28 Gemeentelijke brandweer

Geldend van 08-04-2011 t/m heden

Intitulé

28 Gemeentelijke brandweer

28 Gemeentelijke brandweer

Artikel 28:1:1:1 Voor de commandant

Lid 1

De commandant is belast met de algemene leiding en het bevel over de brandweer bij de uitvoering van de in de artikelen 1 en 2 van de verordening betreffende de Organisatie en het beheer van de gemeentelijke brandweer vermelde taken.

Lid 2

Hij begeeft zich niet buiten de gemeente zonder er, na gepleegd overleg met de ondercommandant, van verzekerd te zijn dat gedurende zijn afwezigheid de laatstgenoemde of diens plaatsvervanger in staat zal zijn het commando over de brandweer op zich te nemen.

Artikel 28:1:1:2 Voor de commandant

De commandant is jegens het college verantwoordelijk voor:

Lid 1

De goede staat van onderhoud en het tot onmiddellijk gebruik gereed zijn van het blus- en reddingsmaterieel, de alarminstallatie(s), de bluswatervoorziening, de uitrusting van het personeel, waartoe hij zorg draagt dat:

  • -

    in elke brandweergarage een inventarislijst aanwezig is vermeldende de uitrustingsstukken welke op de daarin geplaatste blus- en andere voertuigen behoren te worden meegevoerd, alsmede van de overige in de garage aanwezige goederen en materialen;

  • -

    het blusmaterieel ten minste eenmaal per week en het overige materieel tenminste eenmaal per maand wordt beproefd en aan een inspectie wordt onderworpen;

  • -

    de alarminstallaties periodiek op een vastgesteld uur ter controle in werking worden gesteld;

  • -

    eens per halfjaar alle brandkranen, brandputten en andere waterwinplaatsen worden gecontroleerd en bij vorst of andere bijzondere omstandigheden de vereiste maatregelen worden getroffen;

  • -

    de bij de brandweer in gebruik zijnde gebouwen en lokaliteiten regelmatig worden gecontroleerd;

  • -

    de bij het personeel in gebruik zijnde kleding en uitrustingsstukken ten minste eenmaal per jaar aan een inspectie worden onderworpen;

  • -

    de onder a t/m f genoemde materialen, gebouwen en goederen op oordeelkundige wijze worden gebruikt;

  • -

    de bij vorengenoemde inspecties en controles gebleken tekortkomingen, welke de brandweer bij de uitvoering van haar taken kunnen belemmeren, terstond ter kennis van het college wordt  gebracht.

Lid 2

De snelle, doelmatige en veilige uitvoering van alle aan de brandweer opgedragen taken waartoe hij:

  • -

    bevoegd is aan het personeel alle noodzakelijke bevelen en dienstvoorschriften te geven;

  • -

    verplicht is het personeel ten minste twaalf maal per jaar op te roepen voor deelname aan een instructie- en/of oefeningsbijeenkomst;

  • -

    eens per drie maanden een dienstrooster opmaakt, vermeldende de door de leden van het personeel te verrichten wacht-, bewakings-, controle- en piketdiensten.

Lid 3

Het op peil houden van zijn brandweerkennis, waartoe hij door het college kan worden verplicht deel te nemen aan cursussen en bijeenkomsten welke hiertoe naar hun oordeel kunnen bijdragen.

Artikel 28:1:1:3 Voor de commandant

Lid 1

De commandant dient het college van advies ten aanzien van al hetgeen met de brandweer verband houdt en doet hun, ook uit eigen beweging, schriftelijke voorstellen met betrekking tot:

  • -

    benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van het personeel;

  • -

    het eventueel opnieuw medisch doen onderzoeken aan het personeel;

  • -

    onderhoud, herstelling, vernieuwing en uitbreiding van het ten dienste van de brandweer staande materieel, gebouwen en terreinen daaronder begrepen, de dienstkleding en uitrustingsstukken van het personeel, de brandmeldings- en alarmeringsinstallaties en van de voor de bluswater voorziening aangelegde of bestemde inrichtingen met toebehoren;

  • -

    al hetgeen hij overigens dienstig acht in het belang van de vervulling van de aan de brandweer opgedragen taken, als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de Verordening betreffende de organisatie en het beheer van de gemeentelijke brandweer.

Artikel 28:1:1:4 Voor de commandant

De commandant is belast met:

  • -

    het toezicht met betrekking tot de veiligheid tegen brand, in:

  • -

    de gebouwen, bedoeld in het Brandveiligheidsbesluit bijzondere gebouwen;

  • -

    de gemeentelijke gebouwen;

  • -

    de overige bouwwerken die naar het oordeel van het college om hun kunstwaarde, geschiedkundig belang of in verband met hun gebruik of bestemming eveneens bijzondere bescherming tegen brandgevaar behoeven;

  • -

    het bevorderen van de naleving van alle wettelijke voorschriften inzake brandveiligheid, waaronder begrepen de eisen of voorwaarden welke zijn verbonden aan ingevolge wet of verordening verleende vergunningen of ontheffingen;

  • -

    het toezicht op al wat brandgevaar kan opleveren.

Artikel 28:1:1:5 Voor de commandant

De commandant draagt zorg voor een goede administratie van de brandweer, waartoe hij doet bijhouden:

  • -

    een personeelsadministratie, ten minste vermeldende van ieder lid:

  • -

    de personalia, waaronder het hoofdberoep en speciale bekwaamheden;

  • -

    de gevolgde cursussen en behaalde diploma's;

  • -

    de functie en rang met de datum van aanstelling en bevordering;

  • -

    de jaar-, uur- en andere vergoedingen;

  • -

    de gegevens welke voor beoordeling van belang zijn;

  • -

    een lijst van de ten dienste van de brandweer staande gebouwen, het materieel en andere roerende goederen;

  • -

    een kaart der gemeente waarop de ligging van de bluswatervoorzieningen is aangegeven;

  • -

    een register waarin chronologisch alle branden, waarnaar de brandweer is uitgerukt worden aangetekend, met vermelding van de plaats, tijd en (vermoedelijke) oorzaak van de brand, alsmede het geschatte bedrag van de aangerichte schade;

  • -

    een register van de in artikel 19:2:1:6 onder a bedoelde gebouwen en de gebouwen waarop de in dat artikel onder b genoemde vergunningen of ontheffingen betrekking hebben.

Artikel 28:1:1:6 Voor de commandant

Lid 1

De commandant dient bij het college jaarlijks voor 1 maart een verslag in over het afgelopen kalenderjaar, vermeldende:

  • -

    een nominatieve opgave van het op 31 december van het verslagjaar in dienst zijnde personeel;

  • -

    de stand van de opleiding en de geoefendheid van het personeel;

  • -

    een opgave van het op 31 december van het verslagjaar aanwezige en eventueel in bestelling zijnde materieel met vermelding van de staat waarin het aanwezige materieel op die datum verkeerde;

  • -

    het aantal en de staat van onderhoud van brandputten, brandkranen, geboorde putten, open en gesloten bluswatervoorzieningen aan open water;

  • -

    het aantal en de staat van onderhoud van de meldings-en alarminstallaties;

  • -

    het aantal en de aard van de plaats gehad hebbende branden, een taxatie van de daarbij geleden schade, alsmede het aantal en de aard van de gevallen waarin uit anderen hoofde dan wegens brand werd opgetreden;

  • -

    de toestand waarin de dienstkleding en de uitrustingsstukken van het personeel op 31 december van het verslagjaar verkeerden;

  • -

    een overzicht van de verrichtingen welke hem krachtens artikel 19:2:1:6 van deze instructie zijn opgedragen;

  • -

    al hetgeen overigens van belang is ter verkrijging van een zo volledig mogelijk beeld van de verrichtingen van de brandweer.

Lid 2

Hij verschaft voor 1 mei aan het college de gegevens, benodigd voor het samenstellen van de begroting van inkomsten en uitgaven der gemeente, voorzover betrekking hebbende op de brandweer.

Artikel 28:1:1:7 Voor de onder-commandant

Lid 1

De ondercommandant vervangt de commandant bij diens ontstentenis of afwezigheid en is alsdan onderworpen aan de bepalingen van dienst, in de artikelen 19:2:1:1 t/m 19:2:1:8, opgenomen instructie.

Lid 2

Indien hij wegens ziekte, afwezigheid of anderszins verhinderd is zijn functie bij de brandweer te vervullen, geeft hij daarvan onverwijld kennis aan de commandant.

Lid 3

Het bepaalde in het tweede lid van artikel 19:2:1:18 is mede op hem van toepassing, met dien verstande dat hij de daarin bedoelde inlichtingen aan de commandant moet verstrekken.

Artikel 28:1:1:8 Voor de bevelvoerders

Lid 1

De bevelvoerders staan de commandant bij in de uitvoering van de hem in zijn instructie opgedragen taken.

Lid 2

Zij moeten de bevelen en dienstvoorschriften van de commandant stipt nakomen.

Lid 3

Zij zien toe op de juiste naleving door het onder hun bevelen staande personeel van de voor dat personeel geldende instructies en dienstvoorschriften.

Lid 4

De bevelvoerders voeren het bevel over de eenheid (eenheden) welke door de commandant onder hun leiding is (zijn) gesteld.

Lid 5

Zij handhaven de discipline onder het onder hun bevelen staande personeel.

Artikel 28:1:1:9 Voor de bevelvoerders

Lid 1

Indien de bevelvoerders niet bereikbaar dan wel verhinderd zullen zijn om hun dienst te verrichten, dragen zij zorg dat de commandant en degene die opgeeft als plaatsvervangend bevelvoerder daarvan tijdig in kennis worden gesteld.

Lid 2

Het bepaalde in het tweede lid van artikel 19:2:1:18 is mede op de bevelvoerders van toepassing, met dien verstande dat zij de daarin bedoelde inlichtingen aan de commandant moeten verstrekken.

Artikel 28:1:1:10 Voor de bevelvoerders

De bevelvoerders dragen zorg voor de paraatheid van het materieel, behorende tot de onder hun leiding gestelde eenheid (eenheden). Zij stellen de commandant ten spoedigste op de hoogte van eventuele gebreken welke deze paraatheid mochten aantasten.

Artikel 28:1:1:11 Voor de bevelvoerders

Lid 1

De bevelvoerders zijn gehouden na ontvangst van een alarmeringsoproep alles te doen om de onder hun leiding staande eenheid zo snel mogelijk te doen uitrukken.

Lid 2

Onmiddellijk na aankomst op de plaats van de brand melden de bevelvoerders zich bij de commandant. Indien deze niet aanwezig is, stellen zij zich in verbinding met de reeds ter plaatse aanwezige, met de leiding belaste bevelvoerder.

Lid 3

Degene die op de plaats van de brand de leiding uitoefent, brengt onmiddellijk na de eerste verkenning de resultaten daarvan ter kennis van de centrale meldingspost.

Lid 4

Bij afwezigheid van de commandant op de plaats van de brand houdt de in het vorig lid bedoelde persoon de centrale meldingspost zoveel mogelijk op de hoogte van het verloop van de brandbestrijdingswerkzaamheden en geeft bericht van de beëindiging daarvan.

Artikel 28:1:1:12 Voor de bevelvoerders

Lid 1

De bevelvoerders dragen zorg, dat bij het inpakken de gereedschappen en eventueel tot het rollend materieel van de onder hun leiding staande eenheid (eenheden) behorende uitrustingsstukken aanwezig zijn.

Lid 2

Onmiddellijk na terugkomst van een brand, oefening of demonstratie dragen zij zorg dat het materieel van de onder hun leiding staande eenheid (eenheden) weer geheel tot uitrukken in gereedheid wordt gebracht.

Artikel 28:1:1:13 Voor de bevelvoerders

Lid 1

De bevelvoerders verstrekken aan de commandant de gegevens benodigd voor de uitkering van de vergoedingen waarop het onder hun bevelen staande personeel recht heeft.

Lid 2

Zij stellen voorts de commandant tijdig ervan in kennis, indien een lid van het hiervoor bedoelde personeel langdurig verhinderd zal zijn om aan brandbestrijdingswerkzaamheden en/of oefeningen deel te nemen en delen de commandant alle mutaties in woon- of verblijfplaats van dat personeel mede.

Artikel 28:1:1:14 Voor de plaatsvervangend bevelvoerders

Lid 1

De plaatsvervangend bevelvoerders vervangende bevelvoerders bij hun ontstentenis of afwezigheid en zijn alsdan onderworpen aan de bepalingen van de in de artikelen 19:2:1:10 tot en met 19:2:1:15 opgenomen instructie.

Lid 2

De bepalingen van de artikelen 19:2:1:17 tot en met 19:2:1:20 zijn tevens op de plaatsvervangend bevelvoerders van toepassing.

Artikel 28:1:1:15 Voor het overig personeel

Lid 1

De overige leden van het personeel, hierna genoemd de "brandweerlieden", staan, voorzover de commandant niet zelf als bevelvoerende optreedt, rechtstreeks onder een bevelvoerder.

Lid 2

Zij moeten de dienstvoorschriften en de bevelen van hun meerderen stipt nakomen.

Artikel 28:1:1:16 Voor het overig personeel

Lid 1

Indien de brandweerlieden niet bereikbaar dan wel verhinderd zullen zijn om hun dienst te verrichten, dragen zij zorg dat de bevelvoerder onder wiens leiding zij staan daarvan tijdig in kennis wordt gesteld.

Lid 2

Zij delen de in het vorige lid bedoelde bevelvoerder alle mutaties in hun woon- of verblijfplaats mede en verstrekken ook overigens aan deze alle inlichtingen - mededelingen omtrent hun overkomen ongevallen hieronder begrepen - waarvan de kennisgeving voor hem van belang is.

Artikel 28:1:1:17 Voor het overig personeel

De brandweerlieden zijn gehouden de hun opgedragen werkzaamheden te verrichten voor het in goede staat onderhouden van het materieel met welks bediening zij zijn belast. Van geconstateerde gebreken geven zij terstond kennis aan de bevelvoerder onder wiens leiding zij staan.

Artikel 28:1:1:18 Voor het overig personeel

Lid 1

De brandweerlieden stellen zich na ontvangst van een oproeping in geval van brand, onmiddellijk onder de bevelen van hun bevelvoerder.

Lid 2

Zij zijn gehouden in geval van actief optreden:

  • -

    het materieel met welks bediening zij belast zijn zo zorgvuldig mogelijk te behandelen;

  • -

    zo goed mogelijk zorg te dragen voor de eigen veiligheid en voor het vermijden van gevaar voor anderen;

  • -

    het toebrengen van onnodige schade te voorkomen;

  • -

    niet onnodig ruimten of erven te betreden;

  • -

    op of in de nabijheid van de plaats van de brand zoveel mogelijk ontvreemdingen te voorkomen en betreding van eigendommen door onbevoegden tegen te gaan, waartoe zij zo nodig de hulp van de politie dienen in te roepen;

  • -

    het terrein of het materieel niet te verlaten dan na daartoe van of namens de commandant toestemming te hebben verkregen.

Lid 3

Na beëindiging van het actief optreden dragen de brandweerlieden zorg voor het verzamelen van het door hen gebruikte materieel, voor het terugvoeren van dit en het overige materieel naar debewaarplaats(en) en voor het opnieuw voor gebruik gereed maken van dit materieel. Van geconstateerde vermissingen geven zij onmiddellijk kennis aan de bevelvoerder onder wiens leiding zij staan.

Artikel 28:2:1:1

  • a

    Belanghebbende in de zin van deze regeling is de beroeps resp. vrijwillige medewerker in dienst van de gemeentelijke brandweer belast met uitrukdiensten.

  • b

    De medewerker op wie de verplichting rust zich buiten de voor hem geldende werktijden ter beschikking te houden ten behoeve van de brandweerdienst, de zogeheten piketdienst, heeft aanspraak op een vergoeding. Deze vergoeding is nader uitgewerkt in de regeling toeslag repressieve dienst.

Artikel 28:2:1:2

  • a

    Onder piketdienst wordt verstaan dat de medewerker tijdens zijn piketweek/dienst bij voortduring en onmiddellijk binnen 4 minuten in de betreffende uitrukpost, waaraan hij gekoppeld is, beschikbaar en aanwezig is voor de brandweerdienst, gereed voor uitruk.

  • b

    Indien het dienstbelang dit nodig acht of de medewerker hiertoe zelf aanleiding geeft, kan deze opkomstplicht in individuele gevallen worden gekoppeld met een woonplicht.

  • c

    De officier van dienst dient tijdens zijn piketweek/dienst binnen 15 minuten na de eerste oproep aanwezig te zijn bij het incident/omstandigheid waarvoor hij opgeroepen is.

Artikel 28:2:1:3

De concrete uitwerking van de piketdienst is als volgt:

  • a

    Op werkdagen, waarop tevens een 10-uursdienst wordt gedraaid, van 0.00 uur tot 7.00 uur en van 17.30 uur tot 24.00 uur, moet de medewerker die piketdienst heeft op elk alarm naar de betreffende uitrukpost komen. Het opkomstpercentage waaraan, met inachtneming van het gestelde in artikel 28:2:1:4, iedere medewerker moet voldoen: 100%.

  • b

    Op de dagen, waarop geen 10 uurs-dienst wordt gedraaid, van 0.00 uur tot 24.00 uur moet de medewerker die piketdienst heeft, op elk alarm naar de betreffende uitrukpost komen. Het opkomstpercentage waaraan, met inachtneming van het gestelde in artikel 28:2:1:4, iedere medewerker moet voldoen: 100%.

  • c

    De extra piketuren die gedraaid moeten worden ter vervanging van een collega die afwezig is met een niet vooraf in te plannen reden/omstandigheid (bv. ziekte, overlijden, etc.) tellen niet mee voor het opkomstpercentage. Deze uren zitten voor 10% opgenomen in de uitbetaling toeslag repressieve dienst. De dienst ziet er op toe dat deze extra uren evenredig over de medewerkers wordenverdeeld. Wanneer een medewerker niet meewerkt aan deze evenredige verdeling kan naar rato verrekening van deze toeslag plaatsvinden.

  • d

    De volgens rooster ingedeelde medewerker dient aan elke oefening deel te nemen. Het opkomstpercentage waaraan, met inachtneming van het gestelde in artikel 28:2:1:5, iedere beroeps moet voldoen: 100%. Het opkomstpercentage waaraan, met inachtneming van het gestelde in artikel 28:2:1:5, iedere vrijwilliger moet voldoen: 80%.

  • e

    Onverkort blijft van toepassing de afspraak dat men, ook buiten de perioden dat men dienst heeft, bereikbaar is. Indien men in staat is te reageren dient men dit te doen.

Artikel 28:2:1:4

De medewerker dient gedurende een door de dienst betaalde of in opdracht van de dienst gevolgde cursus, waaraan hij deelneemt, bij minimaal 90% van de lessen aanwezig te zijn en deel te nemen aan alle examens.

Artikel 28:2:1:5

Lid 1

Door de ambtenaar aan te tonen overmacht zal buiten de 100% verwachting blijven.

Lid 2

Het opkomstpercentage wordt beschouwd als een voor een goede functievervulling gestelde functie-eis.

Artikel 28:2:1:6 Toelichting op de Piketregeling

  • a

    Artikel 28:2:1:2b Met deze regeling is dus de (woon)verplichting om op 4 minuten afstand te wonen losgelaten. Toch kan het dienstbelang c.q. medewerker zelf aanleiding zijn om die verplichting individueel op te leggen. Hierbij moet gedacht worden aan situaties die de medewerker laat ontstaan om aan die 4 minuten te voldoen en waarbij het van dienstwege (en misschien zelfs wel van gemeentewege) duidelijk moet zijn dat dit eigenlijk niet kan. Onverlet de vraag of dit plichtsverzuim op levert (het zich niet gedragen zoals een goed ambtenaar behoort te doen) biedt dit artikel de directeur van de dienst de mogelijkheid om in het kader van een goede functie-uitoefening de woonplicht individueel op te leggen.

  • b

    Artikel 28:2:1:3 Gekozen is voor een systeem van piket. Daarnaast is gekozen voor een toeslagregeling waarbij gewerkt wordt met jaarlijks vastgestelde en dus vaste percentages. Het mag dan ook duidelijk zijn dat op het moment dat men een vaste toeslag krijgt op het inkomen, er ook verwachtingen/eisen mogen worden gesteld aan de te draaien uren. Verwachtingen/eisen vanuit de dienst maar ook ten opzichte van collega's onderling. Derhalve wordt in artikel 3 gewerkt met een opkomstpercentage per activiteit per medewerker. Het niet voldoen aan dit percentage levert in ieder geval een gesprek ten aanzien van het functioneren op met alle gevolgen vandien. Het bij herhaling niet voldoen aan de functie-eis kan plichtsverzuim opleveren. Er kunnen oorzaken zijn waardoor een medewerker in piketdienst absoluut niet kan voldoen aan de gestelde eisen. Deze "overmacht" dient de medewerker zelf aan te tonen. Bij ziekte dient conform hetgeen in de nota ziekteverzuimbeleid brandweer gehandeld te worden (afmeldingsplicht, etc.).

Artikel 28:3:1:1

Lid 1

Het lid van de vrijwillige brandweer dat in schriftelijke opdracht van het bevoegd gezag, deelneemt aan een meerdaagse cursus of oefening in een oefencentrum in het buitenland, ontvangt hiervoor een vergoeding.

Lid 2

Deze vergoeding bestaat uit de onderdelen:

  • a

    een vergoeding per uur overeenkomstig het uurbedrag behorend bij de rang van de vrijwilliger, zoals vermeld in de vergoedingentabel betreffende de vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer, uitgezonderd de vrijwilligers die de rang van officier bekleden

  • b

    een vergoeding per uur overeenkomstig het uurloon behorend bij het maximum van de schaal behorend bij de rang, voor vrijwilligers die de rang van officier bekleden.

  • c

    een vergoeding voor kleine uitgaven

Lid 3

Indien op doordeweekse dagen op weekbasis meer dan gemiddeld acht uren per dag wordt gewerkt, bedraagt de in artikel 2 genoemde vergoeding voor de uren boven deze acht uren, 150% van het bedoelde uurbedrag. Geen vergoeding wordt gegeven voor uren die in het weekend worden gewerkt. De uren waarin men van en naar de oefenlocatie reist, worden vergoed tegen het in artikel 2 genoemde uurbedrag.

Lid 4

De regionale oefenleider zorgt voor een centrale registratie van de tijden.

Lid 5

In situaties waarin deze regeling niet voorziet, beslist de commandant.

Artikel 28:3:1:3

Toelichting:

Artikel 1

Hier wordt de bedoeling van de regeling duidelijk weergegeven: voor de meerdaagse oefeningen in het buitenland. Verder is duidelijk dat het bevoegd gezag de deelnemers aan de oefening schriftelijk dient aan te wijzen. Onder lid van de vrijwillige brandweer wordt verstaan: "degene die zich beschikbaar heeft gesteld voor de gemeentelijke brandweer en als zodanig door het college  is aangesteld om in de openbare dienst werkzaam te zijn" (de definitie is overeenkomstig de model Rechtspositieregeling vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer van het VNG).

Artikel 2

Dit artikel regelt de vergoedingen. Hier is expliciet gekozen voor een 100% vergoeding. Deze bedraagt meer dan de gebruikelijke oefenvergoeding van 80% van het uurbedrag. Concreet komt het neer op 100/80 maal het uurbedrag oefeningen, cursussen e.d. volgens de VNG-tabel. De reden voor deze afwijkende vergoeding voor deze oefeningen is de lange periode die de vrijwilliger verlof neemt, wat in feite een inkomstenderving betekent. In de tabellen ontbreekt een uurbedrag voor de officieren. Met deze formulering is hun vergoeding op dezelfde grondslag gebaseerd. Onder officier wordt verstaan de medewerker in de rang van adjunct hoofdbrandmeester of hoger. Voor de kleine onkosten is gekozen voor aansluiting bij de Rijksregeling. Het gaat hier om de zogeheten kleine uitgaven, zoals die in de Reisregeling buitenland van het ministerie van BzK staan omschreven. Een vaste vergoeding voor dergelijke uitgaven is afhankelijk van het land waar geoefend wordt. Deze vergoeding is overigens fiscaal belast. Indien men als gevolg van het feit dat men geen gebruik maakt van de beschikbare voorzieningen, kosten maakt, worden deze kosten niet vergoed.

Artikel 3

In dit artikel wordt het overwerk tegen een vast percentage vergoed. De gemiddelde werkweek dient dan wel meer dan 40 uren te bedragen en de vergoeding is dan alleen voor de meerdere uren die op doordeweekse dagen worden gewerkt. Deze bepaling is gangbaar voor ambtenaren. De reistijd wordt niet als werktijd gezien en wordt derhalve vergoed tegen het normale uurtarief, overeenkomstig artikel 2. De pauzes worden niet vergoed. Op deze wijze ontvangen alle deelnemers aan de oefening een zelfde vergoeding, ongeacht de vraag of men als chauffeur functioneert en in dat geval ongeacht het aantal uren dat men dat doet.