Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2019, eerste wijziging

Geldend van 10-07-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2019, eerste wijziging

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van;

Gezien het voorstel van het College van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 225 Gemeentewet en de Parkeerverordening 2018;

B E S L U I T vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2019, eerste wijziging

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1 De Parkeerverordening 2018 behoort als bijlage bij deze belastingverordening.

2 De begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Parkeerverordening 2018 zijn van toepassing op de bepalingen in deze belastingverordening.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven in de woonplaats Alphen aan den Rijn, in de door het college aangewezen gebieden:

1 een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

2 een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

2 Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

a degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

b zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel 1, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

 indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

 indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel 2, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

4 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

2 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren op de wijze zoals op de desbetreffende parkeerapparatuur is aangegeven.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

3 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving en moet worden betaald op het tijdstip van aanvraag tot het verlenen van de vergunning.

4 Een naheffingsaanslag moet direct worden betaald en wordt via een voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Artikel 8 Ontheffing en heffing naar tijdsgelang

Voor de belasting, bedoeld in artikel 6, tweede lid kan op schriftelijk verzoek van de houder ontheffing worden verleend. De ontheffing wordt berekend over zoveel twaalfde deel, gelijk aan het aantal kalendermaanden ingaande de 15e dag van de maand, dat de vergunning nog zijn geldigheid heeft, nadat het verzoek is ingekomen. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde deel van het jaar, ingaande de 15e van de maand, dat er nog kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

1 De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

2 Gebieden en locaties staan vermeld in artikel 2, eerste lid, van de Parkeerverordening 2018 die als bijlage bij deze verordening behoort.

Artikel 10 Vrijstellingen

De parkeerbelastingen worden niet geven van:

1 Houders van een geldige Europese Gehandicaptenkaart, landelijke gehandicaptenkaart gewestelijke of buitenlandse gehandicaptenkaart, mits deze parkeerkaart duidelijk zichtbaar in het voertuig is aangebracht.

2 Voertuigen van politie, brandweer en ambulance, die als zodanig uiterlijk herkenbaar zijn middels de wettelijk voorgeschreven herkenbaarheidskenmerken.

3 Voertuigen die worden geparkeerd op een parkeerplaats welke is aangeduid met bord E8 met voertuigcategorie van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voor zover het betreft voertuigen voor autodate.

4 Mobiele onderzoeksvoertuigen die worden gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend, gedurende de periode van dat gebruik.

Artikel 11 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

1 Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht.

2 Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

3 Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeerartikel

1 De ‘Verordening parkeerbelastingen 2019’ van 13 december 2018 van Gemeente Alphen aan den Rijn, wordt ingetrokken met ingang van 1 juni 2019, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

3 De datum van ingang van de heffing is 1 juni 2019.

4 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2019, eerste wijziging’.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van Alphen aan den Rijn in de openbare vergadering van 27 juni 2019,

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies

Tarieventabel 2019, behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2019, eerste wijziging

Artikel 1 Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing

1 Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt:

1.1 gebied I en II van maandag tot en met donderdag en op zaterdag van 9.00

tot 18.00 uur:

per minuten, of een gedeelte daarvan € 0,0317

met een maximum van € 9,50

per parkeertijdvak van ten hoogste negen uren (dagkaart);

1.2 op vrijdag en elke dag met koopavond van 9.00 tot 21.00 uur:

per minuten of een gedeelte daarvan € 0,0317

met een maximum van € 9,50

per parkeertijdvak van ten hoogste twaalf uren (dagkaart).

1.3 op het parkeerterrein onder het winkelcentrum Ridderhof van maandag

tot en met donderdag en zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur:

per 17 minuten, of een gedeelte daarvan € 0,10

met een aanvangstarief van (minimale inworp) € 0,30

per parkeertijdvak van ten hoogste negen uren;

1.4 op het parkeerterrein onder het winkelcentrum Ridderhof op vrijdag en

elke dag met koopavond van 9.00 tot 21.00 uur:

per 17 minuten, of een gedeelte daarvan € 0,10

met een aanvangstarief van (minimale inworp) € 0,30

per parkeertijdvak van ten hoogste twaalf uren.

Artikel 2 Parkeervergunningen/abonnementen

2 Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, tweede lid,

bedraagt:

2.1 voor een eerste bewonersvergunning, geldend voor één kenteken, per jaar

in gebied I en II € 40

2.2 voor een tweede bewonersvergunning, geldend voor één kenteken, per jaar

in gebied I en II € 60

2.3 voor een derde of meer bewonersvergunning, geldend voor één kenteken,

per jaar in gebied I en II € 80

2.4 voor een vergunning, geldend voor één kenteken, per jaar in

gebied III, IV, V, VI, VII en VIII € 20

2.5 voor een bezoekersvergunning via een digitale regeling tot een maximum van

90 uren per kwartaal:

van maandag tot en met donderdag en op zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur:

per minuten, of een gedeelte daarvan € 0,017

met een maximum van € 5,10

per parkeertijdvak van ten hoogste negen uren (dagkaart);

op vrijdag en elke dag met koopavond van 9.00 tot 21.00 uur:

per minuten of een gedeelte daarvan € 0,017

met een maximum van € 5,10

per parkeertijdvak van ten hoogste twaalf uren (dagkaart), geldend in

gebied I of II

2.5 voor een bezoekersvergunning via een digitale regeling: € 20

tot een maximum van 90 uren per kwartaal, in gebied V, VII en VIII

2.6 voor een bedrijfsvergunning, geldend voor één kenteken, per jaar in

gebied I en II € 160

2.7 voor een zorgverlenersvergunning, geldend voor één kenteken,

per jaar, geldend in alle vergunningengebieden € 320

2.8 voor een mantelzorgvergunning via een digitale regeling tot een maximum

Van 180 uren per kwartaal:

van maandag tot en met donderdag en op zaterdag van 9.00 tot 18.00 uur:

per minuten, of een gedeelte daarvan € 0,0085

met een maximum van € 2,55

per parkeertijdvak van ten hoogste negen uren (dagkaart);

op vrijdag en elke dag met koopavond van 9.00 tot 21.00 uur:

per minuten of een gedeelte daarvan € 0,0085

met een maximum van € 2,55

per parkeertijdvak van ten hoogste twaalf uren (dagkaart).

geldend in gebied I of II

2.9 voor een onderwijsinstellingsvergunning via een digitale regeling: € 160

tot een maximum van 2200 uren per schooljaar, geldend in gebied I of II

2.10 voor een verhuisvergunning, geldend voor één kenteken, geldend

voor één maand, geldend in het gebied waarin het adres is gelegen € 25

2.11 De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, voor het gebruik van een parkeerapparatuurplaats voor 1 jaar onder het winkelcentrum Ridderhof,

voor het parkeren vanaf maandag 9.00 uur tot en met zaterdag 18.00 uur

(en ’s nachts als de garage gesloten is), bedraagt per jaar € 170

2.12 Het tarief voor een vervangende “druppel-tag” voor parkeren bij het Ridderhof,

bij verlies of diefstal of beschadiging, bedraagt € 25

2.13 Onder een maand moet worden verstaan; een aaneengesloten periode,

gelijk aan het aantal dagen binnen een kalendermaand, uitgaande van de

datum van ingang.

Artikel 3 Naheffingsaanslag

3 Het tarief voor een naheffingsaanslag bedraagt: € 62,70

Artikel 4 Wielklem

4 Het tarief bedraagt:

4.1 voor het aanbrengen en het verwijderen van een wielklem € 300

4.2 voor de overbrenging en bewaring;

4.2.1 voor de voorrijkosten € 92

4.2.2 voor de vervoerskosten € 90

4.2.3 als het overbrengen op werkdagen geschiedt tussen 18.00 uur en 8.00 uur

wordt het bedrag voor het overbrengen verhoogd met € 50

4.2.4 geschiedt het overbrengen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende

feestdag, dan wordt het bedrag voor het overbrengen verhoogd met € 75

4.2.5 voor het bewaren per verstreken periode van twaalf uren, of gedeelte daarvan € 45

4.3 voor de opsporing van degene aan wie de kennisgeving van de

overbrenging en bewaring wordt gezonden, per daaraan besteed kwartier € 15

4.4 voor het doen van de kennisgeving € 15

4.4 voor de verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van het

voertuig, per daaraan besteed uur € 60

Behoort bij de Verordening parkeerbelastingen 2019, eerste wijziging,

vastgesteld door de gemeenteraad in de openbare vergadering van 27 juni 2019,

de griffier,

drs. J.A.M. Timmerman