Beleidsregel Wet BIBOB gemeente Almere 2017

Geldend van 17-11-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet BIBOB gemeente Almere 2017

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende, dat de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hen uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

Gelet op:

• het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur;

• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

• de artikelen 3, 27, derde lid, 30a, vijfde lid, onder b, en 31 derde lid, onder a, van de Drank- en Horecawet;

• artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

• Wet op de kansspelen;

• artikel 8 van de Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen 2003;

• de artikelen 2:10, 2:22e, 2:22i, 3:4, 5:14 en 5:17 van de Algemene plaatselijke verordening 2011;

• Aanbestedingswet 2012, het Inkoop- en aanbestedingsbeleid en de daarbij horende uitvoeringsregels inkoop- en aanbestedingsbeleid;

• Algemene subsidieverordening Almere 2011.

BESLUITEN:

vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel Wet BIBOB gemeente Almere 2017

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet BIBOB zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbestedende dienst: de gemeente Almere;

  • b.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

  • c.

    advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • d.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten (beschikkingen en overheidsopdrachten) waarop de wet van toepassing is, zoals verleningen al dan niet onder voorschriften en/of beperkingen, weigeringen en intrekkingen van vergunningen of subsidies;

  • e.

    Besluit BIBOB: het besluit van 12 april 2003, houdende uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

  • f.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • g.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de subsidieontvanger;

  • h.

    BIBOB toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregel wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen (ook integriteitstoets);

  • i.

    BIBOB vragenformulieren: vragenlijsten waarin vragen als bedoeld in artikel 30 van de Wet BIBOB zijn opgenomen;

  • j.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de Wet BIBOB;

  • k.

    gegadigde: degenen die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met de gemeente als aanbestedende dienst;

  • l.

    de gemeente: de gemeente Almere;

  • m.

    indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

  • n.

    integriteitstoets: de behandelwijze van een aanvraag welke na de reguliere toetsing plaatsvindt en waarbij volgens deze beleidsregel wordt beoordeeld of er aan de wet ontleende redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een advies te vragen;

  • o.

    onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onder-aanneming is of zal worden gegeven door degenen aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

  • p.

    overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1, sub j, van de Wet BIBOB;

  • q.

    RIEC: het Regionale Informatie- en Expertisecentrum Midden Nederland (RIEC) is een regionaal samenwerkingsverband die de samenwerkende partners (waaronder gemeenten) ondersteunt in hun strijd tegen georganiseerde criminaliteit; reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de wet berusten;

  • r.

    semi overheid: organisaties die ‘dicht tegen de overheid aan zitten’. Kenmerken van een semi overheidsorganisatie zijn:

  • 1.

    wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang;

  • 2.

    een publieke financiering.

  • s.

    vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

  • 1.

    het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

  • 2.

    huur of verhuur;

  • 3.

    het verlenen van een gebruiksrecht; of

  • 4.

    de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak verwerft of die onroerende zaak gaat huren of verhuren.

  • t.

    Wabo-aanvraag: de aanvraag om een vergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • u.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB).

Artikel 1.2 Doel

  • 1. De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2. Deze beleidsregel heeft tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Artikel 1.3 Risicogebieden en -branches

De burgemeester kan risicogebieden en/of -branches in de gemeente aanwijzen waarbinnen de Wet BIBOB integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, onverkort wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden of branches die extra aandacht behoeven voor wat betreft leefbaarheid en veiligheid. Daarnaast gaat het zowel om aanvragers van nieuwe beschikkingen en overheidsopdrachten, als houders van bestaande beschikkingen.

Artikel 1.4 Toepassing BIBOB in afwijking van de beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot toepassing van de Wet BIBOB kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan past de wet altijd toe bij een aanvraag voor een beschikking op basis van:

  • a. artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecavergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

  • De categorieën slijtersbedrijven en paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet zijn uitgezonderd van de BIBOB toets, tenzij sprake is van een situatie, zoals genoemd in artikel 2.1, lid 3.

  • b. artikel 2:22e van de Algemene Plaatselijke Verordening 2011 (vergunning alcoholvrijbedrijf), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

  • c. artikel 8 van de Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen 2003, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

  • d. artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening 2011(seksinrichting, escortbedrijf), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

  • 2. Het bestuursorgaan past de wet altijd toe bij een aanvraag voor een beschikking op basis van:

  • a. artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit).

  • De toepassing blijft in beginsel beperkt tot:

  • de aanvragen met een bouwsom hoger dan 500.000 euro;

  • de aanvragen met een bouwsom hoger dan 25.000 euro ten behoeve van een horecabedrijf zoals bedoeld in de Drank- en Horecawet en de Algemene plaatselijke verordening 2011, een seksinrichting of escortbedrijf zoals bedoeld in de Algemene plaatselijke verordening 2011 en een speelautomatenhal zoals bedoeld in de Verordening op de speelautomaten en speelautomatenhallen 2003;

  • De BIBOB toets zal in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • Overheidsinstanties;

  • Semi overheidsinstanties;

  • Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

  • Door het college van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid);

  • In de situatie dat een aanvrager recent (minder dan 2 jaar) een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft aangevraagd waarbij het BIBOB vragenformulier al is ingediend, hoeft niet het gehele vragenformulier opnieuw in te vullen, maar kan volstaan met het afleggen van een verklaring dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan.

  • 3. Het bestuursorgaan past de wet altijd toe bij een aanvraag voor een beschikking van een aangewezen risicobranche of in een aangewezen risicogebied zoals bedoeld in artikel 1.3.

  • 4. Indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet kan het bestuursorgaan de wet toepassen bij:

  • a. de aanvraag als bedoeld in artikel 30a Drank- en Horecawet;

  • b. de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft van paracommerciële rechtspersonen, als bedoeld in artikel 1, juncto artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

  • c. de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een slijtersbedrijf is, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

  • d. de aanvraag als bedoeld in artikel 2:22i van de Algemene plaatselijke verordening 2011 (wijziging leidinggevende alcoholvrij bedrijf);

  • e. de aanvraag als bedoeld in artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening 2011 (evenementenvergunning);

  • f. de aanvraag als bedoeld in artikel 5:14 van de Algemene plaatselijke verordening 2011 (standplaatsvergunning);

  • g. De aanvraag als bedoeld in artikel 5:17 van de Algemene plaatselijke verordening 2011 (snuffelmarktvergunning);

  • h. de aanvraag als bedoeld in de Marktverordening Almere (marktvergunning);

  • i. de aanvraag als bedoeld in de Algemene subsidieverordening Almere.

Artikel 2.2 Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking

  • 1. Het bestuursorgaan past de wet ook toe:

  • a. indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikkingen van in artikel 2.1, onder leden 1 en 2 genoemde categorieën, voor zover de soort aanvraag daarin niet is opgenomen of voor zover de aanvraag niet valt onder de criteria, mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

  • b. in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11, juncto artikel 26, van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen met betrekking tot de in artikel 2.1, genoemde aanvragen om beschikkingen (OM-tip) .

  • 2. Bovendien zal een BIBOB toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan kan de wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen zoals genoemd in artikel 2.1, indien:

  • a. er sprake is van ambtelijke informatie en/ of informatie van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking wordt gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • b. het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid advies te vragen bij het Bureau. Het Bureau kan het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 11 van de wet, berichten over de gegevens die het heeft verkregen in het kader van zijn taak (OM-tip).

  • c. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een BIBOB toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan een betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de BIBOB toets verzoeken.

  • d. de verstrekte beschikking betrekking heeft op een door het bestuursorgaan aangewezen branche of gebied zoals bedoeld in artikel 1.3.

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1.1 lid 2, onder s, van deze beleidsregel, waarbij de gemeente betrokken is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een BIBOB onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot een wijziging, ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 3. De BIBOB toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • hoge mate van financiële complexiteit;

  • behorend tot een als zodanig door het bestuursorgaan aangewezen (risico) branche;

  • behorend tot een als zodanig door het bestuursorgaan aangewezen (risico)gebied;

  • hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • 4. Het besluit tot uitvoering van de BIBOB toets kan daarnaast ook gebaseerd zijn op eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau en/of informatie verkregen van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC of vanuit het Openbaar Ministerie verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip).

  • 5. Indien de BIBOB procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, kan hieromtrent een ontbindende voorwaarde worden opgenomen.

Artikel 2.4 Subsidies

  • In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie of bij een reeds verleende (of vastgestelde) subsidie zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • eigen ambtelijke informatie, en/of

  • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

  • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • overige signalen

  • vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob

valt, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • eigen ambtelijke informatie, en/of

  • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

  • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Paragraaf 4: Procedure

Artikel 4.1 Vragenformulier

  • 1. In alle in de paragrafen 2 en 3 omschreven gevallen moet betrokkene naast de reguliere aanvraag- en/of vragenformulieren ook BIBOB vragenformulieren invullen en samen met de bijbehorende bijlagen in leveren. De BIBOB vragenformulieren bevatten in elk geval de vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 2. In het geval dat de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de BIBOB vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

  • 3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde BIBOB vragenformulieren in te vullen en/of het niet volledig invullen van de BIBOB vragenformulieren kan een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te stellen ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht of de beschikking te weigeren.

Artikel 4.2 Onderzoek

  • 1. Voordat eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van desbetreffende vergunning.

  • 2. Het onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

  • a. het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of een opdracht en in dat kader overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden.

  • b. het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van de in het vorige artikel bedoelde aanvraag en vragenformulieren en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en de gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3. Het bestuursorgaan kan zich bij het onderzoek laten ondersteunen door het RIEC MN.

  • 4. Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

  • 5. Indien het onder lid 2 bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

  • 6. Indien de officier van justitie ingevolge artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om advies in te winnen bij het Bureau, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

  • 7. Het bestuursorgaan neemt de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht bij het eigen onderzoek en het vragen van advies aan het Bureau.

Artikel 4.3 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij ook gewezen op de opschorting van de beslistermijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven als bedoeld in artikel 31 van de wet.

  • 2. In het geval dat het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 4.4 Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de wet.

  • 2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de wet, de termijn te verlengen.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid , van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Paragraaf 5: Besluitvorming

Artikel 5.1 Beschikking

  • 1. Het bestuursorgaan gaat in principe over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2. Voordat een negatief besluit wordt genomen als bedoeld in artikel 5.1, onder lid 1, moet het bestuursorgaan zich, op grond van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht, ervan vergewissen dat het onderzoek van het Bureau op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Daarbij mag in beginsel van het advies worden uitgegaan, maar moet het bestuursorgaan wel onderzoeken of de feiten de conclusie kunnen dragen.

  • 3. Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beslissen op de aanvraag van de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 4. Een door het bestuursorgaan, op grond van de wet genomen, negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 5. Het bestuursorgaan dat of de aanbestedende dienst die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 6: Wet openbaarheid van bestuur (Wob)

Op grond van artikel 28 van de Wet BIBOB is een ieder die krachtens de Wet BIBOB informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

Hoewel het BIBOB advies als document in beginsel onder het verstrekkingsregime van de Wob valt, zal in de praktijk het openbaar maken van het advies op grond van artikel 10 van de Wob achterwege blijven. De inhoud van het advies zal namelijk veelal gegevens bevatten die de persoonlijke levenssfeer raken of gegevens die als bedrijfsgegevens zijn te beschouwen. Ook zal niet zelden een beroep gedaan kunnen worden op in de Wob genoemde grond voor het voorkomen van onevenredige benadeling van bij die aangelegenheid betrokken (rechts)personen dan wel derden.

Paragraaf 7: Slotbepalingen

Artikel 7.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag nadat zij is bekend gemaakt in het digitale gemeenteblad.

Artikel 7.2 Overgangsrecht

Deze beleidsregel is van toepassing op de na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen als bedoeld in de paragrafen 2 en 3 van deze beleidslijn.

Artikel 7.3 Intrekking

Intrekking van:

Beleidslijn Bibob gemeente Almere voor omgevingsvergunning bouwen (2012)

Beleidsregel bijzondere situaties Wet Bibob (2014)

Beleidslijn Bibob voor horeca, speelautomaten, seksinrichtingen, escortbedrijven en growshops (2014)

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Wet BIBOB gemeente Almere 2017”.

Artikel 7.5 Evaluatie

De uitvoering van deze beleidsregel zal tweejaarlijks worden geëvalueerd. Aandachtspunten bij deze evaluaties zullen zijn: knelpunten bij de uitvoering van de wet, effecten in Almere, juridische ontwikkelingen en samenwerking tussen partners.

Ondertekening

Almere, 19 december 2017

Burgemeester en wethouders van Almere,

de secretaris, de burgemeester,

R. Wielinga F.M. Weerwind

Bijlage Toelichting Beleidsregel Wet BIBOB gemeente Almere 2017

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

2. De Wet BIBOB algemeen

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (o.a. vergunning en subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van haar integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in Wet BIBOB en Besluit BIBOB. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn er per 1 januari 2013 onder andere een aantal aanvullingen/wijzigingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.

3. Algemeen toepassingsbereik Wet BIBOB

De Wet BIBOB en het daarbij behorende Besluit BIBOB bieden de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

Toepassing van het BIBOB instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:

1. de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing als bedoeld in:

• Artikel 7 Wet BIBOB: een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf;

• De artikelen 3 en 30a van de Drank- en Horecawet;

• Artikel 6 van de Opiumwet;

• Artikel 3, eerste lid, van de marktverordening

• Artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen en artikel 7.1, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen;

• Artikel 4 van de Wet personenvervoer 2000;

• Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

• Artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid van die wet;

• Artikel 2.1., eerste lid, aanhef en onder i van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB kan worden geweigerd;

• Artikel 70l van de Woningwet;

• Artikel 4.3, derde lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet;

• Artikel 9 van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche (wet nog niet in werking);

• De artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer, voor zover die artikelen betrekking hebben op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.2.2.3 onderscheidenlijk artikel 11.2 van de Wet milieubeheer is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB, kan worden geweigerd dan wel ingetrokken;

• De artikelen 30b en 30h van de Wet op de kansspelen;

• Artikel 3:1 van de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB, kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken

• Artikel 14, eerste lid van de Wet strategische diensten;

• De artikelen 7, eerste lid, 30 en 33 van de Huisvestingswet.

2. de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een subsidie;

Toepassing van het BIBOB instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:

1. de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een inschrijver, voor zover het een overheidsopdracht en/of raamovereenkomst betreft in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen sectoren;

2. het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

4. Toepassingsbereik Wet BIBOB voor de gemeente

Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet BIBOB en Besluit BIBOB zich tot:

• De beschikking ingevolge de artikelen 3 en 30a van de Drank- en Horecawet:

o de drank en horecavergunning;

o aanhangsel drank en horecavergunning.

• Vergunning ten behoeve van seksinrichtingen;

• Vergunning voor aanwezig hebben van kansspelautomaten;

• Vergunningen vanuit de Huisvestingswet (voorwaarde is een daartoe geldende huisvestingsverordening):

o huisvestingsvergunning

o vergunning tot onttrekken, samenvoegen of splitsen van een woonruimte

o vergunning voor splitsen van recht op gebouw in appartementsrechten.

• Vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit gemeentelijke verordeningen;

• Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

• Omgevingsvergunning voor milieuactiviteit;

o Vergunningplichtige inrichtingen binnen de sector afval;

o Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM);

• Subsidies.

Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet BIBOB en Besluit BIBOB zich tot:

• De gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een inschrijver, voor zover het een overheidsopdracht en/of raamovereenkomst betreft in de sectoren bouw, milieu en ICT;

• Het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

5. Waarom een beleidslijn

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet BIBOB. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de hiervoor genoemde wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers. In de beleidslijn staat aangegeven op welke onderdelen de Wet BIBOB wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB (hierna "de BIBOB toets") zal plaatsvinden. Door de beleidslijn wordt voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.

6. BIBOB beleidsregel gemeente Almere 2017

De toepassing van de Wet BIBOB maakt deel uit van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit dat is opgenomen als één van de speerpunten in het Actieprogramma Veiligheid 2015-2018 van de gemeente Almere. Het is één van de instrumenten die de overheid tot haar beschikking heeft om te voorkomen dat zij ongewild criminaliteit faciliteren door middel van het verlenen van vergunningen, het gunnen van opdrachten of het verlenen van subsidies.

Op 1 juni 2003 is de Wet BIBOB (Bevordering integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur) in werking getreden. Voor de toepassing van deze wet is op 1 maart 2005 het BIBOB beleid van de gemeente Almere in werking getreden waarmee vergunningaanvragen van de horeca, de seksinrichtingen, escortbedrijven, de coffeeshops en de speelautomatenhallen getoetst kunnen worden aan de Wet BIBOB. In 2008 zijn de smart-, head- en growshops hieraan toegevoegd. Op 12 januari 2010 is de evaluatie van het BIBOB beleid vastgesteld en zijn de daarin aangegeven aanbevelingen uitgevoerd. Onder andere is een BIBOB medewerker aangesteld om de BIBOB toetsing uit te voeren en is er een BIBOB beleidslijn bouwen vastgesteld.

In verband met onder andere de uitbreiding van de Wet BIBOB en de verbetering van de informatiepositie van bestuursorganen doordat het RIEC MN beter is toegerust om bestuursorganen te ondersteunen bij de toepassing van de wet, is de huidige BIBOB beleidslijn van Almere geëvalueerd. Aan de hand van deze evaluatie zijn de volgende verbeterpunten doorgevoerd in de nieuwe beleidslijn.

1. De huidige beleidslijnen BIBOB horeca, bouwen en bijzondere situaties zijn samengevoegd tot één beleidslijn BIBOB;

2. De beleidslijn horeca etc. is aangepast aan de actualiteit. In verband met artikel 11a van de Opiumwet zijn de growshopvergunningen uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Almere 2011 geschrapt. Growshops zijn daarmee verboden. Opname in het BIBOB beleid is niet meer van toepassing. Verder is toegevoegd dat BIBOB ook wordt toegepast als er sprake is van een overname van aandelen van een bestaand bedrijf;

3. Er is een nadere specificatie opgenomen in het beleid hoe wordt omgegaan met BIBOB vastgoed, BIBOB aanbestedingen en met lokale vergunningen;

4. In de uitvoering heeft het RIEC een rol gekregen in de ondersteuning van het bestuursorgaan bij het beoordelen van het BIBOB vragenformulier;

5. De mogelijkheid is opgenomen om subsidie aanvragen te toetsen aan BIBOB.

Toelichting paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

In de beleidsregel wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet. Het gaat om de definities ‘beschikkingen’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de hierin gemaakte keuze om de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. Verder is onder artikel 1.3 opgenomen dat het bestuursorgaan branches of gebieden aan kan wijzen indien blijkt dat deze branches of gebieden een risico vormen voor de veiligheid en/of leefbaarheid.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

In artikel 2.1, lid 1, zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij de BIBOB toets altijd wordt toegepast. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

• zeer laagdrempelig door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

• grootschalig gebruik van z.g. contant geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor z.g. "witwaspraktijken";

• bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het z.g. "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

Op het moment dat het bestuursorgaan middels een BIBOB toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van haar integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het overheidsorgaan en betrokkene, maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel t.a.v. de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

In paragraaf 2, artikel 2.1, onder 2, wordt de toepassing nader omschreven bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit. Uitgangspunt is daarbij dat een BIBOB toets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden maar dat de toepassing beperkt zou moeten blijven tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel het betrokken bouwwerk op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste kan ingegeven zijn door branche- en/of omgevingskenmerken.

In artikel 2.1, lid 4, is een aantal beschikkingen opgenomen die aan BIBOB getoetst kunnen worden als er informatie voorhanden is die aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet. Gronden die aanleiding kunnen vormen tot het instellen van een nader onderzoek zijn opgenomen in de indicatorenlijst die bij deze beleidslijn is toegevoegd als bijlage.

Verder wordt BIBOB altijd toegepast in gevallen waarbij het bestuursorgaan gebieden of branches heeft aangewezen die een risico vormen voor de veiligheid en/of leefbaarheid. De gebieden en/of branches worden door het bestuursorgaan aangewezen via een apart besluit. BIBOB kan ook worden toegepast in bijzondere situaties en bij reeds verleende beschikkingen als voldoende informatie beschikbaar is of als het OM gebruik maakt van de tip functie van de Wet BIBOB. Bij bijzondere situaties zal de indiciatorenlijst ook gebruikt worden.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

In artikel 3.1 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft sinds 2013 een uitbreiding van de toepasbaarheid van het BIBOB-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector, zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit b.v. de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook kan het Kadaster een signalerende rol vervullen in geval een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen overgaat.

De uitbreiding van de BIBOB wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Zoals eerder gezegd is de onroerendgoedsector in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar. De toepassing is dan ook beperkt tot de gevallen, waarin gemotiveerd tot inzet kan worden besloten. Daartoe is een aantal kenmerken opgenomen in artikel 3.1.

In artikel 3.2 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven.

Door de wetgever is de toepasbaarheid van het BIBOB instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie(ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot BIBOB toets over te gaan maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen, waarbij de toepassing gemotiveerd kan worden. De BIBOB toets kan worden uitgevoerd als er op grond van de verkregen informatie vragen zijn over omstandigheden in de persoon van de inschrijver en/of met hem in verband te brengen personen zoals onder meer de personen die direct of indirect leiding geven en/of direct of indirect zeggenschap uitoefenen en/of direct of indirect vermogen verschaffen aan de betreffende activiteiten en/of onderneming of dat in het verleden hebben gedaan en/of over de organisatiestructuur en/of de wijze van financiering.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de BIBOB regelgeving, verstrekt de Wet BIBOB geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een BIBOB toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.

Voor de toepassing van het BIBOB instrumentarium op aanbestedingen blijven de Europese aanbestedingsrichtlijnen Leveringen, Werken en Diensten van kracht. In die regelingen staan de uitsluitingsgronden die het bestuursorgaan kan gebruiken bij aanbestedingen. De toepassing van het BIBOB instrument geldt hierbij als ultimum remedium.

7. Versterking eigen onderzoek

In artikel 4.1 van paragraaf 4 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, zal het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook zal zij gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in z.g. open bronnen.

De beschikbaarheid van relevante informatie in de z.g. gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Middels de wijziging van wetgeving, heeft het bestuursorgaan een ruimere bevoegdheid tot het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem verkregen.

De RIEC’s zijn door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de BIBOB wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau BIBOB.

Indien het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. In de wetswijziging is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

De beslissing aan het einde van een BIBOB toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor het bestuursorgaan, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, haar besluit afdoende moet motiveren.

Met betrekking tot een tip van de officier van justitie komt in de jurisprudentie naar voren dat direct advies gevraagd kan worden bij het Landelijk Bureau. Uit eigen onderzoek kan vaak geen inzicht worden verkregen in de strafbare feiten die door betrokkene (zouden) zijn gepleegd. Bovendien kan ten tijde van de tip nog sprake zijn van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek waarin naar het bestuursorgaan nog geen nadere informatie gegeven kan worden.

BIJLAGE 1

Indicatorenlijst bij de beleidsregel Wet BIBOB gemeente Almere 2017

Indicatoren die aanleiding kunnen vormen tot het toepassen van de Wet BIBOB. Deze lijst is niet limitatief, ook andere gronden kunnen aanleiding vormen tot het instellen van een onderzoek.

Aanvraagindicatoren voor de horeca-inrichtingen

Komt de indicator voor?

Ja Nee

1. De bedrijfsstructuur

Inrichting/organisatie

onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten (gokken, prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel, speelautomaten)

melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

a-typische activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

heropening van het pand

functiewijziging van pand of inrichting

ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

onduidelijk ondernemingsplan

Persoon aanvrager/exploitant

leidinggevende / beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman)

aanvrager is geen officiële leidinggevende / beheerder

wijziging in exploitant

aanvrager / exploitant is vaak niet aanwezig

Overig

gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract)

geen recent uittreksel KvK

2. De financiering

Inrichting

onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

zeer hoge waarborgsom vereist

extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

aanvrager heeft veel panden in bezit

onduidelijke financiering van de panden

Persoon aanvrager/exploitant

uitkering Sociale Dienst

verdachte financiering

ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financieren

ongebruikelijke financier

slechte exploitatie vorige zaak

geen bedrijfsplan

Overig

a-typische betalingswijze

onduidelijke financiering van de exploitatie

3. Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

Persoon aanvrager/exploitant

binnen de gemeente gebruikt de aanvrager het “lobbycircuit”

problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

exploitant / beheerder zelden aanwezig in de inrichting

a-typische personen vragen vergunning aan

a-typische aanvraag voor de aanvrager

aanvrager heeft geen vakkennis

antecedenten in relatie tot Wet op de Kansspelen en openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur / jurist

aanvrager is bekend uit criminele circuit, eventueel politie-informatie

aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

formulieren onvolledig ingevuld

‘verdacht’ woonadres, Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

4. Algemeen geldende en beleidsindicatoren

Inrichting ligt in:

kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

Er is sprake van:

bedreiging behandelend ambtenaar

valsheid in geschrifte bij aanvraag

fraude (valse diploma’s, id-papieren, huurcontracten)

mishandeling, bedreiging van ambtenaar

steekpenningen, omkoping van ambtenaar

behandelend ambtenaar voelt zich bedreigd (subjectief)

Mogelijk samengestelde indicatoren voor een BIBOB-aanvraag

(bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

(bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

Als er 1 of meer vragen met ja beantwoord zijn, kan de BIBOB medewerker, al dan niet in overleg met afdeling Kabinet en Veiligheid, bepalen of het nodig is om deze aanvraag verder te onderzoeken.