Regeling vervallen per 02-01-2014

Verordening op het reglement van orde voor de vergaderingen, andere werkzaamheden en overige zaken van de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn

Geldend van 01-06-2004 t/m 01-01-2014

Intitulé

Verordening op het reglement van orde voor de vergaderingen, andere werkzaamheden en overige zaken van de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

VERORDENING OP HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN, ANDERE WERKZAAMHEDEN EN OVERIGE ZAKEN, VAN DE GEMEENTERAAD VAN ALPHEN AAN DEN RIJN

(vastgesteld door de gemeenteraad op 22 april 2004)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen; computergebruik

1 In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    presidium: het presidium van de raad, zoals omschreven in artikel 4;

  • b

    voorzitter: de voorzitter van de raad of zijn vervanger;

  • c

    griffier: de ten behoeve van de raad bij de gemeente in dienst zijnde, in de Gemeentewet bedoelde, griffier of de dienstdoende loco-griffier; echter: onder het woord ”griffier” in artikel 3, lid 3 en onder het woord ”griffier” in artikel 5, lid 1, sub d, is geen loco-griffier inbegrepen;

  • d

    loco-griffiers: de ten behoeve van de raad bij de gemeente in dienst zijnde ambtenaren, die bevoegd zijn de griffier te vervangen;

  • e

    griffie: de ten behoeve van de raad bestaande, in de Gemeentewet bedoelde, griffie;

  • f

    griffiepersoneel: de griffier, loco-griffiers en overig ten behoeve van de griffie bij de gemeente in dienst zijnd personeel;

  • g

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • h

    portefeuillehouder: een lid van het college;

  • i

    desbetreffende portefeuillehouder: dat lid van het college, tot wiens portefeuille (het primaat van) enig hierna bedoeld onderwerp behoort;

  • j

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, dat naar de vorm geschikt is om daarin direct te worden opgenomen;

  • k

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, dat naar de vorm geschikt is om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • l

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • m

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de raadsvergadering;

  • n

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van een of meer raadsleden.

2 In deze verordening bedoelde correspondentie en verstrekking van stukken – hoe ook verwoord – mogen plaatsvinden door middel van levering via computergebruik, dus langs elektronische weg.

Wanneer in deze verordening de woorden ”beschikbaar stellen” of een werkwoordsvorm daarvan worden gebezigd, kan worden volstaan met het scheppen van de mogelijkheid van verkrijgbaarheid door computergebruik, dus langs elektronische weg.

3 Bij de toepassing van lid 2 zullen daar waar dit wettelijk onontkoombaar mocht zijn, stukken met originele handtekeningen dienen te worden (na)geleverd.

4 Wanneer op lid 2 wettelijke bepalingen voor dit ”verkeer langs elektronische weg” van toepassing zijn, gelden die uiteraard boven deze verordening.

5 In deze verordening bedoelde stemmingen mogen in de vergaderzaal door computergebruik, dus langs elektronische weg, plaatsvinden, mits de op stemmingen betrekking hebbende artikelen, en de bedoelingen daarvan, zo veel mogelijk worden nageleefd. De voorgaande zin geldt ook voor artikel 31, lid 9, zodat in plaats van handopsteken computergebruik mag plaatsvinden. Wanneer wettelijke bepalingen voor deze elektronische stemmingen van kracht zijn, gelden die uiteraard boven deze verordening.

6 Voor de toepassing van lid 5 kan het presidium nadere regels stellen. Nadere regels worden aan de raad medegedeeld.

Artikel 2 De voorzitter, alsmede zijn vervanging

1 De voorzitter is belast met:

  • a

    het leiden van de raadsvergaderingen, de presidiumvergaderingen en raadsbijeenkomsten;

  • b

    het handhaven van de orde;

  • c

    het doen naleven van deze verordening;

  • d

    het behartigen in de raadsvergaderingen van de raadsvoorstellen van het presidium die de griffie(r) heeft voorbereid;

  • e

    hetgeen de Gemeentewet of deze verordening hem verder opdraagt.

2 Ieder van de drie in artikel 4, lid 2, sub c, bedoelde leden van het presidium is tevens tweede vervanger van de voorzitter. Zij regelen steeds onderling wie van hen als vervanger zal fungeren bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en van zijn eerste vervanger. In die eerste vervanger wordt voorzien krachtens wet of raadsbesluit.

Artikel 3 De griffier

1 De griffier is in elke raadsvergadering, presidiumvergadering en raadsbijeenkomst aanwezig.

2 De griffier kan, indien de voorzitter hem daartoe uitnodigt, in een raadsvergadering aan de beraadslagingen deelnemen. In de presidiumvergaderingen neemt de griffier deel aan de beraadslagingen.

3 Met en over de griffier houdt het presidium of een delegatie daaruit jaarlijks een functionerings- en/of beoordelingsgesprek. Van elk gesprek stelt het presidium een verslag vast, waarin is opgenomen de (mogelijkheid van) schriftelijke reactie daarop van de griffier.

Artikel 4 Het presidium

1 De raad heeft een presidium.

2 Het presidium bestaat uit vijf leden, te weten:

  • a

    de voorzitter;

  • b

    de eerste vervanger van de voorzitter;

  • c

    drie raadsleden, die de raad benoemt voor de (resterende) zittingsperiode van de raad, behoudens tussentijdse beëindiging van het raadslidmaatschap of intrekking van de benoeming door de raad.

3 Zij hebben ieder in de presidiumvergaderingen één stem. Bij staken van stemmen beslist de stem van de voorzitter. Het presidium bepaalt zijn vergaderschema. De presidiumvergaderingen zijn niet openbaar. De presidiumvergaderingen kunnen doorgang vinden indien tenminste aanwezig zijn: drie leden of twee leden en de in het volgende lid bedoelde vervanger. De griffier heeft in een presidiumvergadering voor de besluitvorming geen stem.

4 De raad benoemt één raadslid als vervanger in de presidiumvergaderingen voor de in lid 2, sub c, bedoelde drie raadsleden. De benoeming geschiedt voor de (resterende) zittingsperiode van de raad, behoudens tussentijdse beëindiging van het raadslidmaatschap of intrekking van de benoeming door de raad. Ook de stem van deze vervanger telt in de presidiumvergaderingen als één stem, ongeacht of één, twee of allen van die drie raadsleden verhinderd zijn.

5 Van elke presidiumvergadering stelt de griffier onverwijld een verslag op, dat hij direct beschikbaar stelt aan alle leden van de gemeenteraad en aan de voorzitter. Vervolgens biedt de griffier het verslag ter vaststelling aan het presidium aan. Voorzover geheimhouding van toepassing is, betrachten de raadsleden geheimhouding over de inhoud van een verslag.

Artikel 5 Bevoegdheden en taken van het presidium;

vragen over functioneren en besluiten

1 Naast de bevoegdheden en taken van het presidium welke elders in deze verordening, in andere verordeningen of in afzonderlijke raadsbesluiten (mochten) worden vermeld, is het presidium bevoegd tot en heeft tot taak:

  • a

    te besluiten tot al dan niet – en tot al dan niet ongewijzigd - doorgeleiden naar de raad van raadsvoorstellen die de griffie(r) heeft voorbereid;

  • b

    te besluiten over overige voorstellen van de griffie(r);

  • c

    de werving en de selectie van griffiepersoneel;

  • d

    de benoeming, de schorsing en het ontslag van griffiepersoneel, met uitzondering van de griffier;

  • e

    de aanwijzing, en intrekking van de aanwijzing, van loco-griffiers;

  • f

    de toepassing voor het griffiepersoneel van rechtspositieregelingen en bezoldigingsregelingen;

  • g

    het inhuren – hoe ook genaamd – van, niet bij de gemeente in dienst zijnd, tijdelijk personeel voor de griffie;

  • h

    via de griffier te rapporteren aan de raad indien de raad een ingekomen stuk om advies aan het presidium voorlegt of aan het presidium nadere inlichtingen of advies over een onderwerp vraagt;

  • i

    het opstellen van de agenda en het uitschrijven van vergaderingen voor een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, indien er zo’n commissie is.

2 Mits niet strijdig met de Gemeentewet, kan het presidium raadsbijeenkomsten - van diverse aard en al dan niet openbaar - beleggen, die geen raadsvergaderingen zijn, met onder meer de mogelijkheid daarbij inwoners, bevolkingsgroepen, instellingen, bedrijven of (overige) deskundigen uit te nodigen.

3 Elk raadslid kan in een raadsvergadering, onder het agendapunt ”Vragen raadsleden”, vragen stellen aan het presidium - te beantwoorden door de voorzitter - over functioneren en besluiten van het presidium. Daarvoor dient een raadslid uiterlijk ’s morgens 10.00 uur op de aanvangsdag van een raadsvergadering via de griffier aan het presidium het onderwerp, de inhoud en het aantal van de vragen te melden. De vragen dienen beknopt en duidelijk te worden gesteld, actueel te zijn en zich te lenen voor korte beantwoording.

4 Lid 3 geldt niet voor vragen over op de raadsagenda staande raadsvoorstellen van het presidium, omdat vragen daarover bij de behandeling van die agendapuntenkunnen worden gesteld.

HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; BENOEMBAARHEIDSVEREISTEN WETHOUDERS; FRACTIES

Artikel 6a Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

1 Bij elke benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde raadsleden en de processen-verbaal van de stembureaus.

2 De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. De commissie maakt in het verslag ook melding van een minderheidsstandpunt.

3 Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

4 In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering, waarin de raad over diens toelating beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6b * Benoembaarheidsvereisten wethouders

  • 1 Om voor benoeming als wethouder in aanmerking te komen dienen de kandidaat wethouders te voldoen aan de voorschriften, zoals die vermeld staan in de Gemeentewet, waarbij het gaat om:

    • -

      benoembaarheidsvereisten, als bedoeld in de artikelen 35, 36a en 10 Gemeentewet;

    • -

      onverenigbare functies, als bedoeld in artikel 36b Gemeentewet;

    • -

      nevenfuncties, als bedoeld in artikel 41b en 12 Gemeentewet;

    • -

      tevens dient een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens te worden overgelegd.

  • 2 De raad stelt een commissie “benoembaarheidsvereisten wethouders” in, bestaande uit vier raadsleden, die toetst of aan de vereisten, als bedoeld onder lid 1 wordt voldaan dan wel de daartoe vereiste documenten zijn overgelegd.

  • 3 De commissie brengt na haar toetsing schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. De commissie maakt in het verslag ook melding van een minderheidsstandpunt.

Artikel 7 Fracties

1 De raadsleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één raadslid verkozen, dan wordt dit raadslid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2 Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

3 De namen van degenen die als fractievoorzitter en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan het presidium.

4 a Indien:

  • -

    één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

  • -

    twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

  • -

    één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan het presidium.

b Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na de mededeling daarvan.

HOOFDSTUK 3 RAADSVERGADERINGEN

Paragraaf 1 Vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

1 Per kalenderjaar stelt het presidium een vergaderprognoseschema op, dat aan de raad wordt medegedeeld. Het presidium bepaalt hoeveel, en welke, van de op het vergaderprognoseschema vermelde data voor vergaderingen nodig zijn en dus daarvoor benut zullen worden. De vergaderingen worden in de regel gehouden in het stadhuis.

2 Het presidium kan in bijzondere gevallen een vergadering uitschrijven voor een datum, die niet vermeld staat op het vergaderprognoseschema, en/of een ander aanvangsuur bepalen en/of een andere vergaderplaats aanwijzen. Dit laat onverlet dat de raad ingevolge de Gemeentewet voorts vergadert – met de mogelijkheid af te zien van de in artikel 10 vermelde termijnen - indien de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste een vijfde van het aantal raadsleden schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

3 Indien minstens vier uren zijn verstreken na de geplande aanvang van een raadsvergadering en de vergadering nog niet is beëindigd, kan de raad op voorstel van de voorzitter:

  • a

    bepalen of er onderwerpen van de agenda nog direct zullen worden behandeld en zo ja, welke; en

  • b

    besluiten de raadsvergadering voor resterende agendapunten te onderbreken en dezelfde dag of een volgende dag voort te zetten, onder vaststelling van de datum en het tijdstip van de voortzetting.

Artikel 9 De agenda

1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de raadsvergadering vast. Beslissingen van de raad tot agendering van onderwerpen worden daarbij nageleefd.

Het presidium beoordeelt of, en zo ja welke, agendapunten voor beraad worden geagendeerd en eventueel in een volgende raadsvergadering voor besluitvorming. Op de voor beraad geagendeerde onderwerpen zijn artikel 30, leden 2 en 3 en artikel 31 niet van toepassing.

Het presidium kan inwoners of bevolkingsgroepen uitnodigen tot bijwoning van de behandeling van agendapunten, om gehoord te kunnen worden; het presidium kan voorts personen, instellingen of bedrijven uitnodigen voor het verstrekken van informatie of uitleg.

2 Het presidium kan een gewijzigde en/of aanvullende agenda vaststellen.

3 Tijdens de vergadering kan de raad, op voorstel van een raadslid of de voorzitter, onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

4 Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij nadere inlichtingen of advies vragen aan het college, of – wanneer de griffie(r) het voorstel heeft voorbereid – aan het presidium.

5 Op voorstel van een raadslid of de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 10 Oproep

1 De voorzitter zendt tenminste 96 uur vóór de geplande aanvang van een raadsvergadering de raadsleden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de raadsvergadering.

2 De schriftelijke oproep bevat tevens de agenda, bedoeld in artikel 9, lid 1.

3 De bij de agenda behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, lid 2, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tezelfdertijd als de schriftelijke oproep – al dan niet separaat – aan de raadsleden verzonden.

4 Indien een gewijzigde en/of aanvullende agenda wordt vastgesteld, als bedoeld in artikel 9, lid 2, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen tenminste 48 uur vóór de geplande aanvang van de raadsvergadering aan de raadsleden verzonden.

Artikel 11 Portefeuillehouders

1 Het presidium kan een of meer portefeuillehouders uitnodigen in de raadsvergadering bij de behandeling van bepaalde agendapunten, dan wel de gehele vergadering, aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

2 Indien een niet uitgenodigde portefeuillehouder bij de behandeling van bepaalde agendapunten van een raadsvergadering aanwezig wil zijn en daarbij wil deelnemen aan de beraadslagingen, kan hij tot uiterlijk 24 uur vóór de geplande aanvang van de raadsvergadering hiertoe via de griffier een verzoek doen aan het presidium.

3 Het presidium beslist zo snel mogelijk op het verzoek. De griffier geeft de uitslag daarvan onmiddellijk door aan de verzoeker.

4 Een uitgenodigde, of op diens ingewilligde verzoek aanwezige, portefeuillehouder kan zich doen bijstaan – met mogelijkheid van deelneming aan de beraadslagingen – door gemeentesecretaris, directeuren en/of overige gemeente-ambtenaren, zulks onder verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris, door commandant van de brandweer, politiefunctionarissen of externe deskundigen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

1 Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het stadhuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 13. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de raadsleden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2 Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het stadhuis gebracht.

3 Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, lid 1 of lid 2, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent de griffier de raadsleden inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

1 De raadsvergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis bladen en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

2 De openbare kennisgeving vermeldt:

  • a

    de datum, aanvangstijd en plaats van de raadsvergadering;

  • b

    de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

  • c

    de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering

Artikel 14 Presentielijst

1 Ieder ter raadsvergadering komend raadslid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst.

2 Indien een raadslid de raadsvergadering blijvend verlaat voordat deze is gesloten, geeft hij daarvan kennis aan de griffier.

3 Aan het einde van elke raadsvergadering stelt de griffier de presentielijst door ondertekening vast.

Artikel 15 Zitplaatsen

1 De voorzitter wijst bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad, na overleg met de griffier, een vaste zitplaats aan voor de raadsleden, de voorzitter en de griffier.

2 Het presidium kan de indeling herzien.

3 De griffier draagt zorg voor een zitplaats voor de uitgenodigde portefeuillehouder(s), voor degenen die de portefeuillehouder(s) zullen bijstaan en voor overige personen, die voor de raadsvergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

1 De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal raadsleden blijkens de presentielijst aanwezig is.

2 Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal raadsleden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige raadsleden, dag en aanvangstijd van de volgende raadsvergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

1 Na de opening van de raadsvergadering kunnen andere aanwezigen dan de raadsleden, voorzitter, griffier en portefeuillehouder(s), het woord voeren over geagendeerde onderwerpen, teneinde aan de raad (extra) informatie te verschaffen.

2 Dit spreekrecht geldt niet voor de volgende onderwerpen van de agenda:

  • a

    een onderwerp, dat met spreekrecht voor burgers is behandeld in een openbare vergadering van een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • b

    een onderwerp, dat tevoren met spreekrecht voor burgers in een openbare raadsvergadering voor beraad aan de orde is gesteld;

  • c

    een onderwerp, waartegen betrokkene bij het college of bij de raad een bezwaarschrift op voet van de Algemene wet bestuursrecht heeft ingediend of had kunnen indienen of waartegen betrokkene – na desbetreffende besluitvorming van de raad - een bezwaarschrift op voet van de Algemene wet bestuursrecht kan indienen of waartegen voor betrokkene beroep op de rechter openstaat;

  • d

    benoeming(en), keuze(n), voordracht(en) of aanbeveling(en) van persoon/personen.

    • 3

      Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk ’s morgens 10.00 uur op de aanvangsdag van de raadsvergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren, zijn naam, adres en telefoonnummer.

    • 4

      Voor de toepassing van dit spreekrecht kan het presidium nadere regels stellen. Nadere regels worden aan de raad medegedeeld.

Artikel 18 Raadsleden, die het woord willen voeren

1 Wanneer een raadslid over een agendapunt het woord wil voeren, zorgt hij voor aanmelding en melding daarvan aan de griffier uiterlijk drie uren vóór de geplande aanvang van de raadsvergadering.

2 Indien aldus gemelde agendapunten zijn behandeld in een openbare vergadering van een raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, mag er slechts stemverklaring plaatsvinden. Dit geldt niet voor een agendapunt waaromtrent zich nieuwe ontwikkelingen voordoen sedert de behandeling in de raadscommissie.

3 De raad zal voor die agendapunten waarvoor geen raadslid zich, als bedoeld in lid 1, heeft aangemeld of doen aanmelden, conform de voorstellen hebben besloten, nadat en voorzover de voorzitter heeft geconcludeerd dat conform die voorstellen is besloten.

4 Van het bepaalde in lid 3 zijn uitgezonderd agendapunten, die benoeming(en), keuze(n), voordracht(en) of aanbeveling(en) van persoon/personen betreffen.

5 Dit artikel gaat boven de werking van elk ander artikel in deze verordening.

Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk raadslid de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde raadslid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 20 Notulen

1 De ontwerpnotulen van de voorgaande raadsvergadering worden aan de raadsleden toegezonden, zo mogelijk tezelfdertijd als de schriftelijke oproep. De ontwerpnotulen worden tezelfdertijd aan de overige personen die het woord hebben gevoerd, toegezonden.

2 Bij het begin van de raadsvergadering worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

3 De raadsleden, de voorzitter, de griffier en de portefeuillehouders hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de ontwerpnotulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.

Een voorstel tot verandering dient bij de griffier te worden ingediend uiterlijk drie uren vóór de geplande aanvang van de raadsvergadering, waarvoor devaststelling van de notulen staat geagendeerd.

4 De notulen moeten inhouden:

  • a

    de namen van de voorzitter, griffier, de ter vergadering aanwezige raadsleden, de raadsleden die afwezig waren, alsmede van de aanwezige portefeuillehouders en van overige personen die het woord hebben gevoerd;

  • b

    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c

    een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

  • d

    een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

  • e

    de tekst van de ter raadsvergadering ingediende amendementen, subamendementen, moties en voorstellen van orde;

  • f

    een vermelding van de genomen besluiten.

5 De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

6 De griffier en de voorzitter ondertekenen de vastgestelde notulen.

Artikel 21 Ingekomen stukken en mededelingen

1 De griffier zendt aan de raad gerichte correspondentie, tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan – zoals bijvoorbeeld het college – of andere instantie bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan of die instantie, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.

2 De griffier zendt aan de raad gerichte correspondentie, die niet voor de raad bestemd is en die ook niet wordt doorgezonden, zo spoedig mogelijk terug naar de afzender.

3 De griffier stelt aan de raadsleden en aan de voorzitter een kopie beschikbaar van de in de leden 1 en 2 bedoelde correspondentie.

4 Daarvoor geëigende overige bij de raad ingekomen stukken worden opgenomen op een op de raadsagenda te plaatsen:

  • a

    ”Lijst ingekomen stukken”, indien een kort ander voorstel wordt gedaan dan de aanbieding van een ontwerp-antwoordbrief en de stukken niet zijn opgenomen op de ”Lijst mededelingen”;

  • b

    ”Lijst ontwerp-antwoordbrieven”, indien de raad wordt voorgesteld te (doen) antwoorden overeenkomstig een ontwerp;

  • c

    ”Lijst mededelingen”, indien het schriftelijke mededelingen - waarvoor een kort voorstel wordt gedaan - betreft van het college, het presidium of de griffier. De mededelingen kunnen het informatief attenderen op en de terinzagelegging van interne of externe stukken behelzen.

5 In een Informatiemap legt de griffier voor de raad ter inzage: bij de raad ingekomen stukken, die onder lid 4 gerubriceerd zouden kunnen worden doch die naar het oordeel van het presidium en/of de griffier onvoldoende belangrijk zijn voor plaatsing – via die lijsten - op de raadsagenda. De termijn van terinzagelegging is vier weken. De griffier kan in plaats van terinzagelegging een kopie van zo’n ingekomen stuk aan de raadsleden beschikbaar stellen.

Artikel 22 Spreekregels

1 De raadsleden en wethouders spreken vanaf hun plaats of vanaf een spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

2 Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de raadsleden of de wethouders vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 23 Volgorde sprekers

1 Een raadslid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

2 De voorzitter kan de volgorde van sprekers wijzigen, wanneer een raadslid het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 24 Aantal spreektermijnen

1 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. Raadsleden, die zich niet voor het onderwerp of voorstel hebben aangemeld, als bedoeld in artikel 18, lid 1, kunnen slechts spreken bij de tweede termijn, die voor hen als tweede termijn geldt.

2 De voorzitter sluit elke spreektermijn af.

3 Een raadslid mag in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4 Het derde lid is niet van toepassing op:

a de rapporteur van een commissie;

bhet raadslid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

5 Bij de bepaling hoeveel malen een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, telt het spreken over een voorstel van orde niet mee.

Artikel 25 Spreektijd

Het presidium kan een voorstel doen over de spreektijd van de raadsleden en van de overige aanwezigen.

Artikel 26 Handhaving orde; schorsing

1 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

  • a

    de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

  • b

    een raadslid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2 Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnd onderwerp, of iemand herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter betrokkene tot de orde. Indien betrokkene hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de desbetreffende raadsvergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3 De voorzitter kan ter handhaving van de orde de raadsvergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de raadsvergadering sluiten.

Artikel 27 Beraadslaging

1 De raad kan, op voorstel van de voorzitter of een raadslid, beslissen afzonderlijk te beraadslagen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel.

2 Op voorstel van een raadslid, de voorzitter, of een portefeuillehouder, kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door de raad te bepalen tijd te schorsen teneinde de raadsleden of het college de gelegenheid te geven voor onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de tijd voor de schorsing verstreken is.

Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen

De raad kan – onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 1 en artikel 11 – op voorstel van de voorzitter of een raadslid bepalen dat, naast de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden, voorzitter en griffier, anderen aan de beraadslaging deelnemen.

Artikel 29 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder raadslid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 30 Beslissing

1 Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

2 Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

3 Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 31 Algemene bepalingen over stemming

1 De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

2 In de raadsvergadering aanwezige raadsleden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

3 Indien door een of meer raadsleden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

4 De voorzitter, of de griffier, roept de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het raadslid dat daarvoor overeenkomstig artikel 19 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

5 Bij hoofdelijke stemming is ieder ter raadsvergadering aanwezig raadslid, dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

6 De raadsleden brengen hun stem uit door het woord ”voor” of ”tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

7 Heeft een raadslid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, wel aantekening vragen dat hij zichheeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

8 De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

9 In plaats van een stemming kan de voorzitter het gevoelen van de raad peilen door middel van handopsteken van de raadsleden.

Heeft een raadslid zich bij het handopsteken vergist, dan kan hij deze vergissing niet herstellen. Wel kan hij aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag brengt dit echter geen verandering.

Artikel 32 Stemming over amendementen en moties

1 Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2 Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3 Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest ver strekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4 Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 33 Stemming over personen

1 De voorzitter benoemt twee raadsleden tot stembureau wanneer een stemming moet plaatshebben over persoon/personen voor het doen van benoeming(en), keuze(n), voordracht(en) of aanbeveling(en).

2 Ieder ter vergadering aanwezig raadslid, dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3 Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

4 Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal raadsleden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.

Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5 Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht: die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • a

    een blanco stembriefje;

  • b

    een ondertekend stembriefje;

  • c

    een stembriefje waarop meer of minder namen staan vermeld dan het aantal functies waarvoor gestemd wordt;

  • d

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan op een van hen waartoe de stemming is beperkt.

6 In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

7 Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 34 Herstemming over personen

1 Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2 Wanneer ook bij deze tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3 Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 35 Beslissing door het lot

1 Wanneer het lot moet beslissen, schrijft de voorzitter de namen van hen, tussen wie de beslissing moet plaatshebben, op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes.

2 Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3 Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN VAN RAADSLEDEN

Artikel 36 Amendementen

1 Elk raadslid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onder-delen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door raadsleden, die de presentielijst getekend hebben en in de raadsvergadering aanwezig zijn.

2 Elk raadslid dat in de raadsvergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een raadslid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3 Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het een-voudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

4Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Moties

1 Elk raadslid kan ter raadsvergadering een motie indienen.

2 Een motie wordt alleen in behandeling genomen, indien deze schriftelijk bij de voorzitter is ingediend.

3 De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4 De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 38 Voorstellen van orde

1 De voorzitter en elk raadslid kunnen tijdens de raadsvergadering mondeling een voorstel van orde doen. Het voorstel kan kort worden toegelicht.

2 Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 39 Initiatiefvoorstel

1 Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien het schriftelijk bij het presidium is ingediend.

2 Het presidium plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering waarvoor het presidium nog geen agenda heeft vastgesteld.

3 De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad op advies van het presidium er mede instemt dat het voorstel met het oog op de orde van de raadsvergadering tezamen met een ander ge-agendeerd voorstel of onderwerp wordt behandeld. De raad kan – al dan niet op advies van het presidium - oordelen dat het voorstel voor advies naar het college of – wanneer het onderwerp de griffie(r) regardeert - naar het presidium dient te worden gezonden. De raad bepaalt dan voor welke raadsvergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

4 De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 40 Collegevoorstellen

1 Een voorstel van het college aan de raad kan worden ingetrokken tenzij het presidium of de raad aangeeft daarmede niet in te stemmen.

2 Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor advies terug naar het college moet worden gezonden, bepaalt de raad voor welke raadsvergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 41 Interpellatie (bedoeld in artikel 155, lid 2, Gemeentewet)

1 Elk raadslid kan een verzoek doen tot het houden van een interpellatie over een niet op de raadsagenda staand onderwerp, om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen.

Het verzoek wordt, behoudens in naar het oordeel van het presidium spoedeisende gevallen, tenminste 24 uur vóór de geplande aanvang van de raadsvergadering via de griffier schriftelijk bij het presidium ingediend.

Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

2 Het presidium brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de portefeuillehouders.

3 Het verzoek wordt onder het agendapunt ”Vragen raadsleden” in stemming gebracht in de eerste raadsvergadering die – met inachtneming van de in lid 1 vermelde termijn als die termijn geldt - na indiening van het verzoek wordt gehouden. Het presidium nodigt de portefeuillehouder(s) uit hierbij aanwezig te zijn, opdat zij kunnen antwoorden als de raad het verzoek om interpellatie inwilligt. Als de raad het verzoek om interpellatie inwilligt, wordt de interpellatie direct daarna gehouden.

4 Voor de toepassing van dit artikel kan het presidium nadere regels stellen. Nadere regels worden aan de raad medegedeeld.

Artikel 42 Inlichtingen van het college of de burgemeester

1 Indien een raadslid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in artikel 169, lid 3, of artikel 180, lid 3, van de Gemeentewet verlangt, dient hij daarvoor een schriftelijk verzoek in bij het college of bij de burgemeester.

2 De indiener zendt een kopie van dit verzoek aan de griffier. De griffier stelt die kopie beschikbaar voor alle raadsleden.

3 Tenzij dit in strijd is met het openbaar belang, worden de verlangde inlichtingen gegeven. De inlichtingen worden binnen zes weken na binnenkomst van het verzoek mondeling of schriftelijk verstrekt.

4 Mondelinge verstrekking geschiedt in een raadsvergadering onder het agendapunt ”Vragen raadsleden”, waarbij de indiener de mogelijkheid heeft vragen te stellen naar aanleiding van de inhoud van de mondelinge verstrekking.

5 Bij schriftelijke verstrekking wordt tevens een kopie van het antwoord aan de griffier gezonden. De griffier stelt die kopie beschikbaar voor alle raadsleden.

6 Onder het agendapunt ”Vragen raadsleden” kan de indiener, na ontvangst van een schriftelijk antwoord, vragen stellen over dat antwoord tijdens de eerste raadsvergadering waarin dat – met volledige toepassing van artikel 44 ”Vragen aan het college of de burgemeester” - mogelijk is.

7 Voor de toepassing van dit artikel kan het presidium nadere regels stellen. Nadere regels wor-den aan de raad medegedeeld.

Artikel 43 Schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester

1 Elk raadslid kan schriftelijk vragen stellen aan het college of de burgemeester. De vragen worden kort en duidelijk geformuleerd en kunnen van een toelichting worden voorzien. De vragen worden gezonden aan het college of de burgemeester. Bij de vragen wordt aangegeven of mondelinge of schriftelijke beantwoording wordt verlangd.

2 De indiener zendt een kopie van de vragen aan de griffier. De griffier stelt die kopie beschikbaar voor alle raadsleden.

3 Mondelinge of schriftelijke beantwoording vindt plaats binnen zes weken na binnenkomst van de vragen.

4 Mondelinge beantwoording geschiedt in een raadsvergadering onder het agendapunt ”Vragen raadsleden”, waarbij de indiener de mogelijkheid heeft vragen te stellen naar aanleiding van de inhoud van de mondelinge beantwoording.

5 Bij schriftelijke beantwoording wordt tevens een kopie van het antwoord aan de griffier gezonden. De griffier stelt die kopie beschikbaar voor alle raadsleden.

6 Onder het agendapunt ”Vragen raadsleden” kan de indiener, na ontvangst van een schriftelijk antwoord, vragen stellen over dat antwoord tijdens de eerste raadsvergadering waarin dat – met volledige toepassing van artikel 44 ”Vragen aan het college of de burgemeester” - mogelijk is.

7 Voor de toepassing van dit artikel kan het presidium nadere regels stellen. Nadere regels worden aan de raad medegedeeld.

Artikel 44 Vragen aan het college of de burgemeester

1 Elk raadslid kan in een raadsvergadering, onder het agendapunt ”Vragen raadsleden”, vragen stellen aan het college of de burgemeester over onderwerpen die niet op de raadsagenda staan.

2 Daarvoor dient een raadslid uiterlijk ´s morgens 10.00 uur op de aanvangsdag van een raadsvergadering via de griffier aan het presidium te melden:

  • a

    hoeveel vragen hij gaat stellen; en

  • b

    van elke vraag: het onderwerp, de inhoud, en de primaatportefeuille waaronder het onderwerp valt.

3 Het presidium nodigt de desbetreffende portefeuillehouder(s) uit bij de behandeling van het agendapunt ”Vragen raadsleden” aanwezig te zijn.

4 De vragen dienen beknopt en duidelijk te worden gesteld, actueel te zijn en zich te lenen voor korte beantwoording.

5 Voor de toepassing van dit artikel kan het presidium nadere regels stellen. Nadere regels worden aan de raad medegedeeld.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN JAARREKENING

Artikel 45 Procedure kadernota, begroting, jaarrekening en jaarverslag

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet stelt het presidium een procedure vast voor:

a het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de kadernota en de begroting;

bhet onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel – in de Gemeentewet bedoeld – indemniteitsbesluit.

HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES

Artikel 46 Verslag; verantwoording

1 Een raadslid, een wethouder of de burgemeester, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, kan in aansluiting op de behandeling van de lijst mededelingen verslag doen over zaken die in dat algemeen bestuur aan de orde zijn; een wethouder dient daarvoor bewilliging van het presidium te hebben verkregen met toepassing van artikel 11, lid 1 of leden 2 en 3.

2 Ieder raadslid kan aan een persoon, als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels van artikel 43, voor het stellen van schriftelijke vragen, zijn zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd.

HOOFDSTUK 7 BESLOTEN RAADSVERGADERING

Artikel 47 Algemeen

Op een besloten raadsvergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de raadsvergadering.

Artikel 48 Geheimhouding

Vóór de afloop van een besloten raadsvergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, lid 1, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 49 Notulen

1 De notulen van een besloten raadsvergadering worden niet rondgedeeld of verzonden, maar liggen uitsluitend voor de raadsleden ter inzage.

2 Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De griffier en de voorzitter ondertekenen de vastgestelde notulen.

HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS, PERS, ENZOVOORTS

Artikel 50 Toehoorders en pers

1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare raadsvergaderingen bijwonen.

2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring, of het op een andere wijze verstoren van de orde, is verboden.

Artikel 51 Geluid- en beeldregistraties

Degenen, die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 52 Verbod gebruik mobiele telefoons, enzovoorts

Tijdens de raadsvergadering is het in de vergaderzaal, met inbegrip van publieke tribune en andere zonder afscheiding met de vergaderzaal in verbinding staande ruimten, niet toegestaan om zonder toestemming van de voorzitter te gebruiken of standby te houden:

a mobiele telefoons;

bandere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de

raadsvergadering.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 53 Uitleg verordening

Bij deze verordening behoort een toelichting.

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, of bij twijfel over de toepassing daarvan, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 54 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Raadsreglement van orde 2004.

Artikel 55 In werking treden

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2004.

* Wijzigingen van de verordening:

artikel 6a : raadsbesluit 9 februari 2006, ingaande 1 maart 2006

artikel 6b : raadsbesluit 9 februari 2006, ingaande 1 maart 2006