Als het niet gebruikt wordt in de uitoefening van de betreffende activiteit of werkzaamheden (wordt als standaard voorschrift opgenomen).

  • -

    Buiten de in de ontheffing genoemde tijden (wordt als standaardvoorschrift opgenomen).

  • -

    Als de overtreding een verkeersonveilige situatie oplevert of als de doorgang van hulpdiensten wordt belemmerd (wordt als standaardvoorschrift opgenomen).

Aan een ontheffing kunnen specifieke voorschriften worden verbonden, zoals stapvoets rijden of het gebruik van een parkeerschijf.

3. Beoordelingscriteria ontheffing

3a. Algemeen

In totaal kan van meer dan 100 voorschriften, verkeersborden of verkeerstekens ontheffing worden aangevraagd (zie bijlage). Niet van elk voorschrift worden in deze beleidsregel criteria bepaald. Het gaat om de meest voorkomende, veelal voor parkeren waar normaal gesproken niet mag en het inrijden van een voetgangersgebied.

Bij de aanvraag voor een ontheffing wordt opgegeven waarvoor ontheffing nodig is. Dit kunnen meerdere onderdelen zijn.

Deze bedrijven of personen krijgen één ontheffing op naam. Aan deze ontheffing wordt het kenteken gehangen, dit kunnen er meerdere zijn. Let op, voor parkeerontheffingen in de blauwe zone geldt een afwijkend regime. Zie hiervoor paragraaf 4.

Vanzelfsprekend geldt de ontheffing alleen in de uitoefening van deze werkzaamheden en er geen redelijk alternatief beschikbaar is die wel voldoet aan het RVV.

3b. Beoordelingscriteria

De volgende criteria worden gehanteerd voor de verschillende onderdelen waarvoor ontheffing kan worden aangevraagd:

-Stilstaan of parkeren daar waar normaal gesproken niet mag (artikel 23, 24 en 46 RVV)In de volgende gevallen kan worden toegestaan dat er geparkeerd wordt of stil wordt gestaan waar dat normaal gesproken niet mag (bv. langs een gele streep, vlak bij een bocht of op het trottoir). - Bij spoed

De werkzaamheden van de aanvrager hebben of kunnen een zo spoedeisend karakter hebben, dat als men niet onmiddellijk in de naaste omgeving van de uit te voeren werkzaamheden kan parkeren of anders de verkeersregels moet overtreden, onevenredige schade zou kunnen ontstaan.

Voorbeelden: artsen, verloskundigen, de dierenambulance, storings- en reparatiediensten (let op: het moet gaan om het voorkomen van onevenredige schade). Vanzelfsprekend geldt de ontheffing alleen in deze spoedgevallen.

NB. Het hebben van een storingsdienst is niet voldoende om gebruik te maken van een ontheffing. Een ontheffing geldt pas als er daadwerkelijk een storing wordt verholpen èn er geen redelijk alternatief voorhanden is die wel voldoet aan het RVV.

-Levering materialen/goederen

De afstand die in het kader van de werkzaamheden met materialen moet worden overbrugd, is zodanig dat in redelijkheid niet verlangd kan worden dat dit zonder gebruikmaking van het voertuig plaatsvindt.

Bijvoorbeeld voor het verplaatsen van zware materialen en/of goederen is, in redelijkheid, geen alternatief mogelijk dan door gebruik te maken van het voertuig. Gemak en snelheid zijn geen afdoende reden om een RVV ontheffing te verlenen. Zo wordt bijvoorbeeld van koeriersdiensten met lichte poststukken of maaltijdbezorgservices wel verwacht dat zij op de reguliere plaatsen parkeren. Het moet gaan om een onredelijke situatie.

De beoordeling van zwaar en/of onredelijk zal vanzelfsprekend sterk afhangen van het verzoek in de praktijk. Zo kan een straal van 100 meter nog redelijk zijn voor een zwaarder, maar wel handzaam stuk, terwijl 25 meter al veel te ver kan zijn voor bijvoorbeeld de levering van zware meubels.

-Directe verbondenheid van het voertuig aan de uit te voeren werkzaamheden of anderszins de aard van de werkzaamheden

In het voertuig waarvoor ontheffing is aangevraagd is apparatuur aangebracht die vast met het voertuig is verbonden en die in de directe omgeving van de uit te voeren werkzaamheden beschikbaar moet zijn. Of de aard van de werkzaamheden brengt met zich mee dat dit niet uitgevoerd kan worden zonder overtreding van de RVV-voorschriften.

Bijvoorbeeld compressoren, hogedrukapparatuur, lasapparatuur, glazenwassers, plantsoenendiensten of toezichthouders. Vanzelfsprekend geldt de ontheffing alleen in de uitoefening van deze werkzaamheden en er geen redelijk alternatief beschikbaar is die wel voldoet aan het RVV.

  • -

    Parkeerontheffing in blauwe zone (artikel 25 RVV) Zie hiervoor paragraaf 4.

  • -

    Het inrijden van het voetgangersgebied (artikel 10 lid 1 RVV)

Voor bevoorrading van winkels e.d. in het kernwinkelgebied geldt al een algemene ontheffing om het voetgangersgebied in te rijden. Dit geldt op van maandag t/m zaterdag tussen 06.00 en 11.00. De aanvrager zal allereerst moeten motiveren waarom deze algemeen geldende ontheffing niet afdoende is.

Taxi’s kunnen ontheffing krijgen om het voetgangersgebied in te rijden. Deze ontheffing zal aan tijden worden gebonden, zoals voor de horeca tussen 22.00 en 08.00 uur.

Winkels of bedrijven die klanten willen ophalen, maar ook taxibedrijven voor passend vervoer, kunnen hiervoor ontheffing krijgen. Dit zal wel aan de openingstijden worden gebonden en/of bepaalde dagen. Voor het (onmiddellijk) in- en uit laten stappen van personen is geen RVV ontheffing voor parkeren of stilstaan nodig.

Voor bedrijven of personen die voor werkzaamheden het voetgangersgebied moeten inrijden gelden dezelfde criteria als voor parkeren waar dit normaal niet mag (d.w.z. spoed, levering materialen, verbondenheid aan voertuig of aard werkzaamheden). Het moet om een onredelijke situatie gaan, daarbij rekening houdend met de al geldende algemene ontheffing voor laden en lossen in het voetgangersgebied. De ontheffing wordt op bedrijfsnaam verstrekt en daaronder kunnen één of meer kentekens hangen.

-Fietsers in voetgangersgebied (art. 5 RVV)

Fietsers kunnen ontheffing krijgen om te mogen fietsen in het voetgangersgebied , voor zover het gaat om noodzakelijk gebruik van de fiets als vervoermiddel, als gevolg van een fysieke beperking. Dit moet met een medische verklaring, bv. een gehandicaptenparkeerkaart, ondersteund worden. Een ontheffing wordt op naam verstrekt vanwege het ontbreken van een kenteken.

-Landbouwverkeer (artikel 62 RVV)

Als landbouwverkeer onredelijk ver om moet rijden, kan zij ontheffing krijgen om bepaalde delen van wegen in te rijden met hun landbouwvoertuigen. Dit is door de regel een ontheffing om bord C9 te negeren. Als hoofdregel geldt, dat er geen ontheffing mogelijk is voor het rijden op de singels.

Een ontheffing wordt voor zover mogelijk op kenteken verstrekt en op naam verstrekt bij ontbreken van een kenteken.

-Piketdiensten van de brandweer (artikel 81 RVV)

Piketvoertuigen zijn geen officiële voorrangsvoertuigen meer. De chauffeurs van deze voertuigen mogen geen gebruik maken van busbanen. Hierdoor is de opkomsttijd langer geworden. Dit is een ongewenste situatie en daarom wordt op verzoek van de brandweer aan piketvoertuigen toestemming verleend om bij een melding gebruik te maken van de busbaan. Dit kan overigens alleen in combinatie met het gebruik van het verkeersbeïnvloedsysteem Sabimos/Vetag.

-Overig

Als de aard van de werkzaamheden met zich meebrengt dat dit niet uitgevoerd kan worden zonder overtreding van de RVV-voorschriften, kan hiervoor een ontheffing verleend worden. Denk aan strooiwagens op fietspaden, maaimachines of straatvegers in het voetgangersgebied, straatvegers aan linkerkant van de weg, toezichthouders e.d..

3c. Tijdsduur van ontheffingen

De ontheffingen worden zo veel mogelijk onder beperking van tijd verleend, dat wil zeggen voor bepaalde tijden en/of dagen èn voor een bepaalde periode. Ontheffingen voor een bepaalde periode (bijvoorbeeld van datum tot datum) heten incidentele ontheffingen. Zo zal een schildersbedrijf bijvoorbeeld niet het gehele jaar door het voetgangersgebied in te hoeven rijden, maar alleen voor een specifieke klus die in tijd – bijvoorbeeld week 18 tot en met 20 - begrensd kan worden.

Als er geen periode aan te wijzen is of als aannemelijk is dat een incidentele ontheffing meer dan 10 keer per jaar zal moeten worden aangevraagd, kunnen permanente ontheffingen worden verleend. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn voor bevoorradingsbedrijven die hun klanten in het voetgangersgebied hebben.

De permanente ontheffingen worden weliswaar verleend voor onbepaalde tijd, maar ze gelden één jaar. De aanvrager kan de ontheffing (digitaal) verlengen door voor de afloop van de termijn het verschuldigde bedrag over te maken. Zijn de leges niet tijdig betaald, vervalt de ontheffing en zal weer een nieuwe ontheffing moeten worden aangevraagd.

NB. Er wordt geen herinnering per brief meer verstuurd zoals in het verleden wel het geval was.

De aanvrager is zelf verantwoordelijk om wijzigingen door te geven, zoals een ander kenteken.

De incidentele ontheffingen gelden voor de periode zoals in de ontheffing is aangegeven. Na deze periode moet een nieuwe ontheffing worden aangevraagd. NB. Er is apart overgangsrecht geformuleerd voor bestaande ontheffingen, zie paragraaf 10.

4. Nadere criteria voor parkeerontheffing in de blauwe zone Voor parkeren in de blauwe zones gelden de aanvullende criteria:

- Ontheffingen voor bewoners:

Bewoners die wonen op een adres binnen de blauwe zone, hebben recht op een bewonersontheffing. Daarmee mogen bewoners voor onbepaalde tijd hun motorvoertuig parkeren op het binnen de blauwe zone gelegen gebied. Hierbij geldt:

  • -

    De ontheffing wordt op kenteken verstrekt;

  • -

    Maximaal twee parkeerontheffingen per woning als bewoners niet beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein of de mogelijkheid daartoe;

  • -

    Maximaal één ontheffing per woning als bewoners wel beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein of de mogelijkheid daartoe.

- Ontheffingen voor ondernemers en werknemer

Ondernemers die gevestigd zijn op een adres binnen de blauwe zone hebben recht op een ondernemersontheffing. Hierbij geldt:

  • -

    De ontheffing wordt op naam verstrekt, waarbij aan de naam één of maximaal twee kentekens worden gehangen;

  • -

    Het bedrijf beschikt niet over (voldoende) eigen parkeergelegenheid.

  • -

    Ondernemers krijgen geen bezoekersregeling. Ondernemers die tevens bewoners zijn komen wel in aanmerking voor een bezoekersregeling.

NB. De bezoekersregeling zoals die is opgenomen in het Parkeerbeleidsplan blijft bestaan. Bezoekers kunnen een ontheffing aanvragen, deze is € 0,70 per 8 uur.

5. Hoe aanvragen, wat meesturen en wat zijn de leges

Vanaf 1 januari 2014 is voorzien dat de ontheffingverlening digitaal verloopt. Er is dan een digitaal aanvraagformulier voor RVV-ontheffingen. Dit moet volledig worden ingevuld en voorzien van de nodige bijlagen (zoals een kopie van het kentekenbewijs). Op het aanvraagformulier moet ook worden aangegeven waarvoor ontheffing wordt aangevraagd (: welk RVV-voorschrift wordt overtreden), waarom dit nodig is en voor hoe lang.

In de Legesverordening 2013 zijn nog verschillende tarieven opgenomen voor de diverse specifieke RVV-ontheffingen. Door de invoering van een digitaal systeem en het verdwijnen van de verschillende soorten ontheffing wordt een gemiddeld tarief gekozen. De legeskosten worden daarom voor 2014 bepaald op € 35,00. De jaarlijkse verlengingskosten van een permanente ontheffing worden vastgesteld op € 25,00.

De tarieven voor de parkeerontheffing in de blauwe zone volgen uit het Parkeerbeleidsplan en zijn afgestemd op de tarieven van de parkeervergunning (prijspeil 2014):

Bewonersontheffing € 63,65 per jaar (eerste)

Bewonersontheffing € 83,65 per jaar (tweede)

Ondernemersontheffing € 308,40 per jaar (eerste)

Ondernemersontheffing € 358,40 per jaar (tweede)

NB. Voor de bezoekers die willen parkeren in de blauwe zone (voor bezoek aan bewoners blauwe zone) blijft het tarief gelden zoals dat is opgenomen in het Parkeerbeleidsplan , nl. € 0,70.

6. Weigering aanvraag

De aanvraag wordt geweigerd als het (digitale) formulier niet volledig is ingevuld - er wordt eenmalig een herstelmogelijkheid geboden - en de ontbrekende gegevens nodig zijn voor een goede beoordeling van de aanvraag. Daarnaast wordt de aanvraag geweigerd als deze niet voldoet aan de genoemde beoordelingscriteria. Uitgangspunt is dat een RVV-ontheffing een uitzondering is en dat er sprake moet zijn van een bijzondere situatie: het “nee, tenzij” principe.

7. Handhaving

Handhaving vindt plaats op basis van de Wegenverkeerswet artikel 150, lid 1 en lid 2, en artikel 160 lid 1, lid 2 en lid 3 en de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

De handhaving wordt uitgeoefend door buitengewoon opsporingsambtenaren (bevoegde medewerkers van Stadstoezicht) en de politie.

De functionaris kan vorderen dat inzage in de ontheffing wordt verschaft. De bestuurder van het voertuig is verplicht de toezichthouder redelijkerwijs alle medewerking en informatie te verlenen.

8. Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Dit is de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid die in de Awb onder artikel 4:84 is opgenomen.

9. Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel aanvragen RVV-ontheffingen” en treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

De beleidsregel “Beleidsregels blauwe zonegebied omgeving Kerkelanden” wordt ingetrokken per 1 januari 2014.

10. Overgangsrecht

Ontheffingen die verleend zijn voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel blijven bestaan tot de datum als op de ontheffing is vermeld. Daarna zal een nieuwe aanvraag gedaan moeten worden die wordt beoordeeld op basis van de criteria uit deze beleidsregel.

NB. De bestaande ontheffingen die toegang geven tot het afgesloten gebied in de Mooie Vrouwenweg zullen ambtshalve worden verlengd tot 1 januari 2015. In 2014 worden de effecten van de afsluiting geëvalueerd en wordt een besluit genomen of de afsluiting moet worden voortgezet.

BIJLAGE relevante artikelen RVV

De precieze formulering van de artikelen uit het RVV en de borden vindt u in deze bijlage. Samengevat gaat om de volgende lijst:

  • -

    Art. 3: zo veel mogelijk rechts houden

  • -

    Art. 4: plaats op de weg voetgangers

  • -

    Art. 5: plaats op de weg fietsers

  • -

    Art. 6: plaats op de weg bromfietsers

  • -

    Art. 8: plaats op de weg ruiters

  • -

    Art. 10: plaats op de weg andere bestuurders

  • -

    Art. 23: voertuig niet laten stilstaan op plaatsen genoemd in het eerste lid

  • -

    Art. 24: voertuig niet parkeren op plaatsen genoemd in het eerste lid

  • -

    Art. 25: regeling parkeerschijfzone

  • -

    Art. 26: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats

  • -

    Art. 42: toelatingssnelheid auto(snel)weg

  • -

    Art. 43: gebruik maken van vluchtstrook, vluchthaven of berm en verbod gebruik 3e en volgende rijstroken

  • -

    Art. 46: parkeren woonerf

  • -

    Art. 53: regeling slepen voertuigen

  • -

    Art. 61b: vervoer personen in aanhangwagens

  • -

    Art. 62: verkeerstekens C1 gesloten in beide richtingen C2 eenrichtingsweg (balkbord) C4 eenrichtingsweg (rechthoek) C6 t/m 21 alle geslotenverklaringen m.u.v. gevaarlijke stoffen C22a milieuzone D2 dwangpijl D4 t/m D7: pijlen verplichte rijrichting E1 parkeerverbod E2 verbod stil te staan E3 verbod plaatsen (brom)fietsen F7 keerverbod

  • -

    Art. 73 rijstrooklichten

  • -

    Art.76: doorgetrokken streep

  • -

    Art. 77: verbod gebruik verdrijvingsvlakken

  • -

    Art. 78: gebod gebruik voorsorteerstrook

  • -

    Art. 81: verbod gebruik busbaan of busstrook

Volledige tekst van de artikelen:

Artikel 87

Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78, 81 en 98.

Artikel 3

1.Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden.

Artikel 4

  • 1. Voetgangers gebruiken het trottoir of het voetpad.

  • 2. Zij gebruiken het fietspad of het fiets/bromfietspad indien trottoir en voetpad ontbreken.

  • 3. Zij gebruiken de berm of de uiterste zijde van de rijbaan, indien ook een fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

  • 4. In afwijking van het eerste en het tweede lid gebruiken personen die zich verplaatsen met behulp van voorwerpen, niet zijnde voertuigen, het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad. Zij gebruiken de rijbaan indien een fietspad, een fiets/bromfietspad, een trottoir of een voetpad ontbreekt

Artikel 5

  • 1. Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets/bromfietspad.

  • 2. Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets/bromfietspad ontbreekt.

Artikel 6

  • 1. Bromfietsers gebruiken het fiets/bromfietspad.

  • 2. Zij gebruiken de rijbaan indien een fiets/bromfietspad ontbreekt.

  • 3. Bestuurders van bromfietsen op meer dan twee wielen en bromfietsen met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder zijn dan 0,75 meter, mogen de rijbaan gebruiken

Artikel 8

  • 1. Ruiters gebruiken het ruiterpad.

  • 2. Zij gebruiken de berm of de rijbaan indien een ruiterpad ontbreekt.

Artikel 10

  • 1. Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.

  • 2. Andere bestuurders dan fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig mogen fietsstroken met doorgetrokken strepen niet gebruiken.

Artikel 23

  • 1. De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan:

    • a.

      op een kruispunt of een overweg;

    • b.

      op een fietsstrook of op de rijbaan langs een fietsstrook;

    • c.

      op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan;

    • d.

      in een tunnel;

    • e.

      bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering dan wel, ingeval die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord;

    • f.

      op de rijbaan langs een busstrook en

    • g.

      langs een gele doorgetrokken streep.

Artikel 24

  • 1.

    De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:

    • a.

      bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;

    • b.

      voor een inrit of een uitrit;

    • c.

      buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

    • d.

      op een parkeergelegenheid:

1°. voor zover zijn voertuig niet behoort tot de op het bord of op het onderbord aangegeven voertuigcategorie of groep voertuigen;

2°. op een andere wijze of met een ander doel dan op het bord of op het onderbord is aangegeven;

3°. op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden;

  • e.

    langs een gele onderbroken streep;

  • f.

    op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats voor vergunninghouders, aangeduid door verkeersbord E9 van bijlage I, indien voor zijn voertuig geen vergunning tot parkeren op die plaats is verleend.

    • 2.

      Indien onder de verkeersborden E4 tot en met E8, E12 en E13 van bijlage 1, op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden de uit het bord of onderbord voortvloeiende geboden of verboden slechts gedurende de aangegeven dagen of uren.

    • 3.

      De bestuurder mag zijn voertuig niet dubbel parkeren.

    • 4.

      Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E9 of E11 tot en met E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd.

Artikel 25

  • 1. Het is verboden in een parkeerschijf-zone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.

  • 2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.

  • 3. Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Een parkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt.

  • 4. Bij het instellen mag het tijdstip van aankomst naar boven worden afgerond op het eerstvolgende hele of halve uur. De toegestane parkeerduur mag niet zijn verstreken.

  • 5. Indien op een onderbord dagen of uren zijn vermeld, gelden het tweede tot en met het vierde lid slechts gedurende die dagen of uren.

Artikel 26

  • 1. Op een gehandicaptenparkeerplaats mag slechts worden geparkeerd:

    • a.

      een gehandicaptenvoertuig, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte;

    • b.

      een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt, dan wel met het vervoer van een of meerdere personen die in een instelling verblijven, indien de kaart aan het bestuur van die instelling is verstrekt; of

    • c.

      indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.

  • 2. Indien op een onderbord een maximale parkeerduur is vermeld, is artikel 25, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de parkeerplaats niet hoeft te zijn voorzien van een blauwe streep.

Artikel 42

  • 1. Het gebruik van de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 60 km per uur mag en kan worden gereden.

  • 2. Het gebruik van de autoweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 50 km per uur mag en kan worden gereden.

Artikel 43

  • 1. Het is de bestuurders verboden op een autosnelweg of autoweg hun voertuig te keren of achteruit te rijden.

  • 2. Het is de bestuurders voorts verboden op de rijbaan van een autosnelweg of autoweg hun voertuig te laten stilstaan.

  • 3. Behoudens in noodgevallen is het de weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.

  • 4. Op een autosnelweg is het bestuurders van een samenstel van voertuigen met een totale lengte van meer dan 7 meter en van een vrachtauto verboden op een rijbaan met drie of meer rijstroken enig andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken te gebruiken. Het verbod geldt niet voor het geval zij moeten voorsorteren.

Artikel 46

  • 1. Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden binnen een erf te parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven.

  • 2. Indien het erf tevens is aangeduid als parkeerschijf-zone, is ten aanzien van het parkeren van voertuigen artikel 25 van toepassing.

Artikel 53

Het is bestuurders van een motorvoertuig verboden een ander motorvoertuig te slepen, indien de afstand van de achterzijde van het trekkende voertuig tot de voorzijde van het gesleepte voertuig meer dan vijf meter bedraagt.

Artikel 61b

  • 1. Het is verboden personen te vervoeren in de open of gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets en in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      op het vervoer van personen in de laadruimte van een ambulance of dierenambulance en op het vervoer van rolstoelinzittenden op de daarvoor ingerichte plaatsen in de laadruimte van een voertuig dat blijkens een aantekening op het kentekenbewijs speciaal is uitgerust voor rolstoelvervoer.

    • b.

      op het vervoer van personen in de laadruimte van motorvoertuigen ten dienste van politie en brandweer en van andere door Onze Minister aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • c.

      op het vervoer van een persoon op de bestuurderszitplaats in een motorvoertuig of op een bromfiets op meer dan twee wielen die door een ander motorvoertuig of een andere bromfiets op meer dan twee wielen wordt voortgetrokken en op het vervoer van passagiers van het getrokken voertuig als hier bedoeld, voor wie geen zitplaats in het trekkende voertuig als hier bedoeld beschikbaar is;

    • d.

      in het geval het vervoer van personen geschiedt in het kader van een evenement of optocht waarvoor een vergunning op grond van een gemeentelijke verordening is afgegeven;

    • e.

      op het vervoer van personen met een motorrijtuig met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km per uur, met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, niet zijnde een bromfiets, dat een combinatie vormt met één of meer aanhangwagens die zijn ingericht voor het vervoer van personen indien voor dit vervoer een vergunning door het bevoegd gezag is afgegeven.

Art 62

de borden:

C1 C2 C4

C6 C7C7aC7b C8 C9C10

C11C12C13C14C15C16C17

C18C19C20C21 C22a

D2 D4 D5 D6 D7

E1 E2 E3F7

Artikel 73

Bij rijstrooklichten betekent:

  • a.

    groene pijl of maximumsnelheid, aangeduid door bord A3 van bijlage I: de rijstrook mag worden gebruikt;

  • b.

    rood kruis: de rijstrook mag niet worden gebruikt. De vluchtstrook mag alleen in noodgevallen worden gebruikt;

  • c.

    witte pijl: voorwaarschuwing rood kruis;

  • d.

    het woord «BUS»: de rijstrook mag slechts gebruikt worden door bestuurders van een lijnbus en bestuurders van een autobus;

  • e.

    het woord «LIJNBUS»: de rijstrook mag slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus.

Artikel 76

  • 1. Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindt, mag niet worden overschreden. Bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      indien de streep wordt overschreden om een naast de gevolgde rijstrook gelegen vluchthaven, vluchtstrook of spitsstrook te bereiken of te verlaten;

    • b.

      indien aan de zijde vanwaar men de streep overschrijdt een onderbroken streep is aangebracht;

    • c.

      op bestuurders die een fietsstrook mogen gebruiken, indien er tussen die fietsstrook en de ernaast gelegen rijstrook een doorgetrokken streep is aangebracht.

Artikel 77

  • 1. Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken en puntstukken niet gebruiken.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders een spitsstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders rechtmatig een busbaan of busstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert.

Artikel 78

  • 1. Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. Een in een voorsorteerstrook gelegen fietsstrook maakt deel uit van deze voorsorteerstrook.

  • 2. Bestuurders die de doorgaande rijbaan verlaten en daartoe een uitrijstrook volgen, zijn ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen verplicht om de richting te volgen die de uitrijstrook waarop zij zich bevinden, aangeeft.

Artikel 81

Busbanen en busstroken waarop het woord «BUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus, een autobus of een tram. Busbanen en busstroken waarop het woord «LIJNBUS» is aangebracht mogen slechts worden gebruikt door bestuurders van een lijnbus of een tram.

Artikel 98 [

Vervallen per 01-05-2009]