Regeling vervallen per 18-12-2018

Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2018

Geldend van 13-01-2018 t/m 17-12-2018

Intitulé

Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011;

besluit:

vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2018 met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Almeerse (doelgroep)peuters: in de gemeente Almere woonachtige kinderen van 2 tot het moment waarop ze uitstromen naar de basisschool.

  • b.

    Almeerse kwaliteitseisen Voorschoolse educatie 2018: de extra eisen die in Almere, bovenop de wettelijke eisen, gesteld worden aan het VVE-aanbod en de uitvoering ervan. Deze eisen staan opgesomd in Bijlage 3 bij de Nadere regels.

  • c.

    Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete.

  • d.

    Borgingsdocument Doorgaande Lijn: in Almere gebruikt format waarin de peuterspeelzaallocatie en basisschool hun samenwerkingsafspraken vastleggen.

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders

  • f.

    Digidoor: digitaal overdrachtssysteem dat in Almere gebruikt wordt om informatie over kinderen over te dragen bij overgangen in de schoolloopbaan.

  • g.

    Doelgroeppeuter: kind dat op indicatie van de JeugdGezondheidsZorg (JGZ) in aanmerking komt voor een peuterplek VVE.

  • h.

    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • i.

    Houder: de rechtspersoon aan wie een kindercentrum toebehoort, waarbij onder kindercentrum wordt begrepen een in Almere gevestigde locatie voor kinderdagopvang waar peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd en die in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

  • j.

    Inkomensverklaring (voorheen IB 60): een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.

  • k.

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang.

  • l.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

  • m.

    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek (hetzij regulier, hetzij VVE) voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden.

  • n.

    Ouderbijdragentabel: een door het college opgesteld overzicht van de ouderbijdrage voor een peuterplek per inkomensgroep.

  • o.

    Ouders: ouder(s) of wettelijke verzorgers van de peuter.

  • p.

    Peuterestafette: het in Almere gebruikte overdrachtsinstrument waarmee beroepskrachten voorschoolse educatie op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven en dat dient als basis voor de overdracht van de peuter aan de toekomstige basisschool.

  • q.

    Peutergroep: een groep van maximaal 16 peuters, die uitsluitend bestaat uit peuterplekken regulier en/of peuterplekken VVE.

  • r.

    Peuterplek regulier: plek van twee dagdelen per week voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is 6. De plek bevindt zich op een peuterspeelzaallocatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

  • s.

    Peuterplek VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is 12. De plek bevindt zich op een peuterspeelzaallocatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE gecertificeerd.

  • t.

    Peuterspeelzaallocatie: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf met VVE in Almere in het LRK, waar de houder door de gemeente gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk uitvoert. De locatie is tenminste vier dagdelen per week geopend voor peuterspeelzaalwerk.

  • u.

    Peuterspeelzaalwerk: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang, Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd op peuterspeelzaallocaties in specifieke peutergroepen.

  • v.

    Vereiste taalniveaus: de Almeerse eisen aan de taalniveaus van beroepskrachten voorschoolse educatie op peuterspeelzaallocaties zijn 2F voor schrijfvaardigheid en 3F voor spreek- en luistervaardigheid. Deze eisen zijn afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink.

  • w.

    Verzamelinkomen: Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van (bei)de ouder(s)/verzorger(s) van de peuter.

  • x.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuterspeelzaalwerk voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • y.

    VVE-programma: één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Uk en Puk, Startblokken, Peuterplein, Kaleidoscoop, Ben ik in Beeld, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.

Artikel 2. Doel

Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE, in het jaar 2018.

Artikel 3. De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

Artikel 4. De aanvraag

  • 1. De aanvraag van een houder moet door de gemeente zijn ontvangen in de periode ingaand op 10 november 2017 en eindigend op 21 november 2017. De uiterste datum waarop een subsidieaanvraag door de Gemeente Almere moet zijn ontvangen is dus 21 november 2017.

  • 2. Alleen aanvragen die in de periode genoemd in lid 1 compleet, dus inclusief alle in artikel 5 genoemde bijlagen, zijn ontvangen, worden in behandeling genomen.

Artikel 5. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Houders die in 2017 subsidie voor peuterspeelzaalwerk van de gemeente ontvingen (en daarmee vallen onder prioriteit I en II uit Artikel 8) dienen voor het aanvragen van subsidie de volgende gegevens en stukken over te leggen:

    • a.

      Het algemeen formulier aanvragen subsidie van de Gemeente Almere. In plaats van de in dat formulier gevraagde jaarbegroting, dekkingsplan en activiteitenplan volstaat het format genoemd onder b.

    • b.

      Het Format subsidieaanvraag peuterspeelzaalwerk 2018 Gemeente Almere;

  • 2. Houders die in 2017 geen subsidie voor peuterspeelzaalwerk van de gemeente ontvingen (en daarmee vallen onder prioriteit III uit Artikel 8) dienen voor het aanvragen van subsidie de volgende gegevens en stukken over te leggen:

    • a.

      De stukken zoals genoemd onder lid 1 sub a en b;

    • b.

      Een recent bankafschrift waaruit het bankrekeningnummer en het adres van de houder blijken.

Artikel 6. Doelgroepen

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • 1.

    Almeerse peuters vanaf 2 jaar die een peuterplek regulier bezetten van zes uur per week, en van wie de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor zes uur per week.

  • 2.

    Almeerse doelgroeppeuters vanaf 2 jaar en zes maanden die een peuterplek VVE bezetten en van wie de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor twaalf uur per week.

  • 3.

    Almeerse doelgroeppeuters vanaf 2 jaar en zes maanden die een peuterplek VVE bezetten, en van wie de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor zes uur per week.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1. Het college subsidieert een bedrag van € 7,97 per uur als tarief voor peuterspeelzaalwerk.

  • 2. Het college subsidieert per maand per bezette peuterplek. Voor de in artikel 6 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

    • a.

      Voor de in artikel 6 lid 1 genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek per maand: 6 uren per week * € 7,97 per uur * 40 weken / 12 maanden minus de van toepassing zijnde maandelijkse ouderbijdrage, berekend op basis van Tabel 1 uit Bijlage 1.

    • b.

      Voor de in artikel 6 lid 2 genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek per maand: 12 uren per week * € 7,97 * 40 weken/ 12 maanden minus de van toepassing zijnde maandelijkse ouderbijdrage op basis van Tabel 1 uit Bijlage 1.

    • c.

      Voor de in artikel 6 lid 3 genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek per maand: 6 uren per week * € 7,97 * 40 weken / 12 maanden.

  • 3. Naast de in lid 2 genoemde subsidiebedragen stelt het college een VVE-toeslag beschikbaar voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen. Deze subsidie wordt verstrekt voor peuters die een VVE- peuterplek bezetten, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag: Deze VVE-toeslag bedraagt per geplaatste doelgroeppeuter € 500.- per jaar. Indien de doelgroeppeuter de VVE-plek niet het gehele jaar bezet, wordt de toeslag naar rato verstrekt.

  • 4. Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, inclusief het ingevulde rapportageformat Eindrapportage Peuterspeelzaalwerk 2018 en indien noodzakelijk een controleverslag, door het college vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijk aantal bezette peuterplekken, het uurtarief, het aantal doelgroeppeuters waarvoor (naar rato) de VVE-toeslag wordt ontvangen en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen. Deze vaststelling kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.

  • 5. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als reguliere of VVE-plek ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode aan te passen aan de vraag van ouders. Het definitieve subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende bedrag.

Artikel 8. Subsidieplafond

Het college stelt voor deze nadere regels een subsidieplafond vast van € 3.600.000,-. De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

  • I.

    Aanvragen van houders voor een peuterspeelzaallocatie waarvoor deze houder in 2017 gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk heeft ontvangen.

Het aantal aan te vragen plekken per houder bedraagt maximaal het aantal plekken dat houder volgens de kwartaalrapportage van 1 oktober 2017 had gerealiseerd, uitgesplitst naar de categorieën ‘regulier zonder kinderopvangtoeslag’,’ VVE met kinderopvangtoeslag’ en ‘VVE zonder kinderopvangtoeslag’, plus een maximale extra marge van 15 procent van het aantal gerapporteerde plekken per categorie.

Indien voor een houder geldt dat de aantallen gerealiseerde peuterplekken op 1 oktober 2017 aanmerkelijk lager zijn dat het aantal gerealiseerde peuterplekken op 1 december 2017, kan de subsidieaanvraag gebaseerd worden op de aantallen uit kwartaalrapportage van 1 december 2017.

  • II.

    Aanvragen voor nieuwe peuterspeelzaallocaties van houders die in 2017 gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk hebben ontvangen. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden. Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld op basis van de meest actuele beschikbare gegevens van DUO (indien beschikbaar op 1 december 2017 hanteren we teldatum 1 oktober 2017, anders teldatum 1 oktober 2016). Daarbij geldt: hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterspeelzaalwerklocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.

Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt,

krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie die op de vroegste datum start met gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk de hoogste prioriteit.

Indien de waarde dan nog gelijk uitvalt en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie in of direct naast een basisschool de hoogste prioriteit.

Indien ook dan de waarde gelijk uitvalt, wordt het beschikbare budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

  • III.

    Aanvragen voor nieuwe peuterspeelzaallocaties van houders die in 2017 geen gemeentelijke subsidie peuterspeelzaalwerk ontvingen. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van het percentage gewichtenleerlingen op de basisschool waarmee samengewerkt wordt of gaat worden. Dit percentage gewichtenleerlingen wordt vastgesteld op basis van de meest actuele beschikbare gegevens van DUO (indien beschikbaar op 1 december 2017 hanteren we teldatum 1 oktober 2017, anders teldatum 1 oktober 2016). Daarbij geldt: hoe hoger het percentage gewichtenleerlingen, hoe hoger de prioriteit. Indien een peuterspeelzaallocatie met meerdere basisscholen samenwerkt, dan is het getal van de school met het hoogste percentage gewichtenleerlingen bepalend.

Indien de waarde gelijk uitvalt, en het subsidieplafond is nog niet bereikt,

krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie die op de vroegste datum start met gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk de hoogste prioriteit.

Indien de waarde dan nog gelijk uitvalt en het subsidieplafond is nog niet bereikt, krijgt de aanvraag van een peuterspeelzaallocatie in of direct naast een basisschool de hoogste prioriteit.

Indien ook dan de waarde gelijk uitvalt, wordt het beschikbare budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Artikel 9. Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de voorwaarden uit de Wet kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en aan de voorwaarden uit de Almeerse kwaliteitseisen Voorschoolse educatie 2018 (zie Bijlage 3 bij deze Nadere regels) .

  • 2. Het naleven van deze eisen wordt gecontroleerd door de GGD Flevoland tijdens reguliere of specifieke inspectiebezoeken.

  • 3. Houders die niet eerder subsidie van de Gemeente Almere ontvingen voor peuterspeelzaalwerk (en wier aanvraag valt onder prioriteit III uit artikel 8) krijgen in de periode november-december 2017 een instap-inspectie door de GGD Flevoland. De voorwaarden waarop tijdens deze inspectie wordt getoetst staan opgesomd in Bijlage 4 Eisen instap-inspectie nieuwe aanvragers gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk. Indien uit het inspectieverslag van de GGD blijkt dat houder niet aan alle eisen voldoet, dan komt deze niet voor subsidiëring in aanmerking en zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.

  • 4. Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze Nadere regels,

    • a.

      kan de subsidieaanvraag worden afgewezen indien voor één van de Almeerse locaties van de houder (hetzij een locatie voor peuterspeelzaalwerk, hetzij voor kinderdagopvang, hetzij voor buitenschoolse opvang of gastouderopvang) in 2017 vanaf het moment van de subsidieaanvraag voor 2018 tot het moment van subsidieverlening voor 2018 bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;

    • b.

      Wordt de subsidie geweigerd indien het uurtarief voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplekken, als het aanbod in uren per week en weken per jaar voor deze ouders gelijk is.

Artikel 10. Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

  • 1. Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ (zie Bijlage 2), in combinatie met een Inkomensverklaring van (bei)de ouder(s) over 2016.

  • 2. Indien het verwachte verzamelinkomen over 2018 wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) over 2016 dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over 2018 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplek.

  • 3. Indien op de inkomensverklaring is vermeld ‘geen inkomensgegevens bekend’ kan een kind toch geplaatst worden en ontvangt houder subsidie voor deze peuterplek. In dit geval blijkt het verwachte verzamelinkomen over 2018 uit documenten als salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplek.

  • 4. De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van de bevindingen van deze toetsing.

  • 5. Houder toetst bij de ouders en via de melding aan De Schoor of via Digidoor (zie Artikel 13 lid 7) of de peuter niet al bij een andere kinderopvangorganisatie een gesubsidieerde peuterplek, hetzij regulier hetzij VVE, bezet. Is dat wel het geval, dan is een tweede gesubsidieerde plek voor de betreffende peuter niet mogelijk.

Artikel 11. De ouderbijdrage

  • 1. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van de door ouders te overleggen Inkomensverklaringen (zie Artikel 10 lid 1) over 2016 en eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in Artikel 10 lid 2 of lid 3.

  • 2. Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen over 2018 stelt houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de tabellen in Bijlage 1.

Artikel 12. De subsidieverlening

Het college beslist op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag uiterlijk op 31 december 2017.

Artikel 13. Voorwaarden gedurende de subsidieperiode

  • 1. Houders zijn verplicht bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang te geven.

  • 2. Een peuter kan slechts één gesubsidieerde peuterplek tegelijkertijd binnen Almere bezetten, ongeacht of het een reguliere of VVE-peuterplek betreft.

  • 3. Per gesubsidieerde peuterspeelzaallocatie levert houder uiterlijk 2 maanden na de start van de subsidieperiode een recent (daterend uit schooljaar 2016-2017 of later) door houder en samenwerkende basisschool ondertekend Borgingsdocument Doorgaande Lijn aan, voor zover deze nog niet door de gemeente zijn ontvangen.

  • 4. Houder werkt met de digitale versie van Peuterestafette in Digidoor.

  • 5. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft op één van de Almeerse locaties van houder (hetzij een locatie voor peuterspeelzaalwerk, hetzij voor kinderdagopvang, hetzij voor buitenschoolse opvang of gastouderopvang) bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 6. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft tijdens controle door de GGD blijkt dat de betreffende peuterspeelzaallocatie niet voldoet aan de voorwaarden uit Bijlage 3 Almeerse kwaliteitseisen Voorschoolse educatie 2018, wordt van de houder verwacht dat aantoonbare inspanningen worden gepleegd om in de subsidieperiode wel aan de voorwaarden te gaan voldoen. De gemeente zal de voortgang van deze inspanningen monitoren.

  • 7. Houders die subsidie ontvangen zijn verplicht om de plaatsing van een kind met een VVE-indicatie op een VVE-plek binnen één maand na plaatsing te melden aan De Schoor dan wel in Digidoor te registreren.

  • 8. Houders die subsidie ontvangen zijn verplicht om uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op hun website het overzicht van de geldende ouderbijdragen per inkomensgroep en per soort peuterplek, zoals is opgenomen in bijlage 1 van deze Nadere regels, te publiceren. Indien houder niet aan deze verplichting voldoet, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 9. Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft blijkt dat de het uurtarief op de betreffende peuterspeelzaallocatie voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplekken, als het aanbod in uren per week en weken per jaar voor deze ouders gelijk is, wordt de subsidie geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

Artikel 14. Verantwoording subsidie

  • 1. In afwijking van het gestelde in artikel 13 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 levert houder vier kwartaalrapportages aan:

    • een rapportage over peildatum 1 maart 2018 met uiterste aanleverdatum 15 maart 2018;

    • een rapportage over peildatum 1 juni 2018 met uiterste aanleverdatum 15 juni 2018;

    • een rapportage over peildatum 1 oktober 2018 met uiterste aanleverdatum 15 oktober 2018;

    • een rapportage over peildatum 1 december 2018 met uiterste aanleverdatum 7 december 2018.

  • 2. Voor deze kwartaalrapportages gebruikt houder het format dat daarvoor door de Gemeente is opgesteld.

  • 3. In afwijking van het gestelde in de artikelen 17 en 18 van de Algemene subsidieverordening Almere 2011 levert houder op uiterlijk 1 mei 2019 een eindrapportage aan het college aan, middels het Format Eindrapportage Peuterspeelzaalwerk 2018.

  • 4. Voor subsidies van € 125.000 - en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een controleverklaring. De controle van de accountant dient te voldoen aan de richtlijnen uit het nog te verschijnen gemeentelijke accountantsprotocol.

  • 5. Voor subsidies tot € 125.000 geldt dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen dan wel in de administratie kan controleren om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

    • Inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen;

    • verklaringen Geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2) van ouders;

    • plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken.

    • VVE-indicaties, afgegeven door de JGZ, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

Artikel 15. Vaststelling subsidie

  • 1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van de formules uit artikel 7 lid 2 en 3 en op basis van de informatie uit de eindrapportage en de controle daarop uit artikel 14 lid 3, 4 en 5.

  • 2. Indien uit de controles genoemd in artikel 14 lid 4 en 5 blijkt dat (een deel van) het verleende subsidiebedrag voor 2018 niet conform de voorwaarden uit deze nadere regels verantwoord kan worden, zal de gemeente het betreffende bedrag terugvorderen.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Artikel 17 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidies Peuterspeelzaalwerk en Voorschoolse Educatie 2018’.

Artikel 18 Duur van de nadere regels

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking ervan en blijven gelden voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2017,

Burgemeester en wethouders van Almere,

de secretaris, de burgemeester,

R. Wielinga F. M. Weerwind

Bijlage 1 Ouderbijdragetabellen 2018

Tabel 1. Ouderbijdrage per maand bij 11 en 12 x per jaar factureren:

11x facturering per jaar

peuters 2 dagdelen &

doelgroeppeuters 4 dagdelen

€ 0

€ 18.849

€ 21

€ 18.850

€ 28.981

€ 22

€ 28.982

€ 39.880

€ 32

€ 39.881

€ 54.242

€ 44

€ 54.243

€ 77.970

€ 67

€ 77.971

€ 108.044

€ 106

€ 108.045

en hoger

€ 120

12x facturering per jaar

peuters 2 dagdelen &

doelgroeppeuters 4 dagdelen

€ 0

€ 18.849

€ 19

€ 18.850

€ 28.981

€ 20

€ 28.982

€ 39.880

€ 29

€ 39.881

€ 54.242

€ 40

€ 54.243

€ 77.970

€ 62

€ 77.971

€ 108.044

€ 97

€ 108.045

en hoger

€ 110

Deze tabellen gelden voor ouders die aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Ouders die wel recht op kinderopvangtoeslag hebben, vragen kinderopvangtoeslag aan over de eerste twee dagdelen met het uurtarief van € 7,97. Betreft het een doelgroepkind, dan wordt over het 3e en 4e dagdeel geen ouderbijdrage in rekening gebracht.

Bijlage 2 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag

De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam:

Burgerservicenummer (BSN):

Straatnaam, huisnummer + toevoeging:

Postcode en woonplaats:

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang

Voorletters en achternaam:

Geboortedatum:

BSN-nummer:

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door het bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier). (Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)

Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):

 in geval van 2 ouders/verzorgers, dat er sprake is van 1 ouder/verzorger met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting

 bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijvingen in de toelichting 1

 op een andere wijze aan te tonen dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Bewijsstukken bijvoegen.

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, onder overlegging van bewijsstukken.

Handtekening: Plaats en datum:

……………...... ……………......

Toelichting bij verklaring

Kinderopvangtoeslag

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier) aan de peuteropvangaanbieder en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt;

  • een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl . Hier kunt u ook een proefberekening maken.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.

Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Wat is een Inkomensverklaring IB60?

Een inkomensverklaring (voorheen IB60-fomulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen.

De Inkomensverklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.

Bijlage 3 Almeerse kwaliteitseisen Voorschoolse educatie 2018

De eisen zijn hoofdzakelijk wettelijke eisen. De cursief gedrukte eisen zijn een Almeerse aanvulling op de wettelijke eisen.

  • 1.

    Goed geschoolde pedagogische medewerkers

    • Het personeel dat voorschoolse educatie geeft, beschikt minimaal over een afgeronde mbo-3 opleiding gericht op het opdoen op pedagogische vaardigheden.

    • De pedagogisch medewerkers op de betreffende peuterspeelzaalwerklocatie zijn gecertificeerd voor het VVE-programma waarmee op die locatie wordt gewerkt. Als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding per groep.

    • De pedagogische medewerkers beschikken aantoonbaar over ten minste niveau 3F, op de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid en Lezen.

    • De houder van het kinderdagverblijf waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van pedagogisch medewerkers worden onderhouden. Het gaat om het op peil houden van kennis en vaardigheden ten aan zien van:

      • het werken met programma's van voor- en vroegschoolse educatie;

      • het stimuleren van de ontwikkeling van het Jonge Kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

      • het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie;

      • het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen;

      • het vormgeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.Het plan wordt jaarlijks uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld.

    • In het scholingsplan staat eveneens beschreven hoe de leidinggevenden aan VVE hun kennis en vaardigheden om de VVE-uitvoering aan te sturen ontwikkelen en op peil houden.

Aanbod en ratio’s

  • Voorschoolse educatie op gesubsidieerde peuterspeelzaalwerkgroepen wordt tenminste vier dagdelen en twaalf uur per week aangeboden.

  • De dagdelen zijn verspreid over minimaal twee weekdagen en worden 40 weken per jaar aangeboden.

  • Op een VVE-groep staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen.

  • De maximale groepsgrootte is 16 peuters.

VVE-programma

Op de VVE-locaties wordt gewerkt met een VVE-programma. Daaronder verstaan we één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Ben ik in Beeld, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.

Beleid op locatie ten aanzien van voorschoolse educatie (vanaf 1 juli 2018. Exacte invulling wordt later toegevoegd)

  • In het pedagogisch beleidsplan is beschreven welke visie de kinderopvangorganisatie heeft op voorschoolse educatie en op welke wijze deze visie is te herkennen in het aanbod van de activiteiten. De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

  • De kinderopvanglocatie draagt zorg voor een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgd en stelt passend materiaal voor VVE beschikbaar.

  • In het pedagogisch beleidsplan is beschreven hoe de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en het aanbod van voorschoolse educatie hier op wordt afgestemd. De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

  • In het pedagogisch beleidsplan is beschreven op welke wijze de ouders betrokken worden bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. De houder geeft uitvoering aan dit onderdeel van het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

  • In het pedagogisch beleidsplan is aangegeven op welke wijze vormgeven wordt aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- en vroegschoolse educatie. De houder geeft uitvoering aan dit onderdeel van het pedagogisch beleidsplan, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.

Bijlage 4 Eisen Instap-inspectie nieuwe aanvragers gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk

De voorschoolse locatie waar gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk uitgevoerd zal worden heeft een schriftelijk Werkplan waarin in ieder geval de volgende vier onderwerpen zijn uitgewerkt:

Goed geschoolde pedagogische medewerkers

  • Met betrekking tot de beroepskrachten op de te starten peuterspeelzaallocatie geldt dat zij:

    • Minimaal over een afgeronde mbo-3 opleiding gericht op het opdoen op pedagogische vaardigheden beschikken;

    • Gecertificeerd zijn voor het VVE-programma waarmee op de op te starten locatie wordt gewerkt. Als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding per groep;

    • De beroepskrachten die de voorschoolse educatie gaan geven beschikken aantoonbaar over ten minste niveau 3F op de onderdelen Mondelinge Taalvaardigheid en Lezen.De aanvrager beschikt op het moment van de subsidieaanvraag aantoonbaar over minimaal één beroepskracht die op de locatie de voorschoolse educatie zal gaan uitvoeren en die aantoonbaar aan bovenstaande drie eisen voldoet, en indien er nog geen tweede beroepskracht is aangetrokken, heeft aanvrager een schriftelijk plan voor de wijze waarop minimaal één andere beroepskracht aangetrokken zal worden, die aan bovenstaande eisen voldoet en die indien nodig opgeleid zal worden voor het VVE-programma waarmee op de locatie zal worden gewerkt.

  • Onderdeel van het Werkplan is een opleidingsplan, waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van pedagogisch medewerkers worden onderhouden. Het gaat om het op peil houden van kennis en vaardigheden ten aan zien van:

    • het werken met programma's van voor- en vroegschoolse educatie;

    • het stimuleren van de ontwikkeling van het Jonge Kind, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling;

    • het volgen van de ontwikkeling van peuters en het hierop afstemmen van het aanbod van voorschoolse educatie;

    • het betrekken van de ouders bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen;

    • het vormgeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

  • In het scholingsplan staat eveneens beschreven hoe de leidinggevenden aan VVE hun kennis en vaardigheden om de VVE-uitvoering aan te sturen ontwikkelen en op peil houden.

Aanbod en ratio’s

In het Werkplan wordt ingegaan op de vormgeving van de te subsidiëren peutergroep(en). Aan bod komen in ieder geval:

  • Het aantal dagdelen en uren per week dat de voorschoolse educatie zal worden aangeboden (tenminste vier dagdelen en twaalf uur per week).

  • Hoe de dagdelen verspreid zijn over de week en hoeveel weken per jaar de voorschoolse educatie wordt aangeboden (minimaal twee weekdagen en 40 weken per jaar).

  • Ook is aandacht voor de eisen dat op een VVE-groep minimaal één beroepskracht per 8 kinderen staat en dat de maximale groepsgrootte 16 peuters is.

VVE-programma

  • Op de VVE-locaties wordt gewerkt met een VVE-programma. Daaronder verstaan we één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Ben ik in Beeld, Sporen, Doe meer met Bas, Speelplezier.In het Werkplan heeft de aanvrager weergegeven met welk VVE-programma op de locatie gewerkt zal worden en is een beargumenteerde keuze voor dit programma beschreven.

Beleid op locatie ten aanzien van voorschoolse educatie

In het Werkplan komen ten aanzien van het beleid voorschoolse educatie aan bod:

  • De voorschoolse locatie waar gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk uitgevoerd zal worden heeft met minimaal één basisschool schriftelijk en aantoonbaar (door ondertekening van beide partijen) voorlopige samenwerkingsafspraken uitgewerkt. Dat betreft in ieder geval de afspraken ten aanzien van de inhoudelijke aansluiting en de overgang naar de basisschool en het document dat daarbij gebruikt zal worden (bij voorkeur het borgingsdocument doorgaande lijn. HYPERLINK "https://www.almere.nl/fileadmin/files/almere/dienstverlening/Almeers_Borgingsdocument_Doorgaande_Lijn_voorschools-basisschool_2016.pdf" Borgingsdocument Doorgaande lijn LEA Almere 2015-2019

  • Er is een beargumenteerde keuze gemaakt voor een kindvolgsysteem waarmee op de locatie gewerkt zal gaan worden.

  • Er is beleid waaruit blijkt hoe ouders van de peuterspeelzaalkinderen betrokken worden bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.

  • Tenslotte is in het Werkplan geformuleerd hoe in de eerste helft van 2018 uitwerking wordt gegeven aan de verscherpte wettelijke eisen die vanaf 1 juli 2018 gaan gelden en die opgesomd staan in Bijlage 3.


Noot
1

U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student