Mandaat- en Machtigingenbesluit omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Geldend van 04-03-2023 t/m heden

Intitulé

Mandaat- en Machtigingenbesluit omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almere

gelet op:

afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

de Algemene wet bestuursrecht, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur,

de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Ontgrondingenwet, de Woningwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Almere;

de bij bovengenoemde wetten behorende Amvb’s, circulaires en regelingen;

artikel 4, vierde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en

Vechtstreek;

de instemming van de directeur van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, op grond van artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht,

BESLUITEN:

Vast te stellen het Mandaat/machtigingen besluit Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek 2013

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders besluiten te nemen;

  • b.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;

  • c.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Almere;

  • d.

    OFGV: Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek;

  • e.

    directeur: de directeur van de OFGV bedoeld in artikel 20, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling OFGV;

  • f.

    machtiging: de bevoegdheid om namens burgemeester en wethouders handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • g.

    portefeuillehouder: het lid van het college van burgemeester en wethouders dat zich bezighoudt met vergunningverlening, toezicht en handhaving;

  • h.

    BRZO: Besluit risico’s zware ongevallen 1999;

  • i.

    IPPC: Integrated Pollution Prevention and Control.

  • j.

    VFL : Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012.

Artikel 2. Mandaatverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen aan de directeur mandaat om namens hen de in het tweede lid genoemde bevoegdheden uit te oefenen voor zover het taken betreft welke aan de OFGV zijn overgedragen.

  • 2. De bevoegdheden waarop het mandaat betrekking heeft, zijn - ingedeeld naar categorie en voorzien van een mandaatnummer - vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 3. Het in het eerste lid verleende mandaat omvat zowel de bevoegdheid om besluiten te nemen, als de bevoegdheid om deze besluiten voor te bereiden en uit te voeren en de met de voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te ondertekenen.

  • 4. De directeur neemt bij de aan hem in mandaat verleende bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van burgemeester en wethouders in acht, als bedoeld in artikel 10.6 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

Burgemeester en wethouders machtigen de directeur om in voorkomende gevallen, voor zover het de in artikel 2, eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, medewerkers van de OFGV die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, aan te wijzen om burgemeester en wethouders in rechte te vertegenwoordigen.

Artikel 4. Machtiging

  • 1. Burgemeester en wethouders machtigen de directeur om namens en onder verantwoordelijkheid van hen feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtshandelingen zijn.

  • 2. Tot de handelingen als bedoeld in het eerste lid behoren in ieder geval het doorzenden van correspondentie, het versturen van ontvangstbevestigingen, het verstrekken van inlichtingen anders dan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur, het aanvragen van informatie bij bedrijven en andere overheden anders dan uit hoofde van de uitoefening van een wettelijke taak of bevoegdheid; het versturen van uitnodigingen voor bijeenkomsten en het opschorten van beslistermijnen.

  • 3. De directeur kan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen machtigen om de in de vorige leden genoemde handelingen te verrichten. Wanneer de directeur hiertoe besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan burgemeester en wethouders. Dit besluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

  • 4. De directeur kan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied machtigen om de in het eerste en tweede lid genoemde handelingen te verrichten, voor zover die handelingen betrekking hebben op inrichtingen die onder het BRZO vallen. Daarbij kan de directeur toestaan dat medewerkers die onder verantwoordelijkheid van de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied vallen worden gemachtigd om de betreffende handelingen te verrichten. Wanneer de directeur hiertoe besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan burgemeester en wethouders. Dit besluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

Artikel 5. Voorwaarden mandaat en machtiging

  • 1. De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de relevante wet- en regelgeving, de door de gemeenteraad vastgestelde kaders alsmede het door burgemeester en wethouders vastgestelde beleid.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, kan beschikken.

  • 3. Burgemeester en wethouders treden bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten.

  • 4. In afwijking van het eerste lid omvat het mandaat het gedogen van overtredingen van milieuregelgeving, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Dit mandaat geldt tot 1 april 2021.

  • b. De voorwaarden zoals genoemd in de door de Omgevingsdienst voorgestelde, met haar brief van 26 maart 2020 meegezonden (kenmerk 26032020/MS/cg), werkwijze zijn van toepassing.

  • c. Het mandaat is alleen van toepassing op het gedogen van milieuovertredingen als er geen samenloop is met het overtreden van wetgeving die niet door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek wordt uitgevoerd.

  • d. De te nemen “gedoogbesluiten” hebben een beperkte looptijd.

  • e. Bij verzending van elke toestemming tot gedogen ontvangt het college, ter attentie van de afdeling Vergunningen, Toezicht & Handhaving, een afschrift.

Artikel 6. Informatieplicht

  • 1. De directeur informeert burgemeester en wethouders indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente of burgemeester en wethouders aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur tijdig alle benodigde informatie aan burgemeester en wethouders en voert hij overleg met burgemeester en wethouders. De directeur gaat pas over tot uitoefening van de bewuste bevoegdheid, nadat overleg met burgemeester en wethouders heeft plaatsgevonden.

  • 2. De directeur en de afdelingsmanager die binnen de dienst Stadsbeheer van de gemeente Almere verantwoordelijk is voor vergunningen, toezicht en handhaving, overleggen regelmatig over de planning, de aantallen, de kwaliteit en de tijdigheid van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur.

  • 3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is van overeenkomstige toepassing op de aan de directeur verleende machtiging.

  • 4. Burgemeester en wethouders laten zich bij het in het eerste lid bedoelde overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder.

Artikel 7. Ondermandaat

  • 1. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, in ondermandaat opdragen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat met zoveel woorden ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit uitdrukkelijk is uitgesloten. Verder ondermandaat is niet geoorloofd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de directeur de bevoegdheden, genoemd in artikel 2 en voor zover deze betrekking hebben op inrichtingen die onder het BRZO vallen, in ondermandaat opdragen aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, tenzij dat met zoveel woorden ten aanzien van een concreet mandaat in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit uitdrukkelijk is uitgesloten. Daarbij kan de directeur toestaan dat de gemandateerde bevoegdheden verder worden onder gemandateerd aan medewerkers die onder verantwoordelijkheid van de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied vallen.

  • 3. De directeur is verplicht om het in het eerste en tweede lid genoemde ondermandaatbesluit toe te sturen aan burgemeester en wethouders. Het ondermandaatbesluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

  • 4. De artikelen 2, 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 8. Ondertekening

Uit de ondertekening van de in mandaat dan wel ondermandaat genomen besluiten moet blijken dat het namens burgemeester en wethouders is genomen.

Artikel 9. Vervanging

In geval van afwezigheid van de directeur, kan het mandaat of de machtiging worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. De vervanging is van overeenkomstige toepassing op het ondermandaat en het in artikel 4, derde lid genoemde besluit.

Artikel 10. Verantwoording aan burgemeester en wethouders

De directeur brengt ieder half jaar schriftelijk verslag uit aan burgemeester en wethouders over het door hem uitgeoefende mandaat en machtiging en het door hem verleende ondermandaat, waarbij aandacht wordt besteed aan aantallen, (financiële) risico’s en rechtmatigheid. Ten aanzien van opgelegde sanctiebeschikkingen wordt kort omschreven de soort overtreding en de hoogte van de opgelegde dwangsom(men).

Artikel 11. Evaluatie

Dit besluit wordt een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaat- en machtigingenbesluit Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 15 januari 2013.

gemeente Almere,

de secretaris, de burgemeester,

A.J. Grootoonk A. Jorritsma-Lebbink

Aldus – gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht mee ingestemd door:

de directeur van de OFGV,

P.M.R. Schuurmans

BIJLAGE BEHORENDE BIJ MANDAAT/MACHTIGINGENBESLUIT OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK 2013

N.B.

De in de bijlage genoemde bevoegdheden hebben betrekking op de

in de aanhef bij het mandaat/machtigingenbesluit genoemde wetten en daarbij behorende regelingen en circulaires, te weten:

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet open overheid,

  • -

    de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Ontgrondingenwet, de Woningwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Almere;

  • -

    de bij bovengenoemde wetten behorende Amvb’s, circulaires en regelingen.

CATEGORIE A. ALGEMEEN

Nr.

Bevoegdheden

voorwaarden

A1

Vaststellen van verweerschriften en het voeren van correspondentie in het kader van bezwaarprocedures bij de gemeente en in het kader van (hoger) beroepsprocedures bij rechtbank en Raad van State

 

A2

Instellen van bezwaar, beroep en hoger beroep door de gemeente en voeren rechtsgedingen waarbij de gemeente optreedt als eisende partij

Na overleg met burgemeester en wethouders

A3

Nemen van besluiten op bezwaar inhoudende geheel of gedeeltelijk (on)gegrondverklaring of niet-ontvankelijkheidverklaring

Conform advies van de Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Almere

A4

Aanleveren aan het kadaster en/of burgemeester en wethouders van besluiten waaruit publiekrechtelijke beperkingen in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen voortvloeien

 

A5

Aanwijzen ambtenaren belast met het onttrekken van persoonsgegevens uit de basisregistratie personen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentelijke basisadministratie

 

A6

Het beslissen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet open overheid aangaande het werkterrein van het samenwerkingsverband

 

A7

Het raadplegen van registers (algemene registers en justitieel documentatieregisters)

 

A8

Het geven van wettelijke en vrijwillige adviezen, inspraakreacties en/of commentaar op beleidsplannen, regelgeving van en vergunningverlening door andere overheden of externe partijen

 

A9

Het nemen van besluiten op grond van de artikelen 4:5 (inzake buiten behandeling laten aanvraag), 4:6 (inzake herhaalde aanvraag), 4:7, 4:8 en 4:11 (inzake horen), afdeling 4.1.3 (inzake verlengen en opschorten beslistermijn en dwangsom bij niet tijdig beslissen) van de Algemene wet bestuursrecht

 

A10

Het nemen van besluiten op grond van de artikelen 8:51a en 8:51b van de Algemene wet bestuursrecht

Na overleg met burgemeester en wethouders

A11

Het op grond van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht nemen van besluiten op verzoek tot instemming met het instellen van rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter

 

A12

Het nemen van besluiten en uitvoeren van Titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (inzake bestuursrechtelijke geldschulden)

 

CATEGORIE B.VERGUNNINGEN/ONTHEFFINGEN

Nr.

Bevoegdheden

Voorwaarden

B1

Procedurele correspondentie

Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het sturen van een ontvangstbevestiging van een aanvraag, verzoek om aanvulling van de aanvraag, vaststellen ontwerpbesluit en inwinnen en beoordelen van advies over de aanvraag (ziet ook op Bibob- advies) en inwinnen van zienswijzen n.a.v. ontwerpbesluit

 

B2

Beslissen op aanvragen om (het wijzigen van een) ontheffing

 

B3

Beslissen op aanvragen om (het wijzigen van) een vergunning

Met uitzondering van vergunningverlening voor zover deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Natura 2000-activiteit of flora- en fauna-activiteit)

B4

N.v.t.

 

B5

Besluit tot het ambtshalve wijzigen van een vergunning/ontheffing

Met uitzondering van vergunningverlening voor zover deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Natura 2000-activiteit of flora- en fauna-activiteit)

B6

Het afdoen van meldingen op grond van artikel 8.41 Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

 

B7

Het afdoen van aanvragen om ontheffing op grond van artikel 3 van het Lozingenbesluit bodembescherming

 

B8

In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verstrekken van wettelijk advies aan het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.26 lid 3 en lid 4 Wabo in samenhang met artikel 6.1 lid 1 Besluit omgevingsrecht

 

B9

N.v.t.

 

B10

Intrekken ontheffing/vergunning op verzoek houder ontheffing/vergunning

Met uitzondering van vergunningverlening voor zover deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Natura 2000-activiteit of flora- en fauna-activiteit)

B11

Ambtshalve intrekken van een ontheffing/vergunning

Met uitzondering van vergunningverlening voor zover deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht (Natura 2000-activiteit of flora- en fauna-activiteit)

B12

N.v.t.

 

B13

Het uitvoeren van het Besluit bodemkwaliteit

 

B14

N.v.t.

 

B15

N.v.t.

 

B16

Het opleggen, intrekken of wijzigen van een verplichting als bedoeld in artikel 8.42 Wet milieubeheer

 

B17

Het verbinden, intrekken of wijzigen van voorschriften aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.42a Wet milieubeheer

 

B18

Het afdoen van meldingen op grond van artikel 2 Woningwet en het Bouwbesluit 2012 (gebruiksmelding en sloopmelding)

Voor zover het betreft een BRZO bedrijf

B19

Het opleggen, intrekken of wijzigen van een nadere voorwaarde na een melding als bedoeld in artikel 2 Woningwet

Voor zover het betreft een BRZO bedrijf

CATEGORIE C TOEZICHT/HANDHAVING

Nr.

Bevoegdheden

Voorwaarden

C1

Procedurele correspondentie

Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het sturen van een ontvangstbevestiging van een handhavingsverzoek, verzoek om aanvulling van een handhavingsverzoek, inwinnen en beoordelen van advies over het handhavingsverzoek

 

C2

N.v.t.

 

C3

Besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom/bestuursdwang

 

C4

Besluit tot beëindiging van een dwangsomprocedure/bestuursdwang

 

C5

Het nemen van een besluit op een aanvraag om handhaving (zowel positief als negatief)

 

C6

Besluit tot invorderen van verbeurde dwangsommen en van kosten toepassen bestuursdwang

 

C7

Het tekenen van legitimatiebewijzen voor toezichthouders voor de gemeente Almere

 

C8

Besluit tot toepassen van bestuursdwang

 

CATEGORIE D OVERIG

Nr.

Bevoegdheden

Voorwaarden

D1

Procedurele correspondentie

 

D2

Het uitvoeren van de Wet geluidhinder, waaronder het vaststellen hogere grenswaarden

 

D3

Beslissen krachtens artikel 7.17 lid 1 Wet milieubeheer omtrent de vraag of een milieueffect- rapportage moet worden opgemaakt

 

D4

Goedkeuren (nazorg)plannen

 

D5

Kennisname bereikt saneringsresultaat en besluit instemming nazorgplan als bedoeld in de Wet bodembescherming

 

D6

Het laten uitvoeren van geluidsmetingen op grond van de Wet milieubeheer en de in Almere geldende Algemene plaatselijke verordening

 

D7

Het afdoen van klachten, niet zijnde klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, die het werkveld van het samenwerkingsverband betreffen

 

D8

N.v.t.

 

TOELICHTING BIJ MANDAATBESLUIT GEMEENTE ALMERE AAN OFGV

ALGEMEEN

Inleiding

De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is door onder meer de gemeente Almere opgericht met als doel een robuuste uitvoeringsorganisatie te vormen ten behoeve van een adequate uitvoering van omgevingstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Het is de bedoeling dat de OFGV in opdracht van onder meer de gemeente Almere deze taken op een effectieve en slagvaardige manier gaat uitvoeren. De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer burgemeester en wethouders aan de directeur van de OFGV de bevoegdheid toekennen om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten.

Door vaststelling van het onderhavige mandaat/machtigingenbesluit Flevoland Gooi & Vechtstreek 2013 (hierna: mandaat/machtigingenbesluit) wordt aan de directeur deze bevoegdheid toegekend.

Wat is mandaat

In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: burgemeester en wethouders) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit.

Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning/ontheffing.

Het bestuursorgaan dat mandaat heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen. Daarom is in de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid opgenomen dat de mandaatgever de gemandateerde instructies kan geven waarmee de gemandateerde bij het uitoefenen van het mandaat rekening moet houden.

In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met :

  • 1.

    het vertrouwen dat het bestuursorgaan heeft in de gemandateerde.

  • 2.

    de competentie van de gemandateerde om in te schatten wanneer een besluit – dat in principe in mandaat mag worden genomen – in verband met politieke gevoeligheid ter besluitvorming aan burgemeester en wethouders moet worden voorgelegd.

Bij het schrijven van onderhavige mandaatregeling is ervan uitgegaan dat dit vertrouwen en de benodigde competentie aanwezig zijn.

Wat is machtiging

In onderhavig mandaat/machtigingenbesluit wordt niet alleen over mandaat gesproken maar ook over machtiging. De begrippen mandaat en machtiging hebben gemeen dat namens burgemeester en wethouders wordt gehandeld. Bij mandaat gaat het om het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat daarbij om het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dit zijn typische overheidshandelingen zoals bijvoorbeeld het nemen van een besluit op een aanvraag om een vergunning en het verlenen van een ontheffing. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die een burger niet kan verrichten. Daarnaast is het ook mogelijk om andere handelingen te verrichten, zoals feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld het kopen van een boek). Dit zijn handelingen die ook burgers kunnen verrichten. Wanneer een ander namens burgemeester en wethouders deze handelingen verricht, is geen sprake van mandaat maar van machtiging.

Gehanteerde uitgangspunten bij het opstellen van onderhavig mandaat/machtigingenbesluit

Bij het opstellen van een mandaatregeling moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavig mandaat/machtigingenbesluit is getracht deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een besluit in mandaat kan worden genomen of een handeling op grond van een verleende machtiging kan worden verricht. In de bij dit mandaat/machtigingenbesluit behorende bijlage wordt concreet aangegeven op welk soort besluiten het mandaat, betrekking heeft en op welk soort handelingen de machtiging.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden veel gebruikte begrippen uitgelegd.

Artikel 2. Mandaatverlening

Dit artikel regelt de mandaatverlening aan de directeur van de OFGV. De bevoegdheden die door de directeur in mandaat mogen worden uitgeoefend zijn vermeld in de bijlage die bij dit mandaat/machtigingenbesluit behoort.Het verleende mandaat ziet zowel op het namens burgemeester en wethouders nemen van besluiten als op het namens burgemeester en wethouders ondertekenen van besluiten. De bijlage is ingedeeld in een aantal categorieën:

  • categorie A: algemeen;

  • categorie B: vergunningverlening/ontheffingverlening;

  • categorie C: toezicht/handhaving;

  • categorie D: overig.

Zowel in de aanhef van het mandaat/machtigingenbesluit als in de bijlage zelf is aangeven dat de bevoegdheden waarvoor mandaat/machtiging is verleend, betrekking hebben op:

  • de Algemene wet bestuursrecht, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur,

  • de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Gemeentewet, de Ontgrondingenwet, de Woningwet, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Almere;

  • de bij bovengenoemde wetten behorende amvb’s, circulaires en regelingen.

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

In dit artikel is aangegeven dat de directeur medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, kan aanwijzen om burgemeester en wethouders in rechte te vertegenwoordigen. Dit artikel is algemeen geformuleerd. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

Artikel 4. Machtiging

In dit artikel wordt de directeur door burgemeester en wethouders gemachtigd om namens hen feitelijke handelingen te verrichten. In het tweede lid worden een aantal voorbeelden genoemd.

Artikel 5.Voorwaarden mandaat en machtiging

In dit artikel worden de voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen van het mandaat danwel de machtiging dient te houden.

Artikel 6. Informatieplicht

In dit artikel is geregeld dat de directeur burgemeester en wethouders op de hoogte stelt van politiekgevoelige besluitvorming. De directeur voert hierover overleg met burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen zich bij dit overleg laten vertegenwoordigen door de portefeuillehouder (indien van toepassing.

Wanneer sprake is van politieke gevoeligheid worden de uitkomsten van dit overleg vastgelegd.

Artikel 7. Ondermandaat

Omdat een efficiënte besluitvorming bij de OFGV te bevorderen, is het de directeur toegestaan om ondermandaat te verlenen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken. Aangezien de uitvoering van Wabobrede vergunning-, toezicht- en handhavingstaken bij BRZO-bedrijven zullen worden belegd bij daartoe gespecialiseerde omgevingsdiensten, kan de directeur ook ondermandaat verlenen aan de directeur van de betreffende gespecialiseerde omgevingsdienst. Voor onder het bevoegd gezag van de gemeente Almere vallende BRZO-bedrijven is dat de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Artikel 8. Ondertekening

In dit artikel is de wijze van ondertekening van de in mandaat genomen besluiten geregeld.

Artikel 9. Vervanging

Dit artikel regelt dat in geval van verhindering van de directeur zijn formele plaatsvervanger het mandaat dan wel de machtiging krijgt.

Artikel 10. Verantwoording aan burgemeester en wethouders

In dit artikel is geregeld dat de directeur verantwoording moet afleggen aan burgemeester en wethouders over de wijze waarop hij met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging is omgegaan. Door het opnemen van de verantwoordingsplicht kunnen burgemeester en wethouders nagaan of de directeur wel op een juiste wijze met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging omgaat.

Artikel 11. Evaluatie

Omdat de OFGV een nieuwe organisatie is en moet groeien in haar rol, hechten burgemeester en wethouders er aan om de werking van de mandaat/machtigingenregeling na een jaar te evalueren. In het kader van deze evaluatie kan worden nagegaan of aanleiding bestaat het verleende mandaat uit te breiden.

TOELICHTING OP DE BIJLAGE ALGEMEEN

Bij het opstellen van de bijlage is getracht een goede balans te vinden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavige bijlage is getracht deze balans te vinden door te werken met categorieën van besluiten.

In de aanhef van de bijlage is voor de volledigheid aangegeven op welke wetten de in de bijlage genoemde bevoegdheden betrekking hebben.

TOELICHTING CATEGORIEEN

Categorie A .Algemeen

In categorie A zijn besluiten genoemd die een algemeen karakter hebben.

Categorie B. Vergunningen/ontheffingen

Onder deze categorie valt onder andere het beslissen op aanvragen om (het wijzigen van een)

omgevingsvergunning. Het gaat hier onder meer om omgevingsvergunningen op grond van:

  • a.

    artikel 1.3a Wm in samenhang met artikel 2.2 VFL 2012 voor het verrichten van handelingen in, op, onder of boven een gesloten stortplaats;

  • b.

    artikel 1.3a Wm in samenhang artikel 4.13 VFL 2012 voor het binnen waterwin- en beschermingsgebieden maken/houden van werken en verrichten van handelingen buiten inrichtingen;

  • c.

    artikel 2.2 Wabo in samenhang met artikel 7.7 VFL 2012 voor het gebruiken van de openbare weg of openbare vaarweg anders dan waartoe deze is bestemd (dus t.a.v. het dempen van een wegsloot, het stallen van roerende zaken in de wegberm en het aanleggen van een uitrit en aansluiting van een gemeentelijke weg op de provinciale weg);

  • d.

    artikel 2.2 Wabo in samenhang met artikel 9.4 VFL 2012 voor het plaatsen van borden op/aan een onroerende zaak buiten de bebouwde kom.