Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening rioolheffing 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2012

vastgesteld door de gemeenteraad op 8 december 2011.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1 De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

2 Met betrekking tot de belasting wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

3 Met betrekking tot de belasting wordt, ingeval het perceel een roerende zaak is, als belastingplichtige aangemerkt, degene die bij het begin van het belastingjaar van dat eigendom, naar omstandigheden beoordeeld, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Vrijstellingen

  • 1 In afwijking in zoverre van artikel 3 worden bij de heffing buiten aanmerking gelaten:

    • a

      onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • b

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.

  • 2 De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel a van het eerste lid bedoelde onroerende zaken geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De belasting als wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 7 Belastingtarieven

1 De belasting bedraagt per perceel, zijnde een woning of voor overige percelen met een bebouwde oppervlakte van meer dan 30 m2, per jaar € 209,00

2 De belasting bedraagt voor overige percelen met een bebouwde

oppervlakte van 30 m2 of minder, per perceel per jaar € 28,70

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

2 Indien het totale aanslagbiljetbedrag beneden de € 5 blijft, wordt geen belasting geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

2 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

3 In afwijking van het eerste lid kunnen de aanslagen in gevallen, waarbij de belastingschuldige aan de gemeente een automatische incasso heeft verstrekt, in maximaal tien gelijke maandelijkse termijnen worden voldaan. De eerste termijn vervalt daarbij op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

4 Betaling in termijnen is alleen mogelijk indien het totaal verschuldigde bedrag van de op één aanslag verenigde aanslagen minimaal € 50 doch minder dan € 3.000 bedraagt.

5 In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belastingplicht eerst in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in de loop van het belastingjaar wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot het aantal volle termijnen dat nog van de genoemde tien gelijke termijnen resteert. Met dien verstande dat een minimum aantal van zes termijnen overblijft.

6 In afwijking van hetgeen in het derde lid is bepaald, worden, indien de belasting later dan de reguliere aanslag eerst in één van de volgende kalenderjaren wordt opgelegd, de termijnen van betaling bij automatische incasso beperkt tot zes gelijke termijnen.

7 De in lid 3, 5 en 6 van dit artikel genoemde termijnbedragen worden afgerond op twee decimalen. Afwijkingen en afrondingsverschillen in de te betalen termijnen zijn toegestaan.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1 De 'Verordening rioolheffing 2011' van 25 november 2010, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2012’.