Regeling vervallen per 01-03-2013

Beleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen 2010

Geldend van 01-11-2010 t/m 28-02-2013

Intitulé

Beleidsregels terugvordering inkomensvoorzieningen 2010

Gemeenteblad van Almelo

Geldende tekst

regelingnummer: 2392

Nr. 33

Raadsbesluit van 21 september 2010, houdende vaststelling van de Beleidsregel Terugvordering Inkomensvoorzieningen 2010.

Artikel 1 Algemeen

  • 1. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken van een toekenningsbesluit zoals bepaald in artikel 54 lid 3 en 4 WWB, artikel 40 lid 3 en 4 WIJ en artikel 17 lid 3 en 4 IOAWIOAZ tenzij er sprake is van dringende redenen om hiervan af te zien.

  • 2. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het terugvorderen van de kosten van bijstand zoals bedoeld in artikel 58 en 59 WWB, de kosten van een inkomstenvoorziening zoals bedoeld in artikel 54 en 55 WIJ de kosten van uitkering zoals bedoeld in artikel 25 en 26 IOAW/IOAZ, en de terugvordering van kosten van een subsidie of voorschotten zoals bedoeld in artikel 38 lid 2 van de WKO overeenkomstig artikel 16 van de Verordening Wet Kinderopvang Almelo, tenzij er sprake is van dringende redenen om hiervan af te zien.

Artikel 2 Afzien Terugvordering

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1 zien burgemeester en wethouders af van terugvordering indien:

    • a.

      het terug te vorderen bedrag per vordering lager is dan € 150,--;

    • b.

      het betreft afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen die niet kunnen worden verrekend met de Belastingdienst volgens de Wet op de Inkomstenbelasting;

    • c.

      bij onderzoek naar de voortzetting van bijzondere bijstand, of een steekproef in verband met de beoordeling van de rechtmatigheid van bijzondere bijstand, blijkt dat te veel bijzondere bijstand aan belanghebbende is verstrekt;

  • 2.

    Er wordt, in afwijking van lid 1, niet van terugvordering afgezien indien:

    • a.

      de vordering is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 44 WIJ, artikel13 IOAW/IOAZ of artikel 28 WKO;

    • b.

      de vordering is ontstaan als gevolg van het tonen van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 18 lid 2 WWB, artikel 20 IOAW/IOAZ of artikel 41 lid 1 WIJ;

    • c.

      de bijstand of inkomensvoorziening ingevolge artikel 52 WWB of artikel 37 WIJ bij wijze van voorschot is verleend.

AFLOSSINGSWIJZE

Artikel 3 Hoogte aflossingsbedrag en volgorde aflossing

  • 1. Belanghebbende dient de kosten van terug te vorderen bijstand, inkomensvoorziening, uitkering of van een subsidie of voorschotten in het kader van de WKO in beginsel ineens terug te betalen.

  • 2. Burgemeester en wethouders nemen bij de beoordeling voor terugbetaling ineens, ook het vermogen van belanghebbende in aanmerking.

    Voor het in aanmerking nemen van het vermogen worden de volgende criteria gehanteerd;

    • a.

      van het vermogen wordt ter reservering voor vervanging van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen € 2.500,00 buiten beschouwing gelaten;

    • b.

      de vrijlating bedoeld onder a. is niet van toepassing bij vorderingen in verband met fraude.

  • 3. Indien belanghebbende niet in staat is de betaling ineens te voldoen, dient de (resterende) vordering in termijnen worden terugbetaald.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen, rekening houdend met de beslagvrije voet, de maandelijkse aflossingsverplichting, overeenkomstig lid 3 vast op 6% van de geldende bijstandsnorm/norm inkomensvoorziening inclusief eventuele toeslag en inclusief vakantietoeslag.

  • 5. In afwijking van lid 4 stellen burgemeester en wethouders, rekening houdend met de beslagvrije voet, de aflossingsverplichting op 10% van de geldende bijstandsnorm/norm inkomensvoorziening inclusief eventuele toeslag en inclusief vakantietoeslag. indien betrokkene een schuld heeft als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ex artikel 17 WWB, artikel 44 WIJ, artikel 13 IOAW/IOAZ of artikel 28 WKO.

  • 6. Voor zover het inkomen meer bedraagt dan de bijstandsnorm/norm inkomensvoorziening inclusief toeslag dan wel netto grondslag IOAW/IOAZ, wordt er na aftrek van extra woonlasten (netto woonkosten minus normhuur) 50% van het resterende meerinkomen bij de aflossingsverplichting opgeteld.

  • 7. In afwijking van lid 4 en lid 5 houden burgemeester en wethouders geen rekening met de beslagvrije voet als betrokkene geen of onvoldoende inlichtingen verstrekt als bedoeld in artikel 60 lid 5 onder b WWB, 56 lid 5 onder b WIJ, of artikel 28 lid 5 onder b IOAW/IOAZ.

  • 8. In overleg met belanghebbende kunnen burgemeester en wethouders uit praktische overwegingen afwijken van het bepaalde in lid 1 tot en met 7.

  • 9. In beginsel wordt bij meerdere openstaande vorderingen de oudste vordering het eerst te worden afgelost, tenzij belanghebbende aangeeft op welke andere vordering het aflossingsbedrag in mindering moet worden gebracht.

Artikel 4 Verrekening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verrekenen terug te vorderen kosten van bijstand, inkomstenvoorziening, uitkering IOAW/IOAZ, of van een subsidie of voorschotten in het kader van de WKO betreffende de ten uitvoerlegging van de aflossingsverplichtingen als bedoeld in artikel 3, met uit te betalen algemene bijstand/inkomstenvoorziening of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen, het besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 of de Wet werk en inkomen kunstenaars.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders gaan ook over tot verrekening, in gevallen waarin beslag op een uitkering van belanghebbende in beginsel niet is toegestaan, als belanghebbende verzuimt de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verrekenen gereserveerde vakantietoeslag zoveel mogelijk met een vordering:

    • a.

      indien er sprake is van uitstroom uit een WWB-, WIJ-, IOAW- of IOAZ- uitkering en;

    • b.

      de vordering is ontstaan door de beëindiging van de uitkering.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders maken in voorkomende gevallen gebruik van de mogelijkheid tot verrekenen van een terug te vorderen IOAW/IOAZ uitkering met de Sociale verzekeringbank, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en andere gemeenten overeenkomstig artikel 28 lid 3 IOAW/IOAZ.

KWIJTSCHELDING OPENSTAAND SALDO

Artikel 5 Schulden aan gemeente Almelo en minnelijke schuldregeling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op schriftelijk verzoek van belanghebbende besluiten tot het kwijtschelden van teruggevorderde bijstand, inkomensvoorziening, uitkering IOAW/IOAZ of kosten van subsidies en voorschotten in het kader van de WKO indien:

    • a.

      redelijkerwijs is te voorzien dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en;

    • b.

      redelijkerwijs is te voorzien dat een schuldenregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en;

    • c.

      de vordering van de gemeente tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2. Het besluit tot kwijtschelding treedt niet in werking voordat een schuldenregeling tot stand is gekomen.

  • 3. Van kwijtschelding als bedoeld in lid 1 wordt afgezien, behoudens zich daartoe verzettende dringende redenen bij belanghebbende of zijn gezin, indien:

    • a.

      de schuld is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, 44 WIJ, 13 IOAW/IOAZ of 28 WKO dan wel als gevolg van afstemming als bedoeld in artikel 18 lid 2 WWB, artikel 41 lid 1 WIJ of artikel 20 IOAW/IOAZ;

    • b.

      de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken en voor zover de vordering op die zaken verhaald kan worden.

Artikel 6 Kwijtschelding schulden en re-integratie

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen besluiten tot kwijtschelding van een schuld wegens teruggevorderde bijstand/inkomensvoorziening of kosten van subsidies en voorschotten WKO (ook bij fraude), indien belanghebbende op basis van een schuldhulpverlenings-traject gecombineerd met een re-integratietraject duurzaam de WWB, WIJ, IOAW of IOAZ uitstroomt.

  • 2. Belanghebbende voldoet voor het bedoelde in het eerste lid aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      hij neemt deel aan een minnelijke schuldenregeling of een WSNP traject en;

    • b.

      neemt ook deel aan een re-integratietraject, dat resulteert in uitstroom naar duurzame ongesubsidieerde arbeid.

  • 3. Indien de schuld is ontstaan als gevolg van recidive betreffende schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 44 WIJ, 13 IOAW/IOAZ of 28 WKO dan wel als gevolg van recidive betreffende gedrag als bedoeld in artikel 18 lid 2 WWB, artikel 41 lid 1 WIJ of artikel 20 IOAW/IOAZ dan zijn lid 1 en 2 niet van toepassing.

Artikel 7 Intrekking of wijziging kwijtscheldingsbesluit

Het besluit tot kwijtschelding als bedoeld in artikel 5 of 6 wordt ingetrokken of gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen 12 maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet in overeenstemming met de schuldregeling voldoet;

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 8 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    In afwijking van artikel 1 tot en met 4 kunnen burgemeester en wethouders ambtshalve of op verzoek besluiten tot kwijtschelding, indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig conform artikel 3 aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, conform deze verordening alsnog heeft betaald;

    • c.

      gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment kan gaan verrichten.

  • 2.

    De in lid 1 genoemde termijn is drie jaar indien het gemiddeld besteedbaar inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 en 2 vindt, behoudens zich daartoe verzettende dringende redenen bij belanghebbende of zijn gezin, geen kwijtschelding plaats:

    • a.

      indien de vordering is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 WWB, 44 WIJ, 13 IOAW/IOAZ of 28 WKO dan wel als gevolg van afstemming als bedoeld in artikel 18 lid 2 WWB, 41 lid 1 WIJ of 20 IOAW/IOAZ.

    • b.

      indien de vordering door pand of hypotheek op een zaak of zaken is gedekt, voor zover de vordering op die zaken verhaald kan worden.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE GELDEN

Artikel 9 Terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de belanghebbende mee:

  • a.

    tot welk bedrag en over welke periode de kosten van bijstand, inkomstenvoorziening, uitkering IOAW/IOAZ of kosten van voorschotten en subsidie WKO worden teruggevorderd;

  • b.

    de termijn of termijnen, met aflossingsbedrag, waarbinnen de belanghebbende de ten onrechteontvangen gelden dient terug te betalen;

  • c.

    op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

Artikel 10 Wijziging betalingsverplichting

  • 1. Het aflossingsbedrag, zoals meegedeeld in het terugvorderingsbesluit of datgene wat met de belanghebbende op grond van een minnelijke regeling tot stand is gekomen, geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen uit eigen beweging, of op verzoek van belanghebbende, onderzoek doen naar de financiële omstandigheden van belanghebbende. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

Artikel 11 Dwangbevel en beslaglegging

Indien de belanghebbende de aflossingsverplichtingen overeenkomstig artikel 3 van deze beleidsregel, niet nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit, voor zover deze nog geen executoriale titel heeft, ten uitvoer gelegd door middel van: de uitvaardiging van een dwangbevel als bedoeld in artikel 60 WWB, 56 WIJ dan wel 28 IOAW/IOAZ en, indien nodig, gevolgd door beslaglegging.

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 12 Kosten

  • 1. Wettelijke rente over een vordering of over de achterstanden in aflossing, aanmaankosten, de kosten van een dwangbevel en de kosten van derdenbeslag worden in beginsel niet in rekening gebracht bij de debiteur.

  • 2. In afwijking van lid 1 worden de kosten van een in te schakelen deurwaarder wel bij belanghebbende in rekening gebracht.

Artikel 13 Aanduiding en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ”Beleidsregel Terugvordering Inkomensvoorzieningen 2010”.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 november 2010 en geldt voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    De Beleidsregel Terugvordering WWB, WIJ en WKO van 24 november 2009 wordt met ingang van 1 november 2010 ingetrokken.

Aldus op 21 september 2010 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo

De gemeentesecretaris De burgemeester

Toelichting Beleidsregel Terugvordering Inkomensvoorzieningen 2010

Vooraf

In deze beleidsregel geeft de gemeente Almelo aan hoe zij om gaat met de bevoegdheid tot terugvordering binnen De WWB, WIJ, IOAW/IOAZ en de WKO.

De noodzaak van de voorganger van deze nieuwe beleidsregel (Beleidsregel Terugvordering WWB, WIJ en WKO 2009) was vooral gelegen in wetswijzigingen. Zo werd per 1 juli 2009 de 4de tranche van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) van kracht, wat de nodige gevolgen had voor de wijze van invordering. De keuzes die zijn gemaakt aangaande deze wetswijziging zijn:

Kosten in verband met invordering worden niet bij de debiteur in mindering gebracht (met uitzondering van de kosten die de inschakeling van een deurwaarder met zich meebrengt) gezien de administratieve belasting die dit met zich meebrengt.

De debiteur krijgt met deze wetswijziging de mogelijkheid om zelf de beslissen op welke openstaande vordering het eerst wordt afgelost. Uit het oogpunt van efficiency is er voor gekozen de oudste vordering het eerst af te lossen, tenzij de debiteur zelf aangeeft een andere vordering eerst te willen aflossen.

Per 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) van kracht, die je eenvoudigweg als een tweede bijstandswet, naast de WWB, speciaal voor jongeren tot 27 jaar, zou kunnen aanduiden. In de voorganger van de deze beleidsregel werd aangeven dat Almelo op dezelfde manier, als van de mogelijkheid tot terugvordering van bijstand, gebruik maakt van de mogelijkheid om de kosten van ten onrechte ontvangen inkomensvoorziening terug te vorderen.

De Wet kinderopvang (WKO) kende in Almelo nog geen beleidsregel voor wat betreft het terugvorderen van subsidies en voorschotten op het gebied van kinderopvang. Omdat er in de WKO wordt verwezen naar de WWB qua wijze van terugvordering is besloten om ook de wijze van terugvordering van kinderopvanggelden te regelen in de voorganger van deze beleidsregel.

De huidige beleidsregel komt voort uit de wet Bundeling van uitkeringen inkomensvoorzieningen aan gemeenten (BUIG). Deze wet houdt onder meer in dat voor de IOAW en IOAZ overeenkomstig de WWB een volledige budgetfinanciering wordt toegepast. Voordien was er sprake van een financieringsysteem van 75% declaratie en 25 % budget. Bij een systeem van volledige budgetfinanciering past net als onder de WWB dat er bepaalde administratieve eisen worden afgeschaft en dat verplichtingen van gemeenten worden omgezet in bevoegdheden. Dit betekent dat opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkeringen IOAW en IOAZ niet langer verplichtingen zijn maar bevoegdheden van gemeenten. Hoe Almelo deze bevoegdheden invult is aangegeven in deze beleidsregel. In zijn algemeenheid is daarbij aansluiting gezocht bij hoe de terugvordering van ten onrechte verstrekte WWB gelden was geregeld.

De situaties waarin terugvordering aan de orde zijn blijven ongewijzigd en er zal vooralsnog ook geen wijziging in de systematiek plaatsvinden.

Almelo heeft als kernbeginsel in haar beleid het principe dat terugvordering altijd plaatsvindt als er sprake is van fraude of een lening. Ingeval van fraude is de terugvordering van ten onrechte ontvangen gelden het sluitstuk van de handhaving. Almelo kent het principe van hoogwaardig handhaven, een visie waarin het voor de cliënt duidelijk moet zijn dat fraude met uitkeringsgelden financieel geen perspectieven biedt.

Met onderhavige beleidsregel wijkt Almelo toch op een aspect af, namelijk indien de schulden-positie de re-integratie van de cliënt belemmert. Onder strikte voorwaarden is Almelo dan bereid om mee te werken aan het kwijtschelden van fraudeschulden.

De aanwezigheid van een vordering in verband met verstrekte leenbijstand wordt door het college niet als een belemmerde factor beschouwd om aan een minnelijke schuldenregeling mee te werken.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1 Algemeen

Artikel 1 heeft betrekking op het legaliteitsbeginsel van de Algemene Wet Bestuursrecht.

In lid 1 wordt verwezen naar de artikelen in WWB, WIJ en IOAW/IOAZ, waar de bevoegdheid is vastgelegd om een besluit te herzien, of in te trekken. Het college geeft hier aan van deze bevoegdheden gebruik te maken, behoudens de gevallen waarbij er sprake is van dringende redenen om hiervan af te zien. Afgezien van zelfstandige terugvorderingbesluiten ligt er aan een besluit tot terugvordering een herziening of intrekking van het recht op bijstand of inkomensvoorziening ten grondslag.

In lid 2 wordt aangegeven dat het college in beginsel altijd gebruik maakt van de bevoegdheid tot terugvordering. De uitzondering is ook hier de aanwezigheid van dringende redenen om er vanaf te zien.

Artikel 2 Afzien Terugvordering

In dit artikel wordt aangegeven wanneer buiten de dringende redenen die in artikel 1 worden opgevoerd wordt afgezien van terugvordering.

Lid 1 onder a. Betreft de kruimelbedragen. Ingeval van kruimelbedragen kiest Almelo ervoor per vordering tot € 150,00 niet terug te vorderen. In een eerdere beleidsregel was € 125,00 per kalenderjaar als totaalbedrag opgenomen. Per kalenderjaar bleek geen efficiënte werkwijze, omdat dit leidde tot een jaarlijkse optelprocedure van kleine bedragen. Door een bedrag per vordering in plaats van per kalenderjaar te hanteren hoeven de tellingen niet meer plaats te vinden. Verder is door de valutaontwikkelingen en de administratieve eenvoud het bedrag opgetrokken naar € 150,00.

Lid 1 onder b betreft afgedragen loonbelasting die niet kan worden verrekend met de Belastingdienst. Er zullen geen bruto bedragen worden teruggevorderd indien er geen sprake is van verwijtbaar handelen waar de vordering een gevolg van is.

Lid 1 onder c. doelt op bijzondere bijstand die, volgens de onderzoekssystematiek, ten onrechte is verstrekt. Medio 2005 is afdeling SEZ gestart met een andere werkwijze; bepaalde soorten aanvragen bijzondere bijstand worden uitsluitend afgedaan door de bijstandsconsulent en niet meer getoetst door de kwaliteitsmedewerkers.

Het is niet de bedoeling dat bedragen die ten onrechte aan de cliënt zijn verstrekt, mede als gevolg van het experimentele karakter van de werkwijze, worden teruggevorderd. Het werk dat hiermee gepaard gaat doet de behaalde efficiencywinst teniet.

Het betreft de volgende vormen van bijstandsverlening;

Iedere incidentele kostensoort tot een maximumbedrag van € 250,00 per kostensoort en alle periodieke kosten die voortvloeien uit een medische noodzaak. Voorbeelden hiervan zijn maaltijdvoorziening, batterijen voor een gehoorapparaat, thuiszorg, bewassingskosten etc. Een voorbeeld van een kostensoort die er niet onder valt is de woonkostentoeslag.

Uitzondering

De afwijking geldt niet indien betrokkene niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht. Met inlichtingenplicht wordt gedoeld op de melding van de cliënt dat hij geen gebruik meer maakt van de voorziening waarvoor bijzondere bijstand wordt verstrekt. Deze plicht is aan de cliënt kenbaar gemaakt via de toekenningsbeschikking.

Na afloop van een jaar hoeft uitsluitend te worden vastgesteld of de noodzaak voor de verstrekking nog aanwezig is. Indien dit het geval is wordt de bijstand (eventueel gewijzigd) voortgezet. Indien geen gebruik meer wordt gemaakt van de voorziening beëindigt de consulent de voorziening. Indien een en ander niet is gemeld, dan wordt de bijstand ingetrokken en wordt alsnog overgegaan tot terugvordering van de ten onrechte genoten uitkering.

Ook geldt het niet indien een periodieke toekenning een incidentele vergoeding had moeten zijn. De cliënt is immers niet gevrijwaard van het melden van zaken die van invloed zijn op de bijstandsverlening. Indien de cliënt geen periodieke kosten maakt en daarvoor per abuis wel een beschikking ontvangt, dan dient de cliënt hierover te informeren. Laat de cliënt dit na, dan wordt niet voldaan aan de inlichtingenplicht.

Lid 2 geeft de uitzonderingen op het eerste lid.

Vorderingen die te maken hebben met schending van de inlichtingenplicht dan wel voortkomen uit toepassing van een afstemming in verband met laakbaar gedrag worden in beginsel altijd (bruto) teruggevorderd.

Extra aandacht dient bij toepassing van deze bepaling uit te gaan naar verleende voorschotten.

In uitvoeringspraktijk komt het voor dat voorschotten (niet alleen voor levensonderhoud maar ook voor bijvoorbeeld de aanschaf van een legitimatiebewijs) worden verleend. Regelmatig worden voorschotten verstrekt omdat aanvragen, in verband met onvolledige aanlevering van gegevens door de cliënt, een langere afhandelingsduur hebben. Indien mensen na de afhandeling recht hebben op uitkering, dan kan het voorschot verrekend worden. Blijkt er geen recht op uitkering te bestaan, dan dient het verstrekte voorschot gewoon te worden teruggevorderd.

Het is niet de bedoeling dat deze voorschotten, door toepassing van de kruimelbedragbepaling, niet worden teruggevorderd.

Dringende redenen

Dit artikel is in combinatie met artikel 1 zo opgesteld dat er bij een (zeer) dringende reden altijd de mogelijkheid is om af te zien van terugvordering.

Artikel 3 Hoogte aflossingsbedrag en volgorde aflossing

Dit artikel bepaalt de hoofdlijn van de incasso wat betreft vorderingen. Belanghebbende dient teveel of ten onrechte ontvangen gelden in beginsel ineens terug te betalen en daarbij wordt ook het vermogen in aanmerking genomen.

Indien aflossing ineens niet mogelijk is, dan dient het in termijnen te gebeuren. De afloscapaciteit is standaard 6% van de bijstandsnorm of inkomensvoorzieningsnorm. Almelo legt de hoogste prioriteit bij fraudevorderingen. Bij fraudevorderingen wordt de afloscapaciteit op 10% gesteld. Wel dient altijd rekening gehouden te worden met de beslagvrije voet. De beslagvrije voet wordt verhoogd met de meerkosten voor de zorgverzekering en voor wonen. In de praktijk betekent dit dat de afloscapaciteit soms minder is dan 6% respectievelijk 10%.

Lid 6 bepaalt dat ingeval van inkomen boven de bijstandnorm of inkomensvoorzieningsnorm 50 % van het meerdere wordt betrokken bij de hoogte van de aflossing. De woonkosten die hoger zijn, dan bij een inkomen op het minimumniveau, vanwege een lager bedrag aan huursubsidie, worden op het inkomen boven de norm in mindering gebracht waarna, de helft van het resterende meerinkomen bij de aflossingscapaciteit wordt geteld.

Voor belanghebbenden met een IOAW of IOAZ uitkering wordt qua aflossingscapaciteit in beginsel ook aansluiting gezocht bij de hiervoor geschetste aflossingscapaciteit gebaseerd op de bijstandsnormen en de normen voor inkomensvoorziening. In de praktijk kan dit betekenen dat een belanghebbende met een IOAW/IOAZ uitkering meer dient af te lossen dan op grond van zijn netto uitkeringsgrondslag mogelijk is. Immers onder de IOAW / IOAZ worden inkomsten die niet aan arbeid gerelateerd zijn in tegenstelling tot onder de WWB niet gekort op de uitkering.

In lid 7, wordt geregeld dat burgemeester en wethouders gebruik maken van de mogelijkheid geen rekening te houden met de beslagvrije voet als betrokkene zijn inlichtingenplicht betreffende de terugvordering niet nakomt.

In lid 9 is aangeven dat in beginsel altijd de oudste vordering het eerst wordt afgelost. Belanghebbende heeft op grond van de AWB het recht zelf te bepalen op welke vordering het eerst wordt afgelost. Vanuit praktische overwegingen is voor deze werkwijze gekozen. Overigens dient belanghebbende wel van de keuze op de hoogte te worden gebracht.

Artikel 4 Verrekening

In lid 1 is aangegeven dat het college gebruik maakt van de mogelijkheid tot verrekenen, volgens lid 3 van artikel 60 WWB, lid 3 van artikel 56 WIJ en artikel 28 lid 2 IOAW/IOAZ.

In lid 2 is aangegeven dat het college gebruik maakt van de mogelijkheid tot verrekenen, volgens lid 5 onder a van artikel 60 WWB, 5 onder a van artikel 56 WIJ en lid 5 onder a van artikel 28 IOAW/IOAZ.

Dit betekent dat het college, wanneer belanghebbende zijn inlichtingenplicht betreffende de terugvordering niet nakomt, ook zal verrekenen met gelden die in beginsel niet vatbaat zijn voor beslag, zoals bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslagen of op een deel van een uitkering dat onder de beslagvrije voet valt.

In lid 3 wordt aangeven dat een vordering die ontstaat als gevolg van beëindiging van een uitkering in beginsel zoveel mogelijk met het gereserveerde vakantiegeld wordt verrekend.

In de praktijk komt het vaak voor dat bij de beëindiging van een bijstandsuitkering een vordering ontstaat. In overeenstemming met artikel 6:127 Burgerlijk Wetboek kan dan worden verrekend.

Het is verder mogelijk deze wijze toe te passen, bij bestaande vorderingen, indien belanghebbende geen bezwaar heeft. Gelet op het belang voor de cliënt en de gemeente is het in de praktijk wenselijk dat hierop wordt aangestuurd.

Lid 4 bevat een nieuwe bepaling welke aangeeft dat het college in voorkomende gevallen ook gebruik zal maken van de mogelijkheid binnen de IOAW/IOAZ om een externe instantie, waarvan cliënt een uitkering ontvangt, te verzoeken om terugbetaling van de vordering. Het gaat om bijstand en uitkeringen die limitatief zijn omschreven in artikel 28 lid 3 IOAW/IOAZ. In de betreffende gevallen is geen machtiging van cliënt noodzakelijk.

Artikel 5 Schulden aan gemeente Almelo en minnelijke schuldregeling

Dit artikel voorziet in het gemeentelijke kwijtscheldingsbeleid wat betreft vorderingen van mensen met problematische schulden. Almelo geeft met dit artikel aan dat er onder voorwaarden medewerking wordt verleend aan een minnelijke schuldregeling.

Artikel 6 Kwijtschelding schulden en re-integratie

In het re-integratiebeleid van Almelo wordt schuldhulpverlening als één van de voorzieningen genoemd om mensen te re-integreren. Het is bekend dat een problematische schuldensituatie uitstroom in de weg kan staan. Almelo krijgt in het kader van een schuldhulpverleningstraject regelmatig verzoeken om gezamenlijk met andere schuldeisers akkoord te gaan met een aflossingsplan, waarbij een deel van het bedrag wordt kwijtgescholden.

Almelo kent via artikel 5 al een bepaling hieromtrent, maar die is in beginsel niet van toepassing op fraudesituaties, zo is bepaald in lid 3 onder a van artikel 5. Artikel 6 maakt dit onder voorwaarden mogelijk. Indien er sprake is van een schuldhulpverleningstraject en een re-integratietraject wordt het mogelijk toch kwijt te schelden.

Indien belanghebbende recidive heeft gepleegd met de schending van de inlichtingenplicht of als de schuld is ontstaan als gevolg van recidive waarbij een afstemming (verlaging) is toegepast dan is deze vorm van kwijtschelding niet mogelijk.

Artikel 7 Intrekking kwijtscheldingsbesluit in verband met schulden aan de gemeente Almelo

Geen toelichting benodigd.

Artikel 8 Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Het gemeentelijke beleid is dat alleen kan worden kwijtgescholden indien de belanghebbende 5 jaar lang aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Wat betekent dat bij een inkomen op bijstandsniveau in die 5 jaar tenminste 6% van het genoten inkomen is aangewend voor het aflossen van de schuld aan afdeling Sociale & Economische Zaken.

Lid 2 regelt dat de periode ook 3 jaar kan zijn. Als dan ook tenminste 6% van het genoten inkomen wordt aangewend voor het aflossen van een schuld aan de afdeling Sociale & Economische Zaken en bovendien over deze periode over niet meer dan 90% van het voor betrokkene geldende sociaal minimum kan worden beschikt.

Belanghebbende dient daarom naast de aflossing van 6% aan de afdeling Sociale & Economische Zaken nog 4% elders te hebben afgelost. Bij de aflossing van een fraudeschuld (waarbij 10% van het beschikbare inkomen wordt aangewend om af te lossen) is deze mogelijkheid in beginsel niet toepasbaar. Fraudeschulden en schulden die voorkomen uit een verlaging (afstemming of maatregel) als gevolg van maatregelwaardig gedrag lenen zich niet voor kwijtschelding. Ook huldigt Almelo het standpunt dat vorderingen die worden gedekt door pand of hypotheek niet worden kwijtgescholden. Uitsluitend op individuele situaties en bij zwaarwegende belangen kan een uitzondering worden gemaakt.

Artikel 9 Terugvorderingbesluit

Geen toelichting benodigd.

Artikel 10 Wijziging betalingsverplichting

Voor cliënten met een periodieke uitkering voor levensonderhoud geldt dat de maximale Aflossingscapaciteit 6% van de uitkering (inclusief vakantietoeslag) bedraagt. In geval van fraude gaat het om 10%. Indien een cliënt vanuit een uitkeringssituatie naar werk uitstroomt, worden deze regels gedurende maximaal één jaar voortgezet.

Binnen een jaar wordt in beginsel een financieel onderzoek uitgevoerd voor de berekening van de gewijzigde afloscapaciteit waarbij dan in het bijzonder wordt gekeken naar het meerinkomen boven de bijstandnorm.

Daarnaast worden er in algemene zin stelselmatig op basis van overwegingen van efficiency heronderzoeken uitgevoerd waarbij de aflossingscapaciteit opnieuw beoordeeld wordt.

Artikel 11 Dwangbevel en beslaglegging

In dit artikel wordt aangeven dat burgemeester en wethouders gebruik maken van de mogelijkheid om een dwangbevel toe te passen en waarnodig van de mogelijkheid tot beslaglegging.

Artikel 12 Kosten

Vanuit efficiencyoverwegingen worden de kosten die met invordering gepaard gaan niet op bij de debiteur in rekening gebracht. Om de kosten wel in rekening te kunnen brengen is een uitgebreide administratie noodzakelijk. Verwacht wordt dat de opbrengsten niet opwegen tegen de kosten die deze administratie met zich meebrengt. Een uitzondering wordt gemaakt voor de kosten die de inzet van een deurwaarder met zich meebrengt.

Artikel 13 Aanduiding en inwerkingtreding

Geen toelichting benodigd.