Regeling vervallen per 01-01-2022

De verordening op de heffing en invordering van de Watertoeristenbelasting 2021

Geldend van 11-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

De verordening op de heffing en invordering van de Watertoeristenbelasting 2021

De raad van de gemeente Almere;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2020

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting

(Verordening watertoeristenbelasting 2021).

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een vaartuig en die ter beschikking wordt gesteld voor eenzelfde vaartuig gedurende een jaar.

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    seizoen: het tijdvak van [1 april tot en met 31 oktober];

  • g.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • h.

    particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf;

  • i.

    particulier verhuurde ligplaats of vaartuig: een ligplaats die of vaartuig dat door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'watertoeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

  • de schipper,

  • de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of

  • degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

  • a.

    een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt voor verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

  • b.

    kano's, roei- en volgboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

  • c.

    motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

  • d.

    een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

  • e.

    op vaartuigen voor welk verblijf toeristenbelasting is verschuldigd.

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 , die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet , en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt berekend over de vergoeding die ter zake van het verblijf in rekening wordt gebracht, de watertoeristenbelasting daaronder niet begrepen.

  • 2. Als vergoeding kan worden aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens verblijf aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

Artikel 6. Belastingtarief

De belasting bedraagt 5% over de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 5.

Artikel 7. Tarieven vaste ligplaatsen

In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 5 en 6 bedraagt het tarief ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats, per vaartuig, per jaar €40,00.

Artikel 8. Werkelijk aantal

In afwijking van het bepaalde in artikel 7 wordt, op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag, de maatstaf van heffing vastgesteld op de werkelijke verblijfsomzet per jaar, indien dit tot een lager belastingbedrag leidt.

Artikel 9. Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10. Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11. Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal etmalen dat gelegenheid tot verblijf is of wordt gegeven, tijdens het belastingtijdvak minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 12. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.

Artikel 14. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 15. Aangifteplicht

De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, te verzoeken tot een uitnodiging tot het doen van aangifte. De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en middels ambtshalve aanslag op te leggen.

Artikel 16. Verblijfsregister

  • 1. De belastingplichtige is verplicht per belastingjaar een verblijfsregister bij te houden.

  • 2. Van iedereen aan wie gelegenheid tot overnachting wordt gegeven dient in het verblijfsregister ten minste de volgende gegevens worden opgenomen:

  • a. Naam en woonplaats;

  • b. Datum van aankomst en vertrek;

  • c. Het aantal overnachtingen waarvoor toeristenbelasting is verschuldigd.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen voor de in lid 1 bedoelde verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing verlenen, zo nodig onder door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 17. Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘verordening op de heffing en invordering van de watertoeristenbelasting 2020’ wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en wordt aangehaald als: Verordening watertoeristenbelasting 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 november 2020

De griffier, De voorzitter,

J.D. Pruim F.M. Weerwind