Rijnhavenverordening Alphen aan den Rijn 2016

Geldend van 14-07-2016 t/m heden

Intitulé

RIJNHAVENVERORDENING ALPHEN AAN DEN RIJN 2016

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T vast te stellen de volgende:

RIJNHAVENVERORDENING ALPHEN AAN DEN RIJN 2016

Artikel 1 Toepassingsgebied

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de Rijnhaven, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart, met inbegrip van haar kaden en de zich in de haven bevindende kunstwerken, onverschillig wie op deze kaden en werken rechthebbenden zijn.

  • 2.

    Tot de kaden van de haven worden gerekend te behoren de kruin en de wederzijdse taluds. Op de plaatsen waar geen afzonderlijke kade is aangelegd worden het aan de waterkant gelegen talud of de damwand en een strook grond ter breedte van vijf meter, gerekend vanaf de bovenzijde van het talud of de damwand, voor de toepassing van deze verordening als kade aangemerkt.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuig: elk voorwerp, dienende tot of geschikt voor vervoer of verblijf te water, alsmede elk houtvlot;

  • b.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of hij die deze vervangt;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn;

  • d.

    havenmeester: degene, die als zodanig of als vervanger door het college is aangewezen;

  • e.

    brug: de Rijnhavenbrug;

  • f.

    spudpaal: een verticale buizenconstructie, waarmee schepen zichzelf kunnen vastleggen;

  • g.

    het innemen van een ligplaats: het meren van een vaartuig aan een kade, - waaronderbegrepen het meren door middel van een ander vaartuig - aan een meerpaal of aan een remmingwerk;

  • h.

    het opleggen van een vaartuig: het tijdelijk uit de vaart nemen van een vaartuig.

Artikel 3 Verontreiniging

  • 1. Het is verboden as, vuilnis of andere afvalstoffen, alsmede voorwerpen van welke aard dan ook in de haven te werpen of te laten vallen, of brandbare of verontreinigde vloeistoffen in de haven te pompen, te werpen of te laten vloeien.

  • 2. Het is verboden om een vaartuig te lossen, of te laden zonder voldoende maatregelen te hebben genomen ter voorkoming van de verontreiniging van de haven of van een openbare los- en laadplaats.

  • 3. Het bepaalde in het eerste- en tweede lid is niet van toepassing, voor zover het bepaalde bij- of krachtens de Wet milieubeheer of de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van toepassing is.

Artikel 4 Wijzigingen kade en plaatsen van voorwerpen

  • 1.

    Het is onverminderd het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden om in de vorm of de samenstelling van een kade een wijziging te brengen, hetzij door een paal, leiding, opslagtank, trap, oprit of ander dergelijk voorwerp in een kade te slaan, te leggen, aan te brengen of te hebben, hetzij door anderszins werkzaamheden in de kade uit te voeren.

  • 2.

    Het is onverminderd het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden om in de haven een paal, trap, leuning, steiger of ander getimmerte te slaan, te maken of te hebben.

  • 3.

    Het is verboden bomen, balken of ander hout, anders dan in de vorm van een houtvlot, in de haven te hebben of te laten liggen.

  • 4.

    Het college kan van de in de leden 1 en 2 opgenomen verbodsbepalingen schriftelijk ontheffing verlenen.

  • 5.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5 Inlichtingen

De schipper is verplicht aan de havenmeester op diens verzoek behoorlijke inzage te verstrekken van de meetbrief van zijn vaartuig en hem alle inlichtingen te geven omtrent diepgang, afmetingen en lading van het vaartuig.

Artikel 6 Diepgang vaartuig

De diepgang van een vaartuig mag niet meer zijn dan 2,80 meter.

Artikel 7 Voorkomen schade

  • 1.

    De schipper is verplicht zodanige voorzorgen te nemen, dat met zijn vaartuig of een onderdeel daarvan geen ongeval of schade wordt veroorzaakt en in het algemeen de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.

  • 2.

    Het is de schipper verboden de voortstuwer van zijn vaartuig, wanneer dit gemeerd ligt, in werking te hebben.

Artikel 8 Ankeren e.d.

Het is de schipper verboden zonder toestemming van het college een anker uit te werpen of uitgeworpen te hebben of gebruik te maken van een spudpaal.

Artikel 9 Meldplicht schade

De schipper is verplicht, wanneer met zijn vaartuig of een onderdeel daarvan schade is veroorzaakt, het college hieromtrent ten spoedigste in kennis te stellen.

Artikel 10 Innemen ligplaats

  • 1.

    Het is de schipper verboden met zijn vaartuig een ligplaats in te nemen anders dan op de daarvoor bestemde passanten ligplaatsen in de recreatiehaven, met een maximum ligduur van 72 uur.

  • 2.

    Degene, aan wie het college een vaste ligplaats voor zijn vaartuig heeft aangewezen, is verplicht te gedogen, dat, indien en voor zover van die ligplaats geen gebruik wordt gemaakt, daarover op aanwijzing van de havenmeester ten behoeve van andere vaartuigen wordt beschikt tot twaalf uur na het tijdstip, waarop de rechthebbende de havenmeester heeft medegedeeld weer gebruik van de ligplaats te willen maken.

Artikel 11 IJsvorming

  • 1.

    De schipper van een vaartuig waarvoor bij vorst of ijsgang een ligplaats is aangewezen, is, zo nodig, verplicht het zich tussen zijn vaartuig en die ligplaats bevindende ijs te breken of te doen breken.

  • 2.

    De schipper is verplicht bij vorst in de nabijheid van zijn vaartuig een brandbijt, groot tenminste 0,5 m2 te maken en open te houden en die bijt met ijsschotsen te omgeven. De bijt moet op een zodanige plaats worden gemaakt, dat de brandweer bij brandblussing er gebruik van kan maken.

Artikel 12 Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is een ieder verboden in de haven een vaartuig te hebben liggen, wanneer dit vaartuig wordt gebruikt dan wel uitsluitend of in hoofdzaak is ingericht als woonschip, als magazijn of voor het drijven van handel, dan wel wanneer het zal worden opgelegd.

  • 2.

    Het is een ieder verboden in de haven (aan) een vaartuig:

  • a.

    langer dan 72 uren te hebben liggen, wanneer dit uitsluitend of in hoofdzaak is ingericht voor het vervoer van personen, een motor- of zeiljacht daaronder begrepen;

  • b.

    langer dan één week te hebben liggen, wanneer dit bestaat uit een houtvlot;

  • c.

    langer dan twee weken te hebben liggen, wanneer dit uitsluitend of in hoofdzaak is ingericht voor vrachtvervoer en dit gedurende deze termijn gelost noch geladen wordt;

  • d.

    werkzaamheden te verrichten, waaronder in ieder geval vallen: opleggen, (ver)bouwen, vervangen, droog zetten, slopen of herstellen.

  • 3.

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden schriftelijk ontheffing verlenen.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 13 Aanmeren

  • 1.

    Het is de schipper verboden zijn vaartuig op een andere wijze te meren dan aan de daarvoor bestemde meermiddelen, tenzij van een ander aan een kade gemeerd vaartuig gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    De schipper is verplicht zorg te dragen, dat zijn vaartuig, zolang het stil ligt, behoorlijk is vastgelegd.

Artikel 14 Brandgevaar

  • 1.

    Het is verboden op of in een vaartuig licht ontvlambare stoffen bij of boven vuur te hebben.

  • 2.

    Het is verboden brandgevaarlijke goederen of stoffen te laden of te lossen zonder dat, met inachtneming van de aanwijzingen van de havenmeester, maatregelen ter voorkoming van brandgevaar zijn genomen.

Artikel 15 Doorvaart

  • 1.

    Het is verboden een vaartuig zodanig te hebben liggen, te laden of te lossen, dat andere vaartuigen bij de doorvaart van de vaarweg hiervan hinder ondervinden of dat hierdoor gevaar voor beschadiging van enig kunstwerk ontstaat.

  • 2.

    De schipper is verplicht de door de havenmeester ter opheffing van de hinder of het gevaar, in het vorige lid bedoeld, gegeven aanwijzingen op te volgen.

Artikel 16 Verbod zeilplanken, surfsport, jetski, waterscooter e.d.

  • 1.

    Het is verboden in de Rijnhaven gebruik te maken van een zeilplank, de surfsport te beoefenen, gebruik te maken van een jetski of een waterscooter, dan wel zich met een daarmee vergelijkbaar voorwerp voort te bewegen.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid opgenomen verbod.

  • 3.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 17 Snelheid vaartuig

  • 1.

    Het is verboden in de Rijnhaven om met een vaartuig sneller te varen dan 6 (zes) kilometer per uur.

  • 2.

    De schipper is verplicht zijn vaartuig voor de brug te doen stoppen wanneer één of meer rode lichten op of bij de brug worden getoond.

Artikel 18 (Geluid)hinder door vaartuigen

  • 1.

    Het is de schipper van een vaartuig dat ligplaats heeft ingenomen aan een wal in de Rijnhaven, die is voorzien van elektrische stroomkasten, verboden gebruik te maken van aggregaten ten behoeve van de opwekking van elektriciteit.

  • 2.

    De schipper is voor de elektriciteitsvoorziening verplicht gebruik te maken van de in het eerste lid bedoelde stroomkasten.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste en tweede lid bepaalde ontheffing verlenen.

  • 4.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

  • 5.

    Op de ontheffing als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 19 Openbare orde- en veiligheid

  • 1.

    In geval van stoornis of dreigende stoornis van de openbare orde dan wel in geval van gevaar of te duchten gevaar voor de openbare veiligheid, kan het college ter handhaving van de openbare orde of de openbare veiligheid:

  • a.

    een verbod opleggen om met een vaartuig de haven binnen te komen of in de haven te verblijven;

  • b.

    maatregelen opleggen aan de kapitein of de schipper van een vaartuig, dat in de haven verblijft.

  • 2.

    Het is verboden om in afwijking van een opgelegd verbod, of opgelegde maatregelen te handelen.

  • 3.

    De vorige leden van dit artikel zijn niet van toepassing in die gevallen, waarin de burgemeester bevoegd is om een bevel te geven als bedoeld in artikel 175 Gemeentewet.

Artikel 20 Weigerings- en intrekkingsgronden ontheffing

  • 1.

    Een ontheffing op basis van deze verordening kan worden geweigerd:

  • a.

    in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • b.

    in het belang van de openbare orde- en veiligheid;

  • c.

    in het belang van het leefmilieu of de volksgezondheid;

  • d.

    indien het vaartuig, waarvoor een ontheffing wordt aangevraagd, niet voldoet aan de maten, zoals opgenomen in artikel 6 van deze verordening;

  • e.

    in het belang van de bruikbaarheid van het gemeentelijk vaarwater.

  • 2.

    Een ontheffing op basis van deze verordening kan worden ingetrokken:

  • a.

    op basis van een belang, zoals genoemd in het eerste lid, onder a tot en met e;

  • b.

    indien een aan een ontheffing verbonden voorschrift niet wordt nageleefd;

  • c.

    indien de bij de aanvraag voor de ontheffing verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn geweest;

  • d.

    op verzoek van de houder;

  • e.

    indien binnen de in de ontheffing gestelde termijn, of bij gebrek hieraan binnen een redelijke termijn, van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 21 Voorschriften

  • 1.

    Het college kan aan de ontheffingen van de bepalingen van deze verordening voorschriften verbinden.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorschriften mogen alleen strekken ter bescherming van de belangen, beoogd met de bepalingen, waarvan ontheffing wordt verleend.

Artikel 22 Toezichthouders

Behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering bedoelde personen, zijn met het toezicht op deze verordening belast de havenmeester en de door het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 23 Betreden vaartuigen

  • 1.

    Ter handhaving van het bij deze verordening bepaalde zijn de in artikel 22 bedoelde ambtenaren bevoegd zich te allen tijde aan boord van een vaartuig te begeven.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de tot woning dienende gedeelten van een vaartuig, tegen de wil van de bewoners, binnen te treden.

Artikel 23 Overtredingen

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 24 Verhouding Algemene Plaatselijke Verordening

De bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening Alphen aan den Rijn blijven op het in deze verordening geregelde van kracht, voor zover zij niet met deze verordening in strijd zijn.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Rijnhavenverordening Alphen aan den Rijn 2016".

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag, volgende op de dag van de bekendmaking ervan.

  • 2.

    Op het in het eerste lid bedoelde tijdstip wordt de Rijnhavenverordening, vastgesteld door de raad van Alphen aan den Rijn op 26 april 1963 en voor het laatst gewijzigd op 25 mei 2000, ingetrokken.

afbeelding binnen de regeling

Vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn op 7 juli 2016.

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies