Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere

Geldend van 22-11-2007 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere

De raad van de gemeente Almere

gelezen het voorstel van het college van 30 oktober 2007, inzake de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere;

gelet op artikel 140/141 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134/135 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g/96h van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gelet op de artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden;

gelet op artikel 5 van de Gemeentewet;

gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht;

gezien het gevoerde overleg met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de niet door gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente;

overwegende dat het gewenst is de toekenning van voorzieningen in het kader van aanvullend gemeentelijk beleid ten aanzien van het onderwijs bij verordening te regelen;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende:

Verordening materiele financiele

gelijkstelling onderwijs gemeente Almere

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;

    • b.

      schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

    • c.

      school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en school voor voortgezet onderwijs;

      • -

        school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

      • -

        school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

      • -

        school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs;

    • d.

      voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

    • e.

      aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

    • f.

      indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

    • g.

      toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

    • h.

      tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

    • i.

      subsidieplafond: het door de raad of het college vastgestelde bedrag, voor een door de raad aangewezen voorziening, dat ten hoogste beschikbaar is binnen een bepaald tijdvak;

    • j.

      feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

    • k.

      subsidievaststelling: de beschikking van het college waarin het subsidiebedrag voor een voorziening of aanvullende voorziening definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3. Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 4 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 5 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

  • 2. De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

  • 3. Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 6 Beslissingstermijn

  • 1. Het college besluit binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

  • 3. Het college stelt binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 8 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 5, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 9 Beslissingstermijn

Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

Paragraaf 2.3 Toekenning; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 11 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1. De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

    • b.

      een subsidievaststelling.

  • 2. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3. De beschikking tot subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie of het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;

    • b.

      voor zover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

  • 4. De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 12 Intrekken of wijzigen beschikking

  • 1. Het college kan een beschikking intrekken of ten nadele van het schoolbestuur wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten en omstandigheden waarvan het college bij de toekenning van de voorziening redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de toekenning van de voorziening anderszins zou hebben plaatsgevonden;

    • b.

      indien het schoolbestuur niet voldoet aan de in de beschikking gestelde verplichtingen;

    • c.

      indien de beschikking onjuist was en het schoolbestuur dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging van een beschikking tot subsidievaststelling werkt terug tot en met het tijdstip van toekenning van de voorziening, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 13 Terugvordering

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 12, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.

Artikel 14 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 15 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 16 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van 22 november 200

  • 3.

    De verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere, vastgesteld op 24 september 1998, wordt ingetrokken met ingang van de dag waarop de onderhavige verordening in werking treedt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 november 2007
De griffier, De voorzitter.
J.D. Pruim A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage Voorzieningen

A.Voorziening verhuisvergoeding meubilair en bijbehorend onderwijsleerpakket

I Aanduiding van de voorziening

Tegemoetkoming in de kosten voor het verplaatsen van meubilair en bijbehoren onderwijsleerpakket van een groep leerlingen in verband met medegebruik van lokalen bij een andere school, dan wel in gemeentelijke tijdelijke lokalen.

II Indieningdatum

Gedurende het gehele schooljaar, maar wel binnen drie maanden nadat de verplaatsing heeft plaatsgevonden.

III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

Eenmalig bij verplaatsing conform verdeling huisvestingscapaciteit, zoals vastgesteld in het regulier huisvestingsoverleg primair onderwijs Almere.

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

IVa Schoolsoort

Scholen voor primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs.

IVb

De voorziening staat niet open voor de nevenvestiging van een hoofdschool in een andere gemeente

IVc

De voorziening staat niet open bij uitbreiding van het aantal groepen of leerlingen.

IVd

Een school komt in aanmerking voor deze voorziening als zij voor medegebruik wordt verwezen naar leegstaande lokalen in permanente gebouwen, dan wel noodlokalencomplexen.

V Wijze van toekenning met daarbij behorende berekeningseenheid

  • -

    Per groep wordt een genormeerd bedrag toegekend van € 350. Hierbij is het niet van belang of de verhuizing wordt gedaan door een erkend verhuisbedrijf, dan wel dat de school zelf zorgdraagt voor de verhuizing.

  • -

    Het bedrag van € 350 is van toepassing op verplaatsingen in het kalenderjaar 2007. Voor de volgende kalenderjaren zal dit bedrag worden geïndexeerd op basis van de MEV index / prijsbijstellingsfactor die jaarlijks door de VNG wordt gepubliceerd voor "onderhoud en eerste inrichting".

  • -

    bij verplaatsing van een gehele school of bij verhuisbewegingen vanwege renovaties van schoolgebouwen worden de verhuiskosten vergoed op basis van de werkelijke kosten.

VI Subsidieplafond

Er is geen sprake van een subsidieplafond.

Toelichting

Algemeen

In de gemeente Almere wordt de beschikbare onderwijscapaciteit zo efficiënt mogelijk verdeeld. De verdeling van de capaciteit vindt plaats in het regulier huisvestingsoverleg primair onderwijs Almere. Op grond van deze verdeling kunnen groepen leerlingen naar een ander noodlokalencomplex worden verwezen. Tevens komt het in de praktijk voor dat een (nieuwe) school al is gestart in een tijdelijke locatie in afwachting van de oplevering van het definitieve schoolgebouw. Bij de oplevering van het nieuwe gebouw verhuizen de groepen leerlingen dan alsnog naar de definitieve huisvesting.

I Aanduiding van de voorziening

Hier staat aangegeven dat het gaat om een tegemoetkoming voor de kosten voor het verplaatsen van meubilair en bijbehoren onderwijsleerpakket van een groep leerlingen in verband met medegebruik van lokalen bij een andere school, dan wel in gemeentelijke tijdelijke lokalen.

II Indieningsdatum

Hier kan de indieningsdatum voor de betreffende voorziening worden bepaald. Hier is geen uniforme datum vastgesteld omdat de verhuisbewegingen in principe gedurende een geheel schooljaar kunnen plaatsvinden. In de praktijk wordt uiteraard veel gekozen voor verhuisbewegingen rondom een schoolvakantie. Om niet te worden geconfronteerd met aanvragen die al te ver in het verleden liggen is bepaald dat de aanvraag voor de voorziening moet worden ingediend binnen drie maanden nadat de verhuisbeweging heeft plaatsgevonden

III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

De voorziening wordt éénmalig toegekend. Tijdens een schooljaar kan een school wel worden geconfronteerd met een verhuisbeweging die voldoet aan de vereisten zoals omschreven in deze bijlage. Hiervoor kan dan weer een nieuwe aanvraag worden ingediend.

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV, geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening.

IVa Schoolsoort

Hier is aangegeven dat de mogelijkheid om de voorziening aan te vragen wordt geopend voor scholen voor primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs.

IVb

Hier is aangeven dat de voorziening niet open staat voor een nevenvestiging van een hoofdschool in een andere gemeente. Indien er sprake is van een nevenvestiging van een hoofdschool zal in principe direct gekeken worden naar een plek voor de groepen van deze nevenvestiging voordat de nevenvestiging daadwerkelijk kan worden gerealiseerd.

IVc

Hier staat omschreven dat de voorziening niet open staat bij uitbreiding van het aantal groepen of leerlingen. De reden hiervoor ligt in het feit dat bij uitbreiding sprake is van veelal eerste inrichting. De leverancier waar het meubilair en bijbehorende onderwijsleerpakket wordt besteld, kan deze zaken afleveren op het adres waar deze groep wordt gehuisvest.

IVd

Hierin staat omschreven in welke omstandigheid de school zich moet bevinden om voor de voorziening in aanmerking te komen. Hierbij geldt eveneens een duidelijke link naar het bepaalde onder III. Het moet gaan om een verplaatsing zoals deze is vastgesteld regulier huisvestingsoverleg primair onderwijs Almere. Verhuisbewegingen die buiten dit overleg door schoolbesturen onderling worden afgesproken komen niet voor vergoeding in aanmerking

V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

De ‘wijze van toekenning’ geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze – voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning – hieraan invulling gegeven. Er is voor gekozen te werken met het toekennen van een genormeerd bedrag per te verplaatsen groep. Hierbij is het niet van belang of de verplaatsing in eigen beheer door de school wordt uitgevoerd, dan wel dat er een verhuisbedrijf wordt ingeschakeld.

De hoogte van de vergoeding is op basis van historische gegevens vastgesteld. De door de schoolbesturen ingediende offertes van een drietal verhuisbedrijven over de jaren 2003 tot en met 2006 zijn geanalyseerd. Hierbij is er geconstateerd dat door twee bedrijven vergelijkbare offertes zijn uitgebracht. Het gekozen bedrag van € 350 per groep is een gemiddelde van het prijspeil van de afgelopen jaren.

Door het hanteren van een normbedrag vervallen de administratieve verplichtingen dat bij een aanvraag tenminste drie offertes moeten worden overlegd als men de verplaatsing wil laten uitvoeren door een verhuisbedrijf. Een schoolbestuur ontvangt een genormeerde vergoeding per groep en is verder geheel autonoom in de keuze op welke wijze de verplaatsing wordt uitgevoerd.

Door het invoeren van een prijsindex wordt de vergoeding jaarlijks aangepast aan de prijsindexeringen.

De normvergoeding van € 350 is niet van toepassing bij verplaatsing van een gehele school of bij verhuisbewegingen vanwege renovaties van schoolgebouwen. De kosten van deze grote verhuizingen zijn moeilijk te voorspellen, met het risico dat de werkelijke kosten aanzienlijk groter uitvallen dan de vergoeding op basis van de € 350-norm. Om die reden geldt hiervoor een vergoeding op basis van werkelijke kosten. Voorwaarde is dat het schoolbestuur voor de uitvoering van de verhuizing een offerte aanvraagt bij minimaal drie bedrijven.

VI Subsidieplafond

Hierin is omschreven dat er geen sprake is van een subsidieplafond. Scholen die voldoen aan de voorwaarden, ontvangen op basis van een ingediende aanvraag een vergoeding.

B.Voorziening praktijkgericht onderwijs

I Aanduiding van de voorziening

Vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs.

Onder een bestaand gebouw wordt mede verstaan een gebouw waarvan de realisatie al zover is gevorderd dat oplevering en ingebruikneming in 2007 of 2008 zal plaatsvinden.

Bij de aanpassing van het gebouw kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting ten behoeve van praktijkgericht onderwijs.

II Indieningsdatum

1 januari tot en met 31 maart 2008

III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

Kalenderjaar 2008

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

IVa Schoolsoort

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

IVb

De voorziening staat open voor alle hoofdvestigingen en nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen, waaronder ook de nevenvestigingen van een hoofdvestiging in een andere gemeenten.

IVc

Een school komt in aanmerking voor deze voorziening indien deze niet eerder op basis van deze verordening ter beschikking is gesteld.

Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Almere zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van deze verordening.

V Wijze van toekenning met daarbij behorende berekeningseenheid

  • -

    het aantal leerlingen (V)SO, niet zijnde verbreed toegelaten leerlingen, ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005 zoals opgegeven op de leerlingentelling OCW/CfI: maximaal 1.000 euro per leerling (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK),

  • -

    een plan waarin de aanvraag wordt onderbouwd. Uit dit plan moet blijken om welke aanpassing het gaat, wat daarvan de doelstelling is en welk bedrag wordt aangevraagd.

VI Subsidieplafond

VIa

Er is sprake van een subsidieplafond. Dit bedraagt € 121.000.

VIb

Het beschikbare bedrag (totaal overeenkomend met het subsidieplafond) wordt verdeeld over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen, behalve als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond bereikt: in dat geval worden de bedragen zoals genoemd bij V. aangepast naar rato van de berekeningseenheid.

Toelichting

Algemeen

In het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) is er behoefte aan een versterking van de mogelijkheden voor arbeidstoeleiding zodat leerlingen beter kunnen worden voorbereid op arbeidsmatige activiteiten. Meer praktijkgericht onderwijs betekent dat meer praktijkgerichte ruimte nodig is.

Om dit mogelijk te maken verdeelt de gemeente eenmalig een bedrag van € 121.000 aan de (V)SO scholen.

I Aanduiding van de voorziening

Hier staat aangegeven dat het gaat om een vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs. Bij aanpassing kan het ook gaan om een nieuwe inrichting of om nieuwe materialen waardoor beter praktijkgericht onderwijs mogelijk is.

II Indieningsdatum

Hier kan de indieningsdatum voor de betreffende voorziening worden bepaald. Gekozen is hier een termijn aan te houden van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008.

III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

Omdat het om eenmalige gelden gaat, is ervoor gekozen het kalenderjaar 2008 als tijdvak te kiezen.

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening

Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV, geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening.

IVa Schoolsoort

Hier is aangegeven dat de mogelijkheid om de voorziening aan te vragen wordt geopend voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de verordening.

IVb

Hier is aangeven dat de voorziening open staat voor een nevenvestiging binnen de gemeentegrenzen van een hoofdvestiging in een andere gemeente.

Een gemeente kan deze voorziening ook van toepassing verklaren op de in de gemeente gesitueerde nevenvestigingen met een hoofdvestiging in een andere gemeente (artikel 140 / 141 WPO, 134/135 van de WEC en artikel 96g/96hm van de WVO). In het omgekeerde geval moet een gemeente die een bepaalde voorziening ter beschikking stelt aan een aantal scholen en een van die scholen is een hoofdvestiging met een nevenvestiging in een andere gemeente, de voorziening ook ter beschikking stellen voor deze nevenvestiging (uiteraard alleen voor zover de nevenvestiging voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor de voorziening).

Nevenvestigingen van een in de gemeente gelegen hoofdvestiging vallen onder de reikwijdte van de verordening van de gemeente van hoofdvestiging. Dit geldt ook wanneer de nevenvestiging niet op het grondgebied is gesitueerd van de gemeente van de hoofdvestiging.

Voor het opnemen van deze bepaling is gekozen omdat de gelden in het gemeentefonds verdeeld zijn over de gemeenten met dit type onderwijs binnen de gemeentegrenzen. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar hoofd- en nevenvestiging. Met andere woorden: de gemeente krijgt extra geld in het gemeentefonds voor de nevenvestiging(en) binnen de gemeentegrenzen. Door het opnemen van deze bepaling wordt het mogelijk gemaakt om dat geld ook daadwerkelijk toe te leiden naar de school waarvoor dat bedoeld is.

Het kan voorkomen dat een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente ligt, dezelfde voorziening kan aanvragen bij twee gemeenten. Een ‘dubbele’ toekenning is dan te veel van het goede. Indien een aanvraag wordt ontvangen van een nevenvestiging met de hoofdschool in een andere gemeente, zal voor een daadwerkelijke vaststelling van een toe te kennen bedrag contact worden opgenomen met de gemeente waarin de hoofdschool is gelegen. Op deze wijze wordt een “dubbele” toekenning voorkomen.

IVc

Het betreft hier een eenmalige subsidie waarop door de school maar eenmalig aanspraak kan

worden gemaakt.

V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

De ‘wijze van toekenning’ geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze – voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning – hieraan invulling gegeven.

Er wordt aangesloten bij de systematiek zoals die gebruikt is voor verdeling van de FES middelen in het gemeentefonds. De verdeling vindt plaats via een maatstaf die eenmalig speciaal voor dit doel in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005. Dit betekent dat voor elke (V)SO-leerling ouder dan 12 jaar eenmalig een bedrag van maximaal € 1.000 beschikbaar wordt gesteld.

Dit bedrag is het maximale bedrag dat per leerling ter beschikking wordt gesteld. Indien het subsidieplafond (zie V.) wordt uitgeput, kan het namelijk noodzakelijk zijn om minder per berekeningseenheid uit te keren.

Er is ervoor gekozen om 1 oktober 2005 als definitief vaststellingsmoment te gebruiken. Ook hier is aangesloten bij de verdelingssystematiek van de FES-middelen in het gemeentefonds. Reden hiervoor is dat het hier middelen betreft afkomstig uit het FES-fonds met een specifiek doel en voor een specifieke doelgroep. Daarbij biedt dit vaststellingsmoment voor alle betrokken partijen duidelijkheid over het totaal beschikbare budget.

Zoals gezegd is bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor dit model uitgegaan van de FES-middelen die voor dit doel aan het gemeentefonds zijn toegevoegd. De gemeente kan dit bedrag, in het kader van lokaal beleid hoger vaststellen.

Tot slot wordt aan het schoolbestuur gevraagd in een plan in te dienen waarmee de aanvraag wordt onderbouwd en inzichtelijk wordt gemaakt waaraan het geld wordt uitgegeven.

VI Subsidieplafond

VIa

Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd. Dat bedrag is gelijk aan het budget dat voor de gemeente Almere voor dit doel is toegevoegd aan het gemeentefonds. De hoogte van deze vergoeding is weergegeven in deze bepaling.

VIb

Het beschikbare bedrag (totaal overeenkomend met het subsidieplafond) wordt verdeeld over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen, behalve als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond bereikt: in dat geval worden de bedragen zoals genoemd bij V. aangepast naar rato van de berekeningseenheid.