Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening Precariobelasting 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening Precariobelasting 2019

De Raad van de Gemeente Almelo;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2018;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit:

de volgende verordening vast te stellen:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2019.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

a) dag: een periode van 24 uren, aanvangende om 0.00 uur of een gedeelte daarvan;

b) week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

c) maand: een kalendermaand;

d) jaar: een kalenderjaar;

e) bouwmaterialen: een loods, keet, container, steiger, stelling, heikar of heistelling, kraan, betonmolen, asfaltketel, trechter, afschutting, stut, schoor, paal of enig ander werktuig ten dienste van bouwwerken;

f) standplaats: een ruimte op of aan de weg, aangewezen door het college voor de uitoefening van straathandel;

g) automaten: toestellen die in werking treden bij inwerping van een munt c.q. munten;

h) vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

i) onroerende zaak: een onroerende zaak, als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;

j) uitstalling: voorwerp met goederen en waren in natura;

k) blikvanger: voorwerp dat beoogd aandacht van het publiek te trekken (eyecatcher);

l) terras: een gelegenheid waar eet- en drinkwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.

Artikel 2 Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning of ontheffing heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

3. Behoudens het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt de precariobelasting voor reclame voorwerpen en automaten geheven van de feitelijk gebruiker van de onroerende zaak waaraan of waarvoor de voorwerpen zijn bevestigd of geplaatst.

Artikel 4 Vrijstellingen

Geen precariobelasting wordt geheven:

1. voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

2. voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

3. voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst, concessie of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

4. van voorwerpen of werken, welke door of vanwege het Rijk of de provincie, in het kader van de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, zijn aangebracht of geplaatst;

5. voor het gebruik of genot door de gemeente van de openbare gemeentegrond en voor het hebben onder, op of boven die grond van voorwerpen, werken of inrichtingen, welke aan de gemeente in eigendom toebehoren en bij haar in gebruik zijn, voor zover niet betreffende de productie en distributiebedrijven der gemeente;

6. voor het hebben van pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, goten, afvoerbuizen van hemelwater, puilijsten, goot of kroonlijsten, spionnen en dergelijke niet meer dan 0,30 m buiten de rooilijn uitstekend;

7. voor versieringen, aangebracht tijdens en ter gelegenheid van feestdagen in de zin van de Algemene termijnenwet;

8. voor het hebben van wegwijzers in, op of boven de openbare gemeentegrond door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB, voor het hebben van brievenbussen van PostNL en telefooncellen van de KPN en soortgelijke ondernemingen alsmede voor het hebben van halteborden in op of boven openbare gemeentegrond;

9. niet als reclamevoorwerpen aan te merken bloemen- of plantenbakken;

10. voor het hebben van een onverlicht naambord mits de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 0,60 m en het bord niet meer vermeldt dan de naam, het beroep of de aard van het bedrijf eventueel aangevuld met enige zakelijke mededelingen hierop betrekking hebbende, van de persoon of onderneming, gevestigd in de onroerende zaak, waaraan het bord is aangebracht;

11. borden tot verhuur of verkoop van onroerende zaken, in het geval deze borden aan de te verhuren of te verkopen onroerende zaken zijn bevestigd;

12. van vlaggenstokken, vlaggen en zonneschermen zonder reclame of handelsnaam;

13. voor buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud en hemelwater;

14. voor voorwerpen, welke worden gebezigd door politieke partijen ten behoeve van verkiezingen;

15. voor een metalen aardpen in openbare gemeentegrond ten behoeve van een aardgeleidingssysteem;

16. van voorwerpen of werken, waarvoor krachtens de verordening reclamebelasting is verschuldigd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- en oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

4. Indien de gemeente een (deel)vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de vergunde oppervlakte en de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

6. In afwijking van het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel wordt voor de berekening van de precariobelasting:

a. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

b. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of week tarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning of ontheffing heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in één kalenderjaar gelegen periode gedurende welke zich een belastbaar feit in de zin van deze verordening voordoet, heeft voorgedaan of zal voordoen.

Artikel 8 Wijze van heffing

1. De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

5. Belastingaanslagen en gevorderde bedragen van minder dan €10,- worden niet opgelegd of ter kennis gebracht. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet of kennisgeving verenigde belastingaanslagen of gevorderde bedragen aangemerkt als één belastingaanslag of één kennisgeving.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald ingeval:

a. bij wege van aanslag wordt geheven, binnen een maand na de dagtekening van de aanslag. Dit geldt ook in geval het totaalbedrag van de op één aanslag verschuldigde bedrag door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven.

b. bij wege van mondelinge of schriftelijke kennisgeving wordt geheven als bedoeld in artikel 6, op het moment van het doen of uitreiken van de kennisgeving.

2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Overgangsrecht

De verordening precariobelasting 2018 vastgesteld op 2 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Precariobelasting 2019’.

Tarieventabel behorende bij de Precariobelastingverordening 2019

Hoofdstuk 1 Uitstallingen

1

Het tarief bedraagt voor het uitstallen van al dan niet ten verkoop of ter verhuring aangeboden goederen en dergelijke per 1 m2 ingenomen grondoppervlakte:

1.1

voor zover in deze verordening niet anders is bepaald:

per m2 per week

€ 0,60

per m2 per maand

€ 1,75

per m2 per kwartaal

€ 3,10

per m2 per jaar

€ 8,70

Hoofdstuk 2 Voorwerpen bij bouw- en sloopwerkzaamheden

2

Het tarief bedraagt voor het hebben van bouwmaterialen zoals een loods, een keet, een container, een steiger of een stelling, een heikar of een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter, of enig ander werktuig ten dienste van enig bouw- of sloopwerk aangevoerde c.q. af te voeren materialen per 1 m2 ingenomen grondoppervlak:

2.1

op verhard terrein:

per m2 per week

€ 0,63

per m2 per maand

€ 1,67

per m2 per jaar

€ 14,20

2.2

op onverhard terrein:

per m2 per week

€ 0,21

per m2 per maand

€ 0,42

per m2 per jaar

€ 4,07

Hoofdstuk 3 Installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen, olie lucht of water

Niet van toepassing

Hoofdstuk 4 (Elektrische) leidingen, buizen en kokers

Niet van toepassing

Hoofdstuk 5 Automaten

5

Het tarief bedraagt voor het hebben van een automatisch verkooptoestel:

5.1

met een voor-, zij- of achtervlak van niet meer dan 0,50 m2 frontoppervlakte

per jaar

€ 27,50

5.2

met een voor-, zij- of achtervlak gelegen tussen 0,50 m2 en 1,50 m2 frontoppervlakte

per jaar

€ 44,30

5.3

met een voor-, zij- of achtervlak van 1,50 m2 frontoppervlakte of meer

per jaar

€ 60,30

Hoofdstuk 6 Overbouw

6

Het tarief bedraagt:

6.1

een balkon, erker, luifel, loggia, uitgebouwd kozijn, brandladder e.d., voor zover deze uit bouwkundig oogpunt deel uitmaken van een gebouw, per m2 en per jaar

€ 2,10

6.2

een rek, hijsbalk, zonnescherm en alle overige buiten het gevelvlak uitstekende voorwerpen, voor zover deze niet uit bouwkundig oogpunt deel uitmaken van een gebouw en voor zover hiervoor geen belasting kan worden geheven ingevolge hoofdstuk 8 van deze tarieventabel per voorwerp en per jaar:

€ 7,90

6.3

een brug, bewaarplaats, plankier, en dergelijke boven openbaar gemeentewater, per m2 en per jaar

€ 4,30

Hoofdstuk 7 Terrassen

7

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder op of boven een terras per 1 m2 ingenomen grondoppervlakte

7.1

per m2 per week

€ 0,60

7.2

per m2 per maand

€ 1,75

7.3

per m2 per kwartaal

€ 3,10

7.4

per m2 per jaar

€ 8,70

Hoofdstuk 8 Gebruik voor de openbare dienst bestemd gemeentewater

8

Het tarief bedraagt voor schepen/pontons/dekschuiten die gebruikt worden voor bedrijfsmatige (of commerciële) activiteiten, zoals onder meer café-, terras- of restaurantboot met een oppervlakte van:

8.1

per m2 per week

€ 0,60

8.2

per m2 per maand

€ 1,75

8.3

per m2 per kwartaal

€ 3,10

8.4

per m2 per jaar

€ 8,70

Hoofdstuk 9 Reclamevoorwerpen

8

Het tarief bedraagt voor het hebben van

8.1

een aan een onroerende zaak bevestigde reclame, betrekking hebbende op hetgeen dat wordt geproduceerd en/of verhandeld in die onroerende zaak:

8.1.1

met een voor, zij of achtervlak van ten hoogste 1,2 m2 frontoppervlakte per jaar

€ 16,60

8.1.2

met een voor, zij, of achtervlak van meer dan 1,2 m2 frontoppervlakte per jaar

€ 31,60

8.2

een blikvanger (eyecatcher) of ander reclamevoorwerp, dienende ter bevordering van de verkoop van producten per jaar

€ 86,50

8.3

vlaggen per jaar

€ 16,20

(Voorwerpen die worden betrokken in de verordening Reclamebelasting 2019 zijn vrijgesteld van precariobelasting, artikel 4, lid 16)

Behorende bij het raadsbesluit van 1 november 2018

de griffier,

drs. C.M. Steenbergen

Ondertekening

Gedaan ter openbare vergadering van 1 november 2018

de griffier, de burgemeester,

drs. C.M. Steenbergen A.J. Gerritsen