Regeling vervallen per 01-01-2015

Telecommunicatieverordening 2008 Alphen aan den Rijn

Geldend van 10-07-2008 t/m 31-12-2014

Intitulé

Telecommunicatieverordening 2008 Alphen aan den Rijn

TELECOMMUNICATIEVERORDENING 2008 ALPHEN AAN DEN RIJN

(vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 2008, ingaande 10 juli 2008)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Telecommunicatiewet;

  • b.

    openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk als bedoeld in

    communicatienetwerk: artikel 1.1, onder h, van de wet;

  • c.

    kabels: kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet;

  • d.

    voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken als

    bedoeld in artikel 5.15, van de wet, en kabels;

  • e.

    openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet;

  • f.

    aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch

    communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1,

    eerste lid, van de wet;

  • g.

    werkzaamheden: werkzaamheden in verband met de aanleg,

    instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden;

  • h.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet;

  • i.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de wet;

  • k.

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste

    lid, onder b, van de wet;

  • l.

    huisaansluiting: het gedeelte van een kabel waarvoor minder dan

    1 m2 uitgegraven moet worden in openbare gronden

    dat een openbaar elektronisch communicatienetwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt als bedoeld onder artikel 1.1, onder k, van de wet;

  • m.

    werkzaamheden van niet ingrijpende

    aard:

    • -

      het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen;

    • -

      reparaties aan het openbare elektronische communicatienetwerk waarvoor minder dan 1 m2 uitgegraven moet worden en niet vallend onder artikel 3 eerste lid;

    • -

      het maken van huisaansluitingen.

Artikel 2 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor de aanvang aan het college met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoog-plichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4. Voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan de aanbieder volstaan met een melding aan het college minimaal twee dagen voorafgaande aan de werkzaamheden met een daarvoor door het college goedgekeurd formulier.

Artikel 3

Ernstige belemmeringen en storingen

  • 1.

    Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet volstaat de aanbieder met een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De aanbieder maakt achteraf zo spoedig mogelijk melding van de werkzaamheden via een herstraatformulier aan de burgemeester of een daartoe gemachtigde ambtenaar.

  • 2.

    Een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele huisaansluiting is onvoldoende reden om als spoedeisend te worden aangemerkt, uitgezonderd calamiteitenlijnen, zoals van ziekenhuizen, brandweer, politie etc.

  • 3.

    Artikel 1 en 2 zijn niet van toepassing op gebieden waar gasleidingen van Gasunie liggen of hoogspanningskabels van Tennet staan. In dergelijke gebieden is het niet aanvaardbaar dat daar zonder toezicht van de gemeente wordt gegraven.

Artikel 4 Gegevensverstrekking

  • 1.

    Bij de melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, (e-mail)adres en telefoon- en faxnummer van degene die de kabel of het netwerk in eigendom heeft, beheert of exploiteert.

    • b.

      een opgave van het aantal kabels en/of buizen dat direct met kabels wordt gevuld of ingeblazen en een opgave van het aantal buizen dat leeg wordt aangebracht;

    • c.

      een opgave van belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • d.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

1e een opgave van het gewenste tracé met daarbij duidelijke (digitale) tekeningen en daarop aangegeven wat de te verbinden locaties zijn;

2eeen opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de gewenste situering daarvan;

3e een omschrijving van de opbrekingen van de verharding;

4ede doorsnede van de kabel en indien van toepassing de kabelgoot;

5e de opgave van ondergrondse (handholes en dergelijke) of bovengrondse kasten waarvoor geen bouwvergunning noodzakelijk is, alsmede de situering en afmetingen daarvan;

6e naam, (e-mail)adres, telefoon- en faxnummer van de contactpersoon, aannemers of onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van een door hen aangewezen contactpersoon die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden vierentwintig uur per dag bereikbaar is in verband met mogelijke calamiteiten;

7e de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen waarborgen;

8e de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren werkzaamheden;

9e het geplande tijdsstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd;

10ealle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet genoemde belangen;

2.Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

Artikel 5 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De aanbieder is verplicht omwonenden en bedrijven ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden op de hoogte te stellen.

  • 2. Op het moment van de oplevering van de werkzaamheden is de aanbieder op verzoek van het college verplicht gegevens omtrent de ligging van zijn kabels (digitaal) te verstrekken en een overzicht te geven van de niet in gebruik zijnde kabels.

Artikel 6 Beslistermijn en aanhouding

  • 1. Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbare elektronisch communicatienetwerk een vergunning als bedoeld in de Woningwet, de Wet milieubeheer of een kapvergunning is vereist.

Artikel 7 Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. Het instemmingsbesluit heeft een maximale werkingsduur van 6 maanden. De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen 6 maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in het instemmingsbesluit anders is bepaald.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

  • 3. Indien binnen 4 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de aanbieder.

  • 4. Aan herstel van bijzondere bestrating kan het college nadere voorwaarden stellen.

Artikel 8 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

  • 1. Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2. Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.

  • 5. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen geschiedt conform de ‘Leidraad voor gemeenten en nutsbedrijven inzake (her-) straatwerkzaamheden’.

Artikel 9 Overdracht voorzieningen

Indien kabels en beschermingswerken worden overgedragen aan een nieuwe aanbieder draagt deze zorg voor een voldoende, algemene registratie van zijn kabels; melding bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) wordt als voldoende aangemerkt.

Artikel 10 Melding wijziging voorzieningen

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De Telecommunicatieverordening 2000 wordt ingetrokken.

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. De Telecommunicatieverordening 2000 blijft van kracht op meldingen waarop reeds krachtens diezelfde Telecommunicatieverordening 2000 is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening 2000 maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na publicatie en de Telecommunicatie-verordening 2000 wordt dan ingetrokken.

Artikel 14 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening 2008 Alphen aan den Rijn.

Toelichting Telecommunicatieverordening 2008

Inleiding

Op 1 februari 2007 is in werking getreden een wijziging van de Telecommunicatiewet (Stb. 2007,17). De wijzingen betreffen met name hoofdstuk 5 van de wet: De aanleg, instandhouding en opruiming van kabels.In dit hoofdstuk is onder meer geregeld de gedoogplicht van de gemeente voor telecommunicatiekabels in de openbare gronden met het adagium ‘leggen om niet, verleggen om niet’. De wetswijziging is er mede op gericht de belangen van gemeenten als beheerder van de openbare gronden en de telecombedrijven meer in evenwicht te brengen. De belangrijkste wijzigingen betreffen kort de volgende onderwerpen:

Lege buizen

In de eerste plaats is met het wetsontwerp een technisch-juridische fout goedgemaakt.

Daardoor vallen lege buizen die bestemd zijn voor telecomkabels, alsnog onder hetzelfde

juridische regime als 'gevulde' buizen. Dit betekent dat ook het verplaatsen van de lege

buizen bij de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen op kosten van het

telecommunicatiebedrijf (hierna: telecombedrijf) moet gebeuren.

Gedoogplicht openbare gronden

Artikel 5.2, eerste lid, bepaalt dat de gedoogplicht geldt voor openbare gronden in de

gemeente. Als door een bestemmingswijziging de grond zijn openbaarheid verliest vervalt de gedoogplicht, ook al blijft de grond daarbij in eigendom van de gedoogplichtige. Een voorbeeld: een woonwijk wordt helemaal opnieuw ingericht, waardoor de telecomkabels in tuinen van nieuw te bouwen woningen komen te liggen. Geldt dan nog de gedoogplicht? Nee, de gedoogplicht vervalt puur op basis van het feit dat de grond niet meer openbaar is. Op basis van lid 1 van artikel 5.2 doet het er niet toe of er sprake is van uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen op die locatie. Hoe dit in de praktijk gaat werken is nog onduidelijk. Zo is het de vraag of de kabel echt verwijderd moet worden als deze geen hinder oplevert.

Aanbieder netwerk

Artikel 5.1 breidt het begrip 'aanbieder netwerk' uit tot een aanlegger van een netwerk die

dit niet zelf gaat exploiteren. Dat is bijvoorbeeld een aannemer die voor eigen rekening en risico een telecommunicatienetwerk (hierna: telecomnetwerk) aanlegt om het te verkopen of te verhuren. Het netwerk dient wel binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen als ‘openbaar elektronisch

communicatienetwerk’.

Medegebruik

Volgens artikel 5.2, zevende lid, dient het telecombedrijf op verzoek van de gedoogplichtige gebruik te maken van reeds aanwezige mantelbuizen indien deze tegen een marktconforme prijs ter beschikking worden gesteld. Die mantelbuizen kunnen zijn aangelegd door de gemeente zelf of door een ander telecombedrijf. Doel hiervan is te voorkomen dat er overbodig wordt gegraven in gemeentegrond. De minister van EZ kan in verband met het medegebruik aanvullende voorwaarden stellen bij de aanleg van netwerken. De verplichting totmede gebruik wordt opgelegd in het instemmingsbesluit.

Gedoogplicht lege buizen 10 jaar

Op grond van artikel 5.2, lid 8, dienen lege buizen binnen 10 jaar in gebruik te zijn genomen voor openbare telecommunicatiediensten. Het telecombedrijf moet het in gebruik nemen schriftelijk melden aan de gemeente. Heeft deze dit binnen genoemde periode niet gedaan, dan is de gedoogplicht vervallen en kan de gemeente de verwijdering van de lege buizen op

kosten van het telecombedrijf vorderen of precario heffen.

Voor reeds liggende lege buizen geldt op basis van het tweede lid van artikel 20.5 van de wet, een overgangsmaatregel. Tot 1 januari 2018 moeten deze worden gedoogd, tenzij deze gevaar of ernstige hinder opleveren. De telecombedrijven zijn verplicht na inwerkingtreding van het wetsontwerp de lege buizen schriftelijk aan de gemeente te melden.

Publiekrechtelijke instemming versus privaatrechtelijk toestemming

Voor het aanleggen van een netwerk heeft het telecombedrijf in principe zowel een

publiekrechtelijke instemming van de gemeente nodig op grond van de

Telecommunicatiewet, als een privaatrechtelijke toestemming van de gemeente als

eigenaar/beheerder van de openbare grond. Om "dubbel werk" te voorkomen is in de wet

bepaald dat het instemmingsbesluit van de gemeente tevens de privaatrechtelijke

toestemming inhoudt. Dit is geregeld in artikel 5.4, lid 7 van de Telecommunicatiewet.

Instemmingsbesluit telecommunicatieverordening

Artikel 5.4 van de wet gaat gedetailleerd in op de instemmingsprocedure. Hierbij is meer rekening gehouden met de belangen van de gedoogplichtige gemeente. Zo moet het tijdstip van start van de werkzaamheden aan de kabel(s) liggen binnen 12 maanden na datum van

het instemmingsbesluit, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang om de

werkzaamheden later te starten.

Herstraten

Artikel 5.7 geeft antwoord op de vraag wie herstraat na beëindiging van de werkzaamheden. Dit is de aanlegger, tenzij de gemeente heeft aangegeven dit zelf te willen doen. De gemeente dient hiervoor marktconforme tarieven in rekening te brengen.

Verplaatsen van kabels

Artikel 5.8 van de wet geeft een uitbreiding van de plicht tot het nemen van maatregelen dan wel het verplaatsen op kosten van het telecombedrijf bij de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen. Deze verplichting geldt ook als de gemeente (op basis van bijvoorbeeld een overeenkomst met een projectontwikkelaar) de plicht heeft de grond te leveren zonder concrete problemen vanwege telecomkabels in verband met de oprichting van gebouwen door deze projectontwikkelaar. Indien echter de gebouwen niet worden gerealiseerd dient de gemeente de verplaatsingskosten te vergoeden.

Indien een verzoek tot het nemen van maatregelen of het verplaatsing van kabels door de gemeente wordt gedaan binnen vijf jaar nadat op basis van een instemmingsbesluit deze kabels zijn gelegd, dan komen de kosten daarvan voor rekening van de verzoekende gemeente.

Het telecombedrijf dient binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek tot het nemen van maatregelen over te gaan. Betreft het een verzoek tot verplaatsen van de kabels dan dient telecombedrijf binnen 12 weken na het beschikbaar komen van een plaats waarheen de kabels verlegd kunnen worden, te starten met de werkzaamheden. Indien de gemeente en een telecombedrijf het niets eens zijn over de vraag wie de verplaatsingskosten moet betalen, kan dit geschil zowel door de gemeente als het

telecombedrijf worden voorgelegd aan de OPTA, die binnen acht weken uitspraak doet.

Telecomkabels versus andere nutsleidingen

Artikel 5.9 van de wet bepaalt dat de aanleg, instandhouding of opruiming van telecomkabels de aanwezige andere (nuts)leidingen of andere telecomkabels zo min mogelijk mag hinderen of in gevaar brengen. Het telecombedrijf is verplicht op zijn kosten aan deze hinder of gevaar een einde te maken. Geschillen hierover kunnen worden voorgelegd aan de OPTA. Voor telecomkabels die reeds zijn aangelegd op het tijdstip van ingang van het wetsontwerp, blijft gelden dat - indien deze hinder of gevaar opleveren - dit moet worden opgelost via de privaatrechtelijke weg van de onrechtmatige daad.

Exploitatie van openbare elektronische communicatienetwerken

Het is gemeenten verboden openbare elektronische communicatienetwerken te

exploiteren. Echter, wanneer een gemeente kan aantonen dat een breedbandig openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk niet tot stand komt door de markt, dan mag zij onder strikte voorwaarden genoemd in artikel 5.14 van de Telecommunicatiewet, een belang hebben in een dergelijke onderneming.

Eigendom netwerken

De Telecommunicatiewet bepaalt dat het telecombedrijf eigenaar is van zijn netwerk. Voor

andere netwerken van nutsleidingen als water, elektriciteit, etc. bestond de vraag of de

grondeigenaar door zogenaamde verticale natrekking eigenaar is, of het nutsbedrijf door

horizontale natrekking. In het wetsontwerp is een wijziging van het Burgerlijk Wetboek opgenomen waardoor het nu vaststaat dat netwerken eigendom zijn van de bevoegde aanlegger. Dit geldt ook voor reeds aangelegde netwerken.

Voor een uitgebreide toelichting kan worden verwezen naar de website van de VNG, www.vng.nl en die van het Gemeentelijke Platform Kabels en Leidingen (GPKL), www.gpkl.nl.

Evenals de oude wet heeft het telecombedrijf op basis van artikel 5.4, lid 1, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden voor het leggen, instandhouding of verwijderen van kabels in de openbare grond een instemmingsbesluit van het college. De leden 2 en 3 bepalen welke voorschriften het college aan het instemmingsbesluit kunnen verbinden.

De leden 4 en 5 leggen de verplichting op aan de gemeenteraad tot het bij verordening regels vast te stellen omtrent:

  • a.

    het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van de werkzaamheden, waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan;

  • b.

    de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder het uitvoeringsplan;

  • c.

    de wijze van uitvoering van de werkzaamheden bij aanleg, instandhouding en opruiming;

  • d.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

  • e.

    het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken;

  • f.

    de wijze van melding en uitvoering van spoedeisende werkzaamheden in verband met ernstige belemmeringen of storing van de communicatie;

In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard.

Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten

Op dit moment is in behandelingde Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, ook wel genoemd de grondroerdersregeling. Deze wet voorziet in een verplichte registratie van kabels en buizen en een verplichte informatie-uitwisseling bij graafwerkzaamheden om op deze wijze schade aan kabels en buizen te voorkomen bij de uitvoering van deze werkzaamheden. De wet vervangt de (vrijwillige) registratie van ondergrondse netten door het deelnemerschap aan KLIC. Bij het van kracht worden van de artikelen in de grondroerdersregeling die registratie bij het Kadaster voorschrijven kan artikel 9 van de telecommunicatieverordening vervallen. Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Kanttekeningen:

Openbaar telecommunicatie elektronisch communicatienetwerk

De gedoogplicht van de gemeente geldt slechts voor openbare elektronische communicatienetwerken, in artikel 1.1 h van de Telecommunicatiewet gedefinieerd als een ‘elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma’s voor zover dit aan het publiek geschiedt.

Kabels en ondersteuningswerken

Onder kabels verstaat de Telecommunicatiewet het geheel van voorzieningen ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, dus de ondersteuningswerken (buizen), maar ook de benodigde kasten en dergelijke.

In de begripsomschrijving zijn de voorzieningen apart genoemd.

Voorzieningen, niet in gebruik voor een openbaar elektronisch communicatienetwerk, vallen volgens artikel 5.15 van de wet ook onder de gedoogplicht met dien verstande dat de gedoogplicht eindigt, indien niet na 10 jaar de ondersteuningswerken deel zijn gaan uitmaken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk (artikel 5.2, lid 8 van de wet).

Artikel 2: Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

De algemene melding voor de uitvoering van werkzaamheden dient, in samenhang met artikel 6, lid 1, van de modelverordening, te geschieden acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden.

In het tweede lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen om voor de melding overleg te voeren. In dit overleg kan onder meer aan de orde komen het mogelijk medegebruik van voorzieningen en het splitsen van de werkzaamheden bij omvangrijke projecten. Op deze wijze wordt bevorderd dat de termijn van acht weken ook werkelijk kan worden gehaald.

Het vierde lid geeft de mogelijkheid van een eenvoudige melding van twee dagen voor de aanvang van de werkzaamheden aan de hand van een nader vast te stellen formulier.

Artikel 3: Ernstige belemmeringen en storingen

In dit artikel wordt aan artikel 5.4, lid 4, sub f en artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. In dit geval kan worden volstaan aan een melding aan de burgemeester of een door hem of haar aan te stellen ambtenaar.

In lid 3 van dit artikel zijn gebieden aangewezen waar om redenen van veiligheid lid 1 van dit artikel niet van toepassing is. Hierbij is gedacht aan bijvoorbeeld industriegebieden met daarin liggende buisleiding voor transport van gevaarlijke stoffen.

Artikel 4: Gegevensverstrekking

Dit artikel is een invulling van artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet.

Artikel 5: Aanvullende verplichtingen

Dit artikel wijst er wellicht ten overvloede op, indien een dergelijke verplichting onderdeel is van gemeentelijk beleid, dat de aanbieder verplicht is omwonenden en bedrijven ter plaatse van de werkzaamheden te informeren.

Artikel 6: Beslistermijn en samenloop

Aansluitend op artikel 4:13 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient het college uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding de beslissing te nemen en indien dit niet mogelijk is een redelijke termijn te noemen waar binnen de beslissing tegemoet kan worden voorzien.

Het tweede lid regelt dat het college de beslissing aanhoudt indien er een andere vergunning van een al dan niet ander bestuursorgaan nodig is, zoals een vergunning op basis van de Woningwet (bouwvergunning) en/of Wet Milieubeheer. Deze vergunningen kunnen noodzakelijk zijn indien bijvoorbeeld “kasten” een dergelijke omvang hebben dat een bouwvergunning is vereist en/of een milieuvergunning nodig is vanwege het geluid van de ventilatieapparatuur in de kast. Ook kunnen vergunningen noodzakelijk zijn op grond van een plaatselijke verordening bijvoorbeeld een kapvergunning. Artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat het college zorgdraagt voor inhoudelijke afstemming tussen de betrokken bestuursorganen.

Artikel 7: Voorschriften en beperkingen bij instemming

In de oude modelvergunning was opgenomen, welke voorschriften het college aan het instemmingsbesluit kon verbinden. In aansluiting hierop heeft de wetgever deze voorschriften nu in de wet opgenomen, zodat deze niet nogmaals in de verordening zijn opgenomen.

Het gaat om de volgende bepalingen:

Artikel 5.4 leden 2 en 3 van de Telecommunicatiewet:

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften opnemen.

  • 3.

    De voorschriften kunnen slecht betrekking hebben op

    • a.

      De plaats van de werkzaamheden;

    • b.

      het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip van aanvang van aanvang, behoudens zeer zwaarwichtige redenen van publiek belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag plaatsvinden dan 12 maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit;

    • c.

      de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

    • d.

      het bevorderen van medegebruik van de voorzieningen;

    • e.

      het afstemmen van overig in de grond aanwezige werken.

Deze bepalingen dient het college in acht te nemen bij het geven van voorschriften bij het instemmingbesluit. Hierbij moet worden bedacht dat het instemmingsbesluit een beschikking is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de aanbieder, indien deze het niet eens is met de gegeven voorschriften bij het instemmingsbesluit, in bezwaar en beroep kan gaan resp. bij de OPTA en vervolgens bij de Rechtbank en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. (Artikelen 12.2 en 17.1 Telecommunicatiewet.) Het derde lid van artikel 7 van de modelverordening geeft invulling aan artikel 5.4, tweede en derde lid van de wet.

Artikel 8: (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

Zoals aangegeven kunnen de voorschriften bij het instemmingsbesluit het medegebruik van voorzieningen bevorderen. Het medegebruik beperkt het graven in de openbare gronden en strekt daarmee tot voordeel van de gemeente. Het medegebruik kan aan de orde komen in het vooroverleg over het af te geven instemmingsbesluit. In lid 3 is de verplichting voor de aanbieder opgenomen van vooraangelegde voorzieningen, indien daartoe een redelijk aanbod wordt gedaan. De vraag wat een redelijk aanbod is kan worden beantwoord als volgt: de aanwezige voorziening is zowel in kwaliteit als in kosten een volwaardig alternatief voor het eigen graafrecht van de aanbieder.

Het vierde lid behandelt de situatie indien de gemeentelijke leidingprofielen geen ruimte bieden voor de aanleg van kabels.

Artikel 9 en 10: Overdracht voorzieningen en Melding wijziging voorzieningen

De rechter heeft uitgesproken dat de werking van het instemmingsbesluit eindigt zodra de werkzaamheden waarvoor instemming is gevraagd zijn, beëindigd. Dit betekent dat het college geen verplichtingen op basis van het instemmingsbesluit aan de aanbieder kan opleggen nadat deze zijn werkzaamheden heeft beëindigd. Echter het instemmingsbesluit dient voor de gemeente ook om een registratie up-to-date te houden van de in het openbaar gebied liggende kabels en de beheerders/eigenaren daarvan.

Artikel 5 lid 2b van het wetsontwerp Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten verstrekt de dienst (het Kadaster) op verzoek aan bestuursorganen gebiedsinformatie voorzover deze noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. Dan voorziet deze wet in de informatiebehoefte van de gemeente over de in het openbaar gebied liggende telecomkabels. Artikel 9 van de verordening kan bij inwerkingtreding van de artikelen die de verplichte registratie bij het Kadaster voorschrijven vervallen.