Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Almelo 2020

Geldend van 16-12-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Almelo 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo;

gelet op artikel 35 van de Participatiewet

besluit:

vast te stellen de BELEIDSREGEL BIJZONDERE BIJSTAND GEMEENTE ALMELO 2020

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt bedoeld met:

a. wet: Participatiewet;

b. bijstandsnorm: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 5 onder c van de Participatiewet;

c. kostendelersnorm: de norm zoals bedoeld in artikel 22a Participatiewet;

d. bijzondere bijstand: bijstand ter voorziening in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals bedoeld in artikel 35 van de wet;

e. geïndexeerde GMD lijst: lijst gebaseerd op de eind 1993 door de VNG aan de gemeenten gestuurde GMD-lijst voor inkomensondersteunende voorzieningen. Deze lijst bevatte een overzicht van zogenaamde 'meerkosten' welke mensen met een bepaalde ziekte of handicap hebben. De GMD-lijst wordt jaarlijks door het bedrijf Schulinck geïndexeerd;

f. vermogen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 34 van de Participatiewet, met dien verstande dat het vermogen gebonden in één kenteken-houdend voertuig tot € 2.500 buiten beschouwing blijft;

g. vermogensgrens: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 34 van de Participatiewet;

h. Nibud: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting;

i. Wrb: Wet op de rechtsbijstand;

j. WSNP: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

Artikel 2 Voorwaarden bijzondere bijstand

Aan de verlening van bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:

1. De kosten moeten zich daadwerkelijk voordoen;

2. De kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten;

3. De kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van belanghebbende en/of zijn huishouden bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt;

4. De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. In deze beleidsregels zijn richtlijnen vastgelegd hoe om te gaan met de draagkrachtberekening.

Artikel 3 Moment van aanvragen bijzondere bijstand

De aanvrager moet in beginsel voordat de kosten worden gemaakt een aanvraag indienen. De reden hiervoor is dat het veelal niet mogelijk is achteraf de noodzaak van de kosten vast te stellen. Wanneer de noodzaak van de kosten achteraf nog kan worden vastgesteld kan hiervan worden afgeweken en kunnen kosten tot maximaal drie maanden terug worden vergoed.

Artikel 4 Draagkracht

1. Om te bepalen of de aanvrager de bijzondere kosten kan voldoen uit het beschikbare inkomen moet eerst bepaald worden wat de draagkrachtruimte is. De draagkrachtruimte is het verschil tussen het inkomen van de aanvrager en de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Voor de algemene bijstand is in artikel 31, tweede lid, Participatiewet en artikel 33, vijfde lid, Participatiewet geregeld welke inkomsten niet op de uitkering worden gekort. Deze inkomsten worden ook voor de bijzondere bijstandsverlening vrijgelaten, met uitzondering van bijstand voor duurzame gebruiksgoederen.

2. Bij meer inkomen, vergeleken met de bijstandsnorm, op jaarbasis tot maximaal € 1.100,00 is het draagkrachtpercentage 0%.

3. Bij een inkomen dat op jaarbasis maximaal € 2.300,00 hoger is, wordt een draagkrachtpercentage van 35% toegepast over dat deel van het meerdere inkomen dat €1.100,00 overschrijdt. De eerste € 1.100,00 zijn nog steeds "vrij".

4. Bij een meerinkomen dat op jaarbasis hoger is dan € 2.300,00 wordt met inachtneming van de voorgaande regels over het meerinkomen boven € 2.300,00 een draagkrachtpercentage van 100% toegepast.

5. Met uitzondering van aanvragen voor kosten van duurzame gebruiksgoederen wordt het vermogen tot aan de betreffende vermogensgrens van artikel 34 lid 3 Participatiewet vrijgelaten.

Artikel 5 Afwijkende draagkracht bij woonkostentoeslag en kosten bewindvoering

Voor een woonkostentoeslag en voor de kosten van bewindvoering geldt dat al het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm meetelt als draagkracht.

Artikel 6 Draagkrachtperiode bijzondere bijstand

1. De draagkracht wordt in beginsel berekend over één jaar, beginnend op de eerste dag van de maand, waarin de bijstandsaanvraag is ingediend.

2. Wanneer de bijzondere kosten zich periodiek voordoen, maar niet gedurende een heel jaar (bijvoorbeeld bij een tijdelijke woonkostentoeslag), kan de draagkracht over een kortere periode worden berekend, zodat niet de volledige jaardraagkracht hoeft te worden ingezet.

3. De draagkracht wordt in beginsel eens per jaar vastgesteld. Voor aanvragers die een bijstands- of WAO-, WIA- of Wajong uitkering ontvangen of de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt kan worden volstaan met een vaststelling van eens per 5 jaar.

Artikel 7 Wijziging draagkracht tijdens de draagkrachtperiode

In beginsel wordt de eenmaal vastgestelde draagkracht niet gewijzigd. Alleen als zich in de loop van de vastgestelde periode ontwikkelingen voordoen, die van zodanig belangrijke aard zijn, dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan (bijvoorbeeld het wegvallen of het ontstaan van inkomstenbronnen), kan tussentijdse herziening plaatsvinden over het resterende deel van de periode.

Artikel 8 Waar en wanneer een medisch advies opvragen

Als er bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor medische kosten, dan wordt in beginsel geen medisch advies aangevraagd aangaande de noodzakelijkheid van deze kosten. Gaat het om kosten die meer bedragen dan € 300,00 op jaarbasis en de noodzakelijkheid kan niet aan de hand van verklaringen van huisarts, tandarts, medisch specialist, of anderszins worden vastgesteld dan wordt een medisch advies opgevraagd bij een daarvoor gecontracteerde organisatie.

Hoofdstuk 2: Kostensoorten waarvoor beleid is vastgelegd

Artikel 9 Medische kosten

1. Voor medische kosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

2. In afwijking van lid 1 wordt bijzondere bijstand verstrekt voor eigen bijdragen voor medische kosten op grond van de basis zorgverzekering tot aan de vergoeding van de gemeentelijk ondersteunde collectieve aanvullende zorgverzekering volgens pakket 2 van zorgverzekeraar Menzis, wanneer de aanvrager door een premieachterstand geen aanvullende ziektekostenverzekering kon afsluiten.

Artikel 10 Uitvaartkosten

1. Bij ontbreken van voldoende middelen van bestaan kunnen de erfgenamen van een overledene voor een uitvaart ieder voor het eigen deel in de kosten een aanvraag bijzondere bijstand indienen. Voor de hoogte van de vergoeding wordt per kostenpost uitgegaan van maximaal het bedrag uit de NIBUD prijzengids.

2. Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt:

a. voor de kosten van een begrafenis/crematie die zich voordoet in het buitenland;

b. aan erfgenamen die woonachtig zijn buiten de gemeente;

c. voor kosten van een rouwadvertentie, kosten van meer dan één volgauto, kosten van een eredienst en/of kosten die voortvloeien uit een specifieke culturele of religieuze achtergrond.

3. De bijzondere bijstand wordt verleend om niet, tenzij aannemelijk te achten is dat er achteraf voldoende middelen zijn. Ontvangen verzekeringsgelden ten behoeve van de uitvaart worden in mindering gebracht.

Artikel 11 Kosten bewindvoering

1. Er bestaat in beginsel recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering als de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld.

2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

3. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

Artikel 12 Rechtsbijstand

1. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging volgens de Wrb rechtsbijstand is verleend. Het recht op bijzondere bijstand voor deze eigen bijdrage is beperkt tot de eigen bijdrage die geldt wanneer de doorverwijzing is verkregen via het Juridisch Loket.

2. De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

a. vertaalkosten;

b. reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen;

c. de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb;

Artikel 13 Aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud 18 t/m 20 jarigen

1. Een jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor zover de noodzakelijke kosten van zijn bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, als:

a. de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn, of

b. de belanghebbende het onderhoudsrecht ten aanzien van zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken.

2. Van noodzakelijke bestaanskosten, die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn als de belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft én deze zelfstandige huisvesting noodzakelijk is.

3. De bijstandsnorm wordt aangevuld bij:

a. een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar tot maximaal de norm voor een alleenstaande als bedoeld in artikel 21, sub a, van de Participatiewet.

b. gehuwden waarvan één van beide of allebei 18, 19 of 20 jaar zijn tot maximaal de bijstandsnorm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21, sub b, van de Participatiewet.

4. Bij de berekening van het bedrag wordt rekening gehouden met de inhoud van de regelgeving aangaande kostendelers, het niet hebben van woonlasten, de lagere norm voor schoolverlaters en specifieke omstandigheden.

5. Wanneer de jongere in een inrichting verblijft dan bedraagt de bijzondere bijstand niet meer dan de norm genoemd in artikel 23 van de wet.

Artikel 14 Babyuitzet

1. Als een aanvrager niet heeft kunnen reserveren of lenen en geen gebruik van een voorliggende voorziening kan maken, dan kan de mogelijkheid van bijstandsverlening voor een babyuitzet worden bezien. Bijstandsverlening kan pas geschieden op het moment dat de te maken kosten noodzakelijk worden geacht. In de zesde maand van de zwangerschap moet de babyuitzet aangeschaft worden. Op dat moment is dan ook pas bijstandsverlening mogelijk. Een verklaring van de vroedvrouw met de vermoedelijke bevallingsdatum is noodzakelijk.

2. De hoogte van de te verlenen bijstand hangt af van de feitelijk te maken kosten. Als er al meer (kleine) kinderen zijn, wordt verwacht dat bepaalde zaken al aanwezig zijn. Bij het bepalen van de kosten worden de prijzen uit de Nibudprijzengids als maximum aangehouden.

3. In beginsel wordt bijzondere bijstand voor een babyuitzet verstrekt als geldlening.

Artikel 15 Maaltijdvoorziening

1. Wanneer ouderen of hulpbehoevenden door ziekte of gebrek noodzakelijkerwijs gebruik moeten maken van een maaltijdvoorziening kan voor de hoofdmaaltijd bijzondere bijstand worden verstrekt.

2. De richtprijs voor een maaltijd wordt gebaseerd op het bedrag genoemd in artikel 3.8 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Alleen het verschil tussen de prijs van de goedkoopst mogelijke maaltijdvoorziening en de richtprijs kan via bijzondere bijstand worden vergoed.

Artikel 16 Eigen bijdrage verzorging en hulp

1. Eigen bijdragen voor verstrekkingen op grond van de Wet langdurige zorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning komen in beginsel niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

2. In afwijking van lid 1 wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de eigen bijdrage WMO maatwerkvoorzieningen tot aan de vergoeding van de gemeentelijk ondersteunde collectieve aanvullende zorgverzekering volgens pakket 2 van zorgverzekeraar Menzis, wanneer de aanvrager door een premieachterstand geen aanvullende ziektekostenverzekering kon afsluiten.

Artikel 17 Communicatie en signalering

1. In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor telefoonkosten.

2. Voor de kosten van personenalarmering moet uitgegaan worden van de meest goedkope en adequate voorziening. De eigen bijdrage na eventuele vergoeding door de zorgverzekeraar (aansluitkosten en periodieke bijdrage) die klanten verschuldigd zijn kan vanuit de bijzondere bijstand vergoed worden.

Artikel 18 Stookkosten en kosten elektriciteitsgebruik

1. Wanneer een woning in verband met medisch redenen extra verwarmd moet worden, brengt dat vaak extra kosten met zich mee (stookkosten en elektriciteitsverbruik).Voor deze extra kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

2. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten. De medische noodzaak van de meerkosten wordt door middel van een medisch advies vastgesteld.

3. De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. De meerkosten zijn de extra kosten bovenop het bedrag dat mensen in een vergelijkbare woning en vergelijkbare gezinssituatie volgens het NIBUD uitgeven aan stookkosten.

Artikel 19 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten)

Er wordt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer verstrekt.

Artikel 20 Reiskosten bezoek zieke familieleden

1. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van het bezoek aan buiten de gemeente, maar in Nederland verzorgd of verpleegd wordende gezins- of familieleden.

Onder gezins- of familieleden worden verstaan:

a. degenen, die tot het gezin behoren (dus ook eventuele pleegkinderen);

b. verdere familieleden in de eerste graad (ouders-kinderen);

c. in bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij ernstige ziekte) overige (tweede graad) familieleden.

2. Als er sprake is van vergoeding van reiskosten op grond van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van het volgende aantal bezoeken:

a. bij ernstige ziekte: 1x per week voor 2 personen of 2x per week voor 1 persoon;

b. bij langdurige verzorging of verpleging: 1x per 2 weken voor 2 personen of 1x per week voor 1 persoon.

3. Van het genoemde aantal bezoeken in lid 2 kan worden afgeweken als daar een medische en/of sociale indicatie voor is.

4. De vergoeding op grond van de bijzondere bijstand is gelijk aan de tarieven openbaar vervoer 2e klasse ook als van eigen vervoer gebruik wordt gemaakt. Indien van het eigen vervoer gebruik wordt gemaakt, wordt de vergoeding pas verstrekt na overlegging van een verklaring van de inrichting of als de bezoeken anderszins aantoonbaar worden gemaakt.

Artikel 21 Reiskosten bezoek aan gedetineerde

1. Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar de inrichting waar de gedetineerde verblijft.

2. Het bezoeken van een gedetineerde wordt als noodzakelijk gezien als:

a. de gedetineerde behoort tot het gezin of familie van belanghebbende, en;

b. de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland), en;

c. de bezoekfrequentie maximaal 2 keer per maand voor 1 persoon of 1 keer per maand voor 2 personen bedraagt. Bij een sociale of medische indicatie kan van dit aantal bezoeken worden afgeweken.

3. Onder gezins- of familieleden worden verstaan:

a. degenen, die tot het gezin behoren (dus ook eventuele pleegkinderen);

b. verdere familieleden in de eerste graad (ouders-kinderen);

c. in bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij ernstige ziekte) overige (tweede graad) familieleden.

4. De hoogte van de bijzonder bijstand is gelijk aan de tarieven openbaar vervoer 2e klasse voor het betreffende traject. Om die reden worden kinderen jonger dan 12 jaar, in voorkomende gevallen, geacht mee te reizen met de ouder.

5. Uitbetaling vindt plaats na overlegging van de vervoersbewijzen en/of de verklaring van de inrichtingen.

Artikel 22 Doorbetaling vaste lasten bij kortdurend verblijf in detentie

In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verleend voor de woonlasten van een gedetineerde. Met in acht name van het onderstaande kan daarvan worden afgeweken:

- De alleenstaande is veroordeeld tot een straf langer dan een maand en korter dan een half jaar. Is de strafmaat kleiner dan een maand, dan wordt de klant geacht zelf te kunnen voorzien in deze kosten. Is de strafmaat hoger dan een halfjaar dan zal aanhouding van de vaste lasten niet haalbaar zijn.

- De aanvrager moet op het moment van veroordeling inwoner zijn van de gemeente Almelo. Daarnaast dienen de vaste lasten betrekking te hebben op een woning in de gemeente Almelo.

- Tot de vaste lasten worden gerekend de huurkosten en de vastrechtnota’s voor gas, water en elektra.

- Voor gemeentelijke kosten als waterschapslasten, verontreinigingsheffing en gemeentelijke belastingen kan kwijtschelding worden aangevraagd.

- De bijstand wordt verstrekt in de vorm van bijstand om niet en wordt rechtstreeks betaald aan de leverancier van de voorziening.

- Bijstandsverlening voor deze kostensoort is per aanvrager in beginsel eenmalig.

Artikel 23 Reiskosten bezoek De Toegang (de wijkteams)

Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt voor reiskosten in verband met bezoeken aan de wijkteams.

Artikel 24 Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten

Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt voor sociaal culturele en educatieve activiteiten.

Artikel 25 Bewassing en kledingslijtage

1. In bijzondere omstandigheden kan voor de kosten van bewassing- en/of kledingslijtage bijzondere bijstand worden verleend.

2. De noodzaak voor het verlenen van bijzondere bijstand wordt vastgesteld door middel van een medisch advies. In het medisch advies wordt aangegeven wat de meerkosten zijn voor bewassing en kleding slijtage en/of de aanschaf van extra kleding/beddengoed noodzakelijk is. Voor de inwoner als bedoeld in artikel 8.3 lid 2 sub b van de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning Almelo 2019’ is voor het vaststellen of men niet zelfstandig in staat is kleding, linnen- en beddengoed op orde te houden in beginsel geen medisch advies noodzakelijk.

3. De bijzondere bijstand voor bewassingkosten en kledingslijtage wordt verleend om niet.

4. Aangaande de extra kosten van vaker moeten wassen en extra kledingslijtage vanwege een beperking wordt gebruik gemaakt van de geïndexeerde GMD lijst.

5. Voor de kosten voor aanschaf van (extra) kleding gelden de bedragen in de prijzengids van het NIBUD als maximum.

6. Voor de kosten van het niet zelf kunnen wassen geldt de meerprijs van de klantbijdrage volgens de WMO ten opzichte van de kosten van het zelf wassen van een was op 60 graden volgens het NIBUD.

Artikel 26 Kosten van scholing en opleiding

Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten of verwijzen naar andere regelingen, zoals bijvoorbeeld het Twents Fonds voor Vakmanschap.

Artikel 27 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

1. Bij noodzakelijke bijstandsverlening ten behoeve van duurzame gebruiksgoederen wordt er in beginsel bijstand verstrekt in de vorm van een lening.

2. Voor de vaststelling van de hoogte van de bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel uitgegaan van de kosten van tweedehands goederen.

3. De hoogte van de leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt gemaximeerd op 5% van de betreffende bijstandsnorm (inclusief eventuele bijzondere bijstand voor levensonderhoud) inclusief vakantiegeld gedurende 3 jaar.

4. Wanneer het noodzakelijk is om een bedrag te verstrekken dat hoger is dan het in het derde lid bedoelde maximum, dan wordt het meerdere als bijstand om niet verstrekt.

5. Bij bijstandsverlening voor woninginrichting wordt voor zover noodzakelijk voor behang- en schilderwerk in beginsel een jaarlijks geïndexeerd forfaitair bedrag gehanteerd waarvan de hoogte afhankelijk is van de afmetingen van de woning.

Artikel 28 Verhuiskosten

Voor de kosten van een noodzakelijke verhuizing kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor administratiekosten, dubbele huurlasten en de huur van een verhuisbusje voor zover deze noodzakelijk zijn.

Artikel 29 Woonkostentoeslag

1. Huurtoeslag is voor bijstandverlening een voorliggende voorziening die toereikend en passend is. Indien geen of slechts beperkt recht op huurtoeslag bestaat, bijvoorbeeld door inkomen of vermogen van medebewoners, bestaat ook geen recht op bijstand.

2. Van uitgangspunt van lid 1 wordt alleen afgeweken indien men in een beperkte periode geen huurtoeslag ontvangt, wanneer iemand een zware terugval in inkomsten heeft danwel een eigen woning bewoont.

3. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de huurtoeslag onder aftrek van de werkelijk ontvangen huurtoeslag, het recht op renteaftrek bij belastingen inzake eigen woningbezit en de draagkracht. Hierbij wordt uitgegaan van een draagkrachtpercentage van 100%.

4. Indien de woonkosten, zowel van een huurwoning als van een eigen woning, meer bedragen dan de maximaal subsidiabele huur dan wordt bij recht op een woonkostentoeslag niet meer bijstand verstrekt dan op basis van de maximaal subsidiabele huur wordt berekend. Bij een huurwoning wordt in dat geval de woonkostentoeslag voor maximaal 1 jaar verleend en wordt gelijktijdig een verhuisplicht opgelegd. Deze periode kan met maximaal 1 jaar worden verlengd als de aanvrager er alles aan heeft gedaan om vervangende woonruimte te krijgen en hierin toch niet is geslaagd.

5. Qua woonkosten wordt bij een eigen woning rekening gehouden met rentebetalingen (onder aftrek van het recht op renteaftrek van de belastingdienst) die noodzakelijk verband houden met de eigen woning en met het deel van de zakelijke lasten die verband houden met het hebben van een woning in eigendom.

6. Geen rekening wordt gehouden met de kosten van periodiek onderhoud.

Artikel 30 Dieetkosten

1. De meerkosten in verband met een dieet komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien er een medische noodzaak bestaat.

2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten ten opzichte van normale gezonde voeding. Hierbij wordt uitgegaan van de NIBUD-norm voor het betreffende dieet onder aftrek van 30%.

3. Dieetpreparaten komen in beginsel niet in aanmerking voor vergoeding via de bijzondere bijstand.

Artikel 31 Toeslag voormalig eenoudergezin

Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt om de verlaging van het gezinsinkomen teniet te doen, wanneer een alleenstaande ouder alleenstaande wordt omdat het jongste inwonende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Hoofdstuk 3: Slotbepalingen

Artikel 32 Overgangsrecht

1. Aanvragen gedaan voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel worden beoordeeld op basis van het voorgaande beleid voor zover dit ten gunste is van de aanvrager.

2. Periodiek verstrekte bijzondere bijstand waarvan de eerste aanvraag is gelegen voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel zal op basis van het voorgaande beleid na datum van inwerking gedurende maximaal 1 jaar worden voortgezet voor zover dit gunstiger is voor de aanvrager dan verstrekking op grond van het voorgaande beleid.

3. Besluiten op basis van bezwaar- en beroepsprocedures worden genomen met inachtneming van het gestelde in lid 1 en 2 van dit artikel.

Artikel 33 Intrekking

De ‘Beleidsregel bijzondere bijstand voor medische kosten’ wordt ingetrokken.

Artikel 34 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 35 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Almelo 2020.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo op

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting

Algemene toelichting

In deze beleidsregel zijn de losse onderdelen van het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Almelo bij elkaar gevoegd en geactualiseerd.

Voor de meeste onderwerpen en kostensoorten is inhoudelijk aansluiting gezocht bij het bestaande beleid en is er alleen sprake van een actualisatie door bij voorbeeld niet langer gebruik te maken van verwijzingen naar de Wet werk en bijstand die is opgevolgd door de Participatiewet.

Bij andere onderwerpen gaat het ook om inhoudelijke wijzigingen.

Daarbij gaat het om het volgende:

• De buitenwettelijke terugwerkende kracht van bijzondere bijstandsverstrekking is in deze beleidsregel beperkt tot 1 maand. In het voorgaande beleid ging het om 1 jaar.

• Bij bewindvoeringskosten wordt alle inkomen boven de bijstandsnorm gezien als draagkracht. Dit om te bevorderen dat naar alternatieve oplossingen wordt gezocht voor deze kosten.

• In beginsel wordt geen bijzondere bijstand meer verstrekt voor eigen bijdragen in het kader van de zorgverzekeringswet en de WMO. Dit omdat men zich veelal via een (gemeentelijke collectieve) aanvullende zorgverzekering kan verzekeren.

• In beginsel worden de kosten van orthodontie bij kinderen niet langer vergoed.

• In beginsel wordt er geen bijzondere bijstand meer verstrekt voor telefoonkosten. Dit vanwege het feit dat er momenteel vele gratis mogelijkheden zijn om te communiceren;

• Het zelfde geldt voor de geringe meerkosten in elektriciteitsverbruik vanwege het gebruik van een scootmobiel of traplift.

• Bij het bepalen van het maximale leenbedrag voor duurzame gebruiksgoederen wordt het maximale te lenen bedrag 5% van de betreffende bijstandsnorm voor levensonderhoud maal 36 maanden. Voorheen was dit 6%. In lijn met het trachten terugdringen van problematische schulden en de daarbij behorende wijziging van de beslagvrije voet is voor deze aanpassing gekozen.

• In beginsel wordt er geen bijzondere bijstand voor levensonderhoud aan voormalig alleenstaande ouders verstrekt om de overgang naar een lager inkomen te overbruggen. Het bestaande beleid had een categoriaal karakter. Dit is onder de Participatiewet niet toegestaan.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

Door bij de bijstandsnorm te verwijzen naar artikel 5 onder c, wordt impliciet ook verwezen naar de kostendelersnorm wanneer deze van toepassing is.

In plaats van een vermogensvrijlating voor een auto is gekozen voor een vermogensvrijlating voor één kenteken-houdend voertuig. Daaronder vallen niet daarmee niet meer alleen een auto maar ook, een brommer, scooter of speedpedelec.

Artikel 4 en 5 Draagkracht

In principe geldt dat slechts voor een deel rekening wordt gehouden met de inkomsten boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Een uitzondering wordt gemaakt bij de woonkostentoeslag. Daarbij worden alle inkomsten boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm gezien als draagkracht. De reden hiervoor is dat woonkosten niet als bijzondere kosten zijn aan te merken maar als algemene kosten, waar in principe iedereen mee te maken krijgt.

De andere uitzondering betreft bewindvoeringskosten. Om te stimuleren dat deze kosten zo veel mogelijk worden vermeden en naar alternatieve oplossingen wordt gezocht wordt ook voor deze kosten alle draagkracht in aanmerking genomen.

Met toepasselijke bijstandsnorm wordt in voorkomende gevallen de kostendelersnorm bedoeld.

Vanwege praktische overwegingen wordt bij inkomsten en bij de van toepassing zijnde bijstandsnorm bij berekeningen uitgegaan van de bedragen exclusief vakantiegeld.

Bij het aanvragen van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen worden in beginsel de middelen als bedoeld in artikel 31 lid 2 Participatiewet, artikel 33 lid 5

Participatiewet (inkomsten) en artikel 34 lid 2 Participatiewet(vermogen) niet vrijgelaten.

Artikel 9 Medische kosten

In beginsel verstrekt het college geen bijzondere bijstand voor medische kosten. Onder 'medische kosten' wordt verstaan: noodzakelijk te maken kosten welke vallen binnen de reikwijdte van de kostensoorten waarover de Zorgverzekeringswet of de WLZ zich uitspreekt.

In afwijking hiervan bestaat er wel recht op bijzondere bijstand als de aanvrager zich door een premieachterstand niet heeft kunnen verzekeren via een aanvullende zorgverzekering.

Artikel 12 Rechtsbijstand

Voor vertaalkosten is in principe geen bijzondere bijstand mogelijk. Advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum.

Ook voor de reiskosten van een belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen is in principe geen bijzondere bijstand mogelijk want het is in het algemeen niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op een rechtszitting.

Artikel 13 Aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud van 18 t/m 20 jarigen

Bij het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jongeren van 18, 19 of 20 jaar wordt in alle gevallen onderzocht of de onderhoudsplicht van de ouders kan worden geëffectueerd. Bij het vaststellen van de hoogte van de aanvullende bijstand wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden zoals het al dan niet kunnen kosten delen met medebewoners. Voor de berekening kunnen daarbij de regels van de kostendelersnorm voor 21-plussers worden gebruikt. Het is immers niet de bedoeling dat de jongere financieel in gunstiger positie komt dan een 21 jarige in een vergelijkbare positie.

Artikel 14 Babyuitzet

Wanneer er bijzondere bijstand wordt verstrekt voor een babyuitzet is het uitgangspunt een verstrekking via lening. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 26.

Artikel 15 Maaltijdvoorziening

Alleen noodzakelijk gebruik van een maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Om te voorkomen dat voor iedere aanvraag voor bijzondere bijstand een medisch advies dient te worden aangevraagd, zijn er een aantal criteria die kunnen worden gehanteerd om te bezien of een aanvrager voor bijzondere bijstand in aanmerking komt. Deze criteria dienen in hun onderlinge samenhang te worden gezien:

1. de aanvrager heeft een voorziening in het kader van de WMO

ook hiervoor geldt dat niet iedere WMO-voorziening per definitie betekent dat de aanvrager zelf geen maaltijden zou kunnen bereiden. Veelal ligt er aan een WMO-voorziening een medisch advies ten grondslag. Indien de situatie niet duidelijk is, kan met toestemming van de aanvrager informatie worden ingewonnen bij de uitvoerders van de WMO.

2. de aanvrager heeft een indicatie voor thuiszorg

wanneer een aanvrager thuiszorg heeft, kan het zijn dat de thuiszorg voor de aanvrager kookt. Wanneer dit het geval is, dient nagegaan te worden hoe vaak in de week voor de aanvrager wordt gekookt.

3. gezinssituatie: indien er een partner aanwezig is: is deze nog in staat maaltijden te bereiden?

Alleen bij twijfel over de noodzaak wordt een medisch advies opgevraagd.

Artikel 16 Eigen bijdrage verzorging en hulp

Bijstandsverlening voor de eigen bijdragen WLZ-instelling aan een belanghebbende met een bijstandsuitkering bij verblijf in een inrichting is niet aan de orde, er is een passende en toereikende voorliggende voorziening. Men kan namelijk vragen om vermindering van de eigen bijdrage zodat men de bijstandsnorm voor zak- en kleedgeld overhoudt. Voor vergoeding van de eigen bijdragen in het kader van de WMO geldt dat men zich daarvoor in de meeste gevallen had kunnen verzekeren via een aanvullende zorgverzekering.

Artikel 17 Communicatie en signalering

Telefoonkosten

Door de technologische ontwikkelingen zijn er veel gratis of goedkope mogelijkheden, bijvoorbeeld Skype, prepaid bellen en dergelijke. Alleen in uitzonderingssituaties zal er daarom bijzondere bijstand kunnen worden verstrekt voor telefoonkosten.

Alarmering

Personenalarmering is bedoeld voor mensen die ondanks hoge leeftijd, ziekte of een handicap alleen wonen en alarm moeten kunnen slaan als hen iets overkomt. Personenalarmering bestaat uit een alarmunit en een draadloos zendertje, waarmee direct contact kan worden gemaakt met een alarmcentrale.

De abonnements- en aansluitingskosten op de alarmcentrale worden niet door de basisverzekering vergoed, zodat de basisverzekering geen toereikende voorziening is. Voor deze kosten kan dan ook aanvullend bijzondere bijstand worden verstrekt. Indien men uit een aanvullende verzekering hiervoor een vergoeding ontvangt, wordt de vergoeding van deze aanvullende verzekering op de kosten in mindering gebracht.

In de meeste gevallen is er een indicatie afgegeven via het WMO-loket voor alarmering. Ook komt het voor dat de alarmering een verplicht onderdeel is van het wonen in een aanleunwoning of verpleegafdeling. Ook in die gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage van het alarmsysteem en eventuele noodzakelijke zorgopvolging.

Artikel 18 Stookkosten en elektriciteitsgebruik

Voor de bepaling van het gemiddelde verbruik van stookkosten is daarbij het type woning bepalend. Voor het gemiddelde verbruik van elektriciteit is de grootte van de huishouding van belang. Voor de vaststelling van het gemiddelde gebruik maken wij gebruik van de NIBUD-Prijzengids.

Verantwoord energiegebruik

In het kader van het onderzoek zal tevens moeten worden bezien of er sprake is van een verantwoord energiegebruik. Hierbij valt te denken aan het stookgedrag, ventilatie van de woning, aanwezigheid van bepaalde energieverslindende apparatuur (vaatwasmachine, stookkachels, grote aquaria, diepvriezer, droogtrommel e.d.). De extra energiekosten als gevolg van deze apparatuur kan in het algemeen niet voor vergoeding in aanmerking komen.

De hoogte van de toe te kennen bijstand moet worden beargumenteerd. Toekenning van een vast (norm)bedrag voor een bepaalde leefeenheid is niet de bedoeling. In bijzondere gevallen kunnen voorwaarden aan de bijstand worden verbonden, die ertoe strekken, dat de klant het energieverbruik terugdringt resp. omziet naar andere huisvesting, die beter is geïsoleerd.

Ook kan er sprake zijn van extra elektriciteitsverbruik in verband met het gebruik van een scootmobiel en/of traplift. Het meerverbruik is veelal dusdanig gering dat bijzondere bijstandverlening niet in de rede ligt.

Artikel 19 Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten)

Hiervoor wordt geen bijzondere bijstand verstrekt, maar indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten.

Deze kosten worden als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan aangemerkt, waarin zelf voorzien moet worden. Bovendien kunnen via de Belastingdienst reiskosten als aftrekpost worden opgevoerd. Derhalve is er voor reiskosten een voorliggende voorziening aanwezig. Vaak ook wordt via de werkgever een vergoeding verstrekt.

Aanvragers met een bijstandsuitkering hebben vaak tijdelijk werk en verdienen niet genoeg om het zonder uitkering te kunnen stellen. In dergelijke gevallen biedt de Belastingdienst onvoldoende soelaas inzake de reiskostenaftrek. Bovendien vindt eventuele teruggave van reiskosten via de Belastingdienst pas na een jaar plaats. Voor aanvragers met een bijstandsinkomen is dit niet op te brengen. Bovendien wordt werkaanvaarding niet gestimuleerd als belanghebbende veel reiskosten moet maken die voor eigen rekening zouden komen. Daarom is het mogelijk voor reiskosten in verband met woon-/werkverkeer een vergoeding vanuit de re-integratiemiddelen te verstrekken.

Dit kan bij deeltijdarbeid die buiten Almelo plaatsvindt en waarbij de enkele reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt en er geen vergoeding van de werkgever wordt verkregen. Er kan dan een vergoeding worden toegekend voor de reiskosten op basis van openbaar vervoer 2e klasse.

Reiskosten scholing/stage i.v.m. noodzakelijk geachte scholing

Aanvragers die, met behoud van de uitkering, een noodzakelijk geachte scholing of opleiding volgen en daarvoor reiskosten maken, kunnen deze reiskosten vergoed krijgen via een vergoeding vanuit de re-integratiemiddelen.

Dit kan ook voor aanvragers die voor een stage (praktijkgedeelte van de opleiding) dergelijke reiskosten moeten maken, tenzij daarvoor aan de aanvrager door de stage-verlenende instantie al een vergoeding is verstrekt.

Het spreekt voor zich dat de vergoeding wordt verstrekt gedurende de duur van de opleiding. De vergoeding wordt verstrekt na inlevering van vervoersbewijzen en/of aanwezigheidsoverzichten van de opleiding/stage.

Artikel 20 Reiskosten bezoek zieke familieleden

Vaak zal in deze gevallen de ziektekostenverzekering als voorliggende voorziening fungeren. Deze vergoeding wordt dan betaald uit de aanvullende verzekering.

Artikel 21 Reiskosten bezoek aan gedetineerden

De reiskosten (en eventueel kosten van levensonderhoud) voor de gedetineerden zelf, die op weekendverlof mogen gaan in het kader van re-socialisering, dienen volgens jurisprudentie binnen de wettelijke bepalingen van justitie danwel in het kader van subsidieverlening aan reclasseringsverenigingen te worden opgelost. Voornoemde kosten worden niet beschouwd als noodzakelijke kosten van het bestaan zoals bedoeld in de Participatiewet. Bijzondere bijstandsverlening is daarvoor dus niet mogelijk.

Artikel 22 Doorbetaling vaste lasten bij kortdurend verblijf in detentie

Het is vanuit preventief oogpunt wenselijk om voor de groep die kortdurend in detentie verblijft de vaste lasten als huur, gas, water en elektra door te betalen via de bijzondere bijstand. De kans dat iemand terugvalt in criminele activiteiten is veel kleiner indien belanghebbende gelijk over woonruimte beschikt wanneer hij uit detentie komt. Daarom is er de mogelijkheid voor de groep gedetineerden die in kortdurende detentie gaat (maximaal half jaar), bijzondere bijstand voor woonlasten te verstrekken.

Artikel 23 Reiskosten bezoek De Toegang (de wijkteams)

Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen en het komen voor gesprekken en dergelijke op een wijkteamlocatie. Aangezien de algemene bijstand, danwel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.

Artikel 24 Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten

Hiervoor kan geen bijzondere bijstand worden verleend maar er zijn wel mogelijkheden op grond van de verordening Almelo Doet Mee. Hetzelfde geldt voor de Stichting Jeugdfonds Almelo dat zich op kinderen richt. Deze stichting wordt door de gemeente Almelo gesubsidieerd.

Artikel 25 Bewassing en kledingslijtage

Te denken valt aan extra kleding- en schoeiselslijtage als gevolg van het gebruik van prothesen, stoornissen in houding en het bewegingsapparaat of stoornissen in het evenwicht, het bewustzijn of het coördinatievermogen. Bij extra bewassingskosten kan het gaan om incontinentie, gebruik medicatie zoals zalf, bedlegerigheid, gebruik van een stoma of bijvoorbeeld overmatig transpireren.

Artikel 26 Kosten van scholing en opleiding

Indien nodig kan het college re-integratiemiddelen inzetten ter dekking van deze kosten.

Artikel 27 Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

Algemeen

De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering danwel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Een mogelijkheid om dergelijke kosten te financieren is het afsluiten van een lening bij een kredietverlenende instantie.

Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. In dat geval wordt bijzondere bijstand verleend, ook als dit bijstand betekent in aanvulling op een voorliggende voorziening.

Vaststelling noodzaak

Bij de behandeling van een bijstandsaanvraag dient allereerst de noodzaak van de herinrichting te worden vastgesteld. De noodzaak dient in principe te worden vastgesteld aan de hand van een huisbezoek, om zodoende de hoogte van de bijzondere bijstand te bepalen. De bevindingen van het huisbezoek dienen uitvoerig in een rapportage tot uitdrukking te komen. Als de noodzaak ontbreekt dan kan de aanvraag direct worden afgewezen.

Ook als een (her)inrichting noodzakelijk is, kan in het algemeen geen bijstand worden verleend in verhuis- en herinrichtingskosten, omdat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het ter beschikking staande inkomen dienen te worden bestreden.

In dit verband zal behalve de noodzaak van verhuizing ook de voorzienbaarheid van verhuizing dienen te worden onderzocht en in de rapportage worden vastgelegd.

Alleen bij bijzondere, zich onverwacht voordoende omstandigheden kan er aanleiding zijn bijstand te verlenen als geen of onvoldoende reserveringscapaciteit aanwezig is. Voor het bepalen van de voorzienbaarheid van de verhuizing is onder andere de inschrijvingsdatum als woningzoekende van belang. Ook zal moeten worden beoordeeld of de verhuizing uit te stellen is. Bijstandsverlening voor een verhuizing enkel op grond van een sociale of medische indicatie is in het algemeen niet mogelijk. Een jeugdig echtpaar dat bijvoorbeeld in verband met de komst van een kind naar een eengezinswoning wenst te verhuizen óf een wat ouder echtpaar dat een kleinere woning wenst te betrekken zal in verband met de voorzienbaarheid van de verhuizing in het algemeen zelf in verhuis- en herinrichtingskosten dienen te voorzien bijvoorbeeld door middel van het aangaan van een lening bij de geëigende kredietverlenende instelling, respectievelijk de verhuizing moeten uitstellen totdat voldoende is gereserveerd.

Hoogte bijzondere bijstand

Het is duidelijk dat bij de bepaling van het benodigde bedrag uitsluitend kan worden uitgegaan van noodzakelijk aan te schaffen goederen. Deze beoordeling dient aan de hand van een door aanvrager op te stellen inventarislijst te geschieden, die waar mogelijk is voorzien van de bedragen waarmee de goederen zo goedkoop en adequaat mogelijk kunnen worden aangeschaft. In het algemeen dienen geen pro-forma nota's te worden ingenomen. In zeer bijzondere situaties kan het desondanks wenselijk zijn dat aanvrager pro-forma-nota's overlegt als enigerlei vorm van begeleiding bij de inrichting noodzakelijk is. Een goedkope en adequate oplossing staat voorop. Indien mogelijk dient daarom gebruik te worden gemaakt van beschikbare tweedehands goederen.

Qua maximaal mogelijke te verstrekken bedragen bij deelinrichting dient gebruik te worden gemaakt van de richtprijzen van de Nibudprijzengids. Bij het vaststellen van het benodigd bedrag wordt gelet op het karakter van de Participatiewet ervan uitgegaan dat van aanvrager in redelijkheid mag worden verwacht dat hij/zij bij het inkopen van de benodigde goederen prijsbewust te werk gaat. Bij de verhuis-en herinrichting mag rekening worden gehouden met zelfwerkzaamheid.

Bij toekenning van bijstand wordt indien mogelijk tot rechtstreekse betaling aan de leverancier overgegaan (machtiging aanvrager innemen).

Vorm van bijstand

Als men niet over de financiële middelen beschikt om bijvoorbeeld duurzame noodzakelijke gebruiksgoederen aan te schaffen, zal men daarvoor moeten trachten te reserveren of zal men geld moeten lenen. Gelet op het complementaire karakter van de Participatiewet zal primair een beroep dienen te worden gedaan op de Stadsbank Oost-Nederland. Alleen als een dergelijke lening niet mogelijk is, kan (aanvullende) leenbijstand of bijstand ‘om niet’ noodzakelijk zijn.

Als sprake is van de aanwezigheid van een zogenaamd bescheiden vermogen én het gaat om de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen die gewoonlijk uit het ter beschikking staande inkomen bestreden dienen te worden, zal eerst het bescheiden vermogen aangewend dienen te worden. Verder dient te worden nagegaan of de voorziening uit te stellen is, of reservering mogelijk is geweest en of op andere wijze in de kosten kan worden voorzien.

Als de noodzaak van de bijstandsverlening is vastgesteld dient de vorm van de bijstandsverlening te worden bepaald. Wanneer kredietverlening niet door de Stadsbank Oost-Nederland kan plaatsvinden, zal doorgaans leenbijstand moeten worden verstrekt.

De hoogte van de leenbijstand voor woninginrichting wordt gemaximeerd op 5% (in het voorgaande beleid ging het om 6%) van de betreffende bijstandsnorm (plus de eventuele bijzondere bijstand voor levensonderhoud) inclusief vakantiegeld gedurende 3 jaar. Wanneer het (in zeer uitzonderlijke situaties) noodzakelijk is om een bedrag te verstrekken dat hoger is dan het maximum, dan wordt het meerdere als bijstand om niet verstrekt. Hiermee wordt beoogd de schulden van bijstandsgerechtigden terug te dringen, de bijzondere bijstandverlening te beperken en het leveren van maatwerk te bevorderen.

Behang– en schilderwerk

Naast de bijzondere bijstand voor woninginrichting kan er bijstand om niet verstrekt worden voor de opknapkosten in de vorm van behang- en schilderwerk waarbij als indicatie kan worden aangehouden:

Per 01-01-2020:

• 1-kamer woning € 279,00

• 2-kamer woning € 350,00

• 3-kamer woning € 418,00

• 4-kamer woning € 492,00

• 5-kamer woning € 558,00

Niet tot een kamer worden gerekend: toilet, badkamer en keuken. Het gaat om verblijfsruimten als de woonkamer en slaapkamer(s) die daadwerkelijk worden gebruikt.

De genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, overeenkomstig de methode van Schulinck.

Artikel 28 Verhuiskosten

Omschrijving kosten

Kosten in verband met verhuizing, bijvoorbeeld de kosten in verband met het transport van de inboedel en dubbele vaste lasten voor woning gedurende overgangsperiode.

Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Denk in dit geval aan:

• een geldlening bij een kredietverlenende instantie;

• de WMO. Bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een handicap van de betrokkene;

• de werkgever. Bijvoorbeeld als volgens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten betaald wordt door de werkgever.

Recht op bijzondere bijstand

De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

Bijstand om niet

Niet voor alle kosten verbonden aan verhuizing/herinrichting kan leenbijstand worden verleend. De eigenlijke kosten van de verhuizing, zoals de dubbele huur, verhuisbusje, verf en behang, aansluitkosten apparatuur, kunnen "om niet" verstrekt worden.

Dubbele huur wordt veroorzaakt door een vroegere acceptatiedatum van de nieuwe woning, dan de laatste huurdag van de oude woning. Er is dan sprake van een overlap. Indien er sprake is van dubbele huur, kan dat deel van de huur dat als dubbele huur wordt aangemerkt, om niet verstrekt worden.

De bepaling van de dubbele huur is als volgt:

Stel:

Men verhuist van woning A (€ 300,00 huur per maand) naar woning B (€ 400,00 huur per maand). Huurcontract van woning A is opgezegd ingaande 1 februari. Woning B is aanvaard ingaande 16 januari. De overlap betreft periode 16 januari t/m 31 januari (= 16 dagen)

Berekening:

huur per maand van de nieuwe woning (€ 400,00): 31 dagen (afhankelijk van de maand) x 16 dagen (overlap) = € 206,45 dubbele huur.

Eerste huur (vaak bedongen door verhuurder bij ondertekening huurcontract) is niet hetzelfde als dubbele huur. Bij eerste huur is er geen sprake van een overlap, aangezien twee huurperiodes naadloos op elkaar aansluiten. Mocht er toch aanleiding zijn om bijzondere bijstand voor eerste huur te verstrekken, dan kan dat in principe alleen om niet, tenzij de bijstandverlening valt te plaatsen onder artikel 48 lid 2 van de Participatiewet.

Voor de waarborgsom wordt normaliter geen bijstand verstrekt. Als bijstand hiervoor wordt verstrekt, wordt dit toegekend in de vorm van een lening. In bijzondere situaties kan bijstand om niet geboden zijn.

Artikel 29 Woonkostentoeslag

Om terugvordering te voorkomen wordt op voorhand rekening gehouden met de belastingteruggave voor rentelasten.

Onderhoudskosten worden in de berekening in beginsel niet meegenomen.

Artikel 30 Dieetkosten

De meerkosten per jaar van een dieet zijn opgenomen in de prijzengids van het Nibud onder 'Meerkosten dieetvoeding'. De genoemde bedragen dienen met 30% te worden verlaagd. De bedragen van het Nibud komen overeen met die van het Ministerie van Financiën en zijn de fiscaal aftrekbare forfaitaire bedragen. Met andere woorden: dieetkosten kunnen leiden tot een belastingteruggaaf. Door de bedragen met 30% te verlagen wordt met een belastingteruggaaf rekening gehouden.

Wanneer dieetpreparaten noodzakelijk zijn dan worden deze vergoed door de zorgverzekeraar.

Artikel 31 Toeslag voormalig eenoudergezin

De toeslag voormalig eenouder gezin vervalt met deze beleidsregel. Het voorgaande beleid had een categoriaal karakter. Dit is onder de Participatiewet niet meer toegestaan.

Ondertekening