Regeling vervallen per 01-01-2014

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Alphen aanden Rijn, hoofdstuk 4 Arbeidsduur en werktijden

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2013

Intitulé

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN, HOOFDSTUK 4 ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN

vastgesteld door burgemeester en wethouders op 8 januari 2004; laatstelijk gewijzigd bij besluit van 11 oktober 2011, registratienummer 2011/445

Artikel 4:1*

  • 1. Het college kan de feitelijke arbeidsduur per week vaststellen op een andere omvang dan de formele arbeidsduur per week waarbij de afwijking maximaal het onderstaande aantal uren mag bedragen:

    • -

      2 uur bij een formele arbeidsduur per week van 0 tot 12 uur;

    • -

      4 uur bij een formele arbeidsduur per week van 12 tot 24 uur;

    • -

      6 uur bij een formele arbeidsduur per week van 24 tot en met 36 uur.

    • -

      De voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per jaar mag alleen worden overschreden bij de toepassing van artikel 2:7a of artikel 6:2, tweede lid.

  • 2. Indien het college de feitelijke arbeidsduur per week op een andere omvang vaststelt dan de formele arbeidsduur per week, wordt dit ten minste één maand voor aanvang van de betreffende week aan de ambtenaar meegedeeld.

  • 3. De ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar is aangesteld of wordt ontslagen heeft een arbeidsduur die naar rato van de arbeidsduur per jaar over het aantal te werken maanden wordt berekend.

  • 4. De arbeidsduur per dag bedraagt ten hoogste negen uur. Indien de bedrijfsvoering dit vereist kan de arbeidsduur een maal per week op tien uur gesteld worden

  • 5. Bij de brandweer en de wat betreft de van toepassing zijnde dienstroosters daarmee vergelijkbare onderdelen, kunnen van het eerste en het vierde lid afwijkende afspraken worden overeengekomen, met dien verstande dat het bepaalde in de laatste volzin van het eerste lid van toepassing blijft.

Artikel 4.1.1.1

Bij gehele of gedeeltelijke verhindering wegens ziekte de betrekking te vervullen, geldt alleen de formele arbeidsduur per week van maximaal 36 uur, bij deeltijders naar evenredigheid, vanaf het moment dat de ziekte een aaneengesloten periode van vier weken heeft geduurd tot het moment van volledig herstel.

Artikel 4:2*

  • 1. In een nader door het college vast te stellen regeling worden algemene regels omtrent de werktijden vastgesteld. Voor zover ingevolge deze regeling wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster opgesteld.

  • 2. Bij de regeling van de werktijd wordt in acht genomen:

    • a.

      dat geen arbeid wordt verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij afwijking van deze regel in het belang van de dienst noodzakelijk is;

    • b.

      dat de werktijden ten minste een maand voor aanvang aan de ambtenaar bekend worden gemaakt;

    • c.

      dat de werktijd behoorlijk door pauze wordt onderbroken;

    • d.

      dat de werktijd van een ambtenaar niet uitsluitend wordt vastgesteld om het bepaalde in artikel 3:3, derde lid te ontwijken.

  • 3. Bij de brandweer, en de wat betreft de van toepassing zijnde dienstroosters daarmee vergelijkbare onderdelen, kan een van het tweede lid afwijkende regeling worden getroffen.

Artikel 4:2:1*

  • 1. Bij de regeling van de werktijd en haar toepassing wordt zoveel mogelijk gezorgd, dat de ambtenaar op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig mogelijk wordt beperkt.

  • 2. Een afwijking van de regeling van de werktijd, bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, onder a, is voor wat betreft de zondag slechts mogelijk voor ten hoogste 26 zondagen per jaar.

  • 3. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd.

  • 4. Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest-of gedenkdagen die door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten.

  • 5. Het bepaalde in dit artikel vindt voor hem die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, overeenkomstige toepassing indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.

Artikel 4:2:2

Indien door de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:3, arbeid op zaterdag of zondag wordt verricht, wordt hem voor elke zaterdag of zondag waarop hij arbeid heeft verricht een werkdag ter vrije beschikking toegekend.

Opgebouwd verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

Artikel 4:3*

1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a opgebouwde verloftegoed: het voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

b kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: het omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

2 Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door het college verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

3 De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed. Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en wanneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.

4 In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

5 In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8, 8:10 of 8:11 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

6 In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.

7 In geval van ontslag op grond van artikel 8:4 en 8:5 of 8:9 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald op grond van het tiende lid.

8 In het geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van het bepaalde van artikel 8:16:2, het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

9 In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag betreft, worden tussen de ambtenaar en het college nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

10Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

Artikel 4:3:1 *

Vervallen

Artikel 4:3:2*

Vervallen

Artikel 4:3:3*

Vervallen

4a Uitwisselen van arbeidsvoor waarden

Verlofuren uitwisselen tegen geld

Artikel 4a:1*

  • 1.

    De ambtenaar kan bij het college voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) een verzoek indienen om gedurende het daaropvolgende kalenderjaar de duur van de vakantie - als bedoeld in artikel 6:2, eerste lid - te verminderen in ruil voor een vergoeding als bedoeld in het vijfde lid.

  • 2.

    Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal vakantie-uren - na vermindering op grond van het eerste lid - minimaal 144 uren. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week en voor de ambtenaar die gebruikmaakt van de seniorenregeling bedoeld in artikel 5:1 of 5:3, geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als minimum.

  • 3.

    Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal te verminderen vakantie-uren op grond van het eerste lid maximaal 72 uur. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week en voor de ambtenaar die gebruikmaakt van de seniorenregeling bedoeld in artikel 5:1 of 5:3, geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.

  • 4.

    Het college wijst een verzoek als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 5.

    Tenzij op lokaal niveau anders is overeengekomen ontvangt de ambtenaar voor elk op grond van het eerste lid verminderd vakantie-uur een vergoeding overeenkomend met de hoogte van het salaris per uur dat hij geniet bij de aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Geld uitwisselen tegen vakantie-uren

Artikel 4a:2*

  • 1.

    De ambtenaar kan bij het college voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) een verzoek indienen om gedurende het daaropvolgende kalenderjaar de duur van de vakantie -als bedoeld in artikel 6:2, eerste lid - te vermeerderen tegen inlevering van een vergoeding als bedoeld in het vierde lid.

  • 2.

    Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal op grond van het eerste lid te vermeerderen vakantie-uren maximaal 72 uren. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week en voor de ambtenaar die gebruikmaakt van de seniorenregeling bedoeld in artikel 5:1 of 5:3, geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.

  • 3.

    Het college wijst een verzoek als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 4.

    Tenzij op lokaal niveau anders is overeengekomen, wordt op het salaris van de ambtenaar voor elk op grond van het eerste lid meer verkregen vakantie-uur een vergoeding ingehouden overeenkomend met de hoogte van het salaris per uur dat hij geniet bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Inhouding op bezoldiging, eindejaarsuitkering, vakantietoelage of urenvergoeding

Artikel 4a:3*

  • 1. Het college kan op verzoek van de ambtenaar zijn bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, zijn eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:6, zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 4a:1, vijfde lid, verlagen voor door burgemeester en wethouders vastgestelde bestedingsmogelijkheden.

  • 2. Bij regeling van het college kunnen voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften worden gesteld.