Regeling vervallen per 18-12-2013

Drank- en Horecaverordening 2002

Geldend van 24-12-2011 t/m 17-12-2013

Intitulé

Drank- en Horecaverordening 2002

De raad van de gemeente Almere,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,

Gehoord de Inspecteur Drankwetgeving.

Gelet op artikel 23 van de Drank- en Horecawet en artikel 147 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

Vast te stellen de navolgende Drank- en Horecaverordening 2002

Artikel 1: Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    alcoholvrije drank: onder alcoholvrije drank wordt mede verstaan de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor minder dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

  • 2.

    alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

  • 3.

    zwak-alcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank;

  • 4.

    sterke drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat;

  • 5.

    leidinggevende: de natuurlijke persoon die in een inrichting, waarvoor vergunning is vereist als bedoeld in artikel 4, de onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf;

  • 6.

    inrichting: de lokaliteit(en) waarin alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteit(en) al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte ;

  • 7.

    lokaliteit: een besloten ruimte, onderdeel uitmakend van een inrichting, in ieder geval bestemd voor het verstrekken van alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse;

  • 8.

    de wet: de Drank en Horecawet.

Verbod verstrekking sterke drank.

Artikel 2: Verbod verstrekking van sterke drank in bepaalde inrichtingen.

Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning op grond van artikel 3 van de wet voor de uitoefening van het horecabedrijf voorschriften verbinden met betrekking tot het verbod voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van sterke drank voor gebruik ter plaatse in inrichtingen welke deel uitmaken van een gebouw dat –of een onderdeel waarvan- uitsluitend in gebruik is voor:

  • a.

    de verkoop van geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten;

  • b.

    het geven van onderwijs;

  • c.

    een jeugdorganisaties of instellingen;

  • d.

    sportorganisaties of instellingen;

  • e.

    een wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf;

  • f.

    een inrichting gelegen op een kampeer of caravanterrein of een terrein bestemd voor dagrecreatie;

  • g.

    kerkelijke instellingen of organisaties;

  • h.

    een inrichting waarin de aldaar te houden activiteiten zich mede richten op personen beneden de leeftijd van 16 jaar.

Het verstrekken van alcoholvrije drank.

Artikel 3: Vergunningplicht.

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester in een inrichting bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken.

  • 2. Dit verbod geldt niet:

    • a.

      indien wordt gehandeld krachtens een vergunning ingevolge de wet voor het uitoefenen van een horecabedrijf;

    • b.

      indien de verstrekking geschiedt als dienstverlening van bijkomstige aard aan personen die in die besloten ruimte vertoeven anders dan voor het gebruik van consumpties;

    • c.

      voor legerplaatsen en aan het militair gezag onderworpen ruimten;

    • d.

      voor middelen van vervoer tijdens hun gebruik als zodanig.

  • 3. Ondernemers in het bezit van een ontheffing als bedoeld in artikel 35, lid 1, van de wet worden geacht tevens in het bezit te zijn van een vergunning voor het verstrekken van alcoholvrije drank.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 4: Eisen met betrekking tot leidinggevende(n) en de inrichting.

  • 1. Voor het verkrijgen van een vergunning moet de leidinggevende de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en voldoen aan de eisen, die bij of krachtens artikel 8, lid 2, aanhef en letters a en b, en derde lid, van de wet worden gesteld aan leidinggevenden.

  • 2. De lokaliteit waarvoor vergunning wordt gevraagd als bedoeld in artikel 3, lid 1 moet:

    • a.

      een oppervlakte hebben van ten minste 25 m2;

    • b.

      een hoogte hebben van ten minste 2,40 m;

    • c.

      voorzien zijn van een rechtstreeks met de buitenlucht in verbinding staande goed werkende mechanische ventilatie-inrichting met een luchtverversingscapaciteit van 3,8. 10 ¯³ m³/s per vierkante meter vloeroppervlakte.

    • d.

      ten behoeve van de bezoekers van de inrichting voorzien zijn van ten minste één toiletgelegenheid in of in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting.

      Elke toiletgelegenheid moet ten minste bevatten:

    • a.

      één of meer behoorlijke en afsluitbare toiletruimten. De in de toiletruimten aanwezige closetpotten en urinoirs moeten voorzien zijn van een waterspoeling;

    • b.

      één of meer behoorlijke voorzieningen om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen;

    • e.

      zijn aangesloten op het waterleiding en elektriciteitsnet.

  • 3. De burgemeester kan - zo nodig onder voorschriften - ontheffing verlenen van de in het tweede lid gestelde eisen.

Artikel 5: Weigeren en intrekken vergunning.

  • 1. De burgemeester weigert de vergunning, indien niet wordt voldaan aan de in artikel 4 gestelde eisen.

  • 2. De burgemeester trekt de vergunning in ieder geval in, indien:

    • a.

      niet langer wordt voldaan aan de in artikel 4 gestelde eisen;

    • b.

      gedurende drie maanden anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • c.

      zich in de inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees vestigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

    • d.

      de in de vergunning vermelde leidinggevende(n) niet meer in de betrokken inrichting feitelijk leiding geeft/geven.

  • 3. De burgemeester kan de vergunning intrekken indien een ontheffing als bedoeld in artikel 4, lid 3, onder voorschriften is verleend en niet (langer) aan de voorschriften wordt voldaan.

Artikel 6: Beslistermijn

De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd. De beslissing wordt alleen verdaagd als de complexiteit van de aanvraag dat noodzakelijk maakt.

Artikel 7: Wijziging ondernemer.

  • 1. Indien een ondernemer komt te overlijden, vervalt de vergunning en dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen dertien weken een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 2. In alle andere gevallen van wijziging van de ondernemer vervalt eveneens de vergunning en dient binnen vier weken na overname van de inrichting een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 3. Zolang op een tijdig ingediende aanvraag niet is beslist is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

  • 4. Indien een ondernemer een rechtspersoon is en deze rechtspersoon wordt ontbonden, vervalt de vergunning.

Artikel 8: Drankverstrekking op terrassen.

  • 1. Het is een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet en de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 1, toegestaan op terrassen alcoholvrije dranken te verstrekken, gedurende de tijd, dat dit verstrekken in de inrichting niet verboden is en het tevens niet verboden is in de inrichting bezoekers te ontvangen of te hebben.

  • 2. Het verstrekken van alcoholvrije dranken op terrassen, anders dan toegestaan op grond van lid 1, is verboden.

Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 9: Strafbaarstelling overtredingen.

Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 3 of van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 4, derde lid, alsmede overtreding van het bepaalde in artikel 7, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de 2e categorie.

Artikel 10: Inwerkingtreding verordening.

  • 1. Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Op de in het eerste lid bedoelde datum wordt ingetrokken de Drank- en Horecaverordening 1994.

Artikel 11: Overgangsrecht.

Voor de inwerkingtreding van deze verordening ingediende vergunningaanvragen die nog niet zijn afgehandeld worden beoordeeld op grond van deze verordening.

Artikel 12: Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als de Drank- en Horecaverordening 2002.

Ondertekening

Almere, 19 december 2002
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting

Artikel 3, lid 4

Deze vergunning richt zich met name op de openbare orde. Een Lex Silencio Positivo is dan ook niet wenselijk om deze dwingende reden van algemeen belang. Ook kan door het vergunningstelsel de vergunninghouder worden getoetst op een crimineel verleden, waardoor het risico op criminele activiteiten in deze voor fraude gevoelige sector kan worden beperkt. Dit is eveneens een door het Hof van Justitie erkende dwingende reden van algemeen belang. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt aldus niet van toepassing verklaard.