Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2011

vastgesteld door de gemeenteraad op 25 november 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1 In deze verordening wordt verstaan onder:

a afdekplaat: een door de beheerder van de begraafplaats goedgekeurde plaat, welke door de beheerder wordt aangebracht ter afsluiting van een nis;

b algemeen graf: een zandgraf of keldergraf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen of de overblijfselen van overledenen;

c algemene nis: een plaats waar asbussen, zonder bijzondere bestemming, worden bewaard;

d algemeen urnengraf: een ondergronds graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

e asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

f begraafplaats(en): de Oosterbegraafplaats te Alphen aan den Rijn, de Begraafplaats Aarlanderveen aan het Zuideinde en de Begraafplaats Buitendorp te Zwammerdam;

g beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

h belanghebbende: natuurlijk persoon aan wie een recht is verleend op een plaats in een algemeen graf;

i gedenkplaatje: een door de beheerder van de begraafplaats te verstrekken plaatje, welke door de beheerder wordt aangebracht op een gedenkzuil;

j gedenkplek: een plaats ingericht om te gedenken;

k gedenkteken: een uit één of meer elementen of ander(e) voorwerp(en) bestaande grafbedekking, hieronder mede begrepen een gedenkplaatje, grafmonument, kettingen en hekwerken, niet zijnde grafbeplanting;

l grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, of een gedenkplaatje op een gedenkzuil;

m onderhoud: het onderhouden van een graf, gedenkteken, urn, nis of grafbedekking begraafplaats;

n particulier graf: een zandgraf of keldergraf waarvoor, voor een bepaalde tijd, aan een natuurlijk persoon het uitsluitend recht is verleend tot:

  • -

    het doen begraven en begraven houden van overledenen of de overblijfselen van overledenen;

  • -

    het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

o particuliere plaats in de urnentuin: een plaats gelegen in de urnentuin waarin aan een natuurlijk persoon, voor bepaalde tijd, het uitsluitend recht wordt gegeven tot het plaatsen van een asbus met of zonder urn;

p particuliere urnennis: een nis in een urnenmuur waarvoor aan een natuurlijk persoon, voor bepaalde tijd, het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

q keldergraf: een graf op een gemeentelijke begraafplaats, bestaande uit een bodem en vier wanden van beton of kunststof, welk graf een zodanige grootte heeft, dat daarin tenminste één en ten hoogste vier overledenen begraven kunnen liggen;

r kindergedeelte: een op de begraafplaats door het college aangewezen gedeelte, waaronder de kindervlinder, waarop uitsluitend kinderen die zijn overleden voordat zij de leeftijd van 12 jaar hebben bereikt, begraven kunnen worden;

s overledene: een lijk als bedoeld in de wet op de lijkbezorging;

t rechthebbende: natuurlijk persoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, op een particuliere plaats in de urnentuin, op een particuliere urnennis in de urnenmuur of op een gedenkplaatje;

u urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

v urnentuin: een op de begraafplaats door het college aangewezen gedeelte grond waarop urnen, hetzij ondergronds hetzij bovengronds, geplaatst worden;

w verstrooiingsplaats: een op de begraafplaats door het college aangewezen gedeelte waarop as wordt verstrooid.

2De in het eerste lid genoemde door het college aanwijsbare gedeelten kunnen worden vastgesteld via het Uitvoeringsbesluit aanwijzing zones door middel van indelingstekeningen ten behoeve van de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Alphen aan den Rijn 2010.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam van “begrafenisrechten” wordt op basis van deze verordening rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor het verlenen van diensten op rechterlijk gezag of in opdracht en belang van de gemeente.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1 De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2 Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

  • 1 Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2 Met betrekking tot de rechten bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.5 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1 De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2 Andere rechten als die bedoeld in het eerste lid worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar

tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

1 De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2

    Indien de belastingplicht als bedoeld in onderdeel 1 van dit artikel in de loop van het

    belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3

    Indien de belastingplicht als bedoeld in onderdeel 1 van dit artikel in de loop van het

    belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

1 Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel zijn

verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de

bezittingen, werken of inrichtingen.

2 Voor de toepassing van deze verordening wordt het tijdstip van aanwijzing van een graf, een

nis of plaats voor een urn op een gemeentelijke begraafplaats als het tijdstip van aanvang van

het gebruik van die gemeentelijke begraafplaats aangemerkt.

3 Voor de toepassing van deze verordening wordt het tijdstip, waarop met de voorbereidingen

van de omschreven dienst(en) wordt begonnen, als het tijdstip van aanvang van de

dienstverlening aangemerkt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingschuldige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4 Betaling in termijnen is alleen mogelijk indien het totaal verschuldigde bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minimaal € 50 doch minder dan € 2.000 bedraagt.

  • 5 In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in de loop van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert. Met dien verstande dat een minimum aantal van zes termijnen overblijft.

  • 6 In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in één van de volgende kalenderjaren wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot zes gelijke termijnen.

  • 7 De andere rechten als bedoeld in het eerste lid moeten worden betaald binnen zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving.

    Artikel 11 Kwijtschelding

    Bij de invordering van de begrafenisrechten wordt, uitgezonderd de rechten als bedoeld in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3 en 5.4 van de tarieventabel, geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Restitutie

Indien het recht op een particulier graf, het recht op een nis of het recht op een plaats voor een urn is vervallen als gevolg van een besluit tot gehele of gedeeltelijke sluiting van een gemeentelijke begraafplaats, wordt van het vroeger ter verkrijging van dat recht betaalde aan de rechthebbende terugbetaald naar evenredigheid met de tijdsduur, gedurende welke van het recht nog gebruik gemaakt zou kunnen worden.

Artikel 13 Ontheffing

Het college verleent ontheffing van de rechten omschreven in hoofdstuk 5, onderdeel 5.3.1 van de tarieventabel voor onbepaalde tijd aan rechthebbenden op een gedenkteken op de begraafplaats Aarlanderveen, uitgegeven voor 1 januari 1972, ingeval de rechthebbende het gedenkteken zelf aantoonbaar onderhoudt of laat onderhouden.

Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1

    De ‘Verordening begrafenisrechten 2010, eerste wijziging’ van 26 augustus 2010, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2011, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4

    Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Verordening begrafenisrechten 2011’.

Tarieventabel

behorende bij de 'Verordening begrafenisrechten 2011'.

Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten

1.1 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf, niet zijnde een keldergraf, voor een periode van 10 jaar, wordt geheven:

1.1.1 voor een graf gelegen buiten het kindergedeelte € 981,00

1.1.2 voor een graf gelegen in het kindergedeelte € 577,00

1.2 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een graf, niet zijnde een keldergraf, voor een periode van 20 jaar, wordt geheven:

1.2.1 voor een graf gelegen buiten het kindergedeelte € 1961,00

1.2.2 voor een graf gelegen in het kindergedeelte € 1153,00

1.3 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een urnennis, voor een periode van 5 jaar, wordt geheven:

1.3.1 voor een nis, model klein € 158,00

1.3.2 voor een nis, model middel € 201,00

1.3.3 voor een nis, model groot € 244,00

1.4 Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een plaats in de

1. urnentuin, voor een periode van 5 jaar wordt geheven € 292,00

  • 1.5

    Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een keldergraf,

    voor een periode van 10 jaar, wordt geheven € 2949,00

  • 1.6

    Voor het verlenen van het uitsluitend recht voor een gedenkplaatje,

    voor een periode van 5 jaar, wordt geheven € 81,00

Hoofdstuk 2 Verlengen van rechten

2.1 Voor het verlengen van het uitsluitend recht wordt geheven:

2.1.1 voor een graf, als bedoeld in onderdeel 1.1 of 1.2, met

een periode van 5 jaar

a gelegen buiten het kindergedeelte € 490,00

b gelegen in het kindergedeelte € 288,00

2.1.2 voor een graf, als bedoeld in onderdeel 1.1 of 1.2, met

een periode van 10 jaar

a gelegen buiten het kindergedeelte € 980,00

b gelegen in het kindergedeelte € 576,00

2.1.3 voor een graf, als bedoeld in onderdeel 1.1 of 1.2, met

een periode van 15 jaar

a gelegen buiten het kindergedeelte € 1470,00

b gelegen in het kindergedeelte € 864,00

2.1.4 voor een graf, als bedoeld in onderdeel 1.1 of 1.2, met

een periode van 20 jaar

a gelegen buiten het kindergedeelte € 1960,00

b gelegen in het kindergedeelte € 1152,00

  • 2.1.5

    voor een keldergraf, als bedoeld in onderdeel 1.5, met een

    periode van 5 jaar € 1473,00

  • 2.1.6

    voor een keldergraf, als bedoeld in onderdeel 1.5, met een

    periode van 10 jaar € 2946,00

  • 2.1.7

    voor een keldergraf, als bedoeld in onderdeel 1.5, met een

    periode van 15 jaar € 4419,00

  • 2.1.8

    voor een keldergraf, als bedoeld in onderdeel 1.5, met een

    periode van 20 jaar € 5892,00

2.1.9 voor een urnennis, met een periode van 5 jaar

a een nis, model klein € 158,00

b een nis, model middel € 201,00

c een nis, model groot € 244,00

2.1.10 voor een plaats in de urnentuin, als bedoeld in onderdeel 1.4, met een periode van 5 jaar € 292,00

  • 2.

    2 Voor de verlenging van de periode, als genoemd in onderdeel

  • 1.

    6 met een periode van 5 jaar, wordt geheven € 47,00

Hoofdstuk 3 Begraven

3.1Voor het begraven van een overledene, zijnde een persoon van

3.1 12 jaar of ouder, wordt geheven:

3.1.1 in een particulier graf € 979,00

3.1.2 in een algemeen graf € 450,00

3.2Voor het begraven van een overledene, zijnde een persoon van

3.2 1 jaar tot 12 jaar, wordt geheven:

3.2.1 in een particulier graf € 489,00

3.2.2 in een algemeen graf € 224,00

3.3Voor het begraven van een overledene, zijnde een persoon beneden 1 jaar of een doodgeboren kind, wordt geheven:

3.3.1 in een particulier graf € 244,00

3.3.2 in een algemeen graf € 112,00

Hoofdstuk 4 Asbussen of urnen

4.1 Voor het (her)plaatsen van een asbus of urn wordt geheven:

4.1.1 in een urnennis € 209,00.

4.1.2 in een algemeen urnengraf € 336,00.

4.1.3 op een particulier graf € 209,00

4.1.4 in een particulier graf € 336,00

  • 4.1.5.

    in de urnentuin € 209,00

  • 4.

    2 Voor het ter bewaring afgeven van een asbus wordt geheven: € 95,00

  • 4.

    3 Voor het verstrekken van een afdekplaat wordt geheven:

4.3.1 uitgevoerd in natuursteen € 173,00

4.3.2 uitgevoerd in glas € 320,00

Hoofdstuk 5 Vergunning grafbedekking / onderhoud

  • 5.

    1 Voor het afgeven van een vergunning terzake van het plaatsen, vernieuwen of aanbrengen van een gedenkteken, een afdekplaat, een gedenkplaatje, een asbus, een urn of enig ander voorwerp dan grafbedekking niet zijnde grafbeplanting, wordt geheven € 71,00

  • 5.

    2 Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een algemeen graf of een algemeen urnengraf wordt geheven:

    • 5.2.1

      voor een algemeen graf en voor een algemeen urnengraf, gelegen buiten het kindergedeelte, gedurende een periode van ten hoogste 10 jaar na het begraven van de overledene € 431,00

    • 5.2.2

      voor een algemeen graf of voor een algemeen urnengraf, gelegen in het kindergedeelte, gedurende een periode van ten hoogste 15 jaar na het begraven van de overledene € 676,00

5.3 Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden, wordt voor een periode van 1 jaar, geheven:

5.3.1 voor een gedenkteken, waarvan het eerste recht op een graf is

verleend vóór 1 januari 2008 € 126,00

  • 5.3.2voor een particulier graf, waarvan het eerste recht op een graf is

    5.3.2 verleend na 1 januari 2008 € 126,00

  • 5.

    4 Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden, wordt voor een

    periode van een jaar geheven:

5.4.1 voor een particuliere urnennis € 65,00

5.4.2 voor een plaats in de urnentuin € 65,00

  • 5.

    5 De rechten, genoemd in onderdeel 5.3 en 5.4 kunnen worden afgekocht voor zover het betreft de op het moment van de aanvraag nog niet aangevangen belastingjaren, die in de periode vallen, waarvoor het recht als bedoeld in hoofdstuk 1 nog geldend is. De afkoopsom bedraagt een veelvoud van het betreffende tariefbedrag per jaar, ter grootte van de in onderstaande tabel vermelde vermenigvuldigingsfactor.

    Aantal nog niet verstreken belastingjaren - Vermenigvuldigingsfactor

    • -

      -------------------------------------------------------------

      20 - 12,5

      19 - 12,1

      18 - 11,7

      17 - 11,3

      16 - 10,8

      15 - 10,4

      14 - 9,9

      13 - 9,4

      12 - 8,9

      11 - 8,3

      10 - 7,7

      9 - 7,1

      8 - 6,5

      7 - 5,8

      6 - 5,1

      5 - 4,3

      4 - 3,5

      3 - 2,7

      2 - 1,9

      1 - 1,0

      Hoofdstuk 6 Opgraven, herbegraven, ruimen, verstrooien

      • 6.

        1 Voor het opgraven van een overledene wordt geheven binnen

        10 jaar na de datum van de laatste bijzetting € 1165,00

      • 6.

        2 Voor het opgraven van de overblijfselen van een overledene na

      verloop van 10 jaar na de datum van laatste bijzetting wordt geheven:

      6.2.1 aansluitend aan een reguliere begrafenis in hetzelfde graf € 326,00

      6.2.2 niet aansluitend aan een reguliere begrafenis € 1069,00

      6.3 Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf van de

      6. overblijfselen van een overledene, zijnde een persoon van 12

      6. jaar of ouder, wordt geheven:

      6.3.1 in een particulier graf € 979,00

      6.3.2 in een algemeen graf € 450,00

      6.4 Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf van de overblijfselen van een overledene, zijnde een persoon van 1 jaar tot 12 jaar, wordt geheven:

      6.4.1 in een particulier graf € 489,00

      6.4.2 in een algemeen graf € 224,00

      6.5 Voor het na opgraven weer begraven in een ander graf van de overblijfselen van een overledene, zijnde een persoon beneden de leeftijd van 1 jaar of een doodgeboren kind wordt geheven:

      6.5.1 in een particulier graf € 244,00

      6.5.2 in een algemeen graf € 112,00

      • 6.

        6 Voor het na opgraven weer opnieuw begraven van een overledene of de overblijfselen van een overledene in hetzelfde particuliere graf, wordt een recht geheven van 50% van de onder 6.3, 6.4 en 6.5 genoemde rechten.

        6.7 Indien de overblijfselen van meerdere overledenen in één kist zijn

        6.7 begraven, wordt bij opgraving per kist een recht berekend van € 326,00

      • 6.

        8 Ter bepaling van de leeftijd als bedoeld in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 6 wordt uitgegaan van de leeftijd op het moment van overlijden.

      • 6.

        9 Voor het opgraven van een asbus wordt geheven:

      6.9.1 uit een particulier graf € 350,00

      6.9.2 uit een algemeen urnengraf € 222,00

      • 6.

        10 Voor het verwijderen van een asbus of urn wordt geheven € 95,00

      • 6.

        11 Voor het, tijdens of na een algehele ruiming van een grafveld, afzonderen van de overblijfselen van een overledene ten behoeve van een crematie of een herbegrafenis wordt geheven € 160,00

      • 6.

        12 Voor het verstrooien van as op een verstrooiingsplaats, die niet eerder op de betreffende begraafplaats bijgezet is geweest, wordt per asbus geheven € 137,00

      Hoofdstuk 7 Overige heffingen en toeslagen

      • 7.1 Voor het gebruik van de aula, per dienst van één uur, of een

        7.1 gedeelte hiervan, wordt geheven € 153,00

      • 7.

        2 Voor het verrichten van werkzaamheden verband houdend met begraven van een overledene of de overblijfselen van een overledene op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in hoofdstuk 3 respectievelijk hoofdstuk 6 verhoogd met € 260,00

      • 7.

        3 Voor het (her)plaatsen of verwijderen van een urn of een asbus alsmede voor het verstrooien van as op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in hoofdstuk 4 respectievelijk hoofdstuk 6 verhoogd met € 84,00

      • 7.

        4 Onder buitengewone uren, als bedoeld in 7.2 en 7.3 wordt verstaan de werkzaamheden op een zaterdag of een andere landelijk erkende zon- of feestdag.