Regeling vervallen per 01-03-2012

Reintegratieverordening gemeente Alphen aan den Rijn 2009

Geldend van 01-10-2009 t/m 29-02-2012

Intitulé

RE-INTEGRATIEVERORDENING GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN 2009

vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2009

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

a de wet: de Wet werk en bijstand;

b het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn;

c de raad: de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

d doelgroep: de personen aan wie op grond van de wet, een re-integratievoorziening wordt aangeboden gericht op duurzame uitstroom naar algemeen geaccepteerde, betaalde arbeid;

e belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep;

f uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

g Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn als werkloze werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen;

h niet-uitkeringsgerechtigden (Nuggers): personen als bedoeld in art. 6 onder a van de wet;

i traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het college hem opgelegd geheel van voorzieningen gericht op het verkrijgen en behouden van algemeen geaccepteerde betaalde arbeid;

j startkwalificatie: het succesvol afronden van het havo of vwo, of het behalen van een diploma van een opleiding op niveau 2 van de kwalificatiestructuur van de WEB (Wet educatie beroepsonderwijs) en dit is de basisberoepsopleiding.

HOOFDSTUK II BELEID EN FINANCIËN

Artikel 2 Opdracht aan het college

1 Het college biedt ondersteuning aan belanghebbenden bij arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dit noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan uitkeringsgerechtigden, Anw’ers, Nuggers en aan personen bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

2 Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen.

3 Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

4 Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij bekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

Artikel 3 Beleidsplan

De gemeenteraad heeft in februari 2009 een meerjarenbeleidsplan voor de WWB vastgesteld voor de periode 2009 tot en met 2012. Hierin zijn beleidsprioriteiten aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering. Het meerjarenbeleidsplan is de beleidsmatige grondslag voor deze verordening.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

1 Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en/of sociale activering en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en/of sociale activering.

2 Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening

en het in artikel 3 genoemde beleidsplan.

Artikel 5 Verplichtingen

1 Een uitkeringsgerechtigde aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden, is  verplicht hiervan gebruik te maken.

2 De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening, is gehouden aan de verplichtingen die  voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, en  aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

3 Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hierover is bepaald in de huidige Afstemmingsverordening, dan wel het Maatregelbesluit Abw, IOAW en IOAZ.

HOOFDSTUK III VOORZIENINGEN

Artikel 6 Algemene bepalingen over voorzieningen

1 In het beleidsplan genoemd in artikel 3, is vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden, voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

2 Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze

verordening, aan de inzet van een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

3 Het college kan de voorziening beëindigen in de volgende gevallen:

a indien de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9, 17 en 55 van de wet of de IOAW/IOAZ niet nakomt;

b indien de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt niet meer

behoort tot de doelgroep van de wet;

c indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van de voorziening;

d indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een duurzame arbeidsinschakeling.

4 Bij uitvoeringsbesluit stelt het college nadere regels ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 en 11.

5 Indien de belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college maatregelen treffen bestaande uit schorsing of beëindiging van deelname aan de betreffende voorziening en/of terugvorderen.

Artikel 7 Loonkostensubsidies

1 Het college kan subsidie, in de vorm van loonkostensubsidie, verstrekken aan werkgevers die met belanghebbenden een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling;

2 De loonkostensubsidie heeft een tijdelijk karakter;

3 Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden;

4 De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onver- antwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van arbeidsplaatsen plaatsvindt.

Artikel 8 Scholing en/of opleiding

1 Het college kan een belanghebbende een vorm van scholing en/of opleiding gericht op arbeidsinschakeling, het behalen van een startkwalificatie of een andere passende voorziening aanbieden.

2 De in het eerste lid bedoelde scholing en/of opleiding kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie en is gemaximeerd tot het niveau van een startkwalificatie.

3 Het college kan op individuele gronden besluiten de in het eerste lid bedoelde scholing en/of opleiding te maximeren tot het niveau van hoger beroepsonderwijs.

4 Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de

scholing en/of opleiding.

5 Voor zover de belanghebbende die op grond van artikel 10a van de wet additionele werkzaamheden verricht niet beschikt over een startkwalificatie, wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

6 Het college betrekt bij deze beoordeling in elk geval het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert.

Artikel 9 * Premies

1 Aan de uitkeringsgerechtigde die op het moment van uitstroom minimaal een jaar afhankelijk is geweest van een uitkering levensonderhoud, kan een premie worden toegekend bij duurzame volledige uitstroom, ter hoogte van € 500,00.

2 Het college verstrekt aan degene die algemene bijstand ontvangt en onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a zesde lid van de wet, een premie van telkens € 300,00.

3 Het recht op een premie als bedoeld in het tweede lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

4 De premie kan worden geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

HOOFDSTUK IV ONDERSTEUNENDE VOORZIENINGEN

Artikel 10 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn door belanghebbende in het kader van de arbeidsinschakeling en sociale activering.

Artikel 11 Diagnose

Het college kan besluiten om met betrekking tot een belanghebbende een diagnose te laten stel len teneinde te bepalen welke afstand de betrokkene heeft tot de arbeidsmarkt en welke

re-integratievoorzieningen noodzakelijk zijn om algemeen geaccepteerde arbeid te vinden.

Artikel 12 Medische en/of arbeidskundige keuring

Het college kan besluiten om met betrekking tot een belanghebbende een medische en/of arbeidskundige en/of psychologische keuring te laten verrichten teneinde te kunnen vaststellen in hoeverre een aan te bieden traject voor re-integratie haalbaar is.

Artikel 13 Verzuim- en/of spoedcontrole

Het college kan besluiten om met betrekking tot een belanghebbende een verzuim- en/of spoed-controle te laten verrichten teneinde te kunnen vaststellen of het verzuim terecht is.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de

bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van

overwegende aard leidt.

Artikel 15 Ontheffing

Het college kan ontheffing verlenen van bij of krachtens deze verordening gestelde verplichtingen van ondergeschikte betekenis.

Artikel 16 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college, zulks met inachtneming van het doel en de strekking van deze verordening en het beleidsplan.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009. Bij inwerkingtreding van deze verordening komt de Re-integratieverordening 2006 te vervallen.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening Gemeente Alphen aan den Rijn 2009”.

* Wijzigingen van de verordening :

artikel 9 : raadsbesluit 16 december 2010, ingaande 1 januari 2011

UITVOERINGSBESLUIT RE-INTEGRATIE WWB 2009 GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN

(vastgesteld door burgemeester en wethouders op 12 oktober 2009)

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begrippen

1 Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt, voor zover niet anders bepaald, hebben dezelfde betekenis als in de wet en Re-integratieverordening WWB 2009.

2 Wet: WWB, IOAW en IOAZ

Artikel 2 De noodzaak van een voorziening

  • 1 Een voorziening wordt noodzakelijk geacht als de belanghebbende met inzet van de voor-ziening in staat wordt geacht duurzaam algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven.

  • 2 Bij de bepaling of het aanbieden van een voorziening noodzakelijk wordt geacht, kan worden betrokken: leeftijd, opleidingsniveau, werkervaring, arbeidshandicap, woonsituatie, verslaving, justitieel verleden, zorgtaken en andere individuele omstandigheden.

  • 3 Voor deze beoordeling kan het college gebruik maken van een diagnose als bedoeld in art. 11 Re-integratieverordening WWB 2009.

  • 4 Een voorziening wordt aangeboden als onderdeel van een traject. Bij het vormgeven van een traject worden nadere uitvoeringsregels in acht genomen.

Artikel 3 Weigeren of terugvorderen van een voorziening

  • 1 Indien het aan de belanghebbende uit de doelgroep als bedoeld in artikel 1d van de Re-integratieverordening WWB 2009 te wijten is dat een voorziening (vroegtijdig) is beëindigd wordt binnen één jaar geen nieuwe voorziening aangeboden. Deze bepaling geldt niet voor de uitkeringsgerechtigde.

  • 2 Kosten van een voorziening voor niet-uitkeringsgerechtigden kunnen worden teruggevorderd tot vijftig procent van de verstrekte subsidies, zoals bedoeld in artikel 6 lid 5 van de Re-integratieverordening WWB 2009.

HOOFDSTUK 2 NADERE REGELS VOORZIENINGEN

Artikel 4 Werken met behoud van uitkering

  • 1 Werken met behoud van uitkering wordt uitsluitend aangeboden aan de uitkerings-gerechtigde.

  • 2 De maximale duur van werken met behoud van uitkering, is in principe 6 maanden per traject.

  • 3 Voor de inzet van de voorziening bedoeld in voorgaand lid geldt dat deze alleen noodzakelijk wordt geacht wanneer de belanghebbende met inzet van de voorziening in staat wordt geacht binnen 6 maanden duurzame algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven of kan doorstromen naar een voorziening, die hiertoe leidt.

  • 4 Na 6 maanden wordt beoordeeld of de voorziening omgezet wordt in een participatiebaan, zoals bedoeld in artikel 10a lid 1 WWB en artikel 38a IOAW/IOAZ.

  • 5 Indien de voorziening niet wordt omgezet in een participatiebaan, is er verlenging van maximaal 3 maanden mogelijk onder twee voorwaarden:

    • a.

      Het gaat niet om additionele werkzaamheden;

    • b.

      De inschatting is dat de uitkeringsgerechtigde na deze 3 maanden kan uitstromen naar algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 6 Indien bij aanvang van de voorziening als bedoeld in lid 1 duidelijk is dat de uitkerings-gerechtigde niet in staat wordt geacht binnen 6 maanden duurzame algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven of door te stromen naar een voorziening, kan er onmiddellijk een participatiebaan, zoals bedoeld in artikel 10a, lid 1 WWB en artikel 38a IOAW/IOAZ, worden aangeboden.

Artikel 5 Loonkostensubsidie

  • 1 De werkgever die met een uitkeringsgerechtigde, die 6 maanden of langer een uitkering ontvangt (bijstandsverleden), een arbeidsovereenkomst van minimaal 12 maanden aangaat, waardoor geen aanspraak meer wordt gemaakt op een (gedeelte van de) uitkering, kan in aanmerking komen voor een loonkostensubsidie.

  • 2 Het in voorgaand lid genoemde bijstandsverleden dient in een aantal gevallen te worden aangepast:

    • b.

      indien een uitkeringsgerechtigde de zorg van kinderen op zich heeft opgenomen en om die reden een (langere) tijd uit het arbeidsproces is geweest;

    • b.

      indien er een verleden bestaat vanuit een andere uitkering dan een bijstandsuitkering.

  • 3 Het verstrekken van een loonkostensubsidie kan worden voorafgegaan door een voorziening volgens artikel 4 van dit besluit die maximaal 3 maanden duurt.

  • 4 De loonkostensubsidie wordt in principe voor maximaal 2 jaar verstrekt.

  • 5 De loonkostensubsidie wordt beëindigd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

  • 6 De loonkostensubsidie wordt maandelijks uitbetaald.

  • 7 De hoogte van de subsidie bedraagt bij fulltime werk (40 uur, tenzij de cao anders bepaalt):

  • a. Voor uitkeringsgerechtigden onder de 23 jaar 50% van het wettelijk minimumloon voor de betreffende leeftijdscategorie per maand.

  • b. Voor uitkeringsgerechtigden van 23 jaar en ouder, maar jonger dan 65 jaar, € 500,00 per maand.

  • 8 Bij parttime werk ontvangt de werkgever een loonkostensubsidie die gelijk is aan de deeltijdfactor.

  • 9 De hoogte van de subsidie kan in afwijking van lid 7 a en b en lid 8 worden vastgesteld, indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 10 Gemeente Alphen aan den Rijn verstrekt de loonkostensubsidie aan de werkgever, ook wanneer de werknemer tijdens de looptijd van de subsidieperiode verhuist naar Jacobswoude, Nieuwkoop of Rijnwoude.

Artikel 6 Scholing en/of opleiding

  • 1 De belanghebbende mag niet aan scholing en/of opleiding beginnen als er geen toestemming is verleend door het college.

  • 2 Scholing en/of opleiding als bedoeld in artikel 8 van de Re-integratieverordening WWB 2009 wordt noodzakelijk geacht indien de positie op de arbeidsmarkt door het aanbieden van deze voorziening aantoonbaar wordt verbeterd. Hiervan is sprake indien onder andere:

    • a.

      Belanghebbende geschikt is voor de scholing en /of opleiding

    • b.

      Belanghebbende wordt opgeleid op een vakgebied waar op dat moment vraag naar is, of vraag naar wordt verwacht bij afronding van de scholing en/of opleiding. Bij de beoordeling kan gebruik worden gemaakt van de gegevens van het UWV-WERKbedrijf

    • c.

      Belanghebbende bepaalde vaardigheden of kennis mist die nodig is om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.

  • 3 Scholing en/of opleiding mag uitsluitend gevolgd worden aan een erkend opleidingsinstituut.

  • 4 De scholingskosten zoals schoolgeld, boeken en leermiddelen worden vergoed en indien mogelijk direct aan het scholingsinstituut overgemaakt.

  • 5 Indien er aanspraak kan worden gemaakt op een voorliggende voorziening, wordt de subsidie met het bedrag van de voorliggende voorziening verlaagd.

Artikel 7 Sociale activering

Sociale activering kan worden aangeboden aan de uitkeringsgerechtigde die een ontheffing heeft gekregen van de plicht tot arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 lid 1a en b WWB.

Artikel 8 Alphense activerende aanpak (A3)

  • 1 Aan de belanghebbende wordt in principe een gecombineerd trainings-, scholings- of hulpprogramma aangeboden volgens de Alphense activerende aanpak.

  • 2 Onderdeel van deze aanpak is de A3-academie.

    • a.

      De A3-academie leidt tot uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid of tot een gerichte plaatsing op een passende voorziening.

    • b.

      Na de A3-academie kan een (leer)werkstage worden aangeboden voor maximaal 6 maanden, volgens artikel 4 van dit besluit.

  • 3 Indien er geen passende voorzieningen beschikbaar zijn binnen de Alphense activerende aanpak, kan er een maatwerktraject aangeboden worden.

  • 4 Een persoonsgebonden re-integratiebudget kan op aanvraag worden toegekend, indien gemeente Alphen aan den Rijn zelf geen passend traject kan aanbieden.

  • 5 De hoogte van een persoonsgebonden re-integratiebudget wordt door het college bepaald, waarbij wordt uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening.

  • 6 Vergoeding voor een persoonsgebonden re-integratiebudget wordt pas uitbetaald indien het college het opgestelde plan van de belanghebbende goedkeurt.

Artikel 9 * Premies

  • 1 Aan de uitkeringsgerechtigde kan eenmaal per 12 maanden ambtshalve of op aanvraag een premie worden toegekend.

  • 2 De premie bedoeld in de Re-integratieverordening gemeente Alphen aan den Rijn artikel 9 lid 1, kan pas worden aangevraagd en uitbetaald op het moment dat belanghebbende 9 maanden aantoonbaar is uitgestroomd door arbeid in dienstverband.

Artikel 10 Vergoeding noodzakelijke kosten

  • 1 De belanghebbende komt in aanmerking voor een vergoeding van kosten die noodzakelijk zijn in het kader van een traject, indien dit kosten betreft van vervoer, kinderopvang of andere kosten die verband houden met deelname aan een traject.

  • 2 De kosten genoemd in lid 1 komen ook voor vergoeding in aanmerking indien deze niet noodzakelijk zijn, maar wel de uitstroom naar duurzame arbeid stimuleren. Vergoeding vindt in een dergelijk geval plaats op basis van de goedkoopste adequate voorziening.

  • 3 Vervoerskosten

    • a.

      Binnen de gemeente Alphen aan den Rijn komen reiskosten niet in aanmerking voor vergoeding.

    • b.

      Vergoeding van reiskosten vindt plaats op basis van de kosten van openbaar vervoer 2e klasse, waarbij de goedkoopste mogelijkheid wordt vergoed.

    • c.

      Van het bepaalde in lid 3 onder a en b kan worden afgeweken indien persoonlijke omstandigheden dit noodzakelijk maken. In uitzonderingsgevallen kan worden overgegaan tot vergoeding van de kosten van eigen vervoer; voor de bepaling van de kosten wordt aangesloten bij de maximale onbelaste vergoedingen volgens de belastingwetgeving waarbij de kortste reisafstand wordt gehanteerd.

    • d.

      De vergoeding wordt na het overleggen van de vervoersbewijzen op maandbasis uitbetaald.

    • e.

      Gemaakte reiskosten kunnen tot maximaal 6 maanden na de periode waarop ze betrekking hebben worden gedeclareerd.

    • f.

      Indien de reiskosten meer dan 25 euro per maand bedragen, kan op verzoek de te verwachten vergoeding voor een maand vooraf verstrekt worden.

    • g.

      Te veel betaalde subsidie als bedoeld in dit artikel kan worden teruggevorderd.

  • 4 Kinderopvang

    • a.

      Het vergoeden van kinderopvang gebeurt volgens de normen van de Wet kinderopvang.

    • b.

      Het vergoeden van overblijfkosten op school gebeurt volgens de op die school gebruikelijke tarieven.

  • 5 Indien er aanspraak kan worden gemaakt op een voorliggende voorziening, wordt de subsidie met het bedrag van de voorliggende voorziening verlaagd.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Uitvoeringsbesluit Re-integratie WWB 2009.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt tegelijk met de Re-integratieverordening WWB 2009 in werking.

Bij inwerkingtreding van dit besluit komt het uitvoeringsbesluit van 19 oktober 2006 te vervallen.

* Wijzigingen van het uitvoeringsbesluit :

raadsbesluit 16 december 2010, ingaande 1 januari 2011