Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders

Geldend van 11-11-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders

Het college van burgemeester en wethouders van Almere,

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende beleidsregel Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders

onder intrekking van de richtlijn Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders.

Recht op bijzondere bijstand

Zodra het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt ontvangt de ouder geen Alo-kop en kinderbijslag meer.

Indien het kind tot het huishouden van de ouder blijft behoren, bestaat de mogelijkheid dat het gezamenlijk inkomen van ouder en kind minder bedraagt dan het voorheen genoten inkomen (te weten: norm alleenstaande + Alo-kop + kinderbijslag).

De garantietoeslag start op het moment dat het jongste kind 18 jaar wordt.

De minderjarige studerende met WSF valt ook buiten de gezinsbijstand.

Wanneer dit kind blijft behoren tot het huishouden van de voormalige alleenstaande ouder, kan eventueel garantietoeslag worden toegekend.

Om te voorkomen dat deze "gezinnen" financieel in de problemen komen wordt de mogelijkheid geboden door middel van garantietoeslag de inkomensachteruitgang op te vangen.

De toeslag kan alleen worden verstrekt:

  • als het kind tot de huishouding van belanghebbende blijft behoren.

  • Uitzondering: als het thuiswonende kind, dat studeert, tijdelijk in verband met een te doorlopen stageperiode uitwonend is, kan een eventuele garantietoeslag gedurende maximaal 6 maanden worden voortgezet;

  • ingeval van periodieke uitkering (hieronder valt naast bijstand bijvoorbeeld, Wajong, verlengde WW-uitkering).

  • Let op! Wanneer een voormalig alleenstaande ouder algemene bijstand aanvraagt wegens het vervallen van een periodieke uitkering, bijvoorbeeld ANW omdat het jongste kind 18 is geworden, dient bij de afhandeling levensonderhoud ook de garantietoeslag te worden beoordeeld door de inkomensconsulent.

  • zo lang het betrokken kind de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt.

  • De garantietoeslag:

    • garandeert aan ouder en kind een inkomen dat gelijk is aan de echtparennorm en is gelijk aan het verschil tussen het gezamenlijk inkomen van ouder en kind (incl. vakantietoeslag) en de echtparennorm (incl. vakantietoeslag);

    • wordt verstrekt aan de voormalig alleenstaande ouder;

    • wijzigt indien de inkomsten (ook normen) wijzigen;

    • eindigt (ook) op het moment dat het kind niet meer tot het huishouden behoort (verhuist) of indien het gezamenlijk inkomen meer bedraagt dan de echtparennorm (incl. vakantietoeslag).

Vaststelling inkomen

Indien een kind geen studie volgt (geen WSF-WTOS), niet werkt en geen uitkering heeft aangevraagd, gaan we bij de berekening van de garantietoeslag wel uit van de jongerennorm. Dit omdat het kind wel in de gelegenheid is om algemene bijstand levensonderhoud voor een jongere onder de 21 aan te vragen. Wanneer het kind nog geen bijstand heeft aangevraagd, kan het kind en/of ouder gewezen worden op deze mogelijkheid.

Indien een kind in de loop van de maand aan het werk gaat, of op een andere wijze een hoger inkomen ontvangt, kan over die maand nog recht op uitkering bestaan (afhankelijk van de hoogte van het inkomen van het kind). Dit kan veroorzaken dat de toeslag over die maand beperkt of nihil is. Het inkomen moet naar rato met de uitkering worden verrekend. Dus wanneer het kind op de 16e aan het werk gaat, moet voor de berekening van de garantietoeslag ingaande de 16e met het inkomen uit werk rekening worden gehouden.

Ingevolge artikel 33 lid 2 Participatiewet wordt het normbedrag levensonderhoud WSF op bepaalde bedragen gesteld voor een thuiswonende en een uitwonende studerende. Dit is het inkomen uit studiefinanciering. Bij de bepaling van het eventuele recht op een toeslag als hier bedoeld, wordt uitgegaan van deze bedragen voor levensonderhoud. Het kind wordt altijd geacht dit bedrag minimaal te ontvangen, hetzij in de vorm van een beurs en aanvullende lening/beurs, hetzij in de vorm van een basisbeurs en aanvulling van de ouder.

Het normbedrag voor levensonderhoud WSF komt, samen met de uitkering van de voormalig alleenstaande ouder, boven de gehuwdennorm uit waardoor een ouder met een studerend kind dat WSF ontvangt niet in aanmerking zal komen voor garantietoeslag. Desondanks dient de berekening wel gemaakt te worden ten behoeve van de afwijzingsbeschikking.

Scholieren die al wel 18 jaar zijn, maar die nog een opleiding volgen in het voortgezet onderwijs, komen niet in aanmerking voor studiefinanciering op basis van de WSF. Zij krijgen een tegemoetkoming, o.m. voor levensonderhoud, op basis van de WTOS (VO 18+). Dit zijn veel lagere bedragen dan op basis van de WSF.

Deze kinderen vallen niet onder de definitie van ten laste komend kind (artikel 4 onder e Participatiewet), zodat in beginsel ook hier deze richtlijn van toepassing is. Omdat deze scholieren via algemene bijstand aanvulling kunnen vragen op de tegemoetkoming WTOS wordt er in de berekening garantietoeslag uitgegaan van de jongerennorm.

Wanneer het (jongste) kind 18 jaar wordt eindigt het recht op kinderbijslag met ingang van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin dat kind 18 jaar wordt. Als dat kind ingaande de verjaardag bijstand aanvraagt, wordt door de verzorger in het begin van het volgende kwartaal nog kinderbijslag ontvangen voor het kind. Dat heeft te maken met de systematiek van de AKW.

Achteraf ontvangt de ouder over het kwartaal waarin het kind 18 jaar wordt nog kinderbijslag. Die kinderbijslag dient toegerekend te worden naar de periode tot dat het kind 18 jaar wordt. Dat kan soms een lange periode en soms een korte periode zijn, afhankelijk van het moment in het kwartaal waarop het kind 18 jaar wordt. Overigens gaat het recht op kinderbijslag ook pas in op de eerste van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het kind is geboren. Volgens de systematiek eindigt het recht dan ook pas op de eerste van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin het kind 18 wordt.

Als gevolg daarvan dient de AKW die ontvangen wordt nadat het kind 18 jaar is geworden, toegerekend te worden naar de periode voordat het kind 18 jaar wordt. Deze kinderbijslag wordt dus niet in mindering gebracht op de algemene bijstand.

Daarentegen stop het kindgebonden budget op de 1e van de maand nadat het kind 18 is geworden. Het is overigens ook pas ingegaan op de eerste van de maand nadat het kind werd geboren. Ook dit wordt dan niet in mindering gebracht op de algemene bijstand.

Kostendeling

Indien bij de voormalige alleenstaande ouder sprake is van 1 of meer kostendelende medebewoners hanteren we in elke situatie de volgende berekening:

De kostendelersnorm 2p huishouden (plus inkomen kind) afzetten tegen de gehuwdennorm 3p huishouden. Dus 50% gehuwdennorm + inkomen.

Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld, Almere, 5 november 2019

Burgemeester en wethouders van Almere,

namens hen,

de afdelingsmanager Werk en Inkomen

P. Benschop