Gemeentelijk Watertakenprogramma 2021-2024

Geldend van 16-04-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Gemeentelijk Watertakenprogramma 2021-2024

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T vast te stellen het volgende:

Gemeentelijk Watertakenprogramma 2021-2024

afbeelding binnen de regeling

VOORWOORD

In Nederland, maar ook in Alphen aan den Rijn, blijft omgaan met water een belangrijke uitdaging. Dit plan geeft richting om die uitdaging in de komende jaren aan te gaan.

Als gemeente hebben we de taak om te zorgen voor goede riolering, waarmee we het vieze afvalwater uit de woningen en andere gebouwen naar een zuiveringsinstallatie vervoeren. De afgelopen tijd is nog maar eens pijnlijk duidelijk geworden hoe belangrijk hygiëne is voor de gezondheid. En riolering is daarbij onmisbaar.

Riolering zorgt er niet alleen voor dat vies afvalwater geen bedreiging is voor onze gezondheid of leefomgeving. Riolering zorgt ook voor de afvoer van regenwater, zodat we daar geen last van hebben als er teveel valt. En dat wordt steeds moeilijker, omdat we door de klimaatverandering vaker te maken krijgen met zware en langdurige regenbuien. Tegelijkertijd neemt de kans op lange droge periodes ook toe. Omdat riolering onderdeel is van het watersysteem in onze leefomgeving, speelt het ook een rol bij het tegengaan van de gevolgen van droogte.

Maar ook zaken als bodemdaling, energietransitie en duurzaamheid in het algemeen hebben op een of andere manier invloed op de gemeentelijke watertaken, en andersom. Dit speelt zich allemaal af in onze fysieke leefomgeving. In een tijd dat de wetgeving voor deze fysiek leefomgeving een grondige vernieuwing krijgt door invoering van de Omgevingswet. Dit plan beschrijft hoe we als gemeente onze watertaken uitvoeren in deze dynamische omgeving.

Toen in 2019 begonnen werd met het opstellen van dit document zou de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking treden. Het was de bedoeling dat in de zomer van 2020 een eerste versie van de Gemeentelijk Omgevingsvisie (GOVI) ter vaststelling aan de raad kon worden voorgelegd. Op 1 april 2020 maakte de minister bekend dat de invoering werd uitgesteld. In mei 2020 heeft het Rijk in samenspraak met andere overheden besloten dat de Omgevingswet op 1 januari 2022 in werking treedt. Met dit document zijn we als gemeente klaar voor de invoering van deze wet. De uitgangspunten in dit document worden verwerkt in de Gemeentelijke Omgevingsvisie (GOVI). Maar we voldoen hiermee ook aan de verplichting tot het hebben van een actueel Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) tot 1 januari 2022.

De komende jaren stellen het veranderende klimaat en nieuwe wetgeving ons voor veel nieuwe uitdagingen. De uitvoering van de watertaken door onze gemeente is daarom ook volop in beweging, met een open blik naar de uitdagingen van de toekomst.

Wethouder Erik van Zuylen

afbeelding binnen de regeling

Afb. 1: invoering Omgevingswet (bron: video van ministerie van BZK)

SAMENVATTING

Een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) beschrijft het beleid voor de uitvoering van de drie watertaken die gemeenten volgens de wet hebben. Deze drie wettelijke watertaken zijn het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater, het verwerken van hemelwater (neerslagwater), en een zorgplicht voor de grondwaterstand in stedelijk gebied. Deze watertaken staan nu nog in verschillende wetten, maar zijn vrijwel ongewijzigd overgenomen in de Omgevingswet. Alleen de verplichting tot het hebben van een vastgesteld GRP, nu nog opgenomen in de wet Milieubeheer, verdwijnt met invoering van de Omgevingswet. Tot de instrumenten van de Omgevingswet behoort wel de mogelijkheid tot het vaststellen van een programma voor de gemeentelijke watertaken. Dit Gemeentelijk Watertaken Programma is de opvolger van het ‘GRP 2016-2020’. Omdat de invoering van de Omgevingswet een jaar is uitgesteld naar 1-1-2022, is het tevens de vervanger van het wettelijk verplichte GRP.

Volgens de Omgevingswet wordt al het beleid voor de fysieke omgeving op hoofdlijnen opgenomen in de gemeentelijke omgevingsvisie (GOVI). Dit geldt dus ook voor het beleid betreffende de drie watertaken die in de Omgevingswet staan. Er is nog geen GOVI vastgesteld voor onze gemeente. Het beleid op hoofdlijnen, hoofdstuk 2 in dit GWP, is bedoeld als input voor de GOVI.

In hoofdstuk 2 is het beleid op hoofdlijnen voor de drie watertaken beschreven vanuit de invalshoeken:

omgevingswaarden, integraliteit, gebiedsgerichtheid, en participatie en stakeholders. Bij de taak voor verwerking van hemelwater (neerslag) richt het beleid zich enerzijds op het beschikken over voldoende en schoon neerslagwater voor flora, fauna en watersystemen, en anderzijds op het vermijden van overlast en schade door overvloed of gebrek aan neerslagwater. Hierbij speelt aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering een belangrijke rol. Het beleid voor invulling van de wettelijke zorgplicht voor de grondwaterstand, met name in stedelijk gebied, is toegespitst op het vermijden van overlast en schade door te hoge of te lage grondwaterstand. In het ruimtelijk beleid speelt grondwater een veel grotere rol, bijvoorbeeld bij bodemdaling. De derde watertaak, inzameling en transport van stedelijk afvalwater, is van oudsher een gemeentelijke aangelegenheid. Het beleid voor uitvoering van deze taak komt voort uit het beschermen van de volksgezondheid en hygiëne en het vermijden van nadelige gevolgen voor het milieu door stedelijk afvalwater.

Hoofdstuk 3 bevat de verdere uitwerking van het beleid op hoofdlijnen volgens het stramien van een traditioneel GRP.

Het GWP en de watertaken staan niet op zichzelf, maar hebben relatie met veel ander vastgesteld beleid op verschillende overheidsniveaus, waarvan een overzicht wordt gegeven.

Als opvolger van het GRP 2015-2020 bevat het GWP een evaluatie van de speerpunten in het GRP en het werkelijke verloop van de financiën ten opzichte van hetgeen voorzien was in het GRP.

Het beleid is per watertaak verder uitgewerkt naar meer specifiek doelen, de te treffen maatregelen en de resultaten die we willen bereiken. Hierbij is ook weer onderscheid is gemaakt naar type gebied;

stedelijk, lintbebouwing en buitengebied.

Daarna staan de middelen die benodigd zijn voor het uitvoeren van het beleid beschreven. Ten eerste behoort het gehele areaal aan rioleringsassets tot deze middelen; dus alle rioolleidingen, installaties, apparatuur, enzovoort. Om dit allemaal goed te laten functioneren en de dienstverlening rondom de watertaken te regelen moeten we beschikken over gekwalificeerd personeel en een goede organisatie, waarbij samenwerking met andere partijen binnen de waterketen van groot belang is. De kosten van de invulling en uitvoering van de gemeentelijke watertaken worden voor 100% gedekt door de inkomsten uit de rioolheffing. De komende jaren stijgen diverse kosten om verschillende redenen. Met een kostendekkingsplan is berekend dat er daarom ook een jaarlijkse stijging van ongeveer 5% gedurende 2021 tot en met 2024 benodigd is.

INHOUDSOPGAVE

Inhoud

VOORWOORD

SAMENVATTING

INHOUDSOPGAVE ..................................................................................................... 1

1. ALGEMEEN .................................................................................................................... 3

1.1. INLEIDING ........................................................................................................ 3

1.1.1. Riolering in Nederland ........................................................................................ 3

1.1.2. Riolering en gemeente ............................................................................................ 3

1.1.3. Riolering en Omgevingswet ..................................................................................... 3

1.2. VAN GRP NAAR GWP .............................................................................................. 4

1.2.1. Instrumenten voor uitvoering Omgevingswet ......................................................... 4

1.2.2. Gemeentelijk Rioleringsplan wordt Gemeentelijk Watertaken Programma ............... 4

1.3. WETTELIJKE WATERTAKEN ......................................................................................... 5

1.3.1. Gemeentelijke watertaken in Omgevingswet ............................................................. 5

1.4. LEESWIJZER ............................................................................................................ 6

2. WATERTAKEN IN OMGEVINGSVISIE – BELEID IN HOOFDLIJNEN .....................................7

2.1. ZORGPLICHT HEMELWATER ....................................................................................... 8

2.1.1. Omgevingswaarden hemelwater ............................................................................ 8

2.1.2. Integrale benadering hemelwater .......................................................................... 8

2.1.3. Gebiedsgerichte benadering hemelwater ............................................................... 8

2.1.4. Participatie en stakeholders hemelwater ................................................................ 9

2.2. ZORGPLICHT GRONDWATERSTAND .......................................................................... 10

2.2.1. Omgevingswaarden grondwaterstand ................................................................... 10

2.2.2. Integrale benadering grondwaterstand ................................................................. 11

2.2.3. Gebiedsgerichte benadering grondwaterstand .................................................... .. 11

2.2.4. Participatie en stakeholders grondwaterstand ....................................................... 11

2.3. ZORGPLICHT STEDELIJK AFVALWATER ................................................................... 12

2.3.1. Omgevingswaarden stedelijk afvalwater ............................................................... 12

2.3.2. Integrale benadering stedelijk afvalwater ............................................................. 12

2.3.3. Gebiedsgerichte benadering stedelijk afvalwater ................................................... 13

2.3.4. Participatie en stakeholders stedelijk afvalwater ................................................... 13

3. WATERTAKEN PROGRAMMA – UITWERKING BELEID .................................................... 15

3.1. RELATIES MET VASTGESTELD BELEID (BELEIDSKADER) ........................................... 16

3.1.1. Andere overheden ............................................................................................ 16

3.1.2. Binnen gemeente ............................................................................................. 16

3.2. EVALUATIE GRP 2016-2020 ................................................................................ . 17

3.2.1. Speerpunten..................................................................................................... 17

3.2.2. Rioolheffing

3.3. DOELEN, MAATREGELEN EN RESULTATEN .............................................................. 19

3.3.1. Hemelwater ..................................................................................................... 19

3.3.2. Grondwaterstand .............................................................................................. 21

3.3.3. Stedelijk afvalwater ......................................................................................... . 22

3.4. MIDDELEN .......................................................................................................... 25

3.4.1. Assets en areaal ............................................................................................... 25

3.4.2. Organisatie en werkwijze ................................................................................... 25

3.5. KOSTENDEKKING .... ........................................................................................... 27

3.5.1. Uitgangspunten ................................................................................................ 27

3.5.2. Kosten – uitgaven ............................................................................................. 27

3.5.3. Baten – inkomsten ............................................................................................ 30

3.5.4. Ontwikkeling rioolheffing.. ................................................................................ . 31

Bijlage 1 : OVERZICHT RELATIES MET VASTGESTELD BELEID ANDERE OVERHEDEN.......... 33

Bijlage 2 : EVALUATIE SPEERPUNTEN GRP 2016-2020 .................................................... 35

Bijlage 3 : RIOOLHEFFING 2020 OMLIGGENDE GEMEENTEN ........................................37

Bijlage 4 : AREAAL, OVERZICHT KOSTEN en KOSTENDEKKINGSPLAN ............................... 38

1. ALGEMEEN

1.1. INLEIDING

1.1.1. Riolering in Nederland

Riolering is iets vanzelfsprekends. Huishoudelijk afvalwater verdwijnt uit onze woningen en onze leefomgeving zonder dat we er bij stilstaan. Dit was niet altijd zo. In de twintiger jaren van de vorige eeuw werd de eerste riolering aangelegd in de steden. Tijdens de wederopbouw na de tweede wereldoorlog nam de aanwezigheid van riolering sterk toe in het dichtbebouwde gebied. Aanleg van riolering bood in dat gebied tegelijkertijd de mogelijkheid om het regenwater van daken en straten zo snel mogelijk af te voeren. Als laatste zijn de meer verspreide woningen en het buitengebied aangesloten op riolering of een zuiverende voorziening. Eerst met de zogenaamde verfijningsregeling in de jaren tachtig en vervolgens met de sanering buitengebied begin deze eeuw. Inmiddels is vrijwel 100% van de huishoudens aangesloten op riolering. En dat vinden we heel normaal.

1.1.2. Riolering en gemeente

Riolering is, uit oogpunt van volksgezondheid en leefbaarheid, vanaf het begin een gemeentelijke aangelegenheid geweest. In eerste instantie zorgden de gemeenten ook zelf voor de zuivering van het afvalwater, maar dat is in de jaren zestig overgegaan naar de waterschappen. De gemeentelijke zorgplicht voor inzameling en transport van huishoudelijk afvalwater staat in de Wet milieubeheer.

Door de invoering van deze wet moest de gemeente sinds 1993 over een actueel gemeentelijk rioleringsplan (GRP) beschikken. De kosten van de riolering mochten worden gedekt uit een retributie (doelbelasting), het rioolrecht. De gemeentelijke watertaken werden in 2008 door de invoering van de Waterwet verbreed met zorgplichten voor hemelwater en grondwater, met verbrede gemeentelijke rioleringsplannen (vGRP) als gevolg. Dit leidde ook tot de invoering van rioolheffing in plaats van rioolrecht, gebaseerd op de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken.

1.1.3. Riolering en Omgevingswet

Een GRP beschrijft het beleid voor de invulling van de gemeentelijke watertaken voor een bepaalde periode, meestal vijf jaar. Een belangrijk onderdeel van een GRP is het kostendekkingsplan. Dit beschrijft de kosten van de riolering over langere termijn en is de basis voor het bepalen van de benodigde inkomsten uit rioolheffing.

De Omgevingswet voegt de wetten over de fysieke leefomgeving samen. De wettelijke plicht om een GRP te hebben vervalt, maar de wettelijke gemeentelijke watertaken staan vrijwel ongewijzigd in de Omgevingswet. Dus blijft de behoefte bestaan om het gemeentelijk doen en laten rondom riolering en water te beschrijven. Al was het alleen maar voor een goede onderbouwing van de benodigde inkomsten uit rioolheffing. Dit is het GRP van de toekomst.

1.2.1. Instrumenten voor uitvoering Omgevingswet

Om de Omgevingswet in de praktijk uit te voeren, kunnen overheden verschillende wettelijke

instrumenten inzetten. De instrumenten van gemeenten zijn:

• Omgevingsvisie

In de omgevingsvisie legt de gemeente haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast.

• Omgevingsplan

Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied.

• Omgevingsvergunning

Door een omgevingsvergunning aan te vragen, vragen burgers, bedrijven en overheden toestemming om activiteiten in de fysieke leefomgeving te mogen uitvoeren.

• Programma's

De gemeente kan in programma's het beleid voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming of het behoud van de fysieke leefomgeving uitwerken. Er zijn verplichte en onverplichte programma's voor gemeenten.

• Projectprocedure/Projectbesluit

Een projectprocedure maakt projecten met een publiek nationaal, provinciaal, gemeentelijk of waterstaatsbelang mogelijk.

1.2.2. Gemeentelijk Rioleringsplan wordt Gemeentelijk Watertaken Programma

Het traditionele GRP valt met de invoering van de Omgevingswet uiteen en de delen krijgen een plek binnen de verschillende instrumenten.

Het beleid op hoofdlijnen voor de invulling van de wettelijke gemeentelijke watertaken staat in de omgevingsvisie. Voor de goede leesbaarheid van dit document is het beleid uit de omgevingsvisie als apart hoofdstuk opgenomen. Besluitvorming over en vaststelling van het beleid op hoofdlijnen valt binnen het besluitvormingstraject van de gemeentelijke omgevingsvisie (GOVI).

De uitwerking van het beleid op hoofdlijnen uit de omgevingsvisie, oftewel de maatregelen en de daarvoor benodigde middelen, is dit Gemeentelijk Watertaken Programma. Daarmee omvat dit programma het grootste deel van het traditionele GRP. In artikel 3.14 van de Omgevingswet staat dat het college van burgemeester en wethouders ter invulling van de wettelijke gemeentelijke watertaken (artikel 2.16, eerste lid, onder a, onder 1° tot en met 3°) een gemeentelijk rioleringsprogramma kan vaststellen. Aangezien de gemeentelijke watertaken verder strekken dan wat men in de volksmond onder riolering verstaat, is gekozen voor de benaming "Gemeentelijke Watertaken Programma" in plaats van rioleringsprogramma. Tot op heden hadden GRP’s vrijwel altijd een looptijd van vijf jaar.

Het ligt echter meer voor de hand dat er tijdens elke collegeperiode een nieuw programma wordt vastgesteld. Daarom is de looptijd van dit GWP vier jaar.

De gemeentelijke regels en verordeningen voor uitvoering van de gemeentelijke watertaken komen in het omgevingsplan van de gemeente. Dit kunnen bijvoorbeeld regels zijn op het gebied van hemelwaterberging, lozingen op riolering of aansluitingen op riolering. De verordening voor het innen van rioolheffing en de verordening voor het verrekenen van de kosten voor het maken van een aansluiting op riolering gaan niet over fysieke ingrepen. Dit zijn belastingverordeningen en horen daarom niet in het omgevingsplan.

1.3. WETTELIJKE WATERTAKEN

1.3.1. Gemeentelijke watertaken in Omgevingswet

De wettelijke gemeentelijke watertaken uit de wet Milieubeheer en de Waterwet zijn vrijwel ongewijzigd overgeheveld naar de Omgevingswet. Hieronder staat de letterlijke tekst in de Omgevingswet: (versie augustus 2020 op https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/regelgeving/stelsel-omgevingswet/tekst-toelichtingomgevingswet-amvb/ )

AFDELING 2.4 TOEDELING VAN TAKEN EN AANWIJZING VAN LOCATIES

§ 2.4.1 Toedeling van specifieke taken aan gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk

Artikel 2.16 (gemeentelijke taken voor de fysieke leefomgeving)

1. Bij het gemeentebestuur berusten, naast de elders in deze wet en op grond van andere wetten aan dat bestuur toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving, de volgende taken:

a. op het gebied van het beheer van watersystemen en waterketenbeheer:

1°. de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater, voor zover de houder het afvloeiend hemelwater redelijkerwijs niet op of in de bodem of een oppervlaktewaterlichaam kan brengen, en het transport en de verwerking daarvan,

2°. het treffen van maatregelen in het openbaar gemeentelijke gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de op grond van deze wet aan de fysieke leefomgeving toegedeelde functies zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet op grond van artikel 2.17, 2.18 of 2.19 tot de taak van een waterschap, een provincie of het Rijk behoort,

3°. de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater,

4°. het beheer van watersystemen, voor zover toegedeeld bij omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, of bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2.20, derde lid,

5°. de zuivering van stedelijk afvalwater, in gevallen waarin toepassing is gegeven aan artikel 2.17, derde lid,

2. Op grond van het eerste lid, onder a, onder 3°, wordt stedelijk afvalwater ingezameld en getransporteerd naar een zuiveringtechnisch werk als dat vrijkomt:

a. op de percelen, gelegen binnen een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van ten minste tweeduizend inwonerequivalenten als bedoeld in de richtlijn stedelijk afvalwater wordt geloosd, door middel van een openbaar vuilwaterriool,

b. op andere percelen, voor zover dit doelmatig kan worden uitgevoerd door middel van een openbaar vuilwaterriool.

3. In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een zuiveringtechnisch werk kunnen andere passende systemen in beheer bij een gemeente, een waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, als daarmee hetzelfde niveau van het beschermen van het milieu wordt bereikt.

1.4. LEESWIJZER

Na de algemene informatie in dit hoofdstuk staat in hoofdstuk 2 het beleid in hoofdlijnen voor de invulling van de drie wettelijke gemeentelijke watertaken. Dit beleid komt terug in de gemeentelijke Omgevingsvisie (GOVI).

In hoofdstuk 3 is het beleid op hoofdlijnen verder uitgewerkt naar het Gemeentelijk Watertaken Programma, dat vergelijkbaar is met opzet en indeling van een GRP. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de relatie met vigerend beleid en regelgeving van andere overheden en binnen onze gemeente (3.1). Daarna volgt aan de hand van het GRP 2016-2020 een korte terugblik op de afgelopen planperiode (3.2). In paragraaf 3.3. is het beleid voor elk van de drie watertaken verder uitgewerkt in doelen, maatregelen en resultaten. Paragraaf 3.4. bevat een beschrijving van de middelen die daarvoor benodigd zijn in de vorm van menskracht, organisatie, samenwerking en natuurlijk alle riolerings-assets, oftewel het areaal aan rioolstelsels en -objecten. Tenslotte behandelt paragraaf 3.5 de financiële aspecten. De kosten voor de gemeentelijke watertaken en de baten uit de rioolheffing. Met een kostendekkingsplan wordt de benodigde ontwikkeling van de rioolheffing berekend.

In de bijlage staat de cijfermatige toelichting van areaal, kosten, baten en het kostendekkingsplan.

2. WATERTAKEN IN OMGEVINGSVISIE – BELEID IN HOOFDLIJNEN

In de gemeentelijke omgevingsvisie (GOVI) staat één integraal ontwikkelingsbeleid voor de fysieke leefomgeving. Het karakter van de GOVI is strategisch, integraal en politiek-bestuurlijk. De inhoud richt zich op ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke omgeving als geheel.

Het gemeentelijk beleid voor de invulling van de drie wettelijke gemeentelijke watertaken is onderdeel van de GOVI, maar door het integrale karakter van de GOVI niet als zodanig specifiek herkenbaar.

Het beleid is beschreven voor de drie wettelijke gemeentelijk watertaken, zijnde de zorgplichten voor hemelwater, grondwaterstanden en stedelijk afvalwater. Bij het opstellen van het beleid zijn de invalshoeken uit de omgevingsvisie gehanteerd:

• omgevingswaarden

• integraliteit

• gebiedsgerichtheid

• participatie en stakeholders

2.1. ZORGPLICHT HEMELWATER

‘de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater, voor zover de houder het afvloeiend hemelwater redelijkerwijs niet op of in de bodem of een oppervlaktewaterlichaam kan brengen, en het transport en de verwerking daarvan’.

2.1.1. Omgevingswaarden hemelwater

Hemelwater, oftewel neerslagwater, is een essentieel onderdeel van het totale watersysteem in onze leefomgeving. In ons klimaat zorgt het voor aanvoer en redelijk gelijkmatige verspreiding, zowel in tijd als locatie, van schoon zoet water. Dit water is onmisbaar voor flora en fauna, en voor aanvulling en verversing van oppervlaktewater en grondwater. De klimaatverandering gaat gepaard met extremer weer en minder gelijkmatige neerslag. De kans op zwaardere buien en langere perioden van droogte neemt toe.

In het algemeen verbinden we de volgende omgevingswaarden aan neerslag:

• Beschikken over voldoende en schoon neerslagwater voor flora, fauna en watersystemen.

• Vermijden overlast en schade door overvloed of gebrek aan neerslagwater.

Om deze omgevingswaarden te bevorderen streven we het volgende na:

• Toepassen van de voorkeursvolgorde voor neerslag: vasthouden, bergen en afvoeren.

• Ingrepen in de fysieke leefomgeving toetsen op klimaatbestendigheid ten aanzien van neerslag.

• Vermijden van zogenaamde diffuse verontreiniging van neerslagwater door afstroming over vervuilende oppervlakken, zoals bijvoorbeeld koperen of zinken daken.

• Bevorderen van goede verwerking van neerslagwater (vasthouden en hergebruiken) door particulieren en bedrijven op eigen terrein.

• Robuust stedelijk oppervlaktewater met voldoende bergings- en afvoercapaciteit én goede ecologische kwaliteit.

• Vermijden van nadelige invloed van overvloed of gebrek aan neerslag op de grondwaterstand in stedelijk gebied.

2.1.2. Integrale benadering hemelwater

Neerslag is belangrijk en onmisbaar. Het heeft op allerlei manieren grote invloed op de leefbaarheid van en waardering voor de fysieke leefomgeving. Alleen een enge benadering vanuit de wettelijke gemeentelijke watertaak voor hemelwater doet geen recht aan deze grote invloed van neerslag.

Indirect heeft neerslag een veel bredere impact op de omgevingswaarden die een relatie hebben met watersystemen, zoals groen, economie, veiligheid, recreatie, enzovoort.

2.1.3. Gebiedsgerichte benadering hemelwater

De nagestreefde omgang met en verwerking van neerslag heeft per type gebied verschillende uitwerkingen en maatregelen tot gevolg.

• In dicht bebouwd stedelijk gebied heeft de perceeleigenaar meestal niet voldoende mogelijkheden om alle neerslag op eigen terrein vast te houden en/of zelf te verwerken.

Gemeentelijke rioolleidingen zorgen voor inzameling en transport van neerslag naar stedelijk oppervlaktewater of, bij gemengd riool, grotendeels naar de rioolwaterzuivering.

We proberen de rioolleidingen aan te passen op de klimaatverandering, maar het geheel ondergronds afvoeren van hoosbuien is technisch en financieel onmogelijk. Dus richten we het openbare gebied zodanig in dat het regenwater in de grond zakt of tijdelijk bovengronds kan blijven met zo min mogelijk overlast, schade en veiligheidsrisico. Bij gemengd riool koppelen we, mits mogelijk en doelmatig, het schone regenwater af, zodat het niet naar de rioolwaterzuivering gaat maar naar oppervlaktewater.

Het verplichten van vasthouden van regenwater is met huidig beschikbare regelgeving lastig uitvoerbaar. Komende jaren wordt onderzocht of er, met de invoering van het Omgevingsplan als raamwerk voor alle regelgeving in het fysieke domein, adequate regelgeving voor dit doel kan worden ontwikkeld. Bewust maken en het stimuleren van goede omgang met regenwater is nu al wel doelmatiger. Mogelijke maatregelen zijn onder andere deelname aan “Operatie Steenbreek” en subsidiëren van bijvoorbeeld groene daken en afkoppelen van particuliere verhardingen of daken.

• In minder dicht bebouwde lintbebouwing heeft de perceeleigenaar vaker voldoende mogelijkheden om alle neerslag op eigen terrein vast te houden en/of zelf te verwerken door afvoer naar oppervlaktewater. Gemeentelijke rioolleidingen voor neerslag zijn wel aanwezig, maar vaak alleen maar voor de kolken (regenputten) in de openbare verharding.

Gemeentelijke rioolleidingen aanpassen op klimaatverandering is hier minder zinvol, omdat de kwetsbaarheid lager is en het oppervlaktewater eerder het knelpunt is. Vasthouden van regenwater is beter uitvoerbaar, maar voor een verplichting geldt hetzelfde als in stedelijk gebied. Bij nieuwe bebouwing zorgen we dat neerslag in aangrenzend oppervlaktewater wordt gebracht door geen afvoer van neerslag via gemeentelijke rioolleidingen toe te staan.

• In het buitengebied met zeer verspreide bebouwing heeft de perceeleigenaar vrijwel altijd voldoende mogelijkheden om alle neerslag op eigen terrein vast te houden en/of zelf te verwerken door afvoer naar oppervlaktewater. Er liggen geen gemeentelijke rioolleidingen voor neerslag en het afvalwater wordt ingezameld met drukriolering.

Op drukriolering mag geen neerslag op worden geloosd; dit is zelfs schadelijk. Daarom is aanpassen op klimaatverandering niet aan de orde. De neerslag moet worden verwerkt via bodem en oppervlaktewater. Klimaataanpassing in het buitengebied richt zich daarom op de kwetsbaarheden in deze watersystemen.

2.1.4. Participatie en stakeholders hemelwater

Zoals blijkt uit de tekst van de Omgevingswet is het verwerken van neerslag in eerste instantie een zaak van de ‘houder’, oftewel de perceeleigenaar. Als deze daar ‘redelijkerwijs’ onvoldoende mogelijkheden voor heeft, dan komt de gemeentelijke zorgplicht voor transporteren en verwerken van de overtollige neerslag in beeld. Nu is lang niet iedereen zich bewust van deze taakverdeling. En water stroomt gemakkelijk en ongemerkt van de ene plek naar de andere. Pas als er problemen ontstaan door te veel of te weinig neerslag, dan kijken we waar het water vandaan komt en of de ‘houder’ doet wat ‘redelijkerwijs’ verwacht mag worden. Met de klimaatverandering zullen de problemen vaker optreden en komt ook de rol van de ‘houder’ meer in beeld. Klimaatadaptatie is niet alleen iets van de gemeente, maar van iedereen.

De belangrijkste stakeholder voor neerslag is het hoogheemraadschap met haar wettelijke taken voor het beheer van het oppervlaktewater en het grondwater, en de zuivering van het afvalwater. Goede samenwerking tussen gemeente en hoogheemraadschap is essentieel bij het verwerken van neerslag in riolerings- en watersystemen.

2.2. ZORGPLICHT GRONDWATERSTAND

‘het treffen van maatregelen in het openbaar gemeentelijke gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de op grond van deze wet aan de fysieke leefomgeving toegedeelde functies zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet op grond van artikel 2.17, 2.18 of 2.19 tot de taak van een waterschap, een provincie of het Rijk behoort’.

2.2.1. Omgevingswaarden grondwaterstand

De grondwaterstand is typisch iets waar we pas bij stilstaan als we vermoeden dat het de oorzaak is van problemen. De grondwaterstand is onzichtbaar en vaak ook onberekenbaar. Er zijn zeer veel, vaak zeer lokale, factoren die invloed hebben op de hoogte en het verloop van de grondwaterstand.

In eerste instantie is de grondeigenaar zelf verantwoordelijk voor de grondwaterstand. De zorgplicht van de gemeente voor de grondwaterstand beperkt zich tot maatregelen in het openbare gebied. En dan alleen doelmatige maatregelen die niet tot het taakveld van andere overheden behoren. Zo heeft het bijvoorbeeld weinig zin om als gemeente drainage in een weg te leggen als het, door het hoogheemraadschap beheerde, waterpeil in een aangrenzende sloot hoger is dan deze drainage.

Voor de duidelijkheid wordt benadrukt dat het hier gaat om de grondwaterstand van het ondiepe grondwater, dat zich het dichtst bij grondoppervlak (maaiveld) bevindt, het zogenaamde freatisch vlak. Deze gemeentelijke zorgplicht voor de grondwaterstand gaat niet over het diepe grondwater en daarmee samenhangende zaken als drinkwaterwinning en warmte-koude-opslag.

In het algemeen verbinden we de volgende omgevingswaarden aan de grondwaterstand:

• Beschikken over voldoende en schoon grondwater voor flora, fauna en watersystemen.

• Vermijden overlast en schade door langdurig te hoge of te lage grondwaterstand.

Om deze omgevingswaarden te bevorderen streven we het volgende na:

• Een grondwaterstand die past bij functie en gebruik van de betreffende locatie.

• In openbaar gebied een gewenste ontwateringsdiepte van 1,00 m en een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 m. Tenzij lokale omstandigheden, zoals het peil van naburig oppervlaktewaterpeil en/of de aanwezige grondslag, dit niet haalbaar maken.

• Ingrepen in de fysieke leefomgeving toetsen op langdurige gevolgen voor de grondwaterstand.

• Ingrepen in de fysieke leefomgeving toetsen op bestendigheid tegen langdurig te hoge of te lage grondwaterstand door bijvoorbeeld klimaatverandering.

• Vermijden van langdurig negatieve beïnvloeding van de grondwaterstand als gevolg van ingrepen in de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld bij rioolvervanging.

• Vermijden van verontreiniging van het grondwater door lozingen in de bodem en/of het lekken van leidingen.

afbeelding binnen de regeling

2.2.2. Integrale benadering grondwaterstand

De grondwaterstand heeft grote invloed op de leefbaarheid van en waardering voor de fysieke leefomgeving. Helaas wordt dit meestal pas duidelijk zichtbaar als er overlast of schade ontstaat door langdurig een te hoge of te lage grondwaterstand. Alleen een enge benadering vanuit de wettelijke gemeentelijke watertaak voor de grondwaterstand doet geen recht aan deze grote invloed. De grondwaterstand speelt bijvoorbeeld ook een belangrijke rol bij bodemdaling en is vaak onlosmakelijk verbonden met de peilen in het oppervlaktewater.

2.2.3. Gebiedsgerichte benadering grondwaterstand

De nagestreefde omgang met grondwaterstanden heeft per type gebied verschillende uitwerkingen en maatregelen tot gevolg.

• In dicht bebouwd stedelijk gebied bestaat er meestal een direct verband tussen de grondwaterstand in openbaar en particulier gebied. En natuurlijk speelt het peil van het stedelijk oppervlaktewater ook een belangrijke rol. In stedelijk gebied is de gemeente het eerste loket bij vragen over en problemen door grondwaterstanden, en heeft zij een coördinerende rol bij het zoeken naar oplossingen.

Om inzicht te hebben in het verloop van de grondwaterstanden in het stedelijk gebied heeft de gemeente een netwerk van permanente meetpunten. De metingen kunnen op het internet geraadpleegd worden (https://grondwater.webscada.nl/alphenaandenrijn/). Ook treft de gemeente maatregelen in het openbare gebied om de grondwaterstand te reguleren, zoals het aanbrengen van drainage bij aanleg of vervanging van riolering waar dat nodig is.

Tenslotte biedt zij particulieren, indien mogelijk, de gelegenheid om overtollig grondwater af te voeren via het gemeentelijk rioolstelsel.

• In minder dicht bebouwde lintbebouwing is de invloed van de waterstand in naburig oppervlaktewater meestal min of meer bepalend voor de grondwaterstand. Het beheer van de waterstanden in oppervlaktewater ligt bij het hoogheemraadschap. Bij vragen over en problemen door grondwaterstanden is de gemeente nog wel het eerste loket, maar is het hoogheemraadschap vaak de belangrijkste gesprekspartner.

Om bovenstaande redenen heeft de gemeente geen meetpunten in lintbebouwing en voert zij nauwelijks maatregelen uit voor het beïnvloeden van grondwaterstanden.

• In het buitengebied met zeer verspreide bebouwing is er naar verhouding weinig openbaar gebied en is de invloed van de waterstand in naburig oppervlaktewater meestal bepalend voor de grondwaterstand. De grondwaterstanden dienen hier voornamelijk het agrarisch belang. Het hoogheemraadschap is, als beheerder van de waterstanden in het oppervlaktewater, eerst aangewezen gesprekspartner bij vragen over of problemen door grondwaterstanden. De gemeente heeft geen meetpunten en voert geen maatregelen uit voor het beïnvloeden van grondwaterstanden.

2.2.4. Participatie en stakeholders grondwaterstand

Grondwater houdt geen rekening met kadastrale grenzen of andere administratieve en juridische afbakeningen. In eerste instantie is de eigenaar van de grond zelf verantwoordelijk voor de grondwaterstand. Maar die grondwaterstand is vaak afhankelijk van invloeden buiten de eigendomsgrenzen of bevoegdheden van de eigenaar. De gemeente heeft de rol van eerste aanspreekpunt bij problemen door de grondwaterstand. Naast de perceeleigenaren speelt het hoogheemraadschap een grote rol in de hoogte van de grondwaterstand. Ten eerste omdat de grondwaterstand sterk gerelateerd is aan het, door hoogheemraadschap beheerde, peil van het dichtstbijzijnde oppervlaktewater (sloten, vaarten, vijvers, meren, e.d.). En ten tweede is het hoogheemraadschap het bevoegde gezag voor onttrekking en infiltratie van het ‘ondiepe’ grondwater.

2.3. ZORGPLICHT STEDELIJK AFVALWATER

‘de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater’

‘stedelijk afvalwater wordt ingezameld en getransporteerd naar een zuiveringtechnisch werk als dat vrijkomt:

a. op de percelen, gelegen binnen een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van ten minste tweeduizend inwonerequivalenten als bedoeld in de richtlijn stedelijk afvalwater wordt geloosd, door middel van een openbaar vuilwaterriool,

b. op andere percelen, voor zover dit doelmatig kan worden uitgevoerd door middel van een openbaar vuilwaterriool.’.

‘In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een zuiveringtechnisch werk kunnen andere passende systemen in beheer bij een gemeente, een waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, als daarmee hetzelfde niveau van het beschermen van het milieu wordt bereikt.’

2.3.1. Omgevingswaarden stedelijk afvalwater

De definitie van stedelijk afvalwater is: ‘huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater’. Inzameling en transport van stedelijk afvalwater is van het grootste belang voor de leefbaarheid van de stedelijke omgeving en de gezondheid van de inwoners. Om dat belang op waarde te schatten hoeven we ons maar heel even in te denken hoe het zou zijn als er geen riolering was. Riolering wordt beschouwd als een van de belangrijkste uitvindingen voor verbetering van de hygiëne en volksgezondheid. Daarnaast zorgt een goede inzameling en zuivering van het afvalwater voor een schonere leefomgeving en minder milieuschade.

In het algemeen verbinden we de volgende omgevingswaarden aan inzameling en transport van afvalwater:

• Hygiënische, snelle, betrouwbare en onmerkbare verwijdering van afvalwater uit directe omgeving.

• Vermijden overlast en schade door aanwezigheid van afvalwater buiten inzamelings-, transport- en zuiveringsvoorzieningen.

Om deze omgevingswaarden te bevorderen streven we het volgende na:

• Beperken van de hoeveelheid stedelijk afvalwater.

• Scheiden aan de bron, oftewel vermijden van vermenging van vuil afvalwater met schoon neerslag- en/of grondwater.

• Doelmatige en betrouwbare inzameling en transport van het stedelijk afvalwater naar een overnamepunt van het hoogheemraadschap, dat zorgt voor de zuivering van het afvalwater.

• Indien inzameling van het afvalwater met riolering niet doelmatig en duurzaam is, in overleg met het hoogheemraadschap een aanvaardbaar alternatief bepalen.

• Vermijden van vrijkomen afvalwater uit riolering naar oppervlaktewater door foute aansluitingen en/of storingen in rioolsystemen.

• Beperken van vrijkomen afvalwater uit gemengde riolering naar oppervlaktewater door overstortingen tijdens hevige neerslag.

2.3.2. Integrale benadering stedelijk afvalwater

Goed functionerende inzameling en transport van stedelijk afvalwater levert een belangrijke bijdrage aan de volksgezondheid en een prettige leefomgeving. De zorgplicht voor stedelijk afvalwater is daarmee onderdeel van de grotere opgave om te zorgen voor een veilige, gezonde en prettige woon- en werkomgeving. Daarnaast legt het traditionele rioolstelsel een claim op de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte. Innovatieve ontwikkelingen bij het ontstaan, inzamelen, transporteren en zuiveren van stedelijk afvalwater kunnen op termijn leiden tot wijzigingen in de traditionele riolering. Voorbeelden van mogelijke innovatieve ontwikkelingen zijn scheiding, zuivering en hergebruik van bestanddelen van het afvalwater bij de ontstaansbron, transport van geconcentreerder afvalwater door buizen met kleinere diameters, en decentrale zuivering dichtbij de bron versus grote centrale afvalwaterzuiveringsinstallaties.

2.3.3. Gebiedsgerichte benadering stedelijk afvalwater

De nagestreefde invulling van de zorgplicht voor stedelijk afvalwater heeft per type gebied verschillende uitwerkingen en maatregelen tot gevolg.

• In dicht bebouwd stedelijk gebied ligt een fijnmazig rioolstelsel onder vrij verval (afstroming door zwaartekracht), waarop alle lozingen van stedelijk afvalwater kunnen worden aangesloten. Vanuit de zorgplicht biedt gemeente de mogelijkheid een aansluiting op dit rioolstelsel te verkrijgen. Houders van stedelijk afvalwater zijn verplicht van deze lozingsmogelijkheid gebruik te maken en mogen het stedelijk afvalwater niet op andere wijze, al of niet gezuiverd, in de bodem of het oppervlaktewater lozen. Lozingen van uitsluitend bedrijfsafvalwater vallen niet onder stedelijk afvalwater, waardoor de zorgplicht van de gemeente voor deze lozingen niet van toepassing is.

• In minder dicht bebouwde lintbebouwing ligt, afhankelijk van de woningdichtheid, riolering onder vrij verval of drukriolering (rioolpompjes en persleidingen). Ook hier biedt de gemeente vanuit de zorgplicht vrijwel altijd de mogelijkheid een aansluiting op gemeentelijke riolering te verkrijgen. Als er binnen 40 meter van de perceelgrens gemeentelijke riolering ligt, zijn houders van stedelijk afvalwater verplicht van deze lozingsmogelijkheid gebruik te maken en mogen het stedelijk afvalwater niet op andere wijze, al of niet gezuiverd, in de bodem of het oppervlaktewater lozen. Als er binnen 40 meter van de perceelgrens geen gemeentelijke riolering is, en er zijn of komen wel lozingen van stedelijk afvalwater vanaf het perceel, dan kan de gemeente besluiten de gemeentelijke riolering uit te breiden. Uitbreiding van riolering is dan afhankelijk van doelmatigheid, oftewel een afweging van maatschappelijke kosten en baten. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente samen met hoogheemraadschap tot de slotsom komen dat een alternatieve manier van inzamelen en zuiveren van stedelijk afvalwater doelmatiger is.

• In het buitengebied met zeer verspreide bebouwing ligt voornamelijk drukriolering (rioolpompjes en persleidingen). Voor percelen met een perceelgrens binnen 40 meter vanaf deze (druk-)riolering biedt de gemeente vanuit de zorgplicht de mogelijkheid een aansluiting op gemeentelijke riolering te verkrijgen. Als er binnen 40 meter van de perceelgrens gemeentelijke (druk-)riolering ligt, zijn houders van stedelijk afvalwater verplicht van deze lozingsmogelijkheid gebruik te maken en mogen het stedelijk afvalwater niet op andere wijze, al of niet gezuiverd, in de bodem of het oppervlaktewater lozen. Als er binnen 40 meter van de perceelgrens geen gemeentelijke riolering is, en er zijn of komen wel lozingen van stedelijk afvalwater vanaf het perceel, dan kan de gemeente besluiten de gemeentelijke riolering uit te breiden. Uitbreiding van riolering is dan afhankelijk van doelmatigheid, oftewel een afweging van maatschappelijke kosten en baten. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente samen met het hoogheemraadschap tot de slotsom komen dat een alternatieve manier van inzamelen en zuiveren van stedelijk afvalwater doelmatiger is.

2.3.4. Participatie en stakeholders stedelijk afvalwater

De gemeente zorgt voor inzameling en transport van het stedelijk afvalwater. Zij doet dit door het aanleggen en in stand houden van riolering, en de mogelijkheid te bieden hierop een aansluiting te verkrijgen. Het is de plicht en verantwoordelijkheid van de eigenaren en/of gebruikers van percelen dat zij een aansluiting aanvragen en deze op de juiste manier gebruiken. Dit juiste gebruik betreft met name de samenstelling en hoeveelheid van het aangeboden afvalwater. Onjuist gebruik kan de werking en toestand van de riolering ernstige schade toebrengen en is daarom niet toegestaan. Een voorbeeld hiervan is het lozen van grote hoeveelheden schoon regenwater op drukriolering met een beperkte afvoercapaciteit. De belangrijkste stakeholder voor stedelijk afvalwater is het hoogheemraadschap met haar wettelijke taken voor de zuivering van afvalwater. En het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Goede samenwerking tussen gemeente en hoogheemraadschap is essentieel bij het inzamelen, transporteren en zuiveren van stedelijk afvalwater via riolerings- en zuiveringssystemen.

3. WATERTAKEN PROGRAMMA – UITWERKING BELEID

Dit hoofdstuk is het feitelijke GWP 2021-2024. Het bevat de uitwerking van het, in hoofdstuk 2 beschreven, beleid op hoofdlijnen voor de wettelijke gemeentelijke watertaken.

Allereerst kijken we hoe dit beleid zich verhoudt tot ander, reeds vastgesteld, beleid van zowel andere overheden als binnen onze eigen gemeente.

Daarna volgt een evaluatie van het huidige, aflopende GRP. De evaluatie bevat een terugblik op de speerpunten in dit GRP en een beschouwing over het financiële verloop de afgelopen jaren.

Vervolgens kijken we vooruit naar de invulling van de taken voor hemelwater, grondwaterpeil en afvalwater in de komende jaren. Dit gebeurt aan de hand van doelen, maatregelen en beoogde resultaten.

Voor deze invulling zijn middelen nodig, in de vorm van allerlei rioleringsvoorzieningen (assets). En natuurlijk de menskracht en organisatie om deze assets in stand te houden en goed te laten functioneren.

Een beschrijving van de financiële kosten en dus ook benodigde baten uit rioolheffing vormt het sluitstuk.

3.1. RELATIES MET VASTGESTELD BELEID (BELEIDSKADER)

De gemeentelijke watertaken hebben vanzelfsprekend een relatie met het ‘waterbeleid’ van andere overheden. Maar water speelt ook vaak een prominente rol in ruimtelijk beleid en duurzaamheid, met name bij klimaatadaptatie.

3.1.1. Andere overheden

Een overheid is het hoogste bevoegd gezag op een bepaald territorium of grondgebied. Onze gemeente valt binnen het gezag van de Europese Unie, de Rijksoverheid, Provincie Zuid-Holland en Hoogheemraadschap van Rijnland. Ongeveer 1,5 duizendste deel van de gemeente ligt in het gebied van Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden; dit wordt buiten beschouwing gelaten. Een overzicht van de relaties met het vastgestelde beleid van andere overheden staat in bijlage 1.

3.1.2. Binnen gemeente

Binnen de gemeente heeft de uitvoering van de gemeentelijke watertaken een relatie met andere activiteiten en beleidsvelden, zoals leefbaarheid, gezondheid en ruimtelijke ontwikkelingen.

3.1.2.1. Omgevingswet: ruimtelijke visies, plannen en projecten

Als onderdeel van de fysieke leefomgeving is water een belangrijke factor bij ruimtelijk beleid. Dus ook in de Gemeentelijke Omgevingsvisie (GOVI) en andere instrumenten van de Omgevingswet. Bij de huidige werkwijze is de inbreng van de waterbelangen gewaarborgd door de verplichte watertoets en waterparagraaf. Deze inbreng blijft na de invoering van de Omgevingswet van groot belang.

3.1.2.2. Duurzaamheid, klimaatadaptatie en bodemdaling

De omgang met (extreme) neerslag, de hoogte van de grondwaterstand en de verwerking van het afvalwater hebben een overduidelijke relatie met duurzaamheid en klimaatadaptatie. Gezondheid en leefbaarheid zijn de belangrijkste achterliggende doelen bij uitvoering van de gemeentelijke watertaken. Bodemdaling heeft enerzijds een nauwe relatie met de gehele waterhuishouding en is anderzijds een belangrijke factor bij aanleg en instandhouding van rioolstelsels.

3.1.2.2.1. Actieprogramma Duurzaamheid

Het Actieprogramma Duurzaamheid is in november 2017 door de raad vastgesteld en loopt tot en met 2020. Klimaatadaptatie is een van de thema’s in dit actieprogramma. Vanwege de grotere kans op extreme buien en langere perioden van droogte is de omgang met en verwerking van hemelwater een belangrijk onderdeel van klimaatadaptie.

3.1.2.2.2. Klimaatstresstest en risicodialoog

Conform het ‘Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2018” heeft onze gemeente in 2018/2019 een klimaatstresstest uitgevoerd. Hierbij zijn de kwetsbaarheden, kansen en oplossingsrichtingen voor de vier klimaatthema’s: wateroverlast, hitte, droogte en overstroming in beeld gebracht middels workshops met interne en externe belanghebbenden. De resultaten zijn verwerkt in een digitale klimaatatlas.

Deze resultaten vormen belangrijke input bij de uitvoering van de gemeentelijke zorgplicht voor verwerking van hemelwater. (zie ook: www.alphenaandenrijn.klimaatatlas.net )

3.1.2.2.3. Convenant klimaatadaptief bouwen

Onze gemeente heeft het “Convenant klimaatadaptief bouwen” ondertekend. Het doel van het convenant is het verminderen van wateroverlast, hittestress, droogte en bodemdaling en het vergroten van de biodiversiteit. Dit betekent dat bij nieuw te ontwikkelen locaties gewerkt wordt volgens de leidraad en maatregelen behorend bij dit convenant.

3.1.2.2.4. Subsidie klimaatadaptieve maatregelen bestaande woningen

Per 1 juni 2020 geeft de gemeente subsidie voor het nemen van klimaatadaptieve maatregelen bij bestaande woningen. De maatregelen moeten gericht zijn op het vasthouden van hemelwater en het vergroenen van daken en tuinen. Voorbeelden zijn groene daken en vervangen van verharding door beplanting. Omdat vasthouden van hemelwater een positieve bijdrage levert aan de hemelwatertaak van de gemeente, wordt een deel van de subsidie gedekt door de inkomsten uit rioolheffing. (zie ook: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-137190.pdf )

3.1.2.2.5. Regio Deal Bodemdaling Groene Hart

Sinds eind 2019 is onze gemeente deelnemer aan de Regio Deal Bodemdaling Groene Hart. Binnen deze regio deal werken acht regionale overheden, de rijksoverheid, kennisinstellingen, agrarische sector, bewoners en bedrijfsleven samen aan een aanpak voor het omgaan met bodemdaling. (zie ook: https://bodemdalingdebaas.nl/ )

3.2. EVALUATIE GRP 2016-2020

In december 2015 is het GRP 2016-2020 vastgesteld door de raad. Dit was het eerste GRP na de fusie per 1-1-2014 van voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude. In deze evaluatie wordt ingegaan op de speerpunten zoals benoemd in het aflopende GRP. Daarnaast krijgen de ontwikkelingen rond de rioolheffing en de kostendekkende exploitatie (KDE) in de afgelopen jaren aandacht.

3.2.1. Speerpunten

In het GRP 2016-2020 zijn negen speerpunten benoemd. Dit waren:

• Fusie

• Van norm naar effect en van inspanning naar resultaat

• Wettelijke gemeentelijke watertaken

• Samenwerking in de waterketen

• Volksgezondheid

• Klimaatverandering

• Assetmanagement

• Financiën

• Duurzaamheid en innoveren

Op al deze speerpunten is in de afgelopen jaren vooruitgang geboekt. In bijlage 2 staat dit per speerpunt nader toegelicht.

3.2.2. Rioolheffing en financiën

In de het kostendekkingsplan bij het GRP 2016-2020 was berekend dat de inkomsten uit rioolheffing in 2016 met 8,5% moesten stijgen en dat in 2019 nog eens een stijging van 7,5% nodig was. De stijging in 2016 werd gelijktijdig doorgevoerd met de lopende behandeling van de bezwaren op de harmonisatie van de rioolheffing in 2015. Door deze omstandigheden kwam de effectieve stijging van de inkomsten eind 2016 niet uit op 8,5% maar op 2,3%. De kosten van vervangings- en verbeteringsinvesteringen waren om diverse redenen lager waren dan voorzien, daarom was de verhoging in 2019 niet geheel nodig. Tijdens de looptijd van het GRP zijn de inkomsten uit rioolheffing gestegen van €10.609.000 in 2016 naar €11.507.000 in 2019, oftewel een stijging van 8,5% in vier jaar.

3.2.2.1. Harmonisatie belastingverordeningen voor rioolheffing

In 2015 was er sinds de fusie per 1-1-2014 voor het eerst een geharmoniseerde “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015 gemeente Alphen aan den Rijn”. Die introduceerde een verschuiving van belastingplicht van eigenaren naar gebruikers en nieuwe heffingsgrondslagen voor woningen en niet-woningen. De systematiek in deze verordening is in het kostendekkingsplan van het

GRP gebruikt om de consequenties van benodigde baten uit rioolheffing voor de verschillende tariefgroepen weer te geven. De harmonisatie leverde in de middelste tariefgroep voor niet-woningen zeer veel bezwaren op, voornamelijk van eigenaren/bewoners van agrarische bedrijven. Dit leidde tot een herziening van de rioolheffingsverordening in 2016 en structureel lagere inkomsten uit rioolheffing voor niet-woningen. Voor de periode 2016 tot en met 2020 zal de totale opbrengst uit rioolheffing naar verwachting ongeveer 2,1 miljoen lager zijn dan geraamd in het GRP 2016-2020.

3.2.2.2. KDE riolering

De kostendekkende exploitatie (KDE) voor de riolering is een gesloten financiële administratie voor alle kosten en baten betreffende de uitvoering van de wettelijke gemeentelijke taken voor afvalwater, hemelwater en grondwaterpeil. Om de jaarlijks sterk fluctuerende kosten van de investeringen op te kunnen vangen, zonder dat de tarieven voor de rioolheffing elk jaar fors moeten wijzigen, is er een egalisatievoorziening. Deze egalisatievoorziening mag niet te hoog oplopen, maar mag ook zeker niet in de buurt van het nulpunt komen.

Uit de jaarrekening van 2015, het jaar van de harmonisatie van de rioolheffing, bleek dat de beginstand van de egalisatievoorziening in 2016 in werkelijkheid fors hoger was dan werd voorzien tijdens het opstellen van het GRP. Aan de kostenkant zijn er ook flinke afwijkingen opgetreden ten opzichte van de verwachting volgens het GRP. Het rentetarief bij de kapitaallasten is in 2017 verlaagd van 4,0% naar 2,5%, waardoor de kapitaallasten lager werden. De compensabele btw is in 2016 vastgesteld op een vast bedrag van € 1.275.000.

Het totaal van de KDE in vergelijking met wat was voorzien in het GRP staat in onderstaande tabel.

afbeelding binnen de regeling

Tabel 1 : Geraamde kosten en baten volgens GRP versus werkelijke kosten en baten volgens KDE

3.3. DOELEN, MAATREGELEN EN RESULTATEN

Het beleid op hoofdlijnen is, als bouwsteen voor de Omgevingsvisie, opgenomen in hoofdstuk 2. Hier wordt dit beleid uitgewerkt voor de gemeentelijke rioleringsvoorzieningen naar concrete doelen, te treffen maatregelen en de resultaten die we daarmee willen bereiken. De doelen, maatregelen en resultaten worden beschreven per wettelijke watertaak.

Vaak dragen de rioleringsvoorzieningen bij aan de uitvoering van meerdere taken. Zo voert een gemengd riool afvalwater én hemelwater af. En een infiltratieriool kan hemelwater afvoeren én de grondwaterstand reguleren.

3.3.1. Hemelwater

3.3.1.1. Doelen

Het hoofddoel bij de zorgplicht voor het verwerken van afvloeiend overtollig hemelwater is:

Vermijden overlast en schade door overvloed aan hemelwater.

De gemeentelijke rioleringsvoorzieningen voor verwerken van hemelwater spelen alleen een rol bij overvloed aan hemelwater en hebben geen functie in het tegengaan van droogte. Dit kan echter wel een neveneffect zijn.

De gehanteerde kwalificaties voor een ‘normale bui’, ‘zware bui’ en ‘extreme bui’ zijn als volgt:

- Bij een normale bui valt er niet meer dan 10 mm per uur gedurende 3 uur (30 mm) binnen een tijdsbestek van 24 uur.

- Bij een zware bui valt er meer dan 10 mm per uur gedurende 3 uur (30 mm) binnen een tijdsbestek van 24 uur, maar ook minder dan 30 mm per uur gedurende 3 uur (90 mm) binnen een tijdsbestek van 24 uur.

- Bij een extreme bui valt er meer dan 30 mm per uur gedurende 3 uur (90 mm) binnen een tijdsbestek van 24 uur.

De frequenties waarmee we rekening houden zijn:

- Een normale bui valt gemiddeld één of meerdere keren per jaar.

- Een zware bui valt gemiddeld niet vaker dan één keer per twee jaar.

- Een extreme bui valt gemiddeld niet vaker dan één keer per vijf jaar.

Voor de gemeentelijke rioleringsvoorzieningen vertaalt zich dit naar de volgende doelen:

- Geen wateroverlast op straat en/of in gebouwen bij normale buien.

- Lichte tot matige wateroverlast op straat en geen wateroverlast in gebouwen bij zware buien.

- Matige tot ernstige wateroverlast op straat en lichte wateroverlast in gebouwen bij extreme buien.

Onder lichte tot matige wateroverlast op straat verstaan we het ontstaan van plassen regenwater die het verkeer kunnen belemmeren, maar niet geheel versperren. Bij matige tot ernstige wateroverlast op straat kan wel versperring van verkeer optreden. Onder lichte wateroverlast in gebouwen verstaan we dat er op de begane grond van gebouwen enkele centimeters water kunnen komen te staan.

3.3.1.2. Maatregelen en resultaten

Omdat er zoveel onzekerheden en variabelen zijn in kans, duur, intensiteit en locatie van neerslag is het onmogelijk exacte maatregelen te formuleren die deze doelen zullen behalen. Het klimaat verandert en de prognoses over de effecten van deze verandering op neerslag hebben een grote bandbreedte en wijzigen voortdurend. De normbuien waarmee in het verleden werd gerekend voldoen niet meer. Daarnaast hangt de noodzaak tot maatregelen sterk samen met de locatie; water op straat geeft op een belangrijke verkeersroute meer overlast dan in een rustige woonstraat.

Het oppervlaktewater (sloten, singels en vijvers) speelt een zeer belangrijke rol bij afvoer en berging van hemelwater, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Daarom stemmen we de maatregelen voor de verwerking van hemelwater af met het hoogheemraadschap.

Bij hevige buien zijn verstopte afvoerputten (kolken) op straat vaak een knelpunt. Een goed reinigingsregime en adequate actie bij verstopping verhelpen dit voor een groot deel.

Bestaand stedelijk gebied

In bestaand stedelijk gebied wordt aan de hand van de klimaatatlas en modelberekeningen bekeken waar extra afvoer- en/of bergingscapaciteit nodig is voor het verwerken van hemelwater. Bij het ontwerp van te vervangen riolering in combinatie met reconstructie van openbare ruimte wordt gezocht naar een optimale verbetering van afvoer en berging van hemelwater, zodat een klimaatbestendige situatie ontstaat. Oplossingen worden niet alleen gezocht in het vergroten van afvoerbuizen, maar ook in het tijdelijk en zonder overlast kunnen bergen van hemelwater op maaiveldniveau of in de bodem. Als het hemelwater nog via gemengd riool wordt afgevoerd, dan proberen we dit op een doelmatige manier af te koppelen.

Bestaande lintbebouwing

De afvoer van hemelwater in lintbebouwing gebeurt meestal al via relatief korte hemelwaterriolen naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater. Bij vervanging van de riolering in combinatie met wegreconstructies wordt de afvoercapaciteit van hemelwaterriolen zo nodig vergroot. Mocht er nog hemelwater worden geloosd op gemengde riolering, dan wordt dit afgekoppeld. Ook vergroten we zo nodig de duikers (verbindingen oppervlaktewater) binnen het projectgebied.

Bestaand buitengebied

In het buitengebied liggen nauwelijks hemelwaterriolen. Soms staan er afvoerputten (kolken) langs de weg die via een kolkleiding rechtstreeks op de dichtstbijzijnde sloot lozen. Bij reconstructie van de weg wordt bekeken of deze afwatering nog voldoet.

Nieuw stedelijk gebied

Bij het ontwerp van nieuwe ontwikkelingen binnen stedelijk gebied heeft klimaatbestendigheid, mede onder invloed van het convenant klimaatadaptief bouwen, een grote invloed. Iets dat op termijn geborgd kan worden met nieuwe regelgeving in het Omgevingsplan. Dit heeft gevolgen voor het ontwerp van gemeentelijke voorzieningen voor het vasthouden en afvoeren van hemelwater. Er wordt altijd gescheiden riolering toegepast. Naast het realiseren van voldoende afvoercapaciteit in de hemelwaterriolen leveren maatregelen voor ter plaatse (tijdelijk) vasthouden en hergebruiken van hemelwater een bijdrage aan klimaatbestendigheid. Ook is de aanwezigheid van voldoende oppervlaktewater binnen de ontwikkeling belangrijk.

Nieuwe lintbebouwing

Bij nieuwe ontwikkelingen in lintbebouwing gaat het meestal om relatief kleine plannen. En vaak is er al oppervlaktewater in het plangebied aanwezig. Ook bij deze ontwikkelingen zijn de uitgangspunten van klimaatadaptief bouwen van toepassing. Dus worden maatregelen voor het (tijdelijk) vasthouden en hergebruiken van hemelwater overwogen, maar zijn waarschijnlijk minder noodzakelijk. Percelen grenzen vaak direct aan het oppervlaktewater, waardoor beperkte aanleg van hemelwaterriolen nodig is. Behoud en eventuele uitbreiding van oppervlaktewater is een aandachtspunt.

Nieuw buitengebied

Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied betreffen meestal zeer beperkte ontwikkelingen van één of enkele woningen. Klimaatadaptieve maatregelen en gemeentelijke voorzieningen voor verwerking van hemelwater zijn hierbij meestal niet aan de orde.

3.3.2. Grondwaterstand

3.3.2.1. Doelen

Het hoofddoel bij de zorgplicht voor de grondwaterstand is:

Beperken overlast en schade door een te hoge of te lage grondwaterstand in stedelijk gebied.

In eerste instantie is de perceeleigenaar verantwoordelijk voor de grondwaterstand op zijn/haar perceel. En de gemeente probeert de grondwaterstand in het openbare stedelijke gebied binnen acceptabele grenzen te houden. Grondwater stoort zich niet aan perceelgrenzen. De grondwaterstand in openbaar gebied heeft dus invloed op de grondwaterstand op particuliere percelen en andersom.

Dit geldt met name in het stedelijk gebied. Eventuele maatregelen van de gemeente om de grondwaterstand te regelen moeten altijd doelmatig zijn. En dan is het een inspanningsverplichting, geen resultaatsverplichting. Dit geeft aan hoe complex en onvoorspelbaar overlast als gevolg van grondwaterstand kan zijn. In stedelijk gebied streeft de gemeente naar een structureel grondwaterpeil dat ligt tussen 0,70 en 1,20 meter onder het maaiveld in de as van de weg. In de praktijk echter is de haalbaarheid van dit streefpeil sterk verschillend door lokale omstandigheden als maaiveldhoogte, bodemgesteldheid en peil van naburig oppervlaktewater.

Buiten het stedelijk gebied is de invloed vanuit de openbare ruimte veel kleiner en spelen andere invloeden, zoals het peil van het oppervlaktewater en de maaiveldhoogte, een grotere rol. De gemeente is voor het Ook bij de zorgplicht voor de grondwaterstand is het hoogheemraadschap een belangrijke partner, omdat zij het peilbeheer van het oppervlaktewater verzorgen.

3.3.2.2. Maatregelen en resultaten

De gemeentelijke maatregelen tegen grondwateroverlast bestaan in stedelijk gebied uit metingen, onderzoek, aanleg van drainage in openbaar gebied en, indien mogelijk, aanbieden van een afvoermogelijkheid voor overtollig grondwater uit particulier gebied. Soms gebeurt dit ook nog in lintbebouwing, maar in het buitengebied nemen we geen gemeentelijke maatregelen. Wel zijn we het aanspreekpunt en spelen een coördinerende rol bij het zoeken naar oplossingen.

Bij graaf- en bouwwerkzaamheden wordt vaak grondwaterbemaling toegepast om ter plaatse van de werkplek de grondwaterstand tijdelijk te verlagen. Op deze grondwateronttrekkingen is regelgeving van het hoogheemraadschap van toepassing. Bovendien mogen deze grondwaterbemalingen nooit leiden tot schade aan de omgeving. Degene die de grondwaterbemaling uitvoert is hiervoor als eerste verantwoordelijk. Dit geldt ook voor retourbemaling, waarbij het onttrokken grondwater op een andere plek in de bodem wordt geïnfiltreerd.

Bestaand stedelijk gebied

In het bestaand stedelijk gebied beschikken we over een netwerk van continu registrerende peilbuizen om de grondwaterstanden te monitoren. Deze geven inzicht in het verloop van de grondwaterstanden in de tijd, waarbij de fluctuaties meestal verklaard kunnen worden uit perioden met weinig of juist veel neerslag. Ook registreren zij eventuele onverwachte uitschieters, die extra informatie kunnen geven bij meldingen van grondwateroverlast.

Bij voorbereiding van vervanging van oude, en vaak lekke, riolering door nieuwe waterdichte leidingen onderzoeken we of dit mogelijk tot een verhoging van de grondwaterstand zou kunnen leiden. Als dit het geval is, dan leggen we bij de nieuwe riolering een aparte drainageleiding aan om de grondwaterstand te reguleren. Als de grondslag voldoende doorlatend is kunnen we ook een ‘lek hemelwaterriool’ (infiltratieriool) toepassen; dit heeft zowel een infiltrerende als drainerende werking.

Nieuw stedelijk gebied, lintbebouwing en buitengebied

Bij nieuwe ruimtelijk ontwikkelingen moet altijd gekeken worden naar effecten op de grondwaterstand en de kans op grondwateroverlast in de toekomst. Dit gebeurt in de waterparagraaf en de watertoets, dat verplichte onderdelen van elke ruimtelijke procedure zijn. Als door het plan kans op toekomstige grondwateroverlast ontstaat, dan moeten er in het plan maatregelen worden opgenomen om dit te vermijden.

3.3.3. Stedelijk afvalwater

3.3.3.1. Doelen

Het hoofddoel bij de zorgplicht voor stedelijk afvalwater is:

De volksgezondheid en het milieu beschermen tegen schade of overlast door stedelijk afvalwater.

Stedelijk afvalwater is ‘huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater’. Goede en veilige inzameling en transport van stedelijk afvalwater is van groot belang voor de hygiëne en volksgezondheid. Daarnaast kan stedelijk afvalwater bij te hoge hoeveelheid en/of concentratie zeer schadelijk zijn voor het milieu. Allereerst moet vermenging met schoon hemelwater of grondwater zoveel mogelijk worden vermeden.

Deze vermenging zorgt voor meer benodigde afvoercapaciteit van de riolering naar de zuivering en heeft een nadelig effect op het zuiveringsproces. Daarnaast verhoogt vermenging met hemelwater het risico op overstortingen naar het oppervlaktewater vanuit gemengd riool en vuil water op straat bij hevige neerslag. Vervolgens moeten alle lozingspunten van stedelijk afvalwater (woningen, kantoren, enzovoort) aangesloten zijn op de daarvoor bestemde riolering of, in bijzondere omstandigheden, op een lokale zuiveringsvoorziening. En tenslotte moeten alle rioleringsvoorzieningen voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater betrouwbaar, veilig en doelmatig functioneren afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater’. Goede en veilige inzameling en transport van stedelijk afvalwater is van groot belang voor de hygiëne en volksgezondheid. Daarnaast kan stedelijk afvalwater bij te hoge hoeveelheid en/of concentratie zeer schadelijk zijn voor het milieu.

3.3.3.2. Maatregelen en resultaten

Voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater zijn er verschillende typen rioolstelsels. Bij beperkte transportafstanden wordt gebruik gemaakt van afstroming door de zwaartekracht, oftewel riolering onder vrij verval. Hiervoor moeten de leidingen wel schuin, dus onder afschot, liggen. Als de leidingen hierdoor te diep komen te liggen, dan wordt er op dat punt een opvoergemaal geplaatst om het transport vervolgens weer onder vrij verval verder te kunnen laten plaatsvinden. Bij grote afstanden gebeurt het transport onder druk door middel van het transportgemalen en persleidingen.

Er zijn verschillende soorten rioolstelsel onder vrij verval:

• Gemengd stelsel

Hierbij wordt afvalwater en hemelwater in één buis verzameld en afgevoerd naar de

zuivering. Bij hevige regenval is de capaciteit te klein en stroomt het overtollige rioolwater via overstortputten naar oppervlaktewater. Om de milieuschade door deze overstorten te beperken zijn er begin deze eeuw bij een aantal van deze overstortlocaties bergbezinkbassins gebouwd. Bij hevige regenval bezinkt in deze bassins het meeste vuil, voordat het rioolwater over de overstortdrempel in het oppervlaktewater stroomt. Het vuile water wordt na de bui weer terug in de riolering gepompt om alsnog afgevoerd te worden naar de zuivering.

Tot ongeveer 1970 was aanleg van een gemengd stelsel gebruikelijk.

• Gescheiden stelsel

Een gescheiden stelsel bestaat uit afzonderlijke leidingen voor vuil afvalwater en schoon hemelwater. Het vuilwaterriool voert het afvalwater met hulp van opvoergemalen af naar de zuivering. Het hemelwaterriool voert het regenwater af naar het oppervlaktewater in de buurt.

Aanleg van gescheiden stelsels in stedelijk gebied is vanaf ongeveer 1970 gemeengoed geworden.

• Verbeterd gescheiden stelsel

In een verbeterd gescheiden stelsel zijn er ook afzonderlijke leidingen voor vuil afvalwater en schoon hemelwater. Omdat bij een bui het eerste deel van het afstromend regenwater (first flush) relatief veel vuil kan bevatten, wordt dit deel nog in het riool voor vuil water gepompt en naar de zuivering afgevoerd. De rest van de bui stroomt naar het oppervlaktewater.

Verbeterd gescheiden stelsels zijn vanaf ongeveer 1980 aangelegd, voornamelijk op bedrijventerreinen. Helaas blijken verbeterd gescheiden stelsels in de praktijk vaak niet te voldoen aan de verwachtingen voor milieurendement en gaat er teveel schoon hemelwater naar de zuivering. Dan ligt ombouw naar volledig gescheiden stelsel voor de hand.

In het buitengebied met verspreide bebouwing en grote transportafstanden ligt vaak drukriolering. Dit is een stelsel van minigemalen op elk perceel verbonden door persleidingen met kleine diameters.

Vanwege de beperkte capaciteit is drukriolering uitsluitend geschikt voor afvoer van vuil afvalwater en is lozing van hemelwater op drukriolering niet toegestaan.

Bestaand stedelijk gebied

In bestaand stedelijk gebied ligt riolering onder vrij verval in de vorm van gemengd stelsel in de oudere delen en gescheiden stelsel in de nieuwere delen. Bij vervanging van een gemengd riool proberen we op een doelmatige manier zoveel mogelijk hemelwater van het gemengd riool af te koppelen. Naast de voordelen voor de verwerking van hemelwater heeft dit ook positief effect op de afvoer en vooral op de zuivering van het afvalwater. Bij vervanging van gescheiden stelsels wijzigt het vuilwaterriool niet, tenzij ontwikkelingen in de omgeving dit vereisen.

Bestaande lintbebouwing

Omdat lintbebouwing meestal oudere bebouwing betreft, ligt hier vaak een gemengd stelsel. Ook hier geldt dat bij vervanging zoveel mogelijk op een doelmatige wijze hemelwater wordt afgekoppeld.

Soms ligt er drukriolering in lintbebouwing, als de woningen verder van elkaar staan. Dan wordt bij vervanging eerst onderzocht of drukriolering nog de optimale wijze van inzamelen en afvoeren van afvalwater is. Door eventuele verdichting van de bebouwing kan riolering onder vrij verval een beter alternatief worden.

Bestaand buitengebied

In het overgrote deel van het bestaand buitengebied ligt drukriolering. Dit is aangelegd tijdens de ‘verfijningsregeling’ (1980-1990) en ‘’ sanering lozingen buitengebied’ (2000-2010). Regelmatig worden clusters van minigemalen vervangen, omdat zij aan het eind zijn van de technische levensduur.

Daarbij worden zij ook aangesloten op telemetrie voor monitoring en storingsmelding. Met deze telemetrie kan tevens worden onderzocht of er (te veel) hemelwater of ander rioolvreemd water, zoals grondwater, op de drukriolering wordt geloosd. Dit rioolvreemd water heeft een groot negatief effect op het functioneren van de drukriolering.

Omdat aansluiting op drukriolering destijds te duur was, zijn er in 2012 bij de ‘sanering lozingen buitengebied’ door de gemeente op 57 adressen kleine individuele zuiveringsinstallaties (IBA – klasse II) geplaatst. Daarna is het provinciale beleid voor lozingen in het buitengebied gewijzigd. De duurzaamheid en het rendement van deze IBA’s met permanente beluchting valt in de praktijk echter sterk tegen. Na afloop van de technische levensduur van 30 jaar wordt een andere oplossing gezocht.

Nieuw stedelijk gebied

In nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied wordt voor de afvoer van stedelijk afvalwater een gescheiden rioolstelsel onder vrij verval aangelegd. De dimensionering van de leidingen voor uitsluitend het vuile afvalwater (zwart water) hangt af van het aantal toekomstige bewoners/gebruikers van de ontwikkeling. Ook wordt de capaciteit van de rest van de afvoerroute naar de zuivering onderzocht en zo nodig aangepast. Grote ontwikkelingen worden in een zo vroeg mogelijk stadium gemeld aan het hoogheemraadschap, zodat tijdig in beeld is wat de eventuele consequenties en oplossingen zijn voor de benodigde extra capaciteit van de zuivering.

Nieuwe lintbebouwing

Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen van enige omvang in de lintbebouwing geldt hetzelfde als bij nieuwe ontwikkelingen in het stedelijk gebied. Wel zal hier vaker een extra transportgemaal met persleiding nodig zijn, omdat in de capaciteit van de aanwezige riolering voor afvoer van vuil water meestal weinig extra ruimte zit.

Nieuw buitengebied

Grote ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied resulteren in feite in nieuw stedelijk gebied, waarbij voor de afvoer van vuil afvalwater dezelfde maatregelen gelden als bij nieuw stedelijk gebied en nieuwe lintbebouwing.

Als er sprake is van één of enkele nieuwe woningen, dan is de afstand tussen de perceelgrens van de nieuwe ontwikkeling en bestaand gemeentelijk vuilwaterriool een belangrijke factor. Als deze afstand kleiner is dan 40 meter, dan wordt de nieuwe ontwikkeling aangesloten op gemeentelijke riolering. Als deze echter groter is dan 40 meter, dan bekijkt de gemeente samen met het hoogheemraadschap wat de beste oplossing is voor het afvalwater. Hierbij zijn maatschappelijke kosten en milieurendement belangrijke factoren. Een mogelijk alternatief is een particuliere IBA-klasse I in plaats van gemeentelijke riolering.

Voor het uitvoeren van de gemeentelijke watertaken beschikken we over assets (systemen en objecten), zoals stelsels van afvoerbuizen (riolering), rioolgemalen met pompen, persleidingen, enzovoort. Om deze systemen en objecten doelmatig te laten functioneren is beheer en onderhoud nodig. En zij moeten op tijd worden vervangen en verbeterd.

Deze middelen moeten gefinancierd worden. Dit komt in 3.5 aan de orde.

3.4.1. Assets en areaal

In onderstaande tabel staat een beknopt overzicht van alle systemen en objecten die behoren tot de voorzieningen voor het uitvoeren van de gemeentelijke watertaken.

systemen en objecten

hoeveelheid

eenheid

rioolleidingen onder vrij verval

580

kilometer

rioolleidingen onder druk (persleidingen)

186

kilometer

mini-rioolgemalen in buitengebied (drukriolering)

1.716

stuks

transportrioolgemalen met een of meerdere pompen

259

stuks

bergbezinkbassins /-leidingen

9

stuks

individuele afvalwaterzuivering (IBA klasse II)

57

stuks

trottoir- en straatkolken (afvoerputten regenwater)

42.000

stuks

drainageleidingen

133

kilometer

grondwaterpeilbuizen met datalogger

55

stuks

Tabel 2 : overzicht assets en areaal rioleringsvoorzieningen

Alle systemen en objecten worden met hun vaste kenmerken en staat van onderhoud vastgelegd en bijgehouden in beheersoftware. Voor de leidingen en systemen is dit het rioolbeheerpakket Kikker en voor de installaties is dit het gemalenbeheerpakket SAM. Met behulp van deze software is inzichtelijk wat de assets zijn en in welke staat van onderhoud zij verkeren. De software helpt ook bij het plannen van preventief onderhoud en gewenst tijdstip van vervanging.

De installaties (gemalen, regelkasten, meetapparatuur, e.d.) zijn vrijwel allemaal aangesloten op telemetrie. Hiermee kunnen op afstand via internet en beeldscherm gegevens over het functioneren, storingsmeldingen en gemeten data geraadpleegd worden. Via telemetrie kunnen ook instellingen gewijzigd worden en pompen in- of uitgeschakeld worden. Voor de riolering maken we gebruik van i-View en Aquaview. De telemetrie voor de grondwaterpeilbuizen is een ander systeem.

3.4.1.1. Koppeling naar dataportaal van Hoogheemraadschap van Rijnland

In het kader van de samenwerking binnen de waterketen is afgesproken dat we onze gegevens over riolering en watersysteem delen met onze partners binnen deze waterketen. Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft hiervoor een digitaal gegevensportaal ingericht. Met deze permanente uitwisseling van gegevens is het niet meer nodig om incidenteel gegevens te verschaffen in de vorm van (digitale) tekeningen, spreadsheets, en dergelijke.

3.4.2. Organisatie en werkwijze

3.4.2.1. Taken en formatie

De werkzaamheden voor het uitvoeren van de gemeentelijke watertaken omvatten onderzoek, advies, beheer, voorbereiding, aanbesteding, toezicht, aanleg, onderhoud, reparatie en reiniging. Een deel van deze werkzaamheden worden uitbesteed aan specialistische en/of uitvoerende bedrijven. Voor onderzoek, advies en beheer zijn ongeveer 5 volledige formatieplaatsen ingevuld. Met toezicht, onderhoud, reparatie en reiniging zijn ongeveer 6,5 volledige formatieplaatsen gemoeid.

3.4.2.2. Assetmanagement

De benadering bij het beheer en onderhoud van kapitaalgoederen, zoals systemen en objecten voor riolering, is de laatste jaren veranderd. Er wordt gewerkt volgens de principes van assetmanagement.

Het belangrijkste verschil met traditioneel beheer en onderhoud is dat er niet alleen volgens vaste normen en/of frequenties wordt gewerkt, maar dat er meer op basis van risico’s wordt gestuurd. Dit geeft meer doelgerichte resultaten en een doelmatiger inzet van de beschikbare middelen.

Het toepassen van assetmanagement is in ontwikkeling bij alle disciplines in het beheer van openbare ruimte en gemeentelijk vastgoed. Voorwaarde is dat men over actuele en complete gegevens van de assets beschikt. Het gegevensbeheer van het werkveld voor riolering en waterhuishouding is op orde.

De aandacht richt zich nu op adequatere planning van benodigde maatregelen.

3.4.2.3. Samenwerking in de waterketen

Onder invloed van het Bestuursakkoord Water (BAW) is in 2011 de samenwerking in de waterketen goed op gang gekomen. Onder de waterketen verstaan we de keten die bestaat uit de onttrekking van water uit het milieu voor productie en distributie van drinkwater, de inzameling en transport van afvalwater via riolering en de zuivering van afvalwater om het vervolgens weer in het milieu terug te brengen.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: de waterketen in beeld (bron: Stowa)

In de loop der jaren is er een intensieve samenwerking ontstaan met het hoogheemraadschap en, in wisselende mate, met gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Waddinxveen en drinkwaterbedrijf Oasen. Hierbij vervult onze gemeente een trekkersrol. Belangrijke onderwerpen bij deze samenwerking zijn de uitwisseling van kennis en gegevens. Voor het raadplegen en uitwisselen van elkaars gegevens is het hoogheemraadschap gestart met een digitaal dataportaal.

Onze gemeente is hierbij een pilotgemeente. De samenwerking kwam ook tot uiting bij een recente regiostudie van het hoogheemraadschap voor de vervanging van de zuiveringsinstallaties (awzi’s) op langere termijn. Voor het hoogheemraadschap is het belangrijk te weten waar en op welke termijn grootschalige woningbouw zal plaatsvinden in verband met het beschikbaar hebben van benodigde zuiveringscapaciteit.

3.5. KOSTENDEKKING

3.5.1. Uitgangspunten

3.5.1.1. Volledige kostendekking

De gemeente heeft een specifieke belasting, de rioolheffing, voor de bekostiging van de wettelijke gemeentelijke watertaken. De rioolheffing is een doelbelasting. De gemeente mag daarmee geen winst maken. Ook mag zij de opbrengst alleen besteden aan kosten die redelijkerwijs toegerekend kunnen worden aan de wettelijke gemeentelijk watertaken. Uitgangspunt is dat de kosten voor 100% gedekt worden door inkomsten uit rioolheffing.

3.5.1.2. Investeringen afschrijven volgens ideaalcomplex

Het financiële systeem rondom kosten en inkomsten voor de gemeentelijke watertaken moet voldoen aan het “Besluit Begroting en Verantwoording”. In 2014 heeft de commissie BBV de vernieuwde “Notitie riolering” uitgebracht. Hierin staan de voorschriften en mogelijkheden voor het financiële systeem. Binnen deze voorschriften en mogelijkheden, en conform het financiële beleid van Alphen aan den Rijn, worden investeringen aan het eind van het jaar in een keer afgeschreven. Zo ontstaan er geen nieuwe kapitaallasten. Dit noemt men het ideaalcomplex. Het financiële systeem is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 : Financieel systeem in Alphen aan den Rijn

3.5.2. Kosten – uitgaven

De gemeentelijke kosten voor de uitvoering van haar wettelijke watertaken bestaan uit een aantal onderdelen. In de volgende paragrafen zijn ze uitgesplitst en nader toegelicht. De tabellen in bijlage 4 bevatten de bedragen van deze kosten.

3.5.2.1. Investeringen

Investeringen zijn eenmalige kosten bij uitvoering van projecten voor vervangen, renoveren, verbeteren of aanleggen van rioleringsvoorzieningen.

Vervanging en renovatie

De investeringskosten voor vervanging en renovatie zijn geraamd op basis van de theoretische technische levensduur van de verschillende bestaande voorzieningen. Bij voorzieningen die voor renovatie in aanmerking komen is gerekend dat het voor een deel wordt toegepast. Bij het bepalen van de technische levensduur is rekening gehouden met het verschil in ondergrond. Riolering in veengrond verzakt sneller en moeten vaker vervangen worden dan in klei- en zandgrond. De kosten voor vervanging van riolering omvatten ook de kosten voor vervanging van de maaiveldinrichting (verhardingen, groen) ter plaatse van de rioolsleuf. Daarnaast is er bij vervangen van riolering in verhardingen rekening gehouden met extra kosten voor herstel van nazakken ter plaatse van de sleuf.

Rioolvervangingen worden bij voorkeur gecombineerd met groot onderhoud of herinrichting van de openbare ruimte. Deze integrale aanpak geeft de minste belasting voor bewoners en gebruikers. Bovendien is door het combineren van diverse activiteiten de totale kosteneffectiviteit hoger. Integraal werken kan ook een nadeel hebben. Door verschil in urgentie tussen vervanging van riolering en reconstructie van de openbare ruimte gebeurt vervanging van riolering soms eerder dan noodzakelijk. Dit wordt zoveel mogelijk vermeden.

De kosten zijn inclusief 18% V.A.T. (voorbereiding, administratie en toezicht) ter dekking van de werkzaamheden door interne en externe engineering.

Wanneer rioleringsvoorzieningen voortijdig moeten worden vervangen wegens andere redenen, zoals ruimtelijke (her-)ontwikkeling van een gebied, komen alleen de vervangingskosten van het technisch afgeschreven deel ten laste van de rioolheffing. De vervangingskosten van het nog niet afgeschreven deel moeten gedekt worden uit het exploitatieplan van de ruimtelijke (her-)ontwikkeling. In deze gevallen wordt 50 jaar als de gemiddelde technische levensduur van alle rioleringsvoorzieningen aangehouden. Dus bij gedwongen vervanging 20 jaar na aanleg van een rioleringsvoorziening komt 40% van de vervangingskosten ten laste van de rioolheffing en 60% ten laste van de ruimtelijke ontwikkeling.

Investeringen voor vervanging en renovatie worden geactiveerd en vervolgens in hetzelfde jaar volledig afgeboekt ten laste van de “voorziening vervanging riolering”. De jaarlijkse vervangingskosten zijn voor deze planperiode geraamd op € 6.210.000. (Zie bijlage 4 , tabel B)

Verbetering, inclusief klimaatadaptatie openbare ruimte

Verbeteringsmaatregelen hebben tot doel het functioneren van bestaande rioolstelsels en afwateringssystemen te verbeteren. Vaak wordt verbetering uitgevoerd in combinatie met vervanging, zoals bijvoorbeeld het afkoppelen van schoon neerslagwater bij vervanging van een gemengd riool. En het vergroten van duikers en watergangen voor meer berging en betere afvoer van hemelwater. Bij verbeteringen horen ook de extra maatregelen in de openbare ruimte, die nodig zijn voor een goede verwerking van neerslagwater in extreme situaties als gevolg van de klimaatverandering.

Tot 2041 wordt gerekend met een jaarlijks bedrag van ongeveer € 600.000 voor verbeteringen.

Daarna neemt het bedrag af, omdat de meeste maatregelen voor klimaatadaptie dan gerealiseerd zullen zijn en een redelijke schatting steeds lastiger wordt. De kosten van verbeteringsmaatregelen worden op dezelfde wijze als bij vervangingen geactiveerd en direct volledig afgeboekt.

Nieuwe aanleg

Echte uitbreidingen van gemeentelijke riolering komen alleen voor bij ruimtelijke ontwikkelingen met een eigen exploitatieplan. De eerste aanleg van deze riolering komt dan ten laste van de betreffende exploitatie en niet ten laste van de rioolheffing.

Uitgangspunt is dat er geen nieuwe rioolstelsels worden aangelegd voor bestaande bebouwing. In het buitengebied kunnen echter situaties ontstaan, waardoor de huidige lozingsvoorzieningen niet meer volstaan en er, voor bescherming van de waterkwaliteit, aanvullend riolering moet worden aangelegd.

Voor deze situaties wordt in overleg met het hoogheemraadschap, in haar hoedanigheid van beheerder van de oppervlaktewaterkwaliteit, een passende oplossing gezocht. Eventuele investeringen hiervoor zijn opgenomen onder “Verbetering”.

3.5.2.2. Kapitaallasten

Kapitaallasten ontstaan wanneer investeringen worden geactiveerd en over een langere periode, bij riolering vaak 15 tot 40 jaar, worden afgeschreven. Tijdens deze periode zijn er jaarlijks kosten voor afschrijving en rente, de kapitaallasten.

In voormalige Gemeente Alphen aan den Rijn werden investeringen zoveel mogelijk in hetzelfde begrotingsjaar volledig afgeschreven. Met als gevolg dat er nauwelijks kapitaallasten voor de toekomst afkomstig zijn uit deze voormalige gemeente. De voormalige gemeenten Boskoop en Rijnwoude schreven investeringen ten laste van de rioolheffing wel over langere perioden af. Vanuit deze voormalige gemeenten komt jaarlijks een substantieel bedrag aan kapitaallasten ten laste van de rioolheffing. Deze kapitaallasten zijn bijna 1,4 miljoen euro in 2020 en nemen geleidelijk af tot nul in 2054.

Het financieel beleid is om het laten ontstaan van nieuwe kapitaallasten zoveel mogelijk te vermijden.

Investeringen ten laste van de rioolheffing worden geactiveerd en aan het eind van hetzelfde jaar volledig afgeschreven. Dit zorgt voor een duurzame financiering, waarbij de kosten niet worden doorgeschoven naar de toekomst.

3.5.2.3. Beheer en onderhoud

Dit zijn de jaarlijkse exploitatielasten in de beheerbegroting voor het reguliere werk dat nodig is om de bestaande voorzieningen (leidingen, gemalen, etc.) naar behoren te laten functioneren. Het omvat het inspecteren, reinigen en onderhouden van deze voorzieningen. Ook reparaties, maken singuliere aansluitingen, meten in de systemen, gegevensbeheer, communicatie, onderzoek en advisering horen bij deze werkzaamheden. De kosten zijn deels intern, voor eigen personeel voor uitvoering, beheer en beleid, en deels extern voor leveranties en diensten van derden. Gedurende deze planperiode zijn deze exploitatiekosten geraamd op jaarlijks een bedrag van € 3.400.000.

3.5.2.4. Bijdragen aan andere producten/activiteiten

Uitgangspunt is dat het begrotingsproduct Riolering voor 100% gedekt wordt door de inkomsten uit de rioolheffing. Er zijn echter ook activiteiten binnen andere producten die redelijkerwijs (voor een deel) toe te rekenen zijn aan de rioolheffing, omdat zij een bijdrage leveren aan de invulling van de gemeentelijke watertaken.

Straatvegen

De reiniging van straten heeft als gevolg dat er minder straatvuil in de riolering komt en dus een positief effect op het rioolonderhoud. Daarom is er gerekend met een jaarlijkse bijdrage van € 130.000 aan het product Straatreiniging.

Baggeren

Het onderhoud aan watergangen (baggeren en schonen) zorgt mede voor een goede afvoer van hemelwater uit het stedelijk gebied. Ook het baggeren nabij overstortlocaties vanuit gemengd riool op oppervlaktewater mag deels uit de rioolheffing worden betaald. Er is gerekend met een bijdrage uit de rioolheffing van € 100.000 aan het product Sloten en Watergangen.

Subsidie klimaatadaptatie maatregelen particulieren

Dit zijn kosten voor een bijdrage aan de subsidieregeling voor klimaatadaptieve maatregelen door particulieren. Deze subsidie bevordert het vasthouden van hemelwater op eigen terrein en draagt bij aan het beperken van wateroverlast bij extreme buien. Daarmee levert deze subsidie een bijdrage aan de invulling van gemeentelijke zorgplicht voor verwerken van hemelwater en is gedeeltelijke dekking uit de rioolheffing gerechtvaardigd. Er is gerekend met een bijdrage van € 200.000 per jaar.

De raad heeft op 28 mei 2020 besloten tot deze bijdrage ten laste van de rioolheffing komt voor minimaal twee jaar. De kosten voor verbetering van de hemelwaterberging en -afvoer in de openbare ruimte staan bij de investeringen voor verbeteringsmaatregelen.

Perceptiekosten rioolheffing

Tenslotte zijn er ook nog de kosten die door afdeling Financiën worden gemaakt voor het innen van de rioolheffing (perceptiekosten), inclusief afhandeling van bezwaren op de heffing. Deze perceptiekosten zijn begroot op € 250.000 per jaar.

3.5.2.5. BTW-compensatie

Sinds de invoering van het btw-compensatiefonds (BCF) is de btw, die op de exploitatie en de investeringen drukt, declarabel bij het BCF. Het Rijk heeft het voordeel van de lagere btw-druk echter geneutraliseerd door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Als gevolg van deze korting is het nog steeds toegestaan om in de rioolexploitatie rekening te houden met een fictieve btw-component. Het verwerken van de lagere btw-druk in de rioolheffing zou namelijk betekenen dat de baten in de gemeentelijke begroting in zekere zin twee keer worden verlaagd, zowel bij de algemene dekkingsmiddelen (algemene uitkering) als in de rioolexploitatie. In 2016 is deze fictieve btw-component vastgesteld op een jaarlijks bedrag van € 1.275.000.

3.5.3. Baten – inkomsten

3.5.3.1. Rioolheffing

Voor het financieren van de kosten voortvloeiend uit de wettelijke gemeentelijke watertaken mogen gemeenten een doelbelasting opleggen, de rioolheffing. Dit is geen verplichting maar een keuze. Onze gemeente kiest er voor om de uitvoering van de gemeentelijke watertaken voor 100% te dekken met de inkomsten uit de rioolheffing. Inkomsten uit de rioolheffing mogen niet aangewend worden voor andere zaken dan de wettelijke gemeentelijke watertaken.

De rioolheffing is een gemeentelijke belasting, die wordt opgelegd op basis van de jaarlijks vastgestelde “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing”. In deze verordening staat wie belastingplichtig is, hoe de belasting wordt berekend en welke tarieven gelden voor de diverse categorieën van belastingplichtigen. De keuzes die daarbij gemaakt worden zijn voornamelijk van belastingtechnische aard, vaak in relatie met de overige gemeentelijke belastingen. In onze gemeente is een onderscheid gemaakt tussen woningen en niet-woningen. Bij woningen betalen de gebruikers de rioolheffing en is er een tarief voor eenpersoonshuishoudens en een tarief voor huishoudens bestaande uit meerdere personen. Bij niet-woningen wordt de heffing ook aan de gebruikers opgelegd, maar is het tarief gebaseerd op de WOZ-waarde van het object. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de rioolheffing in 2019.

afbeelding binnen de regeling

Tabel 3: inkomsten uit rioolheffing 2019 met tarieven en tariefgroepen

3.5.3.2. Overige inkomsten

Naast de rioolheffing zijn er nog andere mogelijke inkomsten die bijdragen aan de dekking van de kosten van de gemeentelijke watertaken. Dit kunnen vergoedingen zijn voor het gebruik van onze gemeentelijke riolering door buurgemeenten. In de praktijk is dit marginaal en wordt wederzijds gebruik van elkaars systemen tegen elkaar weggestreept.

Bij vroegtijdige vervanging van riolering worden de vervangingskosten van het nog niet afgeschreven deel ten laste gebracht van de ruimtelijke ontwikkeling die de vroegtijdige vervanging veroorzaakt. Dit zijn echter geen overige inkomsten maar minder kosten ten laste van de rioolheffing.

3.5.3.3. Eenmalig aansluitrecht

Voor het maken van aansluitingen op de gemeentelijke riolering vanuit particuliere objecten heeft de gemeente eind 2014 de “Verordening eenmalig aansluitrecht” vastgesteld. Deze verordening regelt de activiteiten en eenmalige vergoeding voor de gemeentelijke dienstverlening bij het realiseren en in stand houden van rioolaansluitingen. Uitgangspunt is dat de inkomsten uit het riool aansluitrecht gelijk zijn aan de kosten van deze dienstverlening, oftewel volledig kostendekkend. Als de betreffende kosten en opbrengsten substantieel en structureel uiteen gaan lopen, dan worden de tarieven in de verordening daarop aangepast. Dit is tot op heden nog niet nodig gebleken.

3.5.4. Ontwikkeling rioolheffing

3.5.4.1. Kostendekkingsplan

Een kostendekkingsplan brengt het verloop van de kosten, en dus ook de benodigde inkomsten, in beeld. Het omvat de periode waarbinnen het gehele areaal aan objecten en systemen naar verwachting minstens één keer is vervangen of gerenoveerd. Deze periode is op 80 jaar gesteld. Het kostendekkingsplan geeft voor de komende vier jaar (periode van dit GWP) een basis voor het vaststellen van de tarieven van de rioolheffing. Voor de lange termijn verschaft het inzicht over de toekomstbestendigheid van de financiering van de wettelijke gemeentelijke watertaken.

Het kostendekkingsplan bevat de geraamde kosten. Met name de investeringskosten voor vervanging en verbetering kunnen jaarlijks sterk fluctueren en/of in de tijd verschuiven. Het jaarlijks fluctueren van Het kostendekkingsplan bevat de geraamde kosten. Met name de investeringskosten voor vervanging en verbetering kunnen jaarlijks sterk fluctueren en/of in de tijd verschuiven. Het jaarlijks fluctueren van de tarieven van de rioolheffing is niet wenselijk, omdat zij deel uitmaken van de totale gemeentelijke lasten die aan de inwoners worden opgelegd. Voor het compenseren van forse fluctuaties in de kosten wordt gebruik gemaakt van een egalisatievoorziening. Deze egalisatievoorziening mag niet negatief worden, maar mag ook niet te hoog oplopen.

In het kostendekkingsplan staan per jaar de voorziene kosten, de stand van de egalisatievoorziening en de benodigde inkomsten. De benodigde inkomsten zijn vervolgens vertaald naar tarieven voor de rioolheffing, op basis van de meest recente verordening voor rioolheffing en aantal belastingplichtigen.

Het kostendekkingsplan houdt geen rekening met toename van kosten door toename van areaal. Uitgangspunt is dat een dergelijke toename in kosten gecompenseerd wordt door gelijktijdige toename van het aantal heffingseenheden. Ook is er niet gerekend met inflatie, omdat dit bij kosten en baten in gelijke mate optreedt. Inflatie bij kosten wordt gecompenseerd door het toepassen van inflatiecorrectie door Belastingen bij de jaarlijkse vaststelling van de tarieven.

In het kostendekkingsplan is gerekend met de volgende uitgangspunten:

• Bestaande kapitaallasten van investeringen uit de voormalige fusiegemeenten worden afgeschreven conform de oorspronkelijke afschrijvingstermijnen.

• Er ontstaan geen nieuwe kapitaallasten; investeringen worden wel geactiveerd maar in hetzelfde jaar volledig afgeboekt.

• De compensabele btw wordt als vaste kostenpost ten laste van de rioolheffing gebracht.

• De hoogte van de egalisatievoorziening is bij voorkeur tussen de 40% en 60% van het geraamde jaarbedrag aan investeringen.

Met deze uitgangspunten is in de periode 2021-2024 een stijging van de rioolheffing nodig van totaal ongeveer 20 procent (exclusief inflatiecorrectie). Dit kan gerealiseerd worden met een jaarlijkse stijging van 5 procent in de komende vier jaren.

Deze stijging wordt veroorzaakt door de volgende factoren:

• Inhaalslag, na minder verhoging afgelopen vijf jaar De afgelopen vijf jaar is er minder geïnvesteerd in vervanging en verbetering van riolering dan voorzien was in het GRP 2016-2020. Om de egalisatievoorziening niet te hoog op te laten lopen, is de rioolheffing hierop aangepast en minder gestegen. Dit jaar is er bij de integrale projecten in de openbare ruimte een inhaalslag ingezet, die de komende jaren voortgezet wordt. Dit heeft ook een hoger tempo van bestedingen aan rioolvervanging en -verbetering tot gevolg, waardoor de deels uitgestelde verhoging van rioolheffing alsnog nodig is.

• Dichter op vervangingspiek

De eerste aanleg van de riolering was voor het grootste deel in de jaren ’60, ’70 en ’80 van de vorige eeuw. Voor de riolen met een theoretische levensduur van 60 jaar (niet zakkende grond) treedt er in de jaren ’20, ’30 en ’40 van deze eeuw een piek op in de vervangingen.

De riolen met een theoretische levensduur van 30 (zakkende grond) zijn in die periode aan hun tweede vervangingsronde toe.

• Klimaatmaatregelen

Een deel van de maatregelen voor aanpassing aan het veranderende klimaat zijn voornamelijk of uitsluitend gericht op het voorkomen van overlast en/of schade door extreme buien. Deze maatregelen zijn een invulling van de wettelijke gemeentelijke watertaak voor hemelwater en komen (deels) ten laste van de rioolheffing.

• Prijsstijgingen

In de afgelopen jaren is geen inflatiecorrectie toegepast op de tarieven voor de rioolheffing. Maar in de periode 2015 - 2019 is de CBS prijsindex voor de grond-, weg- en waterbouw wel met 7,5% gestegen.

3.5.4.2. Verordening rioolheffing en tarieven

In de jaarlijkse “Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing” staat waarvoor rioolheffing wordt geïnd, wie de belastingplichtigen zijn en wat de tarieven in betreffend jaar zijn.

Deze verordening wordt tegelijk met de andere gemeentelijke verordeningen voor belastingen en leges vastgesteld. De tarieven voor de rioolheffing worden in principe gebaseerd op de benodigde inkomsten, zoals berekend in het kostendekkingsplan van dit GWP. Maar er wordt ook gekeken naar de meest recente ontwikkelingen en de relatie met andere belastingen als onderdeel van de totale lastendruk voor inwoners en bedrijven. Het feitelijke besluit over de hoogte van de tarieven neemt de raad bij vaststelling van de belastingverordeningen, waaronder de verordening voor de rioolheffing.

De geldende verordening staat op: www.overheid.nl bij lokale wet- en regelgeving van de gemeente Alphen aan den Rijn.

In bijlage 3 staat een overzicht van de rioolheffingen in de gemeenten binnen de Samenwerking Waterketen Groene Hart en enkele grotere gemeenten in de regio. Hierbij wordt opgemerkt dat niet alle gemeenten de kosten voor de gemeentelijke watertaken volledig dekken met inkomsten uit rioolheffing.

Ondertekening

Vastgesteld door de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn in de openbare vergadering van 10 december 2020,

De griffier, De voorzitter.

Bijlage 1 : OVERZICHT RELATIES MET VASTGESTELD BELEID ANDERE OVERHEDEN

Europese Unie

Kaderrichtlijn Water (KRW)

De Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. Deze richtlijn (2000/60/EG) vervangt en integreert op termijn een aantal oude richtlijnen met de bedoeling meer eenheid in de regelgeving te brengen. De richtlijn is sinds eind 2000 van kracht voor het waterbeheer, dat wil zeggen voor het totaal aan activiteiten die tot doel hebben om het grond- en oppervlaktewater zo goed mogelijk te beheren.

(zie ook: www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/kaderrichtlijn-water )

Richtlijn Stedelijk Afvalwater

Deze richtlijn van de Europese Unie is in 1991 van kracht geworden en regelt dat alle lidstaten in het stedelijk gebied het afvalwater moeten inzamelen en zuiveren. De richtlijn stelt eisen aan het rioolstelsel, aan de zuiveringsinrichtingen en aan de verwerking van het zuiveringsslib dat als afval ontstaat bij de zuivering. Bovendien verplicht de richtlijn de lidstaten elke twee jaar te rapporteren over de voortgang. De richtlijn is verouderd en houdt geen rekening met nieuwe afvalstoffen en zuiveringstechnieken. In 2019 is begonnen met een herziening.

(zie ook: www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/emissiebeheer/afvalwater/stedelijk-communaal/rapportage-eu).

Nederland

Omgevingswet

De Omgevingswet is een wet die een verregaande vereenvoudiging van het stelsel van wetgeving voor de ontwikkeling en het beheer van de leefomgeving beoogt, door tientallen wetten en honderden regels te bundelen in één nieuwe wet. De wet is wel aangenomen, maar de ingangsdatum van 1 januari 2021 is in april 2020 uitgesteld tot 1 januari 2022. De huidige wettelijke zorgplichten van de gemeente voor hemelwater, grondwaterpeil (Waterwet) en afvalwater (Wet milieubeheer) zijn vrijwel ongewijzigd opgenomen in de Omgevingswet. (zie ook: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/omgevingswet).

Bestuursakkoord Water (BAW)

Het Bestuursakkoord Water (BAW) is in 2011ondertekend door het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin). Het bevat afspraken over het waterbeheer in Nederland en met name over de onderlinge samenwerking daarbij. Daarmee was het de aanjager voor de samenwerking in de waterketen tussen waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven. In 2018 zijn er aanvullende afspraken in het BAW vastgelegd.

(zie ook: www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/wetgeving-beleid/bestuursakkoord )

Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie

Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Het Deltaplan versnelt en intensiveert de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen. (zie ook: www.ruimtelijkeadaptatie.nl )

Bekostiging gemeentelijke watertaken

In artikel 228a van de Gemeentewet is de bekostiging van de gemeentelijke watertaken uit de rioolheffing geregeld. Gemeenten zijn niet verplicht om de kosten voor de uitvoering van de Gemeente Alphen aan den Rijn gemeentelijke watertaken (geheel) te dekken met inkomsten uit rioolheffing. Maar inkomsten uit rioolheffing mogen niet aan andere zaken besteed worden dan uitvoering van de gemeentelijke watertaken.

Provincie Zuid-Holland

Convenant Klimaatadaptief Bouwen

Het Convenant Klimaatadaptief Bouwen is een initiatief van Provincie Zuid-Holland. Dit convenant is ondertekend door bouwbedrijven, gemeenten (waaronder Alphen aan den Rijn), de provincie, waterschappen, maatschappelijke organisaties, financiers en projectontwikkelaars. Het convenant bevat een leidraad en maatregelen voor klimaatadaptief ontwikkelen en bouwen.

(zie ook: www.urbangreenbluegrids.com/bouwadaptief )

Hoogheemraadschap van Rijnland

Voor de uitvoering van de wettelijke gemeentelijke watertaken is het hoogheemraadschap verreweg de belangrijkste en meest invloedrijke overheid. Het beleid van het hoogheemraadschap is vastgelegd in het Waterbeheerplan. De regelgeving van het hoogheemraadschap is vastgelegd in de Keur en uitvoeringsregels, met de Legger als grafische uitwerking.

(zie ook: www.rijnland.net/over-rijnland/bestuur/planning-control/waterbeheerplan

www.rijnland.net/regels/Keur-en-uitvoeringsregels

www.rijnland.net/regels/legger )

Bijlage 2 : EVALUATIE SPEERPUNTEN GRP 2016-2020

Fusie

Dit was het eerste GRP na de fusie in 2014 van de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude. Inmiddels zijn de manier van werken, het beheer en onderhoud, en de regelgeving voor riolering vrijwel geheel geharmoniseerd en op hetzelfde niveau gebracht.

Van norm naar effect en van inspanning naar resultaat

Gelijktijdig met het GRP is een rioolbeheerplan opgesteld met de focus op effecten en resultaten. Ook bij uitbesteding van preventief en curatief onderhoud wordt er meer gestuurd op resultaten, waarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van specifieke expertise van contractpartners.

Wettelijke gemeentelijke watertaken

In het GRP werden de drie wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwaterstand als duidelijke basis en afbakening beschouwd. Dit bleek met name belangrijk bij de beoordeling van de rechtmatigheid van rioolheffing.

Samenwerking in de waterketen

Onze gemeente heeft de afgelopen jaren een prominente trekkersrol vervuld bij de samenwerking in de waterketen (drinkwater, riolering, zuivering) met Hoogheemraadschap van Rijnland, Oasen en gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Waddinxveen.

Volksgezondheid

Hoewel misschien vanzelfsprekend blijft volksgezondheid de belangrijkste bestaansgrond voor riolering. Er zijn geen incidenten bekend waarbij het functioneren van de riolering een negatieve invloed had op de volksgezondheid. De zwemwaterlocatie Europapark is komen te vervallen vanwege slechte waterkwaliteit, maar dit werd niet veroorzaakt door overstortingen uit de riolering.

Klimaatverandering

Door het nationale Deltaprogramma en de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie is de urgentie van aanpassing aan het veranderende klimaat verder verhoogd. De betrokkenheid vanuit het GRP en bijbehorende watertaken richt zich met name op het aspect wateroverlast. Er is een forse bijdrage geleverd aan het uitvoeren van de klimaatstresstest en het tot stand komen van de gemeentelijke klimaatatlas. Bij vervanging en aanleg van riolering wordt rekening gehouden met zwaardere buien.

Dit wordt deels opgelost door gebruik van grotere buizen, maar een klimaatbestendige inrichting van de openbare ruimte levert ook een belangrijke bijdrage aan beperken van wateroverlast. Particulieren worden via Operatie Steenbreek aangemoedigd verharding in tuinen te vervangen door groen. De gemeentelijke deelname aan Operatie Steenbreek wordt betaald uit het rioleringsbudget. Sinds juni 2020 verstrekt de gemeente subsidie voor klimaatadaptieve maatregelen door particulieren bij bestaande woningen in stedelijk gebied. Omdat deze maatregelen bijdragen aan de invulling van de hemelwatertaak, wordt deze subsidie voor een derde deel gedekt uit het rioleringsbudget.

Assetmanagement

Bij assetmanagement worden nieuwe inzichten over het beheer en onderhoud van kapitaalgoederen, zoals riolering, aangeleerd en toegepast. Kenmerken van assetmanagement zijn: gegevens op orde, effecten inzichtelijk en sturing op risico’s. Afgelopen jaren is er veel aandacht besteed aan invoering van assetmanagement binnen de diverse beheerdomeinen van de gemeente. Het domein riolering en oppervlaktewater zit daarbij in de kopgroep.

Financiën

De kosten voor het uitvoeren van de wettelijke watertaken zijn, conform het uitgangspunt in het GRP, voor 100% gedekt door inkomsten uit de rioolheffing. Dit geldt voor alle kosten die redelijkerwijs ten laste van de rioolheffing gebracht mochten worden. Het verloop van zowel uitgaven als inkomsten is afgeweken van hetgeen voorzien was in het GRP. De stand van de egalisatievoorziening is eind 2020 naar verwachting ongeveer 3,8 miljoen, oftewel 2,2 miljoen hoger dan voorzien in het GRP 2016-2020.

Duurzaamheid en innoveren

Het werkveld riolering en waterhuishouding is nauw betrokken bij de uitvoering van het gemeentelijk Actieprogramma Duurzaamheid, met name voor het onderdeel klimaatadaptatie. Maar ook bij onderzoek naar alternatieve energiebronnen zoals warmte uit rioolwater of oppervlaktewater.

Bijlage 3 : RIOOLHEFFING 2020 OMLIGGENDE GEMEENTEN

afbeelding binnen de regeling