Regeling vervallen per 01-01-2021

VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN PARKEERPLAATSEN EN DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN VOOR HET PARKEREN

Geldend van 01-06-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN PARKEERPLAATSEN EN DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN VOOR HET PARKEREN

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op de artikelen 149 en 225 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

B E S L U I T vast te stellen de:

VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN PARKEERPLAATSEN EN DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN VOOR HET PARKEREN

AFDELING I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990;

b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

d. houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

e. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

f. parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

g. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

a. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

b. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

h. vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

i. vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

j. vergunningengebied: een gebied als aangegeven in bijlagen van deze verordening;

k. Privaatrechtelijke regeling achteraf betaald parkeren Alphen aan den Rijn;

l. bedrijf: hetgeen het spraakgebruik hieronder verstaat, met dien verstande dat bedrijven worden beschouwd als één bedrijf indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een juridische constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond;

m. Mantelzorg: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

3. Een vergunning kan worden verleend aan:

a. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die volgens de Basisregistratie Personen woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (bewonersvergunning);

b. een bewoner die volgens de Basisregistratie Personen woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, voor het laten parkeren van bezoekers (bezoekersvergunning);

c. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die volgens het Handelsregister van de Kamer van Koophandel een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (bedrijfsvergunning);

d. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die is geregistreerd als zelfstandig werkend huisarts of verloskundige of als zorg- of hulpverlener in dienst is van een professionele zorg- of hulpverleningsinstelling die in het kader van de functie werkzaamheden uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (zorgverlenersvergunning);

e. een bewoner die volgens de Basisregistratie Personen woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, die afhankelijk is van mantelzorg. De vergunning wordt verleend op basis van een recente medische verklaring (maximaal twee maanden oud) die is verstrekt door een daartoe bevoegde arts of instantie waaruit blijkt dat mantelzorg nodig is, een indicatie voor thuiszorg of een verpleeghuis. De vergunning wordt uitgegeven op het adres van de zorgontvanger (mantelzorgvergunning);

f. de eigenaar of houder van een motorvoertuig die van plan is te gaan wonen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (verhuisvergunning);

g. aan een onderwijsinstelling welke is gelegen in een vergunningengebied, met dien verstande dat maximaal één vergunning wordt verleend. Deze vergunning wordt uitgegeven in de vorm van een digitale bezoekersvergunning (onderwijsvergunning);

4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

1. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. de periode waarvoor de vergunning geldt;

b. het gebied waarvoor de vergunning geldt;

c. de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 5

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

a. op verzoek van de vergunninghouder;

b. wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

c. wanneer het motorvoertuig, ten aanzien waarvan een vergunning is verleend, in het register als genoemd in artikel 1, onder d, op een andere naam wordt ingeschreven. De vergunninghouder dient hier direct melding van te doen aan burgemeester en wethouders;

d. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

e. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

f. wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

g. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

h. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

i. om redenen van openbaar belang.

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 7

1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

a. zonder vergunning;

b. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

a. op een parkeerapparatuurplaats;

b. op een belanghebbendenplaats.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening 2018.

Artikel 13

1. Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2018.

2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening 2016, vastgesteld op 26 november 2015.

3. Vergunningen die zijn verleend krachtens de onder lid 2 genoemde verordening worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn in de openbare vergadering van 15 maart 2018,

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies

Ondertekening