Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2016

De raad van de Gemeente Alphen aan den Rijn;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

B E S L U I T vast te stellen de volgende:

Verordening op de heffing en de invordering vanparkeerbelastingen 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1

    De Parkeerverordening 2016 behoort als bijlage bij deze belastingverordening.

  • 2

    De begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Parkeerverordening 2016 zijn van toepassing op de bepalingen in deze belastingverordening.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven in de woonplaats Alphen aan den Rijn:

  • 1

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een daartoe in artikel 2 van de Parkeerverordening 2016 aangewezen parkeer apparatuur plaats, rekening houdend met de in deze verordening dan wel op of bij de parkeerapparatuur vermelde plaats, tijdstip en wijze;

  • 2

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerplaats binnen het vergunningengebied, als aangegeven in bijlage 1 van de Parkeerverordening 2016, waarvoor een van gemeentewege verleende vergunning noodzakelijk is.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel 1, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • -

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • -

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

    • 3

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel 2, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

    • 4

      De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 5 Plaatsaanduiding betaald parkeren

De gebieden en locaties als vermeld in artikel 2, het eerste lid, van de Parkeerverordening 2016.

Artikel 6 Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing

  • 1

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik van een parkeerapparatuurplaats op parkeerterreinen, parkeervakken en weggedeeltes, uitgezonderd die waarvoor de tariefstelling elders in dit artikel expliciet geregeld is, bedraagt:

    • a

      maandag tot en met donderdag en zaterdag, van 9.00 tot 18.00 uur, per 3,16 minuten of een gedeelte daarvan € 0,10 met een maximum van € 9,50 per parkeertijdvak van ten hoogste negen uren (dagkaart).

    • b

      op vrijdag en elke dag met een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen koopavond van 9.00 tot 21.00 uur, per 3,16 minuten of een gedeelte daarvan € 0,10 met een maximum van € 9,50 per parkeertijdvak van ten hoogste twaalf uren (dagkaart).

  • 2

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik van een parkeer apparatuur plaats op de volgende parkeerterreinen, parkeervakken en weggedeelten:

    • a

      het parkeerterrein onder het winkelcentrum Ridderhof

      • -

        maandag tot en met donderdag en zaterdag, van 9.00 tot 18.00 uur, per zeventien minuten of een gedeelte daarvan (met een minimale inworp van € 0,30) € 0,10 per parkeertijdvak van ten hoogste negen uren.

      • -

        op vrijdag en elke dag met een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen koopavond van 9.00 tot 21.00 uur, per zeventien minuten of een gedeelte daarvan (met een minimale inworp van € 0,30) € 0,10 per parkeertijd van ten hoogste twaalf uren.

    • b

      vervallen

    • c

      vervallen

Artikel 7 Vrijstelling

  • a

    Houders van een geldige Europese Gehandicaptenkaart, landelijke gehandicaptenkaart (zowel bestuurders als passagiers) gewestelijke of buitenlandse gehandicaptenkaart zijn vrijgesteld van parkeerbelastingen mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.

    Indien geen voorruit aanwezig is, dient de vergunning op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht.

  • b

    Voertuigen van politie, brandweer en ambulance, die als zodanig uiterlijk herkenbaar zijn middels de wettelijk voorgeschreven herkenbaarheidskenmerken, zijn vrijgesteld van parkeerbelastingen.

  • c

    Voertuigen die worden geparkeerd op een parkeerplaats welke is aangeduid met bord E8 met voertuigcategorie van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor zover het betreft voertuigen voor autodate, zijn vrijgesteld van parkeerbelastingen.

Artikel 8 Parkeervergunningen/abonnementen

  • 1

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor de daartoe in het vergunningengebied aangewezen parkeerplaatsen, bedraagt, voor een aaneengesloten periode van maximaal twaalf maanden:

    • a

      voor een eerste en/of tweede bewonersvergunning of voor een bezoekersvergunning in gebied I en II, genoemd in bijlage 1a van de Parkeerverordening € 36

    • b

      voor een derde of volgende bewonersvergunning in gebied I en II, genoemd in bijlage 1a van de Parkeerverordening € 200

    • c

      voor een bedrijfsvergunning in gebied I en II, genoemd in bijlage 1a van de Parkeerverordening € 240

    • d

      d voor een vergunning in gebied III en IV, genoemd in bijlagen 1 en 1b van de Parkeerverordening € 13,15

  • 2

    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik van een parkeer apparatuur plaats voor 1 jaar onder het winkelcentrum Ridderhof, voor het parkeren vanaf maandag 9.00 uur tot en met zaterdag 18.00 uur (en ’s nachts als de garage gesloten is), bedraagt per jaar € 170

  • 3

    Het tarief voor een vervangende “druppel-tag” voor parkeren bij het Ridderhof, bij verlies of diefstal of beschadiging, bedraagt € 25

  • 4

    Onder een maand, als bedoeld in het eerste en het tweede lid moet worden verstaan: een aaneengesloten periode, gelijk aan het aantal dagen binnen een kalendermaand, uitgaande van de datum van ingang.

  • 5

    Burgemeester en wethouders kunnen een maximum stellen aan het aantal uit te geven abonnementen

Artikel 9 Ontheffing en heffing naar tijdsgelang

Voor de belasting, bedoeld in artikel 8, het eerste en het tweede lid kan op schriftelijk verzoek van de houder ontheffing worden verleend. De ontheffing wordt berekend over zoveel twaalfde deel, gelijk aan het aantal kalendermaanden ingaande de 15e dag van de maand, dat de vergunning nog zijn geldigheid heeft, nadat het verzoek is ingekomen. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde deel van het jaar, ingaande de 15e van de maand, dat er nog kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren op de wijze zoals op de desbetreffende parkeerapparatuur is aangegeven, dan wel door middel van een zogenaamde persoonlijk “in-voertuig” parkeermeter welke in werking is gesteld met een door/of namens de gemeente verstrekte smartcard.

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving en moet worden betaald op het tijdstip van aanvraag tot het verlenen van de vergunning.

  • 4

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, in combinatie met artikel 8, onderdeel 2, wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving en moet worden betaald op het tijdstip van aanvraag tot het verlenen van het abonnement.

  • 5

    Een naheffingsaanslag moet direct worden betaald.

Artikel 11 Kosten

  • 1

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1 en 2, bedragen € 60

  • 2

    Het bedrag van de ingevolge het eerste lid in rekening te brengen kosten wordt bij een voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1

    De ‘Verordening parkeerbelastingen 2015’ van 18 december 2014 van de Gemeente Alphen aan den Rijn, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2016’.

Ondertekening

Vastgesteld door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn in de openbare raadsvergadering van 17 december 2015,
de griffier, de voorzitter,
drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies