Brandbeveiligingsverordening Almere 2013

Geldend van 11-12-2013 t/m heden

De raad van de gemeente Almere,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

Gelet op artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676)

overwegende dat het verplicht is een verordening vast te stellen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

gezien het advies van de Regionale Brandweer Flevoland;

besluit vast te stellen:

De Brandbeveiligingsverordening Almere 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    evenement: evenement als bedoeld in artikel 2:9 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Almere 2011;

  • d.

    inrichting: een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;

  • e.

    wet: de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 2 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:

    • a.

      meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,

    • b.

      aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,

    • c.

      aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

  • 2. In uitzondering op het bepaalde in het eerste lid is geen vergunning vereist voor een inrichting die tevens een evenement is als bedoeld in artikel 2:10, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2011 en de burgemeester geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 2:10, derde lid, van die verordening om het evenement te verbieden.

Artikel 3 Aanvraag gebruiksvergunning

  • 1. De aanvraag kan schriftelijk of via elektronische weg worden ingediend.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van een door het college vastgesteld (elektronisch) formulier.

  • 3. Bij de aanvraag moeten ten minste de gegevens en bescheiden worden overgelegd als genoemd in bijlage 1 van deze verordening.

Artikel 4 Weigeringgronden

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Artikel 5 Voorwaarden aan een vergunning

  • 1. Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.

  • 2. Het college kan voor daarbij aan te wijzen categorieën van inrichtingen regels vaststellen die als voorwaarden aan een vergunning worden verbonden.

  • 3. Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.

Artikel 6 Beslistermijn

  • 1. Op de aanvraag wordt beslist binnen een termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de termijn voor het beslissen op de aanvraag eenmaal met zes weken verlengen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 7 Gebruikseisen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2  van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 8 Brandveiligheidsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8  van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 9 Melden van brand en broei

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

Artikel 10 Bossen, heidevelden, venen

De eigenaar van, dan wel de rechthebbende op, een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Woningwet, en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

Artikel 11 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van deze verordening en van de regels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet, zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 12 Bestuurlijke boete

  • 1. Overtreding van de regels van deze verordening en van de regels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet, kan worden beboet met een bestuurlijke boete.

  • 2. De boete is niet hoger dan het bedrag, genoemd in artikel 64 lid 1 van de Wet Veiligheidsregio’s.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening 2013.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 november 2013.

De griffier, De voorzitter,

J.D. Pruim , E.T.M. Müller-Klijn

Bijlage 1

Behorende bij de Brandbeveiligingsverordening Almere 2013

Indieningsvereisten

Artikel 1 Algemeen

  • 1. In of bij de aanvraag om een gebruiksvergunning, bedoeld in artikel 3 van de Brandbeveiligingsverordening Almere 2013 verstrekt de aanvrager:

    • a.

      De naam, de voorletters, geslacht, het correspondentieadres in Nederland en telefoonnummer van de aanvrager;

    • b.

      Indien een gemachtigde is aangewezen, diens naam, voorletters, geslacht, correspondentieadres in Nederland en telefoonnummer en een door de aanvrager ondertekende machtiging;

    • c.

      Een duidelijke omschrijving van de plaats, het gebruik en de bestemming van de inrichting waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      Het maximum aantal personen dat gelijktijdig in de inrichting zal verblijven;

    • e.

      Een situatieschets (met noordpijl) met een schaal die niet kleiner is dan 1:1000, waarop de afstanden van de inrichting tot de omliggende bouwwerken of andere objecten zijn aangegeven;

    • f.

      Een tekening met een schaal van ten minste 1:100 waarop, voor zover van toepassing, staat aangegeven:

      • -

        de indeling van de inrichting;

      • -

        de gebruiksfunctie per onderdeel van de inrichting;

      • -

        de voor het publiek toegankelijke oppervlakte;

      • -

        de te plaatsen objecten;

      • -

        de afmetingen van de ruimten tussen de te plaatsen objecten;

      • -

        de zitplaatsen;

      • -

        de vrij te houden gang- en/of looppaden;

  • 2. Een document waarin staat omschreven (voor zover van toepassing):

    • a.

      de wijze van verwarming;

    • b.

      de stoffering en versiering;

    • c.

      de bewaking, toezicht en controle;

    • d.

      de aanwezigheid van brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen;

    • e.

      de brandveiligheidsinstructie en het ontruimingsplan; en

    • f.

      eventueel overige gegevens die van belang zijn in het kader van brandveiligheid, bijvoorbeeld een draaiboek.

Artikel 2 Overige bescheiden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1 verschaft de aanvrager alle gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening Almere2013

1.Algemeen

1.1. Inleiding

De wetgever geeft in de Brandweerwet 1985 een opdracht een brandbeveiligingsverordening vast te stellen. In deze verordening moeten regels worden opgenomen omtrent het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt, voor zover daarin niet bij of krachtens de Woningwet of enig andere wet is voorzien. Uw raad heeft op basis van deze opdracht in 1993 een Brandbeveiligingsverordening vastgesteld.

Op 1 oktober 2010 is de Brandweerwet en de Brandbeveiligingsverordening vervallen, vanwege de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s. Met deze (nieuwe) wet beoogt de Rijkswetgever een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te kunnen geven voor de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening.

Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s moet de gemeenteraad ook nu weer een Brandbeveiligingsverordening vast stellen waarin regels zijn gesteld over het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Deze verordening voorziet daarin.

Verwacht wordt dat de Brandbeveiligingsverordening slechts tijdelijk van aard zal zijn. Artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s bevat namelijk een opdracht aan de regering om een algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) vast te stellen waarin regels worden gesteld over het brandveilig gebruik van voor mensen toegankelijke ruimten, niet zijnde bouwwerken. Deze amvb neemt als het ware de plaats in van de brandbeveiligingsverordening (TK, vergaderjaar 2008-2009, 31 968, nr. 8, p.7).

Niet duidelijk is wanneer de amvb in werking zal treden. Tot die tijd zal op de grond van de Wet veiligheidsregio’s in elke gemeente een brandbeveiligingsverordening van kracht moeten zijn.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) heeft een model voor een Brandbeveiligingsverordening uitgebracht. Deze wordt in hoofdzaak gevolgd. Het Model is in hoofdzaak gevolgd in deze verordening. Ten behoeve van de leesbaarheid en de uitvoerbaarheid van de verordening is een andere rubricering toegepast en zijn de voorschriften verduidelijkt.

1.2. Vangnetregeling

De Brandbeveiligingsverordening is een vangnetregeling en betreft slechts het brandveilige gebruik van voor mensen toegankelijke, ruimtelijk begrensde ruimten, voor zover die ruimten geen bouwwerken zijn.

De Brandbeveiligingsverordening is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder gebouwen, omdat daarvoor de regels van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of het op de Woningwet gebaseerde Bouwbesluit 2012 van toepassing is.

Ook sommige open erven en terreinen vallen niet onder de werking van de Brandbeveiligingsverordening. Op grond van artikel 8, tweede lid, van de Woningwet zijn namelijk in de gemeentelijke bouwverordening voorschriften opgenomen over de staat en het in gebruik nemen en gebruiken van open erven en terreinen. Hiervoor kunnen dus geen eisen worden gesteld op grond van de Brandbeveiligingsverordening. Aan de hand van de in de gemeentelijke bouwverordening opgenomen voorschriften zal moeten worden bepaald of deze voorrang hebben boven die van de Brandbeveiligingsverordening.

De vraag of een vergunning nodig is, zal moeten beantwoord moeten worden op basis van de beoordeling van het concrete geval. Ook zal in het concrete geval vastgesteld moeten worden of er sprake is van een inrichting en zo ja, of die inrichting geen hogere of bijzondere regels gelden.

Te denken valt aan een drijvend hotel of een drijvende discotheek (verbonden aan de wal en niet aan te merken als een bouwwerk) en aan een tijdelijke tent.

Opgemerkt wordt dat als een tent een bouwwerk is als deze meer dan 31 dagen al dan niet aangesloten per jaar op dezelfde locatie aanwezig is (zie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, inzake zaakno. 7154.7, van 7 juni 2001). Ook kampeerterreinen kunnen onder omstandigheden onder de werking van deze verordening vallen.

1.3. Gebruiksvergunning en algemene regels

De brandbeveiligingsverordening kent een gebruiksvergunningenstelsel voor die situaties die uit een oogpunt van brandveiligheid meer dan gebruikelijke aandacht nodig hebben. Gezien de onbepaaldheid van de situaties is niet gekozen voor een meldingsplicht in plaats van een vergunningenstelsel, omdat tussen die situaties dan bij voorbaat onderscheid gemaakt moet worden. Daarnaast staan in de brandbeveiligingsverordening gebruiksvoorwaarden waaraan altijd moet worden voldaan.

Het is duidelijk dat voor een zo grote verscheidenheid aan situaties het niet goed mogelijk is concrete eisen te stellen.

1.4. Afstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat het in daarbij aangewezen categorieën van gevallen verboden is projecten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit andere activiteiten die behoren tot een daarbij aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, uit te voeren zonder omgevingsvergunning (artikel 2:2, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

In beginsel kan de op grond van de Brandbeveiligingsverordening vereiste gebruiksvergunning in de verordening worden aangemerkt als een Omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik van inrichtingen.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in de Modelverordening, gezien de grote verscheidenheid aan situaties die onder de Brandbeveiligingsverordening kunnen vallen, er voor gekozen om niet aan te haken bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Wij delen dit standpunt van de VNG.

1.5. Afstemming Dienstenwet

Volgens de Europese Dienstenrichtlijn en de daarop gebaseerde Dienstenwet is in beginsel een vergunningstelsel geoorloofd, als het stelsel niet discriminatoir is en gerechtvaardigd is om dwingende reden van algemeen belang (noodzaakvereiste) en het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan worden bereikt., met name omdat controle achteraf te laat zou zijn om werkelijk doeltreffend te kunnen zijn (proportionaliteitsvereiste). De Brandbeveiligingsverordening stelt regels voor het brandveilige gebruik van voor mensen toegankelijke, ruimtelijk begrensde ruimten, waarbij niet van tevoren kan worden bepaald in welke gevallen volstaan kan worden met een melding of met het stellen van algemene regels, waardoor het vergunningstelsel behouden dient te blijven en op maat kan worden beoordeeld welke voorwaarden aan een vergunning dienen te worden verbonden.

De Dienstenwet maakt het mogelijk om een beslistermijn op te nemen van acht weken. De verordening is daarmee in overeenstemming. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing verklaard, hetgeen inhoudt dat de vergunning van rechtswege is verleend indien het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. Zie verder de artikelsgewijze toelichting.

1.6. Afstemming evenementen

Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden (evenementenvergunning).

Ingevolge artikel 1:8 van de APV kan door de burgemeester worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.

Ingevolge artikel 2:10, tweede lid, van de APV is geen evenementenvergunning vereist, indien:

  • a.

    het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

  • b.

    het evenement tussen 07.00 uur en 22.00 uur plaatsvindt;

  • c.

    het evenement niet plaatsvindt op een rijbaan van een doorgaande weg of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer of de hulpverleningsdiensten;

  • d.

    de organisator tenminste 2 weken voorafgaande aan het evenement daarvan een melding heeft gedaan aan de burgemeester op een daartoe vastgesteld meldingsformulier;

  • e.

    slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 m2 per object, voor zover het plaatsen van deze objecten zich niet verzetten tegen de in artikel 1:8 genoemde belangen;

  • f.

    geen sprake is van een commercieel evenement.

Ingevolge artikel 2.10, derde lid, van de APV kan de burgemeester besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid verbieden indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Een evenement kan in de open lucht of in een gebouw worden gehouden. Als het evenement in een gebouw wordt georganiseerd, dan zijn - in beginsel – alleen de brandveiligheidsvoorschriften van het op de Woningwet gebaseerde Bouwbesluit 2012 van toepassing. Evenementen die geheel of gedeeltelijk in de open lucht plaatsvinden, vallen in de regel onder de Brandbeveiligingsverordening. De inrichting van het terrein en de plaatsing van objecten (waaronder tijdelijke tenten) dienen aan de uitgangspunten van de Brandbeveiligingsverordening te voldoen. Er kunnen zich situaties voordoen waarbij zowel het Bouwbesluit 2012 als de Brandbeveiligingsverordening van toepassing zijn.

Elke evenement dat tevens als een inrichting in de zin van de Brandbeveiligingsverordening moet worden beschouwd, dient te voldoen aan de algemene eisen van artikel 7 en 8. Is een evenementenvergunning nodig, dan kan de aanvrager op het daartoe strekkende formulier aangegeven dat ook een gebruiksvergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening is vereist. Om de aanvrager van een evenementenvergunning niet onnodig te belasten met het invullen van twee aanvraagformulieren, is het formulier voor het aanvragen van een evenementenver-gunning aangepast waardoor deze aanvraag tevens moet worden aangemerkt als een aanvraag om een gebruiksvergunning.

2. Artikelsgewijze toelichting

2.1. Artikel 1 (definities)

De definitie van het begrip bouwwerk is ontleend aan de Modelbouwverordening van de VNG. Uitgangspunt is dat voor het bouwen van een bouwwerk een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, tenzij het bouwen vergunningsvrij is op grond van het Besluit omgevingsrecht. Een bouwwerk moet onder meer voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 en aan de gemeentelijke bouwverordening. Een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt – voor zover hier relevant – alleen verleend als aannemelijk is dat voldaan wordt aan de eisen van brandwerendheid e.d. Vergunningsvrij bouwen moet voldoen aan de eisen die bij of krachtens het Bouwbesluit 2012 van toepassing zijn op dat bouwen en aan de voorschriften die op grond van artikel 8, tweede lid, onderdelen c en g, en vijfde lid, van de Woningwet in de gemeentelijke bouwverordening zijn opgenomen. In bepaalde gevallen moet voor het gebruiken van een bouwwerk een Omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik worden aangevraagd (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) voor een bouwwerk of moet een gebruiksmelding (Bouwbesluit, artikel 1.18) worden ingediend. Zodra geconstateerd wordt dat er sprake is van een bouwwerk, dan is daarmee in beginsel gegeven dat er geen gebruiksvergunning op grond van de Brandbeveiligingsverordening is vereist.

Onder college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

Vanwege het opnemen van een uitzondering op de vergunningplicht voor meldingplichtige evenementen, is het noodzakelijk een definitie op te nemen van wat onder een evenement wordt verstaan en daarbij aansluiting te zoeken bij de omschrijving van een evenement in artikel 2:9 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

Een inrichting is een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is.

2.2. Artikel 2 (Verbod zonder vergunning)

Niet in alle omstandigheden is een gebruiksvergunning nodig. Er is een zekere ondergrens. Er is slechts een vergunning nodig als het gaat om gebruiken of in gebruik houden van een inrichting, voor zover daarin:

  • a.

    meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,

  • b.

    aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,

  • c.

    aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

Bij het bepalen van de vergunningplicht is aangesloten bij de Omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik (b en c) en de gebruiksmelding van het Bouwbesluit 2012 (a).

2.3. Artikel 3 Aanvraag gebruiksvergunning

De aanvraag is in beginsel vormvrij en kan schriftelijk of digitaal worden ingediend. Het college zal een formulier laten ontwikkelen waarvan gebruik moet worden gemaakt bij het indienen van de aanvraag via elektronische weg. Dit formulier zal via de website van de gemeente Almere, dan wel via www.antwoordvoorbedrijven.nl beschikbaar worden gesteld.

De aanvraag moet voldoen aan het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De aanvrager moet de gegevens en bescheiden te overleggen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. In bijlage 1 behorende bij deze verordening is een aantal gegevens en bescheiden genoemd die in elk geval moeten worden ingediend bij de aanvraag.

2.4. Artikel 4 Weigeringsgronden

Een gebruiksvergunning kan worden geweigerd indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en een minimum brandveilig gebruik ook niet door het stellen van voorwaarden aan de vergunning kan worden bereikt. De aanvraag zal onder meer getoetst worden aan de eisen die op grond van artikel 7 en 8 van toepassing zijn.

2.5. Artikel 5 Voorwaarden aan vergunning

Bij de aanvraag moet worden aangetoond dat er voldaan wordt aan de eisen van brandveiligheid. Indien de aanvraag niet voldoet, dan kan door het stellen van voorwaarden worden voorkomen dat de gevraagde vergunning dient te worden geweigerd. Alleen als bij de toetsing vast komt te staan dat ook door het stellen van voorwaarden niet een minimum aan brandveiligheid kan worden bereikt, wordt de gevraagde vergunning geweigerd.

In het tweede lid is opgenomen dat het college voor daarbij aan te wijzen categorieën van inrichtingen algemene regels kan vaststellen die als voorwaarden aan een vergunning worden verbonden.

Komt een bepaalde categorie inrichting vaker voor dan normaal, dan ligt het voor de hand de aan de vergunning te verbinden voorwaarden te bundelen in algemene regels. Het kan ook gaan om een categorie inrichtingen waarvoor op regionaal of landelijk niveau overeenstemming bestaat omtrent de vraag op welke wijze een brandveilig gebruik kan worden bereikt. Zo heeft de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (sinds 1 november 2012: Brandweer Nederland) in januari 2007 de “Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen” uitgebracht. In die handreiking zijn onder meer voorschriften opgenomen die betrekking hebben op de bereikbaarheid en bruikbaarheid van blusvoorzieningen, de inrichting van het terrein, installaties en opslag van materialen.

2.6. Artikel 6 Beslistermijn

De termijn waarbinnen het college op de aanvraag om gebruiksvergunning dient te beslissen is overeenkomstig de Dienstenwet vastgesteld op acht weken. De termijn vangt aan op de dag van ontvangst van de aanvraag. Deze termijn is gelijk aan de termijn voor de beoordeling van een Omgevingsvergunning waarop met de reguliere procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moet worden beslist. Het college kan de termijn voor het beslissen op de aanvraag eenmaal met zes weken verlengen. De termijn bedraagt dus 8, of na verlenging, 14 weken.

In het tweede lid is bepaald dat artikel 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit houdt in dat als niet binnen de gestelde termijn is beslist, de gevraagde gebruiksvergunning van rechtswege is verleend en dat de van rechtswege verleende vergunning in werking treedt op de derde dag na afloop van de beslistermijn.

Een van rechtswege verleende vergunning kan voorwaarden bevatten. Dat is het geval als bij wettelijk voorschrift of bij beleidsregel is bepaald dat in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen. Indien het college gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om regels te stellen die als voorwaarden aan een vergunning worden verbonden, dan worden die voorwaarden ook geacht deel uit te maken van een van rechtswege verleende vergunning. De eisen als bedoeld in artikel 6 en 7 van de verordening zijn overigens altijd van toepassing.

2.7. Artikel 7 Gebruikseisen

In artikel 7 is bepaald dat de eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de hoofdstuk 6 en 7 van het Bouwbesluit 2012 overeenkomstig van toepassing zijn op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2  van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) hebben betrekking op het voorkomen en beperken van brand. Hier worden onder meer regels gesteld ten aanzien van toestellen en installaties, een verbod op roken en open vuur (bij brandgevaarlijke stoffen), regels voor aankleding in een besloten ruimte, regels brandveiligheid stands, kramen, podia en andere inrichtingselementen. Ook bevat dit gedeelte van het Bouwbesluit 2012 regels die betrekking hebben op het tijdig vaststellen van brand. Ten slotte bevat dit gedeelte van het Bouwbesluit 2012 regels omtrent vluchten bij brand. Voor het Bouwbesluit 2012 verwijzen wij u naar www.wetten.overheid.nl.

2.8. Artikel 8 Brandveiligheidsvoorzieningen

In artikel 8 is bepaald dat de eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8  van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676), met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, overeenkomstig van toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

De genoemde hoofdstukken van het Bouwbesluit 2012 bevatten regels voor handmatig bestrijden van brand respectievelijk het automatisch bestrijden van brand, de voor brandweer noodzakelijke voorzieningen, waaronder ook de bereikbaarheid van de inrichting en de aanwezigheid van blusvoorzieningen, regels voor mobiele radiocommunicatie. Ook bevat het bouwbesluit een aantal overige bepalingen met betrekking tot een brandveilig gebruik, waaronder het voorkomen van belemmeringen en hinder. Voor het Bouwbesluit 2012 verwijzen wij u www.wetten.overheid.nl.

2.9. Artikel 9 Meldingsplicht

Dit artikel richt zich tot een ieder die brand of broei ontdekt en geldt derhalve ook voor personen die zich buiten de inrichting bevinden.

2.10. Artikel 10 Bossen, heidevelden, venen

Indien daartoe een noodzaak bestaat, kan het college de eigenaar van of de rechthebbende op een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover het geen terrein is als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Woningwet en dat met brandbare gewassen is begroeid, verplichten voorschriften op te volgen, die het college geeft ter voorkoming van brand en het beperken van gevolgen van brand.

2.11. Artikel 11 Aanwijzing toezichthouders

Deze bepaling is een herhaling van artikel 61 van de Wet veiligheidsregio’s waarin is bepaald dat de toezicht op de naleving van de regels van de beveiligingsverordening en van de regels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van die wet, berust bij door burgemeester en wethouders opgedragen ambtenaren.

2.12. Artikel 12 Bestuurlijke boete

Artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s geeft aan dat de raad bij verordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van de regels als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet. De op te leggen bestuurlijke boete mag niet hoger zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 64, eerste lid van de Wet. Op grond hiervan mag de op te leggen bestuurlijke boete niet hoger zijn dan eengeldboete van de derde categorie, zoals bedoeld in artikel 23 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht (Per 1 januari 2012 vastgesteld op € 7.800).

De bestuurlijke boete wordt opgelegd met inachtneming van de desbetreffende regels van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening Almere 2013.

Artikel 14 Bekendmaking en inwerkingtreding

De verordening wordt bekend gemaakt in het elektronische Gemeenteblad en treedt in werking op de dag na de bekendmaking.