Regeling vervallen per 14-04-2017

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 13-04-2017

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015

De Raad van de Gemeente Almelo;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

besluit:

de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Algemeen gebruikelijke voorziening

Voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en die niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten.

Algemene voorzieningen

De algemene voorzieningen zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de overige voorzieningen zoals bedoeld in de Jeugdwet die voor jeugdigen of ouders vrij toegankelijk zijn.

Andere voorzieningen

Voorzieningen anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of de Jeugdwet.

Beleidsregels

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015.

Besluit maatschappelijke ondersteuning

De algemene maatregel van bestuur zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Individuele voorziening

Een voorziening in het kader van de Jeugdwet die niet vrij toegankelijk is (vergelijkbaar met een maatwerkvoorziening in de Wmo 2015).

Ondersteuningsvrager

Degene die een beroep doet op ondersteuning in het kader van de Jeugdwet of de Wmo 2015 of in het algemeen op cliëntondersteuning.

Op het individu toegesneden voorziening

Een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 of een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.

Artikel 2.1 Toegang voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

  • 1. Het college regelt in de beleidsregels op welke wijze in samenspraak met de ondersteuningsvrager, eventueel na vragen van advies aan een door het college aangewezen adviesinstantie, wordt vastgesteld of deze voor een op het individu toegesneden voorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, of jeugdhulp in aanmerking komt.

  • 2. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

Hoofdstuk 2 Soorten voorzieningen

Artikel 2.1 Op het individu toegesneden voorzieningen

  • 1. De op het individu toegesneden voorzieningen op grond van de Wmo 2015 bestaan uit voorzieningen die gericht zijn op:

    • a.

      het bevorderen of in stand houden van de zelfredzaamheid of de mogelijkheid om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer en zo lang mogelijk in eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen, of

    • b.

      het leveren van een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de ondersteuningsvrager in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2. De op het individu toegesneden voorzieningen op grond van de Jeugdwet bestaan, uit voorzieningen die gericht zijn op:

    • a.

      het bevorderen van het zelfstandig functioneren en het kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer,

    • b.

      het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, en

    • c.

      het ondersteunen van en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van problemen, stoornissen en beperkingen van de jeugdige of opvoedingsproblemen van ouders.

  • 3. Het college regelt in de beleidsregels welke op het individu toegesneden voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid en welke algemene voorzieningen op grond van de Jeugdwet beschikbaar zijn.

Artikel 2.2 Criteria

  • 1. Een ondersteuningsvrager komt in aanmerking voor een op het individu toegesneden voorziening als:

    • a.

      deze behoort tot de doelgroep van de Wmo 2015 respectievelijk de Jeugdwet, en

    • b.

      eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of andere voorzieningen geen adequate oplossing bieden voor de ondervonden problemen of beperkingen.

  • 2. Als een op het individu toegesneden voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 3. De doelgroepen van de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn nader gedefinieerd in de Beleidsregels.

Artikel 2.3 Aanvullende criteria

  • 1. Een ondersteuningsvrager komt niet in aanmerking voor een op het individu toegesneden voorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning vermijdbaar was, en

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was en maatregelen konden worden getroffen om de hulpvraag overbodig te maken.

  • 2. Als een op het individu toegesneden voorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze alleen verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening niet opzettelijk door eigen toedoen verloren is gegaan;

    • b.

      tenzij de veroorzaakte kosten worden betaald, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een adequate oplossing biedt in de ondersteuningsbehoefte.

Hoofdstuk 3 Vorm verstrekking voorziening

Artikel 3.1 Keuzevrijheid

  • 1. Een op het individu toegesneden voorziening kan worden verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

  • 2. Het college regelt in de beleidsregels in welke vorm en onder welke voorwaarden een op het individu toegesneden voorziening wordt verstrekt.

Artikel 3.2 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget bedraagt maximaal de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2. Het college regelt in de beleidsregels op welke wijze de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden en tegen welk tarief een persoonsgebonden budget kan worden verstrekt als de voorziening wordt geleverd door een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Artikel 3.3 Aanvullende criteria

  • 1. Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de ondersteuningsvrager voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering van de voorziening.

Hoofdstuk 4 Eigen bijdrage en ouderbijdrage

Artikel 4.1 Bijdrage in de kosten

  • 1. Voor een op het individu toegesneden voorziening is de maximale bijdrage in de kosten, zoals bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, verschuldigd.

  • 2. De bijdrage in de kosten is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de ondersteuningsvrager en zijn partner of echtgenoot.

  • 3. Een bijdrage in de kosten van een op het individu toegesneden voorziening is verschuldigd zolang van deze voorziening gebruik wordt gemaakt.

  • 4. Als de bijdrage ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de minderjarige.

  • 5. Het college regelt in de beleidsregels op welke wijze de kostprijs van een op het individu toegesneden voorziening wordt bepaald en voor welke voorzieningen geen eigen bijdrage is verschuldigd.

  • 6. Het college regelt in de beleidsregels door welke andere instantie dan het CAK de bijdragen voor opvang worden vastgesteld en geïnd.

Artikel 4.2 Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1. Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor cliëntondersteuning.

  • 2. Het college regelt in de beleidsregels voor welke andere algemene voorzieningen een ondersteuningsvrager een bijdrage is verschuldigd en per algemene voorziening wat de hoogte van deze bijdrage is.

Artikel 4.3 Ouderbijdrage voorzieningen Jeugdwet

Een ouderbijdrage is verschuldigd in de kosten van de aan een jeugdige geboden jeugdhulp in de gevallen zoals in de Jeugdwet bepaald.

Hoofdstuk 5 Beschikking

Artikel 5.1 Inhoud beschikking

  • 1.

    Een beschikking voor een op het individu toegesneden voorziening in het kader van de Jeugdwet wordt afgegeven, als:

  • a.

    de ondersteuningsvrager hierom vraagt;

  • b.

    de ondersteuningsvrager het niet eens is met het aanbod;

  • c.

    er specifieke rechten en plichten worden verbonden aan de verstrekking van een voorziening.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een op het individu toegesneden voorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 3.

    Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage of ouderbijdrage wordt de ondersteuningsvrager daarover in de beschikking geïnformeerd.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c.

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing

  • d.

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk resultaat deze moet worden aangewend;

  • b.

    de kwaliteitseisen die gelden voor de besteding van het budget;

  • c.

    wat de hoogte van het budget is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking;

  • e.

    de wijze van verantwoording van de besteding, en indien van toepassing

  • f.

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

Hoofdstuk 6 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

Artikel 6.1 Informatieplicht, herzien, intrekken en terugvorderen

  • 1. De ondersteuningsvrager doet op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een op het individu toegesneden voorziening.

  • 2. Het college kan een beslissing aangaande een op het individu toegesneden voorziening herzien dan wel intrekken als is vastgesteld dat:

  • a. er onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b. de ondersteuningsvrager niet langer op deze voorziening is aangewezen;

  • c. deze voorziening niet meer toereikend is;

  • d. er niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden verbonden aan de verstrekking van deze voorziening, of

  • e. de op het individu toegesneden voorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de ondersteuningsvrager en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten op het individu toegesneden voorziening of persoonsgebonden budget.

  • 4. Ingeval het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte op het individu toegesneden voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 5. Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat deze binnen zes maanden na verstrekking niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6. Het college onderzoekt mede uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van persoonsgebonden budgetten.

Hoofdstuk 7 Kwaliteit en nadere eisen

Artikel 7.1 Verhouding prijs en kwaliteit

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor diensten en voorzieningen in het kader van de Jeugdwet en Wmo 2015, in ieder geval rekening met:

  • a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d. d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en;

  • e. e.de eventuele extra taken die in verband met de verstrekking van een voorziening van de aanbieders worden gevraagd.

Artikel 7.2 Kwaliteitseisen aanbieders

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van de op het individu toegesneden voorzieningen, verstrekt op grond van de Wmo 2015, door:

  • a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de ondersteuningsvrager;

  • b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

  • c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

  • 2. Het college kan in de beleidsregels bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de op het individu toegesneden voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 3. Voor aanbieders van voorzieningen in het kader van de Jeugdwet gelden de kwaliteitseisen zoals bepaald in deze wet.

Artikel 7.3 Klachtregeling

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van ondersteuningsvragers ten aanzien van alle op het individu toegesneden voorzieningen op grond van de Wmo 2015.

  • 2. Voor aanbieders van voorzieningen in het kader van de Jeugdwet geldt de regeling met betrekking tot het klachtrecht zoals bepaald in deze wet.

Artikel 7.4 Medezeggenschap

  • 1. Aanbieders van de op het individu toegesneden voorzieningen in het kader van de Wmo 2015 stellen een regeling vast voor de medezeggenschap over voorgenomen besluiten die voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2. Voor aanbieders van voorzieningen in het kader van de Jeugdwet geldt de regeling met betrekking tot de medezeggenschap zoals bepaald in deze wet.

Artikel 7.5 Overleg met aanbieders en cliëntervaringsonderzoek

  • 1. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de kwaliteit en de naleving van de nadere eisen door periodieke overleggen met de aanbieders van op het individu toegesneden voorzieningen en het zo nodig in overleg met de ondersteuningsvrager ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 2. Het college ziet toe op een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek naar de ervaringen met de verstrekking van op het individu toegesneden voorzieningen.

Artikel 7.6 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een op het individu toegesneden voorziening op grond van de Wmo 2015 door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een op het individu toegesneden voorziening op grond van de Wmo 2015 onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan in de beleidsregels bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld.

  • 5. Voor aanbieders van voorzieningen in het kader van de Jeugdwet geldt de regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten zoals bepaald in deze wet.

Hoofdstuk 8 Waardering mantelzorgers

Artikel 8.1 Jaarlijkse waardering

Het college regelt in de beleidsregels de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van ondersteuningsvragers in de gemeente.

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie

Artikel 9.1 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval ondersteuningsvragers of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college regelt in de beleidsregels de uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 10 Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 10.1 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt voor het eerst één jaar na inwerkingtreding van deze verordening geëvalueerd. Vervolgens vindt elke twee jaar een evaluatie plaats. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening en de daarbij horende beleidsregel in de praktijk.

Artikel 10.2 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Almelo 2010 wordt ingetrokken.

  • 2. Een ondersteuningsvrager houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Almelo 2010, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Almelo 2010 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015, worden afgehandeld krachtens laatstgenoemde verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Almelo 2010, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015.

Gedaan ter openbare vergadering van 28 oktober 2014.

de griffier, drs. C.M. Steenbergen

de vice voorzitter, G.W.L. Stork