Regeling vervallen per 01-11-2010

Verzamelverordening Wet Werk en Bijstand

Geldend van 21-08-2009 t/m 31-10-2010

Intitulé

Verzamelverordening Wet Werk en Bijstand

Verzamelverordening

Wet werk en bijstand

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen.

Artikel 1 begripsbepalingen algemeen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam.

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Alphen-Chaam.

    • c.

      WWB: de Wet werk en bijstand.

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    • f.

      ANW: de Algemene Nabestaandenwet.

    • g.

      CWI: Centrum voor werk en inkomen.

    • h.

      UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

    • i.

      premie: een premie die op grond van artikel 7 van de WWB kan worden ingezet als voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

    • j.

      inkomstenvrijlating: de vrijlating van inkomsten uit arbeid bedoeld in artikel 31, lid 2, onder o, van de WWB.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de WWB zijn op deze verordening van toepassing, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 2 belanghebbende (doelgroep)

De persoon van 18 tot 65 jaar genoemd in artikel 7, lid 1, onder a, van de WWB:

  • a.

    die WWB-, IOAW-, IOAZ- of ANW-uitkering ontvangt of

  • b.
    • 1e

      die als werkzoekende staat ingeschreven bij het CWI, die geen aanspraak heeft op een uitkering van de gemeente of het UWV en die ondersteuning behoeft bij diens arbeidsinschakeling.

    • 2e

      die werkt in een door de gemeente Alphen-Chaam gesubsidieerde arbeidsplaats.

Niet tot de doelgroep behoort:

  • 1.

    de persoon die geen uitkeringsgerechtigde is en die onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, en

  • 2.

    de persoon die een kind is als bedoeld in artikel 7, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Algemene Kinderbijslagwet.

  • 3.

    de persoon die een uitkering ontvangt van het UWV onafhankelijk de aard van de uitkering en/of de hoogte. het college en het UWV kunnen overeenkomen dat het genoemde in artikel 4, lid 1 en 2, wel van toepassing is op de persoon met een uitkering van het UWV.

  • 4.

    de persoon van wie het netto-(gezins)inkomen hoger is dan 120% van het sociaal minimum.

  • 5.

    de persoon van wie het vermogen meer bedraagt dan het voor de Wwb vrij te laten bescheiden vermogen in zijn/haar situatie.

Artikel 3 arbeidsinschakeling, ondersteuning en voorziening

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    arbeidsverplichting: het naar vermogen trachten te verkrijgen en aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het CWI en waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening.

  • b.

    re-integratieverplichting: het gebruik maken van een voorziening gericht op inschakeling in of het verkleinen van de afstand tot de arbeid waaronder begrepen sociale activering; het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; de geschiktheid voor scholing/opleiding of het vaststellen van een diagnose.

  • c.

    participatie: het naar vermogen meedoen in de samenleving door het verrichten van betaald regulier of gesubsidieerd werk en als dit nog niet mogelijk is door sociale activering.

  • d.

    sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op (uiteindelijk) inschakeling in de betaalde arbeid of op maatschappelijke participatie als betaalde arbeid (nog) niet mogelijk is.

  • e.

    participatiepiramide: een ordeningssystematiek tot het ondersteunen en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling bestaande uit:

    • 1.

      een basislaag: voor de participatie naar en door betaald regulier werk, werk in eigen bedrijf of zelfstandig beroep, tijdelijk gesubsidieerde arbeid of onbeloonde arbeid gericht op arbeidsparticipatie (inschakeling in de arbeid).

    • 2.

      een middenlaag: voor de participatie naar en door structureel gesubsidieerd werk.

    • 3.

      een toplaag: voor de participatie naar en door onbeloonde arbeid gericht op maatschappelijke participatie.

  • f.

    voorziening: een door het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op inschakeling in de arbeid of sociale activering.

  • g.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep en zonder betaling voor meer dan 8 uur per week wordt geboden aan een zorgbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en deze de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • h.

    werk-voorop-benadering: het na het inschrijven als werkzoekende zo snel mogelijk aan het werk zetten van belanghebbenden voor bepaalde tijd.

  • j.

    polis: de met een belanghebbende gemaakte en vastgelegde afspraken over de planmatige inzet van een of meer voorzieningen;

  • i.

    nazorg: een voorziening gericht op het voorkomen van (een) armoede(-val) of van terugval in de uitkering gedurende de eerste 6 maanden na uitstroom uit de bijstand. De 6 maanden termijn is te verlengen met tweemaal 3 maanden tot de duur van in totaal 1 jaar.

Hoofdstuk 2 Re-integratie

Artikel 4 Opdracht van het college

  • 1.

    Het college biedt de doelgroep ondersteuning bij arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen.

  • 3.

    Het college stelt bij het ondersteunen en/of het bepalen en aanbieden van voorzieningen prioriteiten in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4.

    Het college bevordert de beschikbaarheid van de opvang van kinderen tot 12 jaar, als die opvang nodig is voor het realiseren van duurzame arbeidsinschakeling.

Artikel 5 Taak van het college

  • 1.

    Het college voert zijn zorgplicht bij arbeidsinschakeling uit met in acht name van de door de raad jaarlijks vast te stellen programmabegroting.

  • 2.

    Het college stemt de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het bepalen en aanbieden van noodzakelijke voorzieningen af op de kortste weg naar duurzame arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Het college bevordert de beschikbaarheid en de inzet van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor arbeidsinschakeling kunnen opheffen.

  • 4.

    Het college werkt bij de uitvoering van het ondersteunen bij arbeidsinschakeling samen met het CWI en het UWV.

  • 5.

    Het college kan voor de uitvoering van zijn zorgplicht bij arbeidsinschakeling afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven. Het college neemt hierbij de gemeentelijke richtlijnen voor in-, aan- en uitbesteden in acht.

  • 6.

    Het college legt het aanbod van een voorziening aan een persoon uit de doelgroep vast in een beschikking dan wel een polis als bijlage bij een beschikking.

Artikel 6 Rechten en plichten belanghebbende

De belanghebbende heeft aanspraak op:

  • 1e

    een door het college noodzakelijk geachte voorziening.

  • 2e

    een vaste contactpersoon vanuit de afdeling Publiekszaken in relatie tot de uitkering en ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3e

    een heroverweging (second opinion) als deze niet kan instemmen met de inhoud van een polis.

  • 4e

    nazorg.

1. De belanghebbende heeft de volgende verplichtingen:

  • 1e

    arbeids-/sollicitatieverplichting: zich te registreren als werkzoekende bij het CWI en naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden,tenzij ontheffing van deze verplichtingen is verleend.

  • 2e

    re-integratieverplichting: gebruik te maken van een aangeboden voorziening, een programma tot inburgering op grond van de Wet inburgering inbegrepen, daar naar vermogen uitvoering aan te geven en na te laten al hetgeen het realiseren van het doel van de voorziening belemmert

  • 3e

    medewerkingsverplichting: mee te werken aan een onderzoek en/of medische keuring naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel naar de inhoud, passendheid, voortgang en uitvoering van een voorziening, het aanvragen van de indicatie voor de Wet sociale werkvoorziening inbegrepen.

  • 4e

    inlichtingenverplichting: op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de aanspraak op ondersteuning of voorziening. Hieronder in elk geval begrepen wijziging in woonplaats, gezondheidssituatie of arbeidshandicap, scholing, (onbetaalde) werkzaamheden of middelen (inkomsten of vermogen).

Artikel 7 Criteria ontheffen arbeids- en/of re-integratieplicht

  • 1.

    Het college verleent tijdelijk --geheel of gedeeltelijk-- ontheffing van de arbeids- en/of re-integratieverplichting met in acht name van het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4, van de WWB dan wel artikel 37a van de IOAW of de IOAZ.

  • 2.

    Het college stelt, zo nodig in overleg met een extern diagnosebureau, de duur van een ontheffing vast op:

    • a.

      maximaal 1 jaar als de combinatie arbeid of voorziening niet mogelijk is door de zorg voor kinderen of door mantelzorg.

    • b.

      maximaal 3 jaar als de combinatie arbeid of voorziening niet mogelijk is om psychische of medische redenen.

  • 3.

    Het college besluit tijdig voor afloop van een verleende ontheffing tot het al dan niet verlengen ervan.

Artikel 8 Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling

  • 1.

    Het college ondersteunt een belanghebbende, die tot de doelgroep behoort en die het zelf niet lukt om betaalde arbeid te verkrijgen, bij diens arbeidsinschakeling vóórdat is bereikt:

    • a.

      voor een persoon tot 23 jaar de grens van 6 maanden werkloosheid en

    • b.

      voor een persoon van 23 tot 65 jaar de grens van 12 maanden werkloosheid.

  • 2.

    Het college deelt de ondersteuning en voorzieningen in naar de ordeningsystematiek van de participatiepiramide. Dit onverminderd de inzet van flankerende voorzieningen als casemanagement, maatschappelijk ondernemen, hoogwaardig handhaven, scholing, schuldhulpverlening, nazorg, premie, onkostenvergoeding, inkomstenvrijlating, etc.

  • 3.

    Het college stemt de ondersteuning en voorzieningen af op het vergroten van de vitaliteit en de zelfredzaamheid van belanghebbenden via de kortste weg naar duurzaam regulier werk en als dit (nog) niet mogelijk is door (tijdelijk) gesubsidieerd werk , door werken met behoud van uitkering of door sociale activering.

  • 4.

    Voor het realiseren van de kortste weg door en naar werk zet het college de ondersteuning en voorzieningen bij voorkeur in op de werk-voorop-benadering, waarbij:

    • a.

      voor jongeren tot 23 jaar het behalen van een startkwalificatie als hoogste doel geldt.

    • b.

      het hoger opgeleide vluchtelingen is toegestaan om met behoud van uitkering een (aanvullende) opleiding te volgen naar door het college te stellen regels.

Artikel 9 Afweging belangen

  • 1.

    Het college houdt bij de aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en bij het aanbieden van voorzieningen rekening met:

    • a.

      het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4 van de WWB (zorgplicht alleenstaande ouder, beschikbaarheid, kinderopvang, toepassen voldoende scholing en belastbaarheid);

    • b.

      met de intrinsieke motivatie van een belanghebbende, voor zover dit de kortste weg naar duurzame uitstroom in redelijkheid niet belemmert en

    • c.

      de aanwezigheid van een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Het college betrekt bij het afwegen van belangen onder meer de situatie op de arbeidsmarkt, de mate van investering in een belanghebbende (eerder aangeboden voorzieningen) en het vooruitzicht op inkomen uit betaalde arbeid.

Artikel 10 Stimuleren en handhaven participatie

  • 1.

    De belanghebbende die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangt en die een bijzondere inspanning verricht gericht op participatie, heeft aanspraak op een premie naar de regels in hoofdstuk 3 van deze verordening.

  • 2.

    Bij het niet of niet tijdig nakomen van de verplichtingen gericht op participatie geeft het college uitvoering aan:

    • a.

      hoofdstuk 4 van deze verordening: regels met betrekking tot het verlagen van de bijstand in het geval een WWB-uitkering wordt ontvangen;

    • b.

      artikel 20 van de IOAW dan wel IOAZ: regels met betrekking tot het tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk, weigeren van de uitkering, als de IOAW of IOAZ in het geding is;

    • c.

      artikel 11 van deze verordening: regels met betrekking tot het vervallen van de aanspraak op een voorziening voor zover het betreft een ANW-er of Nug-er.

Artikel 11 Beëindigen ondersteuning of voorziening

  • 1.

    Het college kan de ondersteuning of voorziening van een ANW-er of Nug-er beëindigen als deze:

    • a.

      de arbeids- en/of re-integratieverplichting bij voortduring niet of niet tijdig nakomt;

    • b.

      niet meer tot de doelgroep behoort;

    • c.

      een andere voorziening wordt aangeboden;

    • d.

      neveninkomsten heeft waarmee naar oordeel van het college duurzame uitstroom is te realiseren zonder inzet van een voorziening.

  • 2.

    Het beëindigen van een voorziening kan inhouden het opzeggen van een gesubsidieerde dienstbetrekking, een dienstbetrekking bedoeld in artikel 14 van de Invoeringswet WWB (overgangsrecht WIW en ID-banen) of het beëindigen van de subsidie daarvoor.

  • 3.

    Het college kan besluiten enige tijd geen (nieuwe) voorziening aan te bieden als een eerdere voorziening (voortijdig) is beëindigd.

Hoofdstuk 3 Stimuleren participatie

Artikel 12 Premie op participatie

  • 1.

    Een uitkeringsgerechtigde heeft recht op een premie van minimaal € 250,-- en maximaal € 500,-- per kalenderjaar als deze naar het oordeel van het college een bijzondere inspanning heeft verricht gericht op participatie. Dit onverminderd de volgende leden en de artikelen 13, lid 3, dan wel 18, lid 3, van deze verordening (samenloop met vergoeding voor onbeloonde arbeid dan wel inkomstenvrijlating).

  • 2.

    Recht op de maximale premie bestaat als voor de duur van tenminste drie maanden per kalenderjaar naar vermogen betaalde arbeid in deeltijd is verricht.

  • 3.

    Recht op een premie van maximaal € 500,-- bestaat bij het met goed gevolg doorlopen van aangeboden nazorg in de vorm van jobcoaching: begeleiding op de werkplek.

  • 4.

    Recht op een premie van maximaal € 270,-- heeft de uitkeringsgerechtigde die inburgeringsbehoeftig is en die op basis van vrijwillige deelname het inburgeringsexamen tijdig en met goed gevolg aflegt.

  • 5.

    Per kalenderjaar bestaat recht op één premie op participatie of bij eenmalige uitbetaling per kalenderjaar op meerdere premies tot het in het eerste lid genoemde maximumbedrag.

Artikel 13 Vergoeding onbeloonde arbeid

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde die (bijvoorbeeld via WZSW) onbeloonde arbeid verricht, heeft recht op een (onkosten)vergoeding van:

    • a.

      € 25,-- per maand als 4 tot 10 uur per week onbeloonde arbeid wordt verricht,

    • b.

      € 40,-- per maand als 10 tot 20 uur per week onbeloonde arbeid wordt verricht en

    • c.

      € 63,66 per maand als 20 uur of meer per maand onbeloonde arbeid wordt verricht.

  • 2.

    De vergoeding voor onbeloonde arbeid wordt verminderd met de onkostenvergoeding die voor het verrichten van de onbeloonde arbeid wordt ontvangen van de organisatie waar die arbeid wordt verricht.

  • 3.

    Samenloop van de vergoeding voor onbeloonde arbeid met een premie op participatie op grond van artikel 12 is niet toegestaan.

Artikel 14 Doorstroompremie werknemer voormalige WIW-/ID-banen

Werknemers werkzaam in een door de gemeente Alphen-Chaam gesubsidieerde dienstbetrekking op grond van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroom-banen hebben recht op een eenmalige premie van € 1.500,-- bij aansluitende, duurzame uitstroom naar regulier betaald werk waarmee volledig in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan worden voorzien.

Artikel 15 Premie op maat werkgever voormalige WIW-/ID-banen

Werkgevers die een door de gemeente Alphen-Chaam met toepassing van de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- en doorstroombanen gesubsidieerde dienstbetrekking omzetten in een reguliere dienstbetrekking voor onbepaalde tijd (niet zijnde gesubsidieerd werk op grond van de Wet sociale werkvoorziening of anderszins) en waarmee de werknemer volledig in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien, hebben recht op een eenmalige premie op maat, door het college vast te stellen.

Artikel 16 Tegemoetkoming kosten arbeidsplaats (loonkostensubsidie)

  • 1.

    Het college verleent op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van een arbeidsplaats aan een werkgever die duurzaam een reguliere dienstbetrekking aanbiedt aan de uitkeringsgerechtigde die daar naar het oordeel van het college voor in aanmerking komt.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over de doelgroep, de hoogte en de duur van de subsidie en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden. De tegemoetkoming bedraagt maximaal de netto uitkering van de uitkeringsgerechtigde.

  • 3.

    Het aanbieden van deze voorziening vindt plaats overeenkomstig de beleidsaanbeveling van het ministerie van SZW "Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden" (bijlage 1).

Artikel 17 Onkostenvergoeding

De uitkeringsgerechtigde met een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering die kosten maakt in verband met het nakomen van een voorziening waarvoor geen aanspraak bestaat op een voorliggende voorziening heeft recht op een vergoeding:

  • a.

    van de reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klasse of bij reizen buiten Alphen-Chaam naar de fiscale norm voor de aftrek van woonwerkverkeer;

  • b.

    van de werkelijke reiskosten binnen Alphen-Chaam als om medische redenen gebruik wordt gemaakt van de deeltaxi;

  • c.

    van de overige noodzakelijke kosten die direct voortvloeien uit een voorziening.

Artikel 18 Inkomstenvrijlating

  • 1.

    Voor het toepassen van deze voorziening wordt het inkomen uit arbeid van een uitkeringsgerechtigde geacht steeds bij te dragen aan zijn arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het eerste lid blijft buiten toepassing als de informatie over het inkomen niet, niet tijdig of onvolledig is verstrekt en dit de uitkeringsgerechtigde te verwijten valt.

  • 3.

    Samenloop van inkomstenvrijlating met een premie op participatie op grond van artikel 12 is niet toegestaan. Na afloop van de inkomstenvrijlating, die wettelijk eenmalig en maximaal voor de duur van zes aaneengesloten maanden is toe te kennen, is weer wel een premie toe te kennen (ook in hetzelfde kalenderjaar).

Artikel 19 Aanvullende bepalingen

  • 1.

    Het college kent de voorzieningen in dit hoofdstuk, uitgezonderd de loonkostensubsidie bedoeld in artikel 16, zoveel mogelijk toe zonder dat daarvoor een aanvraag hoeft te worden ingediend.

  • 2.

    Het college kan de vergoeding voor de voorzieningen in dit hoofdstuk nader vaststellen. Als een voorziening is afgestemd op een bedrag in de WWB of andere verordening, dan wordt de hoogte ervan geacht te zijn aangepast met ingang van de dag waarop dat bedrag wijzigt.

Hoofdstuk 4 Sanctiebeleid (afstemmen/verlagen van de bijstand)

Artikel 20 Maatwerk

  • 1.

    De bijstandsnorm wordt verlaagd met een percentage van die norm. Dit met een minimum van 5 procent oplopend tot maximaal 100% en waarbij per verwijtbare gedraging de afstand tussen minimum- en maximumverlaging 25% bedraagt (zogeheten bandbreedte).

  • 2.

    De langdurigheidstoeslag en de bijzondere bijstand worden niet verlaagd, tenzij bijzondere bijstand is verleend op grond van artikel 12 van de WWB (verhogen bijstandsnorm voor 18 tot 21 jarigen als geen beroep kan worden gedaan op de onderhoudsplicht van de ouders).

  • 3.

    De bijstandsnorm wordt niet verlaagd, als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt,

    • b.

      de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten,

    • c.

      door het niet (volledig) nakomen van de inlichtingen- of medewerkingsverplichting bedoeld in artikel 17 van de WWB een reeds eerder toegekende uitkering is of wordt beëindigd (omdat het recht op bijstand niet langer kan worden vastgesteld) of

    • d.

      het niet (volledig) nakomen van deze verplichtingen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.

  • 4.

    De bijstandsnorm wordt verlaagd voor de duur van één maand, tenzij sprake is van:

    • a.

      samenloop van het niet nakomen van verplichtingen, waarbij de hoogte en duur van de verlaging wordt vastgesteld op het zwaarste verwijtbare gedrag.

    • b.

      recidive (het binnen twaalf maanden na het verlagen van de bijstandsnorm opnieuw niet nakomen van verplichtingen), waarbij de duur van de verlaging wordt verdubbeld.

    • c.

      verwijtbaar gedrag waarvoor in deze verordening een afwijkende duur is vastgesteld.

  • 5.

    In samenhang met het armoedebeleid wordt afgezien van het volledig (100%) verlagen van de bijstandsnorm en volstaan met een 50% verlaging met een verdubbeling van de duur van de verlaging, maar niet als het betreft het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 6.

    Het verlagen van de bijstandsnorm gaat in op de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de maand waarin het besluit bekend is gemaakt, maar niet als het betreft:

    • a.

      een besluit op een aanvraag of

    • b.

      het schenden van de informatieverplichting en de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij teveel of ten onrechte bijstand ontving.

  • In de situatie onder a en b genoemd, werkt het verlagen van de bijstandsnorm terug tot de datum van aanvraag dan wel de dag waarop het verzuim betrekking heeft.

  • 7.

    Het besluit tot het verlagen van de bijstandsnorm vermeldt in ieder geval de reden, duur en hoogte van de verlaging en de redenen om af te wijken van het minimumpercentage binnen een vastgestelde bandbreedte.

  • 8.

    Voordat de bijstandsnorm wordt verlaagd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, maar niet als:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet,

    • b.

      de belanghebbende zijn zienswijze al eerder kenbaar heeft gemaakt en er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden,

    • c.

      binnen de gestelde termijn niet is voldaan aan de inlichtingenverplichting of

    • d.

      het horen niet nodig is voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 21 Inlichtingenverplichting (rechtmatigheid)

  • 1

    Bij het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan de verplichtingen op grond van artikel 18, lid 2, van de WWB, waardoor ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend, wordt --onder handhaving van het bepaalde in het derde lid-- de bijstandsnorm verlaagd met 10% van de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bruto bijstand.

  • 2.

    Bij een reeds beëindigde of te beëindigen uitkering wordt --onder handhaving van het bepaalde in het derde lid-- het bruto bedrag van de terug te vorderen kosten van bijstand eenmalig verhoogd met 10% voor administratiekosten.

  • 3.

    Het percentage van de maatregel in het eerste en tweede lid wordt verdubbeld bij misbruik of oneigenlijk gebruik van de bijstand waarbij sprake is van opzet of bedrog (vernuftige constructie van misleiden of met opzet tot misleiden), van vermogensfraude of criminele activiteiten (hennepteelt, drugshandel e.d.).

Artikel 22 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (rechtmatigheid)

  • 1.

    Bij het versneld interen van vermogen of het hebben gedaan van een schenking, waarmee rekening zou zijn gehouden bij het verlenen van de bijstand, wordt voor de duur van het eerder dan wel langer bijstandsafhankelijk zijn de bijstandsnorm verlaagd met:

    • a.

      10% tot 30% bij het maximaal 12 maanden eerder of langer bijstandsafhankelijk zijn en

    • b.

      30% tot 50% bij het meer dan 12 maanden eerder of langer bijstandsafhankelijk zijn.

  • 2.

    Het eerder of langer bijstandsafhankelijk zijn wordt berekend door het versneld ingeteerd vermogensbedrag of het geschonken bedrag te delen door 1½ maal de bijstandsnorm verhoogd met het verschuldigde bedrag voor de zorgverzekering (basis- en aanvullende verzekering). De duur van de verlaging wordt naar boven afgerond op (een) hele maand(en).

  • 3.

    In overige gevallen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wordt de bijstandsnorm verlaagd met 10%.

Artikel 23 Voorliggende voorziening (rechtmatigheid)

Als door eigen toedoen geen of onvoldoende gebruik is te maken van een voorliggende voorziening (artikel 15 van de WWB) wordt de bijstandsnorm verlaagd met 10% van het bedrag van de schadelast voor de duur van de schadelastperiode. Onder schadelast te verstaan: de bruto kosten van bijstand die de gemeente niet verschuldigd zou zijn geweest als tijdig een beroep was gedaan op een voorliggende voorziening.

Artikel 24 Ernstig misdragen (rechtmatigheid/doelmatigheid)

  • 1.

    Bij het zich jegens het college, hun ambtenaren, medewerkers van het CWI of ingeschakeld re-integratie of diagnosebedrijf, zeer ernstig misdragen met betrekking tot het uitvoeren van de WWB, een diagnose of een polis inbegrepen, gelden de volgende regels:

    • 1

      een aanvraag om bijstand wordt buiten behandeling gelaten en

    • 2

      al toegekende bijstand wordt beëindigd per de datum van misdraging.

    • 2

      Dit omdat het recht op bijstand niet is vastgesteld kunnen worden. Eerst na het doorlopen van de procedures uit het agressieprotocol (afkoelperiode, ordegesprek, justitiële aangifte en dergelijke) kan sprake zijn van het afhandelen van de aanvraag dan wel het herstellen van de uitkering.

  • 2.

    Bij een herstel van de uitkering per de datum van ernstige misdraging wordt de bijstandsnorm verlaagd met 50% voor de duur van 2 maanden.

Artikel 25 Arbeids- en/of re-integratieverplichting (doelmatigheid)

  • 1.

    Bij het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid, daaronder begrepen ondersteuning of voorzieningen die garantie bieden op die arbeid, wordt de bijstandsnorm verlaagd met 100% voor de duur van 1 maand.

  • 2.

    Bij het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt de bijstandsnorm verlaagd met 50% voor 2 maanden.

  • 3.

    Bij het anderszins niet, niet tijdig of in onvoldoende mate meewerken aan de arbeids- en/of re-integratieverplichting wordt de bijstandsnorm wordt als volgt verlaagd:

    • 1.

      regulier betaald werk, zelfstandig ondernemerschap of tijdelijk gesubsidieerd werk

    • met

      50 tot 75% voor 1maand.

    • 2.

      onbeloonde arbeid gericht op het verkrijgen van regulier betaald werk:

    • --

      met 25 tot 50% voor 1 maand bij hoog uitzicht op regulier betaald werk.

    • --

      met 5 tot 25% voor 1 maand bij laag uitzicht op regulier betaald werk.

    • --

      tot 10% voor 1 maand bij weinig uitzicht op regulier betaald werk.

    • b.

      voor op de middenlaag van de participatiepiramide gerichte verplichtingen en

    • (flankerende)

      voorzieningen met 50 tot 75% voor één maand.

    • c.

      voor op de toplaag van de participatiepiramide gerichte verplichtingen en (flankerende)

    • voorzieningen

      met 5 tot 10% voor 1 maand, maar niet als sprake is van een ontheffing

    • van

      zowel de arbeids- als re-integratieverplichting.

  • 4.

    Bij een niet constructieve opstelling of het weerspannig, structureel dan wel stelselmatig dwarsbomen/frustreren van de arbeids- en/of re-integratieverplichting geldt het maximum van de aangegeven verlaging.

Artikel 26 Inburgering (doelmatigheid)

  • 1.

    Voor de uitkeringsgerechtigde die niet, niet tijdig of onvolledig voldoet aan de verplichting tot inburgering wordt de bijstandsnorm afgestemd als volgt:

    • a.

      20% van de bijstandsnorm als geen gehoor wordt gegeven aan de oproep van het college of onvoldoende medewerking wordt verleend aan het onderzoek tot inburgering.

    • b.

      40% van de bijstandsnorm als geen of onvoldoende medewerking wordt verleend aan de uitvoering van de vastgestelde inburgeringsvoorziening.

    • c.

      40% van de bijstandsnorm als niet binnen de wettelijk vastgestelde basistermijn het inburgeringsexamen is behaald.

    • d.

      80% van de bijstandsnorm als niet binnen de verlengde basistermijn het inburgerings-examen is behaald.

  • 2.

    Het college kan de bijstandsnorm minder of meer verlagen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde. De verlaging bedraagt maximaal:

    • a.

      € 250,-- voor handelen in strijd onder punt 1a,

    • b.

      € 500,-- voor handelen in strijd onder punt 1b,

    • c.

      € 500,-- voor het niet naleven van punt 1c,

    • d.

      € 1.000,-- voor het niet naleven van punt 1d.

Hoofdstuk 5 Bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 27 Hoogwaardig handhaven

  • 1.

    Het voorkomen en bestrijden van uitkeringsfraude is ingericht naar het landelijk model voor hoogwaardig handhaven. Dit model bestaat uit de volgende elementen die in samenhang worden uitgevoerd:

    • a.

      het vroegtijdig voorlichten van burgers over hun rechten en plichten,

    • b.

      de dienstverlening optimaliseren,

    • c.

      het vroegtijdig vaststellen en afhandelen van oneigenlijk gebruik en misbruik en

    • d.

      het metterdaad sanctioneren van vastgestelde fraude.

  • 2.

    Het college richt het beleid voor hoogwaardig handhaven bij voorkeur op het voorkomen van fraude.

  • 3.

    Het college maakt gebruik van de diensten van het regionaal coördinatiepunt fraudebestrijding: een kennisnet voor handhaving in de sociale zekerheid gericht op het bevorderen van programmatisch en hoogwaardig handhaven.

Artikel 28 Voorlichting en communicatie

  • 1.

    Het college verstrekt aan belanghebbenden een klantenmap met informatie over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden en de gevolgen bij misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand.

  • 2.

    Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigden regelmatig een nieuwsbrief met actuele onderwerpen over rechtmatigheid, doelmatigheid en handhaving.

Artikel 29 Optimaliseren dienstverlening/administratieve lastenvermindering

  • 1.

    Het college ziet er actief op toe, dat in de werkprocessen van de sector Sociale Zaken onnodige procedurele belemmering worden weggenomen door:

  • --

    gebruik te maken van het (in te voeren) digitaal klantdossier gericht op het voorkomen van dubbele uitvraag van gegevens.

  • --

    het integreren van de dienstverlening in de ketensamenwerking CWI, UWV en gemeente

  • --

    het uitwisselen van gegevens met Stichting Inlichtingenbureau dat door het ministerie van SZW is opgericht om gemeenten te ondersteunen bij de controle van de rechtmatigheid van de bijstandsuitkeringen.

  • 2.

    Het college ondersteunt uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar bij wijze van dienstverlening met een maandelijkse inkomstenverklaring (rechtmatigheidsformulier).

  • 3.

    Het college verstrekt een uitkering voor algemene bijstand in aansluiting op de betaalcyclus van de aanvrager. Dit als voorschot en naar de regels van artikel 52 van de WWB.

Artikel 30 Vroegtijdig vaststellen en afhandelen misbruik/oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college legt de controle van de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand en de doelmatigheid van de polissen (re-integratie) vast in het werkproces van de afdeling Publiekszaken, onderdeel Sociale Zaken.

  • 2.

    Het college past bij de controle naar de doelmatigheid van de polissen en de aangeboden (flankerende) voorzieningen trajectbewaking toe.

  • 3.

    Het college past bij de controle naar de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand het zogeheten stoplichtenmodel toe. Dit model gaat uit van het principe: hoe groter het risico op misbruik of oneigenlijk gebruik, hoe groter/zwaarder de controle. Binnen dit model wordt gewerkt met risicogroepen gebaseerd op risicoprofielen.

  • 4.

    Het college maakt bij de controle van de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand onder meer gebruik van de faciliteiten van de Stichting Inlichtingenbureau voor het maandelijks vergelijken van het uitkeringenbestand met dat van de belastingdienst, het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de informatiebeheergroep (studiefinanciering).

  • 5.

    Het college verhoogt de fraudealertheid van de medewerkers die zijn belast met het uitvoeren van de WWB. Dit door het uitreiken van een fraudekompas (checklist) en het ondersteunen van hun werkzaamheden met fraudepreventiemedewerkers.

  • 6.

    Het college stelt jaarlijks een taakstelling vast voor het type en het aantal in te stellen fraude(preventie-)onderzoeken.

  • 7.

    Het college maakt gebruik van het instrument huisbezoek.

  • 8.

    Het niet meewerken aan een onaangekondigd dan wel onmiddellijk af te leggen huisbezoek heeft alleen gevolgen voor de uitkering, als sprake is van een voor het vaststellen van het recht op bijstand gerechtvaardigd en noodzakelijk huisbezoek.

Artikel 31 Sanctioneren vastgestelde fraude / aangifte justitie

  • 1.

    Als door het niet nakomen van of handelen in strijd met de inlichtingenverplichtingen ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend, verlaagt het college, onverminderd het tweede lid, de bijstand overeenkomstig artikel 21 van deze verordening. Dit met handhaving van de bevoegdheid van het college tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde bijstand.

  • 2.

    Het college doet steeds na goed overleg met het Openbaar Ministerie justitiële aangifte overeenkomstig de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude, Staatscourant 07-09-2004, 170 (waarbij de grens voor het doen van aangifte is vastgesteld op een ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bruto bijstand van meer dan € 6.000,-- (normbedrag 2007).

  • 3.

    De zaken bedoeld in het tweede lid, waarin wordt afgezien van justitiële aangifte of die na het doen van aangifte worden geseponeerd, worden als zware vorm van fraude afgedaan volgens artikel 21, lid 3, van deze verordening (uitkering verlagen met 20% van de bruto terug te vorderen kosten van bijstand of bij een beëindigde uitkering de terug te vorderen kosten van bijstand verhogen met 20% administratiekosten).

Artikel 32 Terugvorderen opgespoorde fraudebedragen

  • 1.

    Het college vordert de ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bruto bijstand uit het niet nakomen van of handelen in strijd met de inlichtingenverplichtingen in beginsel volledig terug.

  • 2.

    Het afzien, matigen en terugvorderen van de onverschuldigd betaalde bijstand vindt plaats overeenkomstig het door het college van de gemeente Tilburg vastgestelde "Beleidskader terug- en invordering Wet werk en bijstand" (dit in verband met de integrale uitbesteding aan Tilburg van het onderdeel terugvordering en verhaal.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening als het toepassen daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 2.

    Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 34 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de dag van bekendmaking.

  • 2.

    Het intrekken van de re-integratie-, de afstemmings- en de misbruikverordening Wet werk en bijstand vindt plaats per de datum waarop deze verordening in werking treedt.

  • 3.

    Deze verordening werkt voor nieuwe gevallen en op rechtsfeiten die plaatsvinden na inwerkingtreding.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verzamelverordening WWB".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 november 2008
de griffier, de voorzitter,

Algemene toelichting

De in 2004 vastgestelde verordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) voor re-integratie, afstemming en misbruik, zijn aangepast en samengevoegd. De redenen voor het aanpassen zijn gelegen in:

- het verhogen van de participatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt,

- de samenstelling van het bestand in de bijstand (hoog aandeel ouderen en zeer langdurig

uitkeringsgerechtigden),

- afstemming op de pijler sociale samenhang van het regeerakkoord en het daarop

gebaseerde Bestuurlijk Akkoord "Samen aan de slag" met ambities en prestatie-afspraken

om de participatie van de burgers te vergroten,

- gewijzigde wetten en regels (o.a. het invoeren van de nieuwe Wet inburgering en het verbod

op dubbele uitvraag van gegevens) en

- actuele rechtspraak over huisbezoeken en het protocol voor de huisbezoeken.

Tot het samenvoegen van deze verordeningen is overgegaan gelet op hun onderlinge samenhang en het vereenvoudigen en terugdringen van regels. De verzamelverordening biedt tevens meer houvast bij het verstrekken van premies. Dit was een uitdrukkelijk verzoek van de afdeling.

De nieuwe verzamelverordening draagt bij aan meer duidelijkheid en houvast voor belanghebbenden door verbeterde rechtswaarborgen. De aanpassingen zorgen er gelijktijdig voor, dat de uitvoering meer flexibel kan inspelen op in- en externe ontwikkelingen en op de toenemende samenhang met beleidsterreinen als armoedebestrijding, onderwijs en zorg. De nieuwe verzamelverordening biedt voorts voldoende ruimte voor innovatie, maatwerk en effectiviteit. De verzamelverordening is voorbereid op nog te ontwikkelen arbeidsmarktbeleid. Het verbinden van arbeidsmarkt met re-integratie is mede gericht op het beheersen van het volume in de bijstand. Dit gelet op de druk op het lokale risico uit de 100% financiële verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de WWB.

Participatie dóór en náár betaaldwerk is uitgangspunt bij het bepalen en aanbieden van voorzieningen. Betaald werk biedt mensen immers inkomen en gevoel van eigenwaarde en is goed voor integratie en emancipatie. Het is bovendien een goede voorziening tegen armoede. De werk-voorop-benadering voorziet hierin. Verder staat centraal de aandacht voor de onderkant van de arbeidsmarkt: de participatie dóór en náár werk van het bestand zeer langdurig uitkeringsgerechtigden. Het terugdringen van hun afhankelijkheid van de sociale zekerheid verloopt via inzetbanen (onbeloonde arbeid) en participatieprojecten. Deze projecten zijn mede gericht op het verbeteren van de samenhang tussen de WWB en de Wet Maatschappelijk Ondersteuning. Het project Wonen, Zorg, Service in de Wijk is hier een voorbeeld van. Mensen kunnen ook op een andere manier meedoen en door het verlenen van mantelzorg of door het verrichten van vrijwilligerswerk bijdragen aan meer sociale samenhang.

In de verzamelverordening is het nieuwe beleid voor het verhogen van de participatie van mensen die langere tijd aan de kant staan, afgestemd op het eveneens vernieuwde sanctiebeleid. Het sanctiebeleid is tevens herijkt tegen de achtergrond van de landelijke discussie over agressie tegen dienstverleners. Zo zijn de uitgangspunten van het agressieprotocol opgenomen in de verordening. Hiermee verkrijgt het protocol de juridische waarde die het verdient voor het ingrijpen in de uitkeringsrelatie.

Verder bestaat de verzamelverordening voor een groot deel uit overname van voort te zetten beleid uit de voormalige verordeningen.

Het premiebeleid uit het werkboek is ingepast. Het premiebeleid is verbeterd in samenhang gebracht met overige voorzieningen gericht op het stimuleren van participatie en het bijdragen aan meer sociale samenhang. Het beleid voor misbruik blijft opgebouwd op het model voor hoogwaardig handhaven, dat mede is gericht op het beperken van instroom in en het bevorderen van uitstroom uit de bijstand.

Nieuw aangekondigde landelijke regels zijn nog te verwachten over:

- het invoeren van een leerwerkplicht voor jongeren tot 27 jaar,

- het schrappen van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar,

- een voorziening die werken in deeltijd voor alleenstaande ouders met sollicitatieplicht

financieel aantrekkelijk maakt (Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders),

- een inkomensregeling voor werkloze werknemers van 60 jaar en ouder (UWV voert uit) en

- de modernisering van de WSW.

Deze nieuwe regels zijn naar verwachting zonder aanpassing van de verzamelverordening in te voeren en uit te voeren. De WWB en deze verzamelverordening spreken van "door het college noodzakelijk geachte voorzieningen". Als gebruik is te maken van een bestaande, te wijzigen of nieuw in te voeren voorliggende voorziening, dan gaan die voorzieningen voor (prevaleren) op de regels uit deze verordening over het aanbieden van een WWB-voorziening. Door al deze ontwikkelingen verschuiven de accenten in het WWB-beleid naar het intensiever investeren in jongeren, het stimuleren van (klein) ondernemerschap, het ontwikkelen van competenties van mensen en het effectiever inzetten van voorzieningen. De nieuwe verzamelverordening is afgestemd op deze ontwikkelingen en accenten.

In nauwe betrekking tot deze accenten staan de ontwikkelingen rond het financieren van de re-integratievoorzieningen. De middelen uit het werkdeel-WWB komen onder druk te staan in verband met de koppeling ervan aan het volume in de bijstand. Het nog resterende bestand in de WWB bestaat voor een groot deel uit personen met een (zeer) grote afstand tot regulier betaald werk. Deze groep vraagt om specifieke, vaak langdurige voorzieningen. Aan deze voorzieningen hangt over het algemeen een hoger kostenplaatje. Verder streeft het kabinet naar het verbeteren van de effectiviteit en inrichting van de keten(-samenwerking). Met de invulling hiervan wordt een ombuiging beoogd vanaf 2009 die oploopt tot structureel € 190 mln vanaf 2012. Eenderde van deze taakstelling komt voor rekening van de gemeenten. Dit dwingt om de middelen voor re-integratie zo effectief mogelijk te gebruiken. De financiële ruimte wordt begrenst door het toe te kennen budget uit het werkdeel-WWB dan wel het per 2009-2010 in te voeren brede participatiefonds-SZW. In dat nieuwe fonds worden samengevoegd de re-integratie-middelen uit het werkdeel-WWB, de educatiemiddelen uit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs en de middelen uit de Wet Inburgering. Middelen die ontkokerd en daarmee effectiever zijn in te zetten voor gecombineerde trajecten.

Bij het uitwerken van de verzamelverordening is rekening gehouden met de wensen van de uitvoering. De wensen betreffen het kunnen leveren van maatwerk bij participatie (stimuleren en sanctioneren) plus het voorkomen en bestrijden van agressie. In dit verband wordt opgemerkt dat over een andere inrichting van de ontvangsthal van de afdeling Publiekszaken wordt nagedacht.

De verzamelverordening overschrijdt mogelijk de verdeling van bevoegdheden tot het vaststellen van regels door de raad en het vaststellen van beleid door het college. De verordening is evenwel op voordracht van het college vastgesteld. Het college stemt in met het voorstel en handelt in overeenstemming met de nieuwe verzamelverordening. Het mogelijk overschrijden van de verordenende bevoegdheid is te beschouwen als het verwoorden van de beleidslijn van het college voor het invullen van de aan hem toegekende vrije bevoegdheid.

Het beleid voor re-integratie, het afstemmen van de bijstand, het toekennen van premies en misbruik/handhaving is hieronder nader artikelsgewijs toegelicht. Waar sprake is van bijstand of uitkering is veelal de WWB, IOAW en IOAZ bedoeld.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Algemeen / artikel 1

De centrale rol van participatie in de WWB (werk boven inkomen en iedereen doet mee) raakt in het bijzonder de doelgroep, het karakter en de reikwijdte van begrippen als arbeids-inschakeling, ondersteuning en voorzieningen. De in de verzamelverordening gebruikte begrippen sluiten zoveel als mogelijk aan bij die van de WWB. Dit uit het oogpunt van helderheid en structuur. Hiermee wordt het voor de burger makkelijker om de samenhang te doorzien tussen het doel van de WWB en de in de verordening uitgewerkte beleidskaders.

Artikel 2

Belanghebbende is ook de zogeheten niet-uitkeringsgerechtigde (Nug-er). De gemeente beperkt het ondersteunen van Nug-ers en personen met een ANW-uitkering tot:

a. personen die een door de gemeente Alphen-Chaam gesubsidieerde arbeidsplaats bezetten en

b. jongeren van 16 tot 23 jaar die werkloos en/of vroegtijdige schoolverlater zonder startkwalificatie zijn en die geen aanspraak kunnen maken op studiefinanciering WSF of WTOS.

Voor personen onder a is de ondersteuning gericht op het stimuleren van de door-/uitstroom naar regulier betaald werk. De ondersteuning van de personen onder b verloopt bij voorkeur door gebruik van de opleidingsfondsen van de sector waarin werk gezocht wordt. Als dit niet mogelijk is, dan is een werk-leertraject aangewezen (beroepsbegeleidende of beroeps-opleidende leerweg). Voor hen geldt als arbeidsrelevante startkwalificatie een diploma voor vmbo, havo, vwo of mbo tot en met opleidingniveau 2. De door het UWV verstrekte uitkeringen betreffen de Werkloosheidswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Toeslagenwet.

Als een persoon een netto (gezins)inkomen heeft dat hoger is dan 120% van het sociaal minimum, dan wordt deze niet aangemerkt als een Nug-er. Dit geldt ook als het vermogen meer bedraagt dan het voor de Wwb geldende bescheiden vermogen.

Artikel 3

De arbeids- en re-integratieverplichting zijn omschreven met het oog op:

- het vergroten van de participatie bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt,

- het verlenen van een ontheffing voor één of beide verplichtingen,

- de koppeling met het recht op vakantie met behoud van uitkering. Deze is voor uitkerings- gerechtigden tot 65 jaar gesteld op 4 weken. Voor 65-plussers en bij ontheffing van beide verplichtingen is (nu nog) 13 weken vakantie met behoud van uitkering toegestaan.

Het beginsel ‘iedereen participeert (doet mee)’ is uitgewerkt in een participatiepiramide, die de werkgelegenheidsladder vervangt. De piramide bevestigt beter het beeld, dat mensen in de bijstand primair worden toegeleid naar werk, bij voorkeur door werk, en dat de uitkering tijdelijk van aard is. De lat is hoog gelegd, maar niet voor iedereen even hoog. Er is sprake van participatie "naar vermogen": iedereen stapt in op de laag die men aankan.

p a r t i c i p a t i e p i r a m i d e

Afdelingsplan

Innovatie & Strategie

2008

Verbonden

met de

basis!

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 2 van 20

Voorwoord

Verbinden

Verbinden met jezelf, je eigen basis, je ziel en je zakelijkheid,

Verbinden met je collega, onze basis voor samenwerking waarbij één plus één drie wordt,

Verbinden met innovatie, de basis voor vernieuwing,

Verbinden met strategie, de basis voor vooruitkijken,

Verbinden met een andere teams van SoZa, de basis voor samen beleid maken en uitvoeren,

Verbinden met de juiste systemen, de basis om te weten en te meten wat we doen,

Verbinden met andere diensten, de basis voor gemeentebrede uitvoering in programma's,

Verbinden met de stad, de basis voor ketensamenwerking,

Verbinden met onze klant, de basis voor succes!

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 3 van 20

Hoofdstuk 1

Leiderschap

Het vertrek van André biedt een kans om opnieuw te kijken naar de taken en verantwoordelijkheden van de leidinggevende

van de afdeling. Duidelijk is dat, mede als gevolg van de veelheid van onderwerpen en de veranderende

omgeving van Sociale Zaken, de combinatie van leidinggevende met programmamanager Arbeidsmarktbeleid niet meer

door één persoon kan worden uitgevoerd. Het is simpelweg te veel werk.

Voorgesteld is de functie te splitsen in:

1. afdelingsmanager I&S, lid van het MT sociale zaken

2. programmamanager Arbeidsmarktbeleid.

Voor deze laatste functie vragen we extra formatieve ruimte binnen de afdeling. Gezien de ontwikkelingen binnen de

keten en de opdracht, zoals die vanuit de nota 'Vooropgesteld Tilburg werkt' op ons bordje ligt, is dat noodzakelijk. We

verwachten dat beide functies in de eerste helft van 2008 worden ingevuld.

De afdelingsmanager is degene die staat voor zijn afdeling. De manager zorgt ervoor dat medewerkers kunnen

functioneren. Hij/zij bepaalt de koers van de afdeling en verdedigt de belangen van de afdeling zowel intern als extern.

Om zicht te krijgen op zijn eigen functioneren houdt de afdelingsmanager 360graden feedback.

De afdelingsmanager wordt in deze taak ondersteund door de senioren van de afdeling. Waar het de taak is van de

afdelingsmanager om de grote lijn weer te geven, de kaders te scheppen en het beleid op strategisch niveau neer te

zetten, is het de taak van de senioren om binnen hun teams, hieraan inhoudelijk (strategisch en tactisch) invulling te

geven. In 2008 werken we deze werkwijze uit en vertalen hem naar een beschrijving van taken en verantwoordelijkheden

van de senior beleidsmaker.

De afdelingsmanager I&S is naast afdelingmanager ook lid van MT-SoZa. Vanuit deze rol heeft hij/zij besluitvormende

invloed op de keuzes van de gehele organisatie, het formuleren van prioriteiten, het vormgeven van de organisatie en de

invulling van de politieke en maatschappelijke rol van Sociale Zaken. De rol van onze afdelingsmanager richt zich hierbij

vooral op strategisch beleidsmatige keuzes, het stellen van prioriteiten, de ketenontwikkeling en de innovatieve en

ontwikkeldoelen van de organisatie.

Naast intern zal de afdelingsmanager zich ook extern manifesteren. Immers, in een organisatie die in verandering is, die

steeds meer te maken krijgt met ketensamenwerking op alle beleidsterreinen, is het de afdelingsmanager die het gezicht

(mede) naar buiten bepaald. Op basis van interne en externe signalen immers kan de koers van Sociale Zaken vorm

gegeven worden. Steeds belangrijker wordt ook de samenwerking met andere onderdelen van de gemeente. De dossiers

op het gebied van armoedebestrijding, inburgering, jeugdwerkeloosheid, sociale actvering, wijkgerichte aanpak en WMO

maken dat de samenwerking met de diensten BeleidsOntwikkeling en GebiedsOntwikkeling steeds frequenter

plaatsvindt. Met de hoofden van de betrokken afdelingen maken we afspraken over de invulling van deze samenwerking

en de voorwaarden waarbinnen dit plaats kan vinden.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 4 van 20

Hoofdstuk 2

Beleid en strategie

Belangrijkste speerpunt voor 2008 blijft het bevorderen van participatie. Participatie, deelname aan de samenleving in al

zijn verscheidenheid en veelkleurigheid, bevordert zelfstandigheid en zelfrealisatie. Participatie kent vele

verschijningsvormen en kan variëren van werk, mee kunnen doen aan sportactiviteiten, vrijwilligerswerk etc.

Binnen Sociale zaken zijn werk, armoede en maatschappelijke deelname als aandachtspunten benoemd, waarbij zorg

(WMO) ook onverkort aandacht krijgt. Vastgesteld is dat het hebben van regulier werk door ons gezien wordt als de

beste manier om mee te kunnen doen in de maatschappij. Regulier werk voorziet in een inkomen, creëert een sociale

context en draagt bij aan de individuele zelfrealisatie. Maar wij hebben ook duidelijk oog voor de mensen die niet meer

regulier kunnen werken, gesubsidieerde arbeid en maatschappelijk deelname dragen bij aan participatie. Onze

inspanningen in 2008 blijven erop gericht om op basis van de participatiepiramide ons werk vorm te geven.

In dit hoofdstuk beschrijven we de acties voor 2008 op terrein van werk (regulier/gesubsidieerd/inburgering),

maatschappelijke deelname, armoede, zorg en uitkeringsbeleid. De acties van het Regionaal Coördinatiepunt

Fraudebestrijding (RCF), geen onder onze participatiepiramide, lichten we ook toe.

Verbinding

Alle beleidsthema's binnen de afdeling I&S hebben als hoofddoel het bevorderen van zelfredzaamheid van de Tilburgse

burger door middel van maatschappelijke participatie. Vanuit werk en maatschappelijke deelname vindt dit door middel

van werk of deelname aan maatschappelijke activiteiten plaats.

Vanuit zorg doen we dit bijvoorbeeld door het ter beschikking stellen van vervoersmiddelen waardoor ouderen en

mensen met een beperking in staat gesteld worden om deel te nemen aan de samenleving.

Bij het armoedebeleid betekent participeren, dat mensen met een laag inkomen volwaardig meetellen en mee kunnen in

de samenleving.

Gezamenlijke opdracht in 2008

_ Participatie is de paraplu boven de WWB, Wet Inburgering, WMO, WSW en het Armoedebeleid. Door de wetten (beter)

te laten samenwerken, kun je het maximale uit het participatiebeleid halen. Een voorbeeld van verbinding van deze

wetten is het project Woon, zorg en service in de wijk. In 2008 gaan we bekijken op welke punten de wetten elkaar

in de praktijk nog meer kunnen versterken.

_ Ketensamenwerking. De afdeling I&S maakt deel uit van verschillende ketens, zoals armoede, werk en zorg. Deze

functioneren nu naast elkaar. In 2008 willen we verbinding maken tussen de ketens daar waar het een toegevoegde

waarde heeft. Bijvoorbeeld voor het bereiken van de doelgroep 'working poor' is de verbinding tussen de keten

werk en armoede noodzakelijk. In 2008 wordt bekeken of in samenwerking met werkgevers deze doelgroep beter

bereikt kan worden.

_ Ook intern blijven we de verbinding steeds leggen naar andere teams en afdelingen binnen SoZa. Bijvoorbeeld met

Bezwaar & Beroep, waar we in 2008 samen mee analyseren wat de gevolgen van ons beleid in de juridische context.

Wijkgericht

De gemeente Tilburg heeft met Minister Vogelaar een intentieverklaring getekend waarin afspraken zijn gemaakt om 5

wijken in Tilburg op het gebied van wonen, werken, armoede en inkomen, leren en opgroeien, integreren, veiligheid en

zorg te versterken. Deze wijken, ook wel impulswijken genoemd zijn Groenewoud, Groeseind/Hoefstraat, Kruidenbuurt,

Stokhasselt en Trouwlaan/Uitvindersbuurt.

De afdeling I&S maakt voor de thema's werk en armoede deel uit van de kern- en werkgroep impulswijken. Veel werk is

niet wijkgebonden, zelfs vaak niet gemeente gebonden. Bij werk wordt met name gedacht aan speciale consulenten die

in de 5 impulswijken als 'linking-pin' fungeren tussen de bewoners en Sociale Zaken.

participatiepiramide

maatschappelijke deelname

gesubsidieerd & onbetaald werk

Regulier werk

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 5 van 20

Bij het vermijden en bestrijden van armoede past zeker, door de oververtegenwoordiging van mensen met een laag

inkomen in deze 5 impulswijken, een wijkgerichte aanpak. In 2008 geven we hier gericht invulling aan.

Werk

De kadernota 'Vooropgesteld Tilburg werkt' geeft de visie voor de jaren 2008 tot en met 2011 weer. Direct hieraan

ontleend zijn de 6 prioriteiten die in het sectorplan van Sociale Zaken zijn opgenomen onder de paragraaf 'Werk

herzien'. Uitgangspunt daarin is dat werk centraal staat als ultieme vorm van participatie in de maatschappij. Werk als

doel maar ook als re-integratiemiddel. In 2008 geeft I&S invulling aan die visie en dat uitgangspunt, gericht op het

realiseren van het resultaat voor Sociale Zaken breed. Hierbij zijn onze inspanningen erop gericht om samen een

bestandsdaling van 8% te realiseren. Daarbij zit er spanning tussen financiële mogelijkheden en het inkopen van extra

instrumenten om deze doelstellingen te realiseren. Dat betekent dat het huidige aanbod aan verschillende instrumenten,

trajecten en pilots zal vereenvoudigd worden. Daarnaast zijn we innovatief in het creëren van nieuw beleid dat past

binnen de visie en de financiële mogelijkheden voor de komende jaren.

Snelle nieuwe diagnose

Voor onze nieuwe instroom zetten we in 2008 een snelle diagnose aan de kop van het proces. Op basis van de diagnose

kan er vervolgens veel gerichter dan nu direct bemiddeld worden of het vervolgtraject gekozen worden.Voor 2008 en

verder is het uitgangspunt dat hét re-integratietraject "werk' is. Meest wenselijk is directe bemiddeling naar een betaalde

baan. Indien dat (nog) niet haalbaar is, dan wordt de vorm van werk mede bepaald door de diagnose aan de kop.

Resultaat van deze diagnose is een gericht arbeidsmarktadvies, gebaseerd op branche, (nog te ontwikkelen)

competenties, niveau, ed. Het vervolgtraject bestaat uit;

1. direct werk op de reguliere arbeidsmarkt na bemiddeling door de keten (CWI, MatchingsUnit)

2. direct werk waarbij op basis van diagnose wordt voorgesorteerd op de branche (benoemd zijn: zorg, techniek,

detailhandel en logistiek)

a. direct werk zonder uitkering en met arbeidsovereenkomst welke (deels) door gemeente is gefinancierd. Dit is

mogelijk bij werkgevers of in één van onze branchegerichte bedrijfshallen of WZSW

b. direct werk met (tijdelijk) behoud van uitkering (WIZ, tROM)

3. voorbereiding op werk

Ondersteunende instrumenten

Tot nu toe hebben we het voortdurend over de basis van de piramide gehad waarin regulier werk altijd centraal staat en

bereikbaar is voor de kandidaat. I&S heeft ook de taak om randvoorwaarden op maat aan te bieden uit andere

beleidsterreinen. Zeg maar de zaken die nodig zijn om werk te behouden. Dit gebeurt door middel van instrumenten die

het voor de casemanager mogelijk maken om voortdurend werk (in welke vorm dan ook) te kunnen faciliteren en

drempels daartoe voortdurend te kunnen slechten; denk aan:

- schuldhulpverlening - kinderopvang - huisvesting - psychische problematiek - verslavingszorg - diagnose - medische

(on)mogelijkheden- nazorg-casemanagement - jobcoaching.

Ook voor het zittend bestand zijn deze instrumenten inzetbaar. Belangrijk is dat werk ook voor hen niet alleen als doel

wordt gesteld maar dat werk ook voor deze groep hét middel is om te re-integreren, al dan niet in combinatie met de

instrumenten uit het flankerende beleid.

Werkplan nieuwbouw re-integratie

Sociale activering speelt in beginsel een rol op het middenstuk van de piramide waarbij gesubsidieerd of onbetaald werk

centraal staat. Sociale Activering kan nog leiden tot regulier werk maar dat is slechts bijvangst. Ook is vanuit Sociale

Activering een doorstap naar maatschappelijke deelname mogelijk. Van belang is dat de Sociale Activering gericht is op

dié klanten van Team Activering die nog perspectief hebben op enige vorm van werk. Hierbij gaan we uit van individueel

maatwerk. Ná de diagnose dus pér individu de juiste vorm van werk in combinatie met het benodigde flankerend beleid

inzetten. Concrete invulling van het bovenstaande doen we in het eerste kwartaal van 2008. Per 1 april 2008 ligt er

vanuit Innovatie&Strategie een concreet werkplan waarin de blauwdruk staat beschreven voor de nieuwbouw van het reintegratiebeleid.

Het bovenstaande is gericht op ontwikkelingen in 2008, het bestaande beleid en de contracten zullen daarnaast

onderhoud nodig hebben. Van de huidige contracten en verplichtingen loopt een deel in 2008 door maar een aantal

loopt ook af. Deze contracten en verplichtingen moeten gemonitord en aangestuurd worden. Bovendien bekijken we of

ze passen binnen de nieuwe beleidslijn en waar ze plaats krijgen in het nieuwe "werk"plan. Voor de aflopende contracten

betekent dit een analyse of de inhoud nog wenselijk is en hoe deze dienstverlening al dan niet verlengd of vervangen

wordt. Voorbeelden hiervan zijn Werk In Zicht en WerkendeWijs.

tROM

In de afgelopen jaren heeft ons eigen instrument tROM zich ontwikkeld tot een succesvol re-integratie-instrument. Zo

heeft tROM zich verbreed door een grotere variëteit aan mensen op te nemen in het traject, maar heeft het ook laten

zien dat het traject tot succes leidt en substantieel heeft bijgedragen aan de bestandsdaling in 2007. Bovendien werkt

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 6 van 20

tROM er aan om meer variatie aan te brengen in de werkzaamheden die mensen bij hen kunnen verrichten. In de

omvorming van onze instrumenten naar branchegerichte werkomgevingen geven we tROM een belangrijke rol. We

nemen tROM mee in de ontwikkeling die we in 2008 inzetten. We behouden daarbij de eigenheid van het instrument en

richten tROM op één of meerdere branches. Daarnaast halen we tROM van de pilotstatus af en bedden tROM in als een

structureel, betaalbaar en eigen re-integratie-instrument.

Gesubsidieerd werk

In het verleden is reeds gebleken dat er in de stad grote behoefte is aan zogenaamde gesubsidieerde banen. Mensen

met een gesubsidieerde baan worden door een reguliere werkgever in de profit of non-profit sector in dienst genomen.

Ze werken tegen wettelijk minimum loon. De kosten voor de werkgever worden met een (forse) loonkosten subsidie

gereduceerd. In 2008 stimuleren we initiatieven om dit type banen met name tot stand te laten komen in de sectoren:

zorg, diensten (beide WMO georiënteerd), vrijetijd, en grijs en groenonderhoud.

Verder houden wij de zorg voor mensen die in het verleden via ID of WIW trajecten aan het werk zijn gekomen. Bij de

beëindiging van deze instrumenten hebben we er voor gekozen deze mensen actief te willen houden binnen de

werkomgeving waarin zij via het traject werkzaam waren. Voor deze mensen wordt hun huidige baan gesubsidieerd door

een (volledige) bijdrage in de loonkosten te verstrekken aan de werkgever.

Naast deze vorm van gesubsidieerde arbeid, werken we binnen de gemeente Tilburg nog met uitstroombanen en de

stimuleringsregeling. Over het voortbestaan van de uitstroombanen is begin 2008 meer duidelijk. Indien besloten wordt

om te gaan stoppen met deze vorm betekent dit dat de huidige contracten van cliënten zullen aflopen.

WSW vernieuwd

Per 1 januari 2008 treedt de nieuwe, gemoderniseerde Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) in werking. Die versterkt de

regierol van de gemeenten en biedt de mogelijkheid om de WSW in te passen in het grotere gemeentelijke beleidsterrein

(samenhang met bijvoorbeeld de WWB). De belangrijkste wijziging ten opzichte van de oude WSW is dat gemeenten een

één op één financiële verantwoordingsrelatie krijgen met het ministerie. Daarnaast zullen we een aantal WSWverordeningen

moeten gaan vaststellen, o.a. over persoonsgebonden budget en wachtlijstbeheer. In 2008 ontwikkelen

we een nadere visie over van de positie van de WSW binnen het gemeentelijk beleidsterrein. We bepalen welke

bevoegdheden we als gemeente overdragen aan de organisatie waar de uitvoering van de WSW ligt (Diamant-groep) en

welke we zelf houden. We maken beleid over een oplossing voor de steeds langer wordende wachttijden.

Ketensamenwerking werk

Er is ook een bredere samenhang dan alleen binnen Sociale Zaken. Zo wordt in 2008 binnen het Regionale Keten Overleg

(REKO), waarin CWI, UWV en Gemeenten verenigd, zijn aangevuld met het ROC. Op die manier wordt de SUWI keten nog

sterker en breder. In 2007 is hierop al voorgesorteerd met de opzet en start van jongerenloket BLINK! BLINK! is een

samenwerking om schooluitval en jeugdwerkloosheid terug te dringen. Het project richt zich op het behalen van een

startkwalificatievoor jongeren tot 23 jaar. Wanneer dit niet lukt, wordt gezocht naar een duurzame positie op de

arbeidsmarkt.. Het betreft één fysiek loket op de locatie van het CWI.

Een ander initiatief binnen het REKO is de opzet van gezamenlijk ketenmarktbewerkingsplan. Hierbinnen gaan we

gezamenlijk binnen de keten werkgevers benaderen om een samenwerking te stimuleren. Daarnaast is op initiatief van

het ROC een project gestart om een het leven lang leren én werken te stimuleren en een Leerwerkloket vorm te geven.

Gaandeweg 2007 is geconcludeerd dat de leerwerkloketten en de samenwerking binnen het REKO, elkaar kan versterken

en is het ontwikkelen van het leerwerkloket op het bordje van het REKO gelegd. Leerwerkloket heet nu voortaan

sectorservicepunt: In 2008 starten we met 4 sectorservicepunten: zorg, metalectro, detailhandel en transport &

logistiek. We Deze dienstverlening geldt voor álle Tilburgers, dus werkenden én werkzoekenden. Het sectorservicepunt

ontstaat uit behoefte van de desbetreffende branche en daarmee is het committment vanuit de werkgevers

gegarandeerd. I&S zal zich in 2008 verder blijven inzetten voor verdere integratie van ketensamenwerking en zal dat

meer zichtbaar doen. Daar waar mogelijk en wenselijk gebruiken we de deskundigheid van de partners voor de

dienstverlening van Sociale Zaken. Een voorbeeld is kijken naar de mogelijkheden om het CWI in de diagnose een rol te

laten spelen of het ROC bij het kwalificeren van onze werkzoekenden binnen de bedrijfshallen betrekken. Hierbij gaan

we uit van individueel maatwerk.

Nieuwe ontwikkelingen

Landelijk zien we een aantal ontwikkelingen, participatiebanen, leerwerkplicht, stimuleringsregeling en pilot

ontschotting budgetten, op ons afkomen. Als I&S volgen we deze ontwikkelingen op de voet en waar nodig en mogelijk

wenden we onze invloed aan om deze te voorzien van onze gedachten. We zorgen ervoor dat we voorbereid zijn op

nieuwe wetgeving en passen ons beleid en activiteiten aan. Dat kan voor 2008 maar zeker voor 2009 als veel van deze

nieuwe ontwikkelingen ingevoerd gaan worden.

TiIburgering

Op het terrein van inburgerring is in 2007 de Wet Inburgering (WI) ingevoerd. Vanwege de complexiteit en de daarmee

samenhangen uitvoeringsproblemen heeft minister Vogelaar recent het Deltaplan Inburgering uitgebracht om de

uitvoering van de inburgering beter te stroomlijnen en het effect ervan te vergroten. Het Deltaplan Inburgering zal in

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 7 van 20

2008 in zijn volle omvang ingang moeten vinden in de gemeenten. De kern van het Deltaplan is verbetering van de

kwaliteit van de inburgering en verruiming van de doelgroep, die we inburgeringsvoorzieningen kunnen aanbieden. De

inburgeringsvoorzieningen bereiden inburgeraars voor op één van de twee profielen van het inburgeringsexamen:

_ werk en burgerschap: inburgeringstraject in combinatie met een re-integratietraject, gericht op duurzaam

functioneren in de samenleving en op het zo snel mogelijk verkrijgen en behouden van werk (voor bemiddelbare

uitkeringsgerechtigde inburgeraars)

_ Opvoeding, Gezondheid, Onderwijs en Burgerschap, inburgeringstraject gericht op blijvende participatie in de

samenleving (voor niet-uitkeringsgerechtigde en niet bemiddelbare inburgeraars)

Het Deltaplan Inburgering komt overeen met de wijze waarop in 2007 vorm en inhoud is gegeven aan het Tilburgse

inburgeringsbeleid. (Vogelaarproof!). In 2008 zetten we vooral in op versterking van de verbinding tussen inburgering

en meedoen in de samenleving

Daarnaast ontwikkelt het ministerie van SZW momenteel het participatiefonds. Dit wordt een fonds waarin geldstromen

voor volwasseneneducatie, inburgering en re-integratie worden samengevoegd, waardoor bureaucratische schotten

worden geslecht. Zo worden gemeenten beter in staat doelstellingen zoals arbeidsdeelname, inburgering, educatie en

maatschappelijke participatie te bevorderen. Gepland invoerjaar 2009/2010, 2008 geldt als oefenjaar. Dit houdt in dat

we de samenwerking met beleidsontwikkeling in de loop van 2008 strakker gaan vormgeven. De rol van I&S op het

gebied van inburgering bestaat uit het beheer van de 3 contracten die bestaan uit een combinatie tussen werk en

inburgering. Daarnaast denken we mee in beleids- en productontwikkeling en de gevolgen van het Deltaplan. BO blijft

eindverantwoordelijk voor inburgering.

Maatschappelijke deelname

Maatschappelijke deelname is het bovenste deel van onze piramide. Vanuit onze visie dat het belangrijk is dat iedereen

deelneemt aan de samenleving, is matschappelijke deelname een belangrijk deel van onze werkzaamheden.

Maatschappelijke deelname gaat verder van het WWB activeringsbestand. Wel kiezen we ervoor om de doelgroep af te

perken. Dit doen we doordat we maatschappelijke deelname vooral vorm geven via het project Doen. Daarnaast weten

we dat binnen de trajecten voor sociale activering een groot deel van de uitstroom gericht is op maatschappelijke

deelname.

Project Doen!

In 2008 zal het project "Doen" verder gaan. De pilot richt zich op die cliënten waarbij er de verwachting is dat uitstroom

naar regulier werk niet tot de mogelijkheden behoort en waarvan het ´duidelijk´ is dat ze binnen een periode van 2 jaar

te activeren zijn naar maatschappelijk nuttige activiteiten en of gesubsidieerd werk. De pilot moet tevens leiden tot een

onderbouwd advies met betrekking tot haalbaarheid en aanpak van participatie van cliënten van Sociale Zaken voor wie

regulier werk geen optie is.

De doelstelling van Doen! is tweeledig: allereerst participatie door gesubsidieerd te gaan werken en ten tweede door

vrijwilligerswerk te gaan doen. Naast het behalen van deze resultaten willen we met de uitvoering van Doen! kennis en

ervaring opdoen over de mogelijkheden en kansen voor deze doelgroep. De daarvoor benodigde methode wordt

werkendeweg ontwikkeld. Resultaten en ervaringen worden gemonitord en geëvalueerd om zo de beste aanpak te

ontwikkelen.

Vanuit onze afdeling wordt Doen! beleidsmatig ondersteuning. Daarnaast is de projectleider Doen! op de afdeling

gepositioneerd en ondersteunen we de uitvoering bij de werving van werkgevers voor gesubsidieerd en vrijwilligerswerk.

Landelijk zijn er plannen om te komen tot financiering van participatiebanen en participatiefondsen. We verwachten dat

we de ervaringen van Doen! kunnen gebruiken om de mogelijkheden van deze nieuwe regelingen maximaal uit te nutten.

De ontwikkelingen volgen we in ieder geval op de voet.

Doen! biedt met de projectgelden, die in het project zijn voorzien, mogelijkheden tot wijkgerichte projecten. Met de

collega's van BO zijn afspraken gemaakt om in 2008 wijkgerichte pilots te starten. De doelstelling en de doelgroep van

Doen! zal hier een plaats in gaan krijgen.

Sociale Activering

In de top van de piramide is ook ruimte voor maatschappelijke participatie. De sociale activeringsinstrumenten zijn daar

in 2007 recentelijk op ingericht. Vooralsnog is er geen reden om in 2008 daar op te veranderen, behoudens dan een

eventuele bijsturing naar aanleiding van een goede monitoring onderweg. Daarmee beslaat activering dus de hele

piramide omdat het gericht is op participatie van persoon in welke vorm dan ook. De focus staat ook in 2008 op

uitstroom van onze klanten naar betaald werk en daarmee uit de bijstand. Het is echter niet de enige succesfactor van

activeringsactiviteiten. Participatie door klanten die in de bijstand blijven is ook een deel van ons succes.

Vorig jaar hebben we de trajecten sociale activering aanbesteed. In 2008 gaan we die trajecten volgens die aanbesteding

uitvoeren. Daarnaast bekijken we met de trajectuitvoerders in hoeverre zij kunnen aansluiten bij ontwikkelingen als

wijkgericht werken, en ook aan samenloopprojecten tussen de Wet inburgering, WSW, WWB en WMO. Hierbij werken we

nauw samen met de collega's van BO.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 8 van 20

Armoede

Sinds actieprogramma 'De cirkel doorbreken' staat het onderwerp armoede zowel bij organisaties in de stad als binnen

onze eigen organisatie duidelijk op de agenda. We hebben in 2007 bijvoorbeeld geïnvesteerd in workshops 'Ruimhartig

toekennen van bijzondere bijstand' en in intensievere samenwerking met ketenpartners in de stad. Dat betekent dat bij

management- en beleidskeuzes, maar juist ook bij individuele beslissingen van medewerkers de armoedecomponent

steeds meer meegenomen wordt. Het is zaak dit goed vast te blijven houden, zodat ook op het moment dat armoede

niet meer vooraan op de politieke agenda staat, de aandacht voor armoede geborgd is in ons reguliere handelen.

In 2008 maken we geen nieuw beleid. Het bestaande beleid voeren we goed uit, evalueren we en waar nodig passen we

het aan. De rode draad in het armoedebeleid 2008 blijft het tegengaan van niet-gebruik van inkomensondersteunende

regelingen en het uitvoering geven aan de acties uit het actieprogramma 'De cirkel doorbreken'. Concrete doelstelling in

2008 is het gebruik van inkomensondersteunende regelingen toe laten nemen van 77% naar 84%. De uitkomsten van de

armoedemonitor 2006 - 2007 zijn van invloed op dit percentage en worden hierin meegenomen. In 2008 verschuiven we

het accent van bestrijden naar vermijden en van los naar verband.

Van bestrijden naar vermijden

Hoe langer iemand in een armoede of schuldensituatie verkeerd, hoe meer deuken iemand heeft opgelopen, hoe

moeilijker het is om uit deze situatie te komen. Het is dus heel belangrijk om armoede te voorkomen of zo vroeg

mogelijk te signaleren.

1. Vindplaatsen uitbreiden

In 2008 breiden we de vindplaatsen uit voor signalering van armoede. In 2007 is inkomensondersteuning als belangrijke

pijler meegenomen in de opzet van loket Z. We bereiken hierdoor al meer mensen, maar nog steeds niet voldoende; in

2008 doen we nog meer. Aan de ene kant doen we dit door de publiciteitscampagne ' Tilburg komt u tegemoet'.

Deze leus wordt letterlijk uitgevoerd, Sociale Zaken gaat met een T-paviljoen bemenst door eigen medewerkers als

ambassadeurs, de mensen opzoeken. In 2008 bezoeken we diverse wijken in Tilburg en sluiten we zoveel mogelijk aan

bij activiteiten in de wijk. Het T-paviljoen zal ook bij moskeeën, speeltuinen en andere evenementen te vinden zijn.

Aan de andere kant doen we dit door goede informatievoorziening en samenwerking met onze ketenpartners in de stad;

zodat signalering plaats vindt van klaslokaal tot woningbouwcoöperatie, van consultatiebureau tot werkgevers en van

voedselbank tot re-integratiebedrijf.

2. Signalering aan de poort.

In 2007 is een pilot gestart om mensen vrijwillig een budgetteringscursus aan te bieden op het moment van aanvraag

uitkering. In 2008 zal afhankelijk van de resultaten van de pilot dit geïntegreerd worden in de reguliere dienstverlening.

Ook het al dan niet verplichtend karakter zal bezien worden.

Verder zullen we in 2008 aandacht hebben voor armoedesignalering bij mensen die afgewezen worden aan de

poort.

3. Voorkomen financiële tegenslagen en vorderingen.

Met Essent, de zorgverzekeraars, woningbouwcoöperaties worden/zijn afspraken gemaakt om dit tegen te gaan.

4. Nazorg pilot integreren dienstverlening.

De pilot nazorg loopt tot 1 oktober 2008. Indien uit deze pilot blijkt dat financiële problemen voorkomen worden

doordat mensen nazorg krijgen, zal deze pilot geïntegreerd worden in de normale reguliere dienstverlening.

Van los naar verband

Armoedebestrijding kunnen we niet alleen daar hebben wij andere instanties hard voor nodig.

Een goede ketensamenwerking leidt tot een betere dienstverlening naar de klant.

In 2007 zijn we gestart met de ketensamenwerking armoede, momenteel volgen medewerkers van 28 organisaties in de

stad de workshop 'klantbenadering in de keten'. In maart 2008 worden de uitkomsten van de workshops

teruggekoppeld aan de directies en vertaald in een stevige gezamenlijke verklaring voor klantbenadering in de keten.

De pilot 'de doorbraak' is in 2007 gestart. De projectleiding ligt bij beleidsontwikkeling, vanuit Sociale Zaken volgen we

deze pilot met belangstelling en de bevindingen van deze pilot nemen we mee in het verdere ontwikkeling van de

ketensamenwerking.

In 2008 bouwen we de ketensamenwerking verder uit.

_ Organiseren van 2 managementbijeenkomsten per jaar

_ Maart: in het teken van klantbenadering

_ Najaar: nog nader invullen

_ Informatiemarkt armoede organiseren in maart 2008

_ Verbinding maken met ketens werk, participatie en zorg

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 9 van 20

Kracht van de stad

Het budget voor kracht van de stad is bedoeld voor organisaties, fondsen,maar met name voor particulieren die een

grote bijdrage leveren aan armoedebestrijding, dit op een laagdrempelige manier. Zij zijn hierdoor vaak goed in staat

om ook stille armoede te signaleren.

In 2008 gaan we actief op zoek naar kleinschalige projecten/ individuen in de stad die wij kunnen ondersteunen in hun

strijd tegen armoede.

Working poor

We presenteren voor 1 april 2008 een plan van aanpak aan de raad waarin vermeld staat hoe we werkende armen in

kaart brengen, hoe deze groep effectief bereikt kan worden en waarin voorstellen vermeld staan hoe de 'working poor'

meegenomen kunnen worden in het armoedebeleid. 'Working poor' zijn mensen die werken, maar netto met hun

inkomsten op of rond het sociaal minimum verkeren. Momenteel hebben we deze groep niet in beeld. De beste manier

om deze groep in kaart te krijgen is een bestandskoppeling met de landelijke belastingdienst; die koppeling is tot nu toe

helaas niet gelukt. In 2008 blijft dat onze inzet, we nemen hoogstwaarschijnlijk deel aan een landelijke IPW pilot

bestandskoppeling belastingdienst'. Los van de koppeling gaan we zelf ook op zoek naar vindplaatsen om de 'working

poor' te bereiken. We benaderen bedrijven via maatschappelijk werkgeverschap om gezamenlijk dit thema op te pakken.

Monitoring en evaluatie

Het volgen van de resultaten van alle deelprojecten en de afname van het niet-gebruik in zijn totaliteit is een belangrijke

opdracht in 2008. Om de effecten van het ingezette armoedebeleid goed te kunnen meten is speciaal voor het

armoedebeleid in Tilburg een armoedemonitor ontwikkeld. We zullen in de verdere doorontwikkeling van de monitoring

en evaluaties ook de raad betrekken.

Extra geld voor meedoen kinderen

Het kabinet heeft besloten in 2008 en 2009 extra geld (2x € 40 miljoen) vrij te maken voor participatiebevordering voor

kinderen. Denk aan sport, ontspanning en andere vrijtijdsbesteding. Met onze Meedoen-regeling, het Jeugdsportfonds

en stichting Leergeld hebben we hier al op voorgesorteerd. De Meedoen-regeling zal in 2008 uitgebreid worden in

mogelijkheden en in doelgroep, zodat nog meer Tilburgers kunnen meedoen. Op basis van de evaluatie uit van de

regeling 2007 neemt de raad hier een beslissing over.

Zorg

2007 is het jaar geweest waarop de wet WMO van kracht ging. Dit betekende dat werkzaamheden bleven (WVG), maar er

ook nieuwe (Hulp bij het huishouden, loketvoorziening) bijkwamen. In 2007 is geprobeerd zo goed mogelijk alles op de

rit te zetten. We hebben een start gemaakt! Een start die vervolgens vraagt om zorgvuldig te kijken naar mogelijkheden

die de WMO geeft om vernieuwend beleid te maken. Hiervoor zullen we meer nog dan in 2007, zorgvuldig samen werken

met de backoffices van PU en beleidsmedewerkers van Beleidsontwikkeling. Eind 2007 is een start gemaakt met een

periodiek gezamenlijk overleg binnen Sociale Zaken. De positionering van de WMO dienstverlening binnen publiekszaken

zal opnieuw bekeken worden, en er zal gekeken moeten worden waar de organisatorische inbedding van uitvoering en

uitvoeringsbeleid moet gaan plaatsvinden.

Richting in 2008

Wat we goed doen blijven we doen, wat we kunnen verbeteren, verbeteren we en waar we kunnen vernieuwen,

vernieuwen we. Voor zorg zal de uitdaging binnen I&S liggen in het steeds zorgvuldig afwegen wat we op de oude voet

kunnen laten doorgaan en waar we nieuwe keuzes in moeten gaan maken. Innovatief kunnen en mogen zijn. Daarvoor

zullen wij in gesprek moeten willen en durven zijn met organisaties en burgers. In 2007 zijn verschillende initiatieven

geweest om vooral de burger en organisaties te betrekken bij de nieuwe beleidslijnen. Hier zal ook in 2008 zorgvuldig

gebruik van worden gemaakt.

We gaan met de volgende onderwerpen en aan de slag:

1. Hulp bij het huishouden

Voor april 2008 beslissen we of het product ‘hulp bij het huishouden’ opnieuw aanbesteed wordt. Bepalend voor het

besluit is of het contract wat ruim een jaar geleden is afgesloten nog houdbaar en werkbaar is in de gewijzigde

omstandigheden (verhouding Hv1/HV2, gewijzigde tarieven). Bovendien moet bekeken worden in hoeverre we nieuwe

vormen van dienstverlening mee gaan nemen in de aanbesteding, zoals bijvoorbeeld de diensten die momenteel door

WZSW worden uitgevoerd, de zogenaamde woonzorgservicediensten en de diensten die bekend staan als

Ondersteunende begeleiding op somatische grondslag die vanaf 1-1-2008 uit de AWBZ is gevallen. Als besloten wordt

tot aanbesteding zal hier op zijn laatst in juni 2008 mee gestart moeten worden.

2. Indicatie van voorzieningen

Om toegang te krijgen tot de individuele voorzieningen van de WMO is veelal een indicatie vereist. Beleidsarm invoeren

van de WMO in 2007, betekent dat het merendeel van de indicaties extern uitgevoerd wordt.

Om zowel het proces van indiceren als de vraagverheldering op klantniveau te verbeteren kiezen we ervoor om in 2008

toe te werken naar de situatie dat het merendeel van de indicaties door de gemeente zelf uitgevoerd worden.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 10 van 20

Alleen waar sprake is van complexe indicaties dan wel bezwaarprocedures wordt externe expertise ingehuurd. Dit is een

ingrijpende keuze, die zal leiden tot een (gedeeltelijke) reorganisatie. Hiertoe wordt voor 1 november 2008 een plan van

aanpak geschreven.

Los van de ontwikkeling op het indicatievlak moet in 2008 iedere "oude" klant van de WMO opnieuw geindiceerd worden.

In totaal betreft dit ongeveer 11.000 klanten. Alle voormalig WVG klanten hebben een omzettingsbeschikking gehad.

Alle "oude" hulp bij het huishouden klanten worden in de loop van dit jaar opnieuw bekeken. Tevens zal hiervoor naar

aanvullende contract partijen gezocht worden.

3. Loket Z

De jaren 2007 en 2008 zijn vooral geoormerkt als bouwperiode. Hier is hard aan gewerkt maar er moet zeker nog een

verdiepingsslag worden gemaakt. Loket Z zal in 2009 zijn definitieve vorm krijgen. In 2008 wordt antwoord gegeven op

de vraag hoe een gezamenlijk loket er uit kan zien, en wordt tevens onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een

mobiel kantoor in de vorm van een loket Z bus. De loketten hebben in samenwerking met de stedelijke partners verder

vorm gekregen, zowel inhoudelijk als financieel. Een werkgroep van vertegenwoordigers van organisaties Wonen, Zorg

en Welzijn en de gemeente maakt een voorstel (klaar derde kwartaal 2008) betreffende de definitieve vorm en inhoud

van het loket, met als uitgangspunt een duidelijke samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid, met daarbij een

uitwerking van een structurele financiering. Het onderzoek naar het mobiele kantoor vindt in het eerste kwartaal van

2008 plaats, hierbij wordt tevens de relatie tot de fysieke loketten meegenomen en bekeken of een 6 daagse opening tot

de mogelijkheden behoort.

Om de dienstverlening naar klanten te optimaliseren moet er een aansluiting van loket Z op SZW net plaatsvinden, dit

wordt gerealiseerd in het eerste kwartaal van 2008.

4. Ontwikkelen integraal beleid

Nieuw beleid in 2008 is het ontwikkelen van samenloop projecten tussen WMO, WWB,WI en WSW. In 2008 zal onderzocht

worden waar samenloop meerwaarde heeft en waar andere wetten de WMO kunnen versterken. Een goed voorbeeld is het

project Wonen, zorg en service in de wijk. TNO gaat in 2008 onderzoek doen naar het maatschappelijk rendement van

projecten zoals WZSW, zodat de meerwaarde die deze projecten hebben op latere instroom formele zorg en vergroten

sociale leefbaarheid in de wijken ook sociaal-economisch vertaald kunnen worden.

5. Aanbestedingen

Er zullen een aantal aanbestedingen gaan plaatsvinden: Leerlingen vervoer, Hulpmiddelen, Indicatiestelling en Hulp bij

het huishouden. Voor elke aanbesteding wordt specialistische kennis ingehuurd. Daarnaast wordt de regio de

mogelijkheid geboden om bij de aanbestedingen aan te sluiten. Ook bij externe inhuur kost aanbesteden veel personele

capaciteit.

6. Monitoring

In 2008 organiseren we samen met de afdeling MOGO betrouwbare management informatie. De informatie die in het

systemen en contracten wordt vastgelegd moet voldoende zijn om:

• volwaardig deel te kunnen nemen aan benchmarks;

• klant tevredenheidsonderzoeken KTO’s te kunnen uitvoeren;

• Financiële (factuur) controles op lopende contracten te kunnen uitvoeren;

• Een deugdelijk contractbeheer uit te voeren.

Uitkeringsbeleid

Als doel van Sociale Zaken voor de komende jaren hebben we geformuleerd: maatschappelijke participatie van alle

Tilburgers bevorderen. Dat doen we in een tijd, waarin Sociale Zaken een steeds bredere maatschappelijke

verantwoordelijkheid en regietaak krijgt in het bereiken van die brede participatie. Het netwerk van ketensamenwerking

rondom Sociale Zaken wordt dan ook steeds groter. Deze ketensamenwerking benaderen we vanuit verschillende deeldoelstellingen,

namelijk: participatie door werk, door zorg/WMO-verstrekkingen, door armoedebestrijding en participatie

door inburgering.

Uitkeringsbeleid kiest hierin een rol als bemiddelaar. Historisch gezien werkt uitkeringsbeleid aan het toelichten en

nader invullen van de bijstandswet en aanverwante wetgeving die we uitvoeren. Nog steeds is het uitvoeren van wetten

dagelijkse kost van onze uitvoeringsorganisatie, die zo als het ware de 'linking-pin' is tussen de veelsoortige

participatieprojecten die we initiëren. Daarnaast zien we het als onze taak om in zo helder en duidelijk mogelijke taal

onze wetgeving duidelijk te maken aan onze burgers.

Uitkeringsbeleid vernieuwt in 2008 de WWB-verordeningen, zodat de verschillende deelgroepen Werk, Zorg/WMO en

Armoedebestrijding zich optimaal in onze uitvoeringspraktijk kunnen vinden. Daarnaast verzorgt uitkeringsbeleid

heldere werkinstructies, gekoppeld aan toelichtingen op brede beleidsdoelen. In 2008 brengen we een nieuw Werkboek

SoZa in de lucht, dat Tilburgs, toegankelijk en actueel moet worden en dat op termijn de verzamelplek van alle

uitvoeringsbeleid binnen SoZa moet worden. Daarnaast investeren we op het contact met (midden)management en

uitvoerders, zodat ons beleid met beide benen op de werkvloer blijft staan.

2008 is ook voor uitkeringsbeleid het jaar van de basis op orde. Door de wettelijke mogelijkheden optimaal in te zetten

in onze verordeningen en instructies, willen we de verbindende schakel zijn tussen verschillende beleidsinitiatieven die

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 11 van 20

Sociale Zaken ontplooit en willen we de uitvoeringsorganisatie meenemen naar ons hoofddoel: participatie voor alle

Tilburgers.

Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding (RCF)

Het RCF is onderdeel van het Regionaal Platform Fraudebestrijding (RPF). Binnen dit platform wordt door gemeenten en

landelijke handhavingsorganisaties op het terrein van sociale - en fiscale fraudebestrijding samengewerkt. Deze

samenwerking gebeurt op project- en convenantbasis waarbij het RCF de belangen van de gemeenten in de regio

behartigt. De regio van het platform Zuidwest loopt grofweg van Tilburg tot en met de provincie Zeeland met in totaal

39 gemeenten. Het RCF is ondergebracht bij de afdeling I&S, maar voert haar werkzaamheden in grote mate van

zelfstandigheid uit. Voorzitter van het platform is de wethouder Sociale Zaken van de gemeente Tilburg.

Binnen de samenwerking worden projectideeën omgezet in multidisciplinaire projecten waarbinnen een interventieteam

de controles uitvoert. De interventieteams zijn een belangrijk repressief instrument waarmee fraude en illegale

tewerkstelling worden aangepakt. De interventieteams voeren gerichte controles uit in bepaalde branches, op

doelgroepen, op fenomenen of in stedelijke gebieden.

De activiteiten van het RCF zijn in afstemming met de verplichtingen gesteld door de Landelijke Stuurgroep

Interventieteams (LSI) en kent de navolgende 4 doelstellingen:

_ Ondersteunen van het RPF bij het indienen van projectvoorstellen vanuit het gemeentelijke veld in de LSI

_ Fungeren als projectleider en projectbegeleider bij gemeentelijke projecten

_ Vervullen van de linking pin-functie tussen het gemeentelijke veld en de projectleiders van landelijke partners

werkzaam in de regio.

_ Uitbreiden en onderhouden van regionale contacten en expertise ter bevordering van de integrale, multidisciplinaire

handhaving

Voor 2008 worden door het RCF meerdere projecten ontwikkeld of uitgevoerd. Naast de lopende projecten 'De lange

Straat', 'Eigen Baas' en 'BIBOB Tilburg' moet voor de ontwikkeling worden gedacht aan 'wijkgerichte projecten'. Dit zijn

projecten in gebieden of wijken met een probleem op het vlak van leefbaarheid. Ook wordt onderzocht op welke wijze

een project met als aandachtsgebied de MOE-landers problematiek opgepakt kan worden. MOE-landers zijn inwoners uit

Midden - en Oost Europese landen die in Nederland wonen en werken.

In 2007 is vanuit het Ministerie van SZW per RCF een subsidie toegekend om uitvoering te geven aan het programma

'Verbindende Schakels'. Ten behoeve van dit programma is binnen het RCF een accountfunctionaris actief. In 2007 heeft

deze functionaris een inventarisatie uitgevoerd bij gemeenten in de regio naar de stand van zaken op het gebied van

'hoogwaardig handhaven'. In 2008 zullen gemeenten op basis van deze inventarisatie ondersteund worden teneinde het

concept hoogwaardig handhaven verder invulling te geven. Hierbij zal de focus liggen op de navolgende aspecten:

_ Doorontwikkeling analysegestuurde handhaving;

_ Optimalisering dienstverlening en communicatie naar/met de klant;

_ Ontwikkeling verdergaande samenwerking in de regio.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 12 van 20

Hoofdstuk 3

Management van medewerkers

Het is van belang dat medewerkers met plezier werken en duidelijkheid hebben over wat er van hen verwacht wordt. Dit

betekent dat er een prettige werksfeer moet zijn en de kaders waarbinnen gewerkt wordt helder moeten zijn. Voor een

prettige werksfeer zijn we samen verantwoordelijk. Zorg en aandacht voor elkaar is hierin belangrijk naast het

herkennen van problemen en het samen oplossen daarvan. Van ieder op de afdeling wordt verwacht dat men zijn/haar

steentje bijdraagt.

De kaders waarbinnen gewerkt worden krijgen het komende jaar extra aandacht. We zijn gestart met teams die zich

vooral op een onderwerp richten. Deze onderwerpen zijn werk, zorg, armoede en uitkeringsbeleid. In deze teams wordt

samengewerkt en zij worden aangestuurd door een senior beleidsmaker, die de inhoudelijke koers uitzet. Deze

werkverdeling gaan we het komende jaar uitbouwen. Hierbij is het belangrijk vast te stellen dat medewerkers van onze

afdeling in principe inzetbaar zijn op meerdere onderwerpen. Het is dus mogelijk om van onderwerp te wisselen of een

gedeelte van de werktijd voor het ene thema en dan weer voor het andere thema te werken. Bij deze verdeling van

werkzaamheden wordt natuurlijk rekening gehouden met persoonlijk interesse of kennis, maar in principe moet iedere

medewerker op meerdere onderwerpen inzetbaar zijn.

In de senioren-overleggen wordt, naast de verdeling van de dagelijkse werkzaamheden, de inhoudelijk lijn besproken. In

afdelings-, werk-, zorg-, armoede-, uitkeringsbeleid en sociale activerings-overleggen zetten we deze lijn verder uit.

Daarnaast gaan we door met de Meet&Greet-bijeenkomsten, die vooral gericht zijn om de deskundigheid van de

medewerkers te verbeteren.

De afdeling I&S is geen "klassieke " beleidsafdeling. Door het werkveld en de positionering onder Sociale Zaken bestaat

het grootste deel van onze werkzaamheden uit taken die ondersteunend en facilitairend voor de uitvoeringsafdelingen

zijn. Taken als inkoop van producten, aanbestedingstrajecten, contractbeheer en overleg met uitvoerders van diensten,

actualisering van het uitkeringsbeleid, verbeteren van het werkboek, afstemming met de afdelingen activering en

producten en diensten, uitvoering van diverse projecten zijn voorbeelden die hieronder vallen.

Daarnaast worden in de afdeling taken uitgevoerd die meer strategisch- en tactisch beleidsmatig en visievormend zijn.

Deze zijn noodzakelijk om voor de anticiperen op komende ontwikkelingen en om nieuwe beleid de initiëren en te

ontwikkelen. Van iedere medewerker wordt verwacht dat men zowel strategisch beleid kan ontwikkelen en invulling kan

geven aan de meer tactisch operationele vertaling van deze beleidsdoelen ten behoeve van de uitvoering.

Cultuur en gedragsregels

Dit jaar gaan we verder met het traject ziel en zakelijkheid. Daarin zal een nadere invulling van onze cultuur en

gedragsregels worden gegeven. Tot dat deze vastgesteld zijn houden we ons aan de gedragsregels zoals die reeds

gelden: 1. ik vertrouw

2. afspraak is afsprak

3. ik ken de ander, zoek hem op , benut diens kwaliteit

4. ik wil het verschil maken

5. ik praat allee met de anderen en niet over de ander

6. ik deel mijn successen en leer van mijn fouten.

In de functionering en beoordelingsgesprekken, die iedere medewerker minimaal een per jaar krijgt, worden deze

gedragsregels besproken.

Investeren in medewerkers

In de jaarlijkse functionering- en beoordelingsgesprekken komt naast het welbevinden van de medewerker, zijn inzet en

competenties ook de betrokkenheid van de medewerker aan de orde. We geloven erin dat je dit werk alleen maar kunt

doen als je niet alleen met je hoofd maar ook met je hart verbonden bent aan Sociale Zaken. We vragen van

medewerkers dan ook , wanneer dat nodig is, extra inzet en commitment. Soms vertaald zich dat letterlijk naar meer

uren werken of een stapje harder lopen. Van de organisatie mag dan verwacht worden dat deze inzet word gewaardeerd

en dat zij de balans goed in de gaten houd, zodat de belasting niet te groot wordt. Door middel van persoonlijke

ontwikkelplannen wordt scholing ingezet. Per medewerker wordt bekeken of en waar mensen behoefte aan hebben.

Soms kan dat kennis zijn, soms persoonlijke individuele coaching.

Hier kiezen we vooral voor maatwerk.

De volgende scholingsactiviteiten gelden voor iedereen op de afdeling:

• deelname aan de workshop 'Ziel & Zakelijkheid'

• deskundigheidsbevordering via deelname aan de 'Meet&Greet'

• deelname aan training diversiteit en integriteit voor alle medewerkers in 2008

Ziekteverzuim

We streven naar een ziekteverzuimpercentage van minder dan 5,55% en een meldingsfrequentie dat kleiner is dan 1,6.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 13 van 20

Hoofdstuk 4

Management van middelen

Financiën centraal

In 2007 constateerden we wederom dat het veld waarin we aan het werken zijn sterk verandert. Financiën staan daarbij

centraal en vormen een basis voor de keuzes die bij I&S gemaakt kunnen worden om de doelen van de organisatie

beleidsmatig te faciliteren. Daar waar tot voor kort financiën vrijwel geen rol speelden bij de totstandkoming van beleid,

er was immers genoeg W-deel en ook op het I-deel werd zeer ruim overgehouden, is voor 2008 het adagium voortdurend

een goede afweging te maken tussen kosten en baten. Dat vraagt om een andere kijk- en denkwijze naar ons

takenpakket en dat zal lastig zijn zeker nu we te maken hebben met lopende verplichtingen uit voorgaande jaren. In

2008 zullen beide processen, nieuw en bestaand, een rol spelen binnen I&S. In beginsel dus lastig, maar aan de andere

kant zal het in hoge mate bijdragen aan de ambitie de basis op orde te krijgen. Daarnaast biedt het nu ook de kans

kritisch te kijken naar de verplichtingen, contracten, producten en andere initiatieven van I&S. Een herstructurering van

het aanbod zal in 2008 dan ook zeker aan de orde zijn. Bovendien verplicht de situatie ons om creatiever, innoverend te

worden in het verwerven van andere inkomstenbronnen zoals ESF, Provinciale fondsen, ed. Daarnaast vraagt de situatie

om een directe aansturing op de resultaatgerichtheid en efficiency van de bestaande en nieuw af te sluiten contracten.

Formatie onder de loep

Invulling en bezetting van de afdeling nemen we onder de loep; voor 1 juli 2008 is door middel van een geplande

bedrijfsdoorlichting onderzocht worden welk takenpakket I&S inmiddels te behappen heeft. Dat takenpakket is in de

afgelopen jaren aanzienlijk in omvang en veelzijdigheid toegenomen. De bedrijfsdoorlichting zal ook in kaart brengen

welke kwantitatieve (hoeveelheid mensen) en kwalitatieve (welke mensen) gevolgen die verandering in takenpakket met

zich heeft gebracht. Op basis van de uitkomsten ondernemen we stappen om zowel de structuur als de omvang de

afdeling aan te passen.

Managementinformatie essentieel

In 2008 willen we het technische contractbeheer zoals dat tussen I&S en Planning en Control is ontwikkeld verder

uitbouwen. Op deze manier worden de cijfers die door het systeem gegenereerd worden betrouwbaar genoeg om keuzes

op af te stemmen en om met gerust hart met de buitenwereld te delen. Op die manier zorgen we dan voor een betere pr

voor onze eigen successen.

Eind 2007 is hiertoe een multidisciplinaire projectgroep ingericht die hier aan gaat werken in 2008. Deels zal dit bestaan

uit het verfijnen van de invoer en de resultaten van het technische contractbeheer. Anderzijds zal dat ook een bewustzijn

moeten zijn om de systemen, met name Dirigent, binnen de organisatie op de juiste wijze te voeden bij de introductie

van nieuwe producten waarbij registratie aan de orde is.

Weer veel aanbestedingsprocedures

Overheidsbestedingen moeten voldoen aan de aanbestedingsregels. In de afgelopen periode is die regelgeving

verscherpt. Voor een aantal van onze dossiers bestaat de verwachting dat we in 2008 aanbestedingen moeten doen,

omdat het te besteden bedrag de aanbestedingsnorm overstijgt. Voor de dossiers: kinderopvang, leerlingenvervoer, hulp

bij het huishouden, indicatiestelling en trapliften is dat al zeker. Waarschijnlijk geldt dit ook voor 'diagnose aan de kop'

en 'betaalde werkomgevingen'. Aanbestedingsprocedures kosten veel tijd en voorbereiding en leggen daarmee een

zwaar beslag op de beschikbare tijd en capaciteit binnen de afdeling. Inzet van extra middelen is in geval van

aanbestedingen dan ook eerder regel dan uitzondering. In 2008 zullen we die extra middelen dan ook zeker nodig

hebben.

Fysieke werkomgeving

De afdeling I&S heeft nog steeds te kampen met slechte huisvesting. De ruimtes zijn te vol, voldoen Arbo-technisch niet,

te veel mensen op te kleine plekken, te rumoerig, te veel ruis, en er is een tekort aan vergaderruimtes. De realiteit is dat

je in ons werk lucht en ruimte nodig hebt om te kunnen denken en werken. Gezien echter de beperkte ruimte binnen de

hele gemeente is gebleken dat in 2007 dit probleem niet kon worden opgelost. Voor 2008 willen we het probleem wel

actief op de agenda houden en niet pas bijvoorbeeld naar aanleiding van een MTO. Doel in 2008 is om tot een oplossing

te komen zodat we het onderwerp in het afdelingsplan 2009 kunnen laten vervallen.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 14 van 20

Hoofdstuk 5

Processen

Binnen de afdeling I&S spelen verschillende processen. Processen gericht op de interne afdeling, processen met

andere afdelingen binnen Sociale Zaken en binnen de gemeente, en processen die voornamelijk extern gericht

zijn. Op de afdeling I&S hebben we het meest te maken met het beleidsproces.

Het beleidsproces bestaat uit de stappen in het schema hiernaast:

Impactanalyse

Ook voor de afdeling I&S geldt 'de basis op orde'.

Alleen een stabiele afdeling is in staat om snel en

adequaat op veranderende omstandigheden in te

spelen. In 2008 onderwerpen we nieuwe initiatieven

en mogelijke projecten in een vroeg stadium

aan een impactanalyse, waarbij we ons steeds de

vraag stellen in hoeverre onze ambities te realiseren

zijn, rekeninghoudend met de draag- en spankracht

van de organisatie.

Per onderdeel van het beleidsproces gelden de

volgende aandachtspunten.

1. Voorbereiding van beleid:

Doelen 2008:

_ Onderzoeken welke behoefte de uitvoeringsorganisatie heeft aan beleidsondersteuning.

_ Duidelijke werkafspraken met de afdelingen producten/diensten en de afdeling activering maken die in de

afdelingsplannen 2009 worden vastgelegd.

_ Aan alle beleidsbeslissingen ligt een uitvoerige analyse ten grondslag. Hiervoor wordt de door de sector ingevoerde

impactanalyse, die met name gericht is op de uitvoeringsorganisatie, aangevuld met specifieke beleidsanalyse.

_ Deze format voor analyse-gestuurd werken wordt ingevoerd per 1 maart 2008.

2. Vaststelling van beleid:

Doelen 2008:

_ Impactanalyse van nieuwe beleidsvoorstellen vast laten stellen in MT.

_ Besluitvormingsproces zowel politiek als binnen Sociale Zaken transparanter maken en beter communiceren.

_ We betrekken de gemeenteraad, klantenraad en participatieraad meer bij onze besluitvorming.

3. Uitvoering van beleid:

Hierbij gaat het om de vertaling van het beleid naar 'werkende' producten, processen en systemen. Deze

vertaalslag gaan wij als beleidsafdeling zo uniform en herkenbaar mogelijk realiseren als concrete invulling van

'de basis op orde'.

Doelen 2008:

_ Projectmatig werken borgen in organisatie. Bij Sociale Zaken en I&S wordt bij de uitvoering van beleid veel met

projectleiders gewerkt, denk aan Doen!, en aan verschillende projecten uit het actieprogramma 'De cirkel

doorbreken'. Voor de projectleiders in de organisatie is het vaak onduidelijk wie leidend is in aansturing en

bijstelling projecten, de reguliere 'lijn' of I&S. In 2008 worden heldere afspraken met de uitvoeringsorganisatie

gemaakt over aansturing, verantwoordelijkheden en taken van projectleiders.

_ Deskundigheidsbevordering op het gebied van inkoop en aanbesteding vergroten,bijvoorbeeld een checklist

inkoop/aanbesteding

_ Structureren en uniformeren van onze communicatiestructuur. Samen met afdeling communicatie hebben wij

geconstateerd dat vooral onze interne communicatie meer gestructureerd moet worden. Er is sprake van een

voorbereiding van beleid

beëindiging herziening voortzetting

vaststelling van beleid

uitvoering van beleid

monitoring en evaluatie van beleid

het beleidsproces

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 15 van 20

'wildgroei' aan gebruikte communicatiemiddelen, hetgeen de herkenbaarheid (en ´terugvindbaarheid´) voor onze

medewerkers in de uitvoering bemoeilijkt. In 2008 zoeken we samen met de andere afdelingen van SOZA naar goede

vormen om de communicatie te verbeteren, zowel overlegvormen als andere vormen van communicatie.

_ Externe communicatie kan beter, er is buiten nog veel te winnen door onze ketenpartners structureel te voorzien van

allerlei relevante informatie, bijvoorbeeld informatie over inkomensondersteunende regelingen. Deze communicatie

kan vorm krijgen door een nieuwsbrief, een digitale mailinglist of een apart onderdeel van een site. Voor 1 maart

2008 wordt besloten op welke wijze wij onze ketenpartners structureel van relevante informatie voorzien.

_ Het sectorplan van Sociale Zaken schrijft de volgende uitgangspunten bij de relatie met contractpartners: In het

sluiten en naleven van contracten zullen we zakelijker op gaan treden; de contractafspraken zullen geborgd worden

via technisch en inhoudelijk contractbeheer en contractuele relaties moeten naast Sociale Zaken ook andere

opdrachtgevers hebben. I&S zal deze uitgangspunten vertalen in haar relatie met contractpartners.

4. Monitoring en evaluatie van beleid

Resultaten, prestaties en middelen in beeld brengen, beleidsprocessen volgen, analyse en evaluatie, m.a.w. het

monitoren van ons beleid, nemen we in 2008 stevig ter hand. Ook hiervoor geldt dat de basis op orde moet zijn.

De basis zijn de registratiesystemen die we binnen Sociale Zaken gebruiken. Deze registratiesystemen moeten goed

gevuld zijn, op elkaar afgestemd zijn, geen overlappingen en er moeten eenduidige definities worden gehanteerd.

Geconstateerd is dat hieraan in de praktijk nog wel het een en ander schort. Een werkgroep van Managementondersteuning,

Planning en Control en I&S pakt dit in 2008 op met als doel de registratiesystemen sluitend op elkaar af

te stemmen.

Als we beschikken over goede, op elkaar afgestemde, registraties, zijn we beter in staat onze beleidsprocessen te

volgen, na te gaan of we de resultaten die we willen bereiken ook daadwerkelijk bereiken. Dat betekent meten van de

effecten van ons beleid. Het rapport van het SEO Economisch Onderzoek geeft vier vormen van effectiviteitsmeting aan:

1. het meten van de bruto effectiviteit:

bijv: we spreken af dat er een x aantal mensen op werk geplaatst worden of succesvol een traject afronden. Het

aandeel dat daadwerkelijk succesvol is, zien we dan als resultaat en daar koppelen we de financiering aan vast;

2. het meten van de netto effectiviteit:

bijv: hoeveel hoger is de kans op uitstroom naar werk als je een traject inzet dan zonder de inzet van een traject

3. het meten van kosten en baten:

bijv: wat zijn de kosten van de ingekochte re-integratietrajecten en wat zijn de besparingen op uitkeringslasten?;

4. het meten van maatschappelijk rendement:

bijv: wat levert de inzet van re-integratietrajecten, de uitstoom naar werk op aan bijv. minder uitgaven voor

gezondheidszorg, minder uitgaven voor criminaliteit?

Om gedegen verantwoording af te leggen voor het gevoerde beleid investeren we veel meer op rendements- en

effectiviteitsmeting. Daarbij houden we steeds goed oog voor de krappere financiële middelen. Je kunt een euro maar

één keer uitgeven. Dit vraagt om weloverwogen beslissingen. Een SoZa-brede werkgroep gaat de lijn uitzetten voor die

verbeterde effectiviteitsmeting. Gelet op de recente gang van zaken rondom het rapport van de rekenkamercommissie

zullen we de gemeenteraad uitdrukkelijk betrekken en meenemen in de manieren van onze effectiviteits- en

rendementsmeting.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 16 van 20

Hoofdstuk 6

Klanten, keten en contractpartners

Het begrip 'klant' is voor Sociale Zaken een breed begrip. Wij hebben te maken met individuele burgers, met

ketenpartners, met regiogemeenten, met werkgevers en met andere afdelingen binnen de gemeente Tilburg. Daarnaast

hebben we nog interne klanten binnen de sector: de ene medewerkers is voor zijn werk vaak in belangrijke mate

afhankelijk van andere medewerkers binnen onze sector. In de afgelopen jaren hebben we onze aandacht van de eigen

organisatie verlegd naar onze omgeving. Integraal werken is daarin een belangrijk begrip: zo veel als mogelijk de klant

integraal bedienen op de kernthema´s werk, participatie en armoede is waar we voor staan. Goede dienstverlening kan

alleen tot stand komen als er goed samengewerkt wordt in de keten, zowel intern als extern.

Onze klant

De term 'klant' interpreteren we in de ruimste zins des woords: van bijstandsgerechtigde tot niet-uitkeringsgerechtigde

(nugger), van jongere tot inburgeraar tot werkende. Dit zijn onze klanten waar we onze dienstverlening op af stemmen,

hier doen we het voor. Zéker de laatste, de werkende Tilburger is een aanvulling en zie je terug in de gezamenlijk

dienstverlening binnen de Keten Werk en Inkomen. Daarnaast is de werkende Tilburger onder de armoedegrens, de

working poor een doelgroep waar we ook in 2008 binnen het armoedebeleid gericht diensten voor verlenen.

Onze klant verandert, met name vanwege de huidige arbeidsmark zien we dat de afstand van onze klant tot de

arbeidsmarkt groter wordt. Dit vraagt steeds meer maatwerk. In hoofdstuk 2 is al uitgebreid beschreven dat we deze

veranderende klantgroep beter en vroegtijdig in beeld willen krijgen door een integrale vraaganalyse én door deze

doelgroep in een werkomgeving te observeren. Dit moet maken dat we op maat onze dienstverlening in kunnen zetten.

De werkgevers

Om werkgevers op een goede manier te kunnen bedienen en te kunnen voorzien in de vervulling van hun vacatures,

merken we dat we zelfs als gemeente Tilburg een maatje te klein worden. Daarnaast merkten we dat alle instanties uit

de keten Werk en Inkomen dezelfde werkgevers met dezelfde vraag benaderen. Om deze redenen is voor de sectoren

Zorg, Detailhandel, Transport&logistiek en Metaal de samenwerking gezocht met de regiogemeenten, het CWI, het ROC

en het UWV om samen werkgevers te gaan benaderen voor vacatures of stageplaatsen en vanuit ons gezamenlijke

aanbod aan arbeidskrachten invulling te geven aan de ons aangeboden vacatures. In het Jongerenloket is deze

samenwerking al van start gegaan, evenals in het project leren en werken.

Vanuit het project leren en werken willen we werkgevers ook ondersteuning gaan bieden bij het hoger kwalificeren van

personeel dat nu nog laaggeschoold is. Door daaraan mee te werken komen er op termijn nieuwe plekken vrij aan de

onderkant van de arbeidsmarkt die dan weer vervuld kunnen worden door klanten uit onze bestanden.

De samenwerking met de werkgevers is ook gericht op het signaleren van working poor om vervolgens de werkgever én

de werknemer te ondersteunen bij maatregelen.

De ketenpartners

Hierboven hebben er al een belangrijke keten namelijk de Keten Werk en Inkomen beschreven. Ook contractpartners

zien we als ketenpartners, zij leveren in de keten ook een bijdrage in onze dienstverlening. Op meerdere vlakken

bestaan er ketens om de samenwerking binnen verschillende thema's te bevorderen. Waar we binnen I&S ook een

belangrijke rol in hebben is de ketensamenwerking op het gebied van armoedebestrijding. Met 28 organisaties wordt er

samengewerkt om de dienstverlening naar de klant te verbeteren. Die groep bestaat uit o.a.: woningcorporaties,

welzijnsinstellingen, maatschappelijke instellingen en zorginstellingen.

Het initiatief voor de ketensamenwerking binnen zorg ligt bij de programmamanager Zorg die onder Beleidsontwikkeling

valt. Sociale Zaken sluit hier uiteraard nauw bij aan maar heeft geen initiërende rol.

In 2008 gaan we tussen de bovengenoemde ketens verbinding maken en elkaar, en dus de dienstverlening aan de klant,

versterken. Denk aan de informatiemarkt Armoede waarbij ook alle contractpartners werk worden uitgenodigd. Maar ook

door in de bestaande contacten met werkgevers acties te ondernemen om de 'working poor' op te sporen.

De contractpartners

Binnen de ketens werken we intensief samen met organisaties die veelal een contractuele relatie hebben met Sociale

Zaken. In 2008 verduidelijken wij het verschil tussen deze contractuele relaties en ketenpartners. De volgende

uitgangspunten zijn daarbij belangrijk:

_ In het sluiten en naleven van contracten treden we zakelijker op door resultaten scherp te benoemen en deze met

regelmaat te beoordelen.

_ De contractafspraken worden geborgd via technisch en inhoudelijk contractbeheer.

_ Nieuwe contractuele relaties moeten naast Sociale Zaken van Gemeente Tilburg ook andere opdrachtgevers hebben.

We zijn ons ervan bewust dat er partners bestaan waarmee vanuit de gemeente zowel een subsidiecontract als een

inkoopcontract is aangegaan. Dit zijn losstaande samenwerkingsafspraken en Sociale Zaken kiest ervoor om voor de

inkoopcontracten meer zakelijk op te treden. De dienstverlening van deze organisaties moet namelijk aansluiten op het

geformuleerde beleid. Dit staatlos van de subsidieafspraken die onze collega´s van beleidsontwikkeling maken.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 17 van 20

Hoofdstuk 7

Medewerkers

In het afgelopen jaar zijn er een aantal medewerkers bij de afdeling I&S vertrokken en deze vacatures zijn ingevuld door

nieuwe collega´s. Daarmee is er een frisse kijk en nieuw elan binnen de afdeling gekomen. De nieuwe medewerkers

worden in het eerste jaar ingewerkt. Dit doen we door de hen de leerpool te laten volgen maar ook door hen persoonlijk

te begeleiden. Omdat er zoveel nieuwe medewerkers zijn ingestroomd, is het duidelijk geworden dat we behoefte

hebben een eigen 'standaard' I&S-inwerkprogramma. We gaar dit inwerkprogramma in 2008 samenstellen. Ook krijgt

iedere nieuwe medewerker een mentor, een maatje, waar hij/zij terecht kan met al zijn vragen.

In de P.O.'s met de leidinggevende van de afdeling, die zeker in het eerste inwerkjaar, regelmatig plaatsvinden, wordt de

vinger goed aan de pols gehouden. In de beoordelingsverslagen wordt vastgelegd wat goed gaat en waar nog groei op

moet plaatsvinden. Zo denken we nieuwe medewerkers een goede basis te kunnen geven voor een carrière op onze

afdeling.

Voor de medewerkers die hier al wat langer werken, geldt dat zij in staat zijn een breed pakket aan taken te verrichten.

Zelfstandigheid, politieke en omgevingssensitiviteit, flexibiliteit, passie en verantwoordelijkheid zijn elementen die in

het functioneren van onze medewerker in houding en gedrag naar voren moet komen.

In 2008 gaan we kritisch kijken naar de omvang van de werkzaamheden van de afdeling in relatie tot de personele

bezetting. Hiervoor gaan we als afdeling tijdschrijven om inzicht te krijgen in de feitelijke besteding van uren door alle

medewerkers aan de verschillende taken. Daarnaast voeren we een onderzoek uit om vast te stellen hoe de omvang van

onze personeelsbezetting op de afdeling zich verhoud met de personeelsbezetting bij vergelijkbare gemeentes.

Overleg

Om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen en met elkaar de werkzaamheden goed af te stemmen hebben we

een aantal soorten van afdelingoverleg:

_ Afdelingsoverleg: iedereen 10 maal per jaar twee uur waarvan 2 maal per jaar een hele dag

_ Seniorenoverleg: senioren + afd. manager elke week 1 uur

_ Teamoverleg: afhankelijk per team meestal 1 maal per maand

_ PO's met diverse medewerkers

_ Senioren en programmanagers nemen deel aan het Hour of Power

_ Meet en Greet, gemiddeld 6 keer per jaar, op thema.

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 18 van 20

Hoofdstuk 8

Maatschappij

Een wereld in beweging

In het visiedocument van Sociale Zaken staat geschreven dat onze organisatie zich bevindt in een bijzondere fase. Er is

sprake van een hoge mate van turbulentie, veel gelijk optredende verschijnselen die niet allemaal in dezelfde richting

wijzen. Integendeel, we worden steeds vaker geconfronteerd met tegenstrijdige bewegingen, die uiteenlopende en op

het oog tegenstrijdige antwoorden van ons vragen. De omgeving van sociale zaken is veelkleurig en veeleisend. Het is

geen organisatie die alleen staat. We maken deel uit van een complex geheel, waarmee we zowel formele als informele

verbindingen onderhouden. Die verbindingen verplichten; in ons beleid en in ons handelen houden we rekening met

verwachtingen van en afspraken met anderen. Dat geldt dus dubbel en dwars voor I&S. Kijk waar ons beleid allemaal aan

raakt.

Verbijzondering naar I&S:

Werk

Iedereen die kan werken gaat werken, dat is het adagium van Sociale zaken maar ook de opdracht die de maatschappij

Sociale Zaken geeft. Werk moet daarnaast ook bijdragen bijdraagt aan het functioneren van de maatschappij als geheel.

Armoede

Op het gebied van armoede verwacht de maatschappij van ons dat we mensen aanspreken op hun eigen

verantwoordelijkheid, dat we er voor zorgen dat er een stabiele basis is en dat we goed zorgen voor burgers die geen

perspectief meer hebben op verbetering. De maatschappij verlangt van instituten die zicht bezig houden met

armoedebestrijding dat zij op een grensdoorbrekende manier met elkaar samenwerken.

Participatie

Participatie richt zich op maatschappelijk nuttige activiteiten. Klanten van sociale zaken zullen zoveel mogelijk ingezet

en gestimuleerd worden om maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten en op deze manier toe te voegen aan de

samenleving.

Zorg/WMO

Klanten met een zorgvraag worden op een efficiënte en integrale manier geholpen. Uitgangspunt hierbij is dat de klant

recht heeft op een voorziening of op hulp, waarmee zijn beperking gecompenseerd wordt. Doel hierbij is dat de burger

zolang mogelijk zelfstandig kan blijven functioneren

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 19 van 20

Hoofdstuk 9

Resultaten

1. Resultaten Leiderschap:

_ Afdelingsmanager benoemt uiterlijk in het 2de kwartaal van 2008.

_ Programmamanager arbeidsmarktbeleid structureel ingevuld.

_ Werkwijze senioren ingevuld en taken en bevoegdheden van beleidsmedewerkers beschreven.

_ Samenwerkingsafspraken met hoofden BO en GO.

2. Beleid en strategie

_ Verbinding: Onderzoek samenloop WWB, WMO,WI, WSW : 3e kwartaal 2008

_ Verbinding: Ketensamenwerking Werk Armoede Zorg intensiveren

_ Verbinding: intern SoZa met teams en afdelingen; heel 2008

_ Wijkgericht: Deelnemen aan kernwerkgroep Wijkimpuls

Werk

_ onderzoek naar en inbedding snelle diagnose aan de kop, 4e kwartaal 2008

_ ontwikkelen branchegerichte werkomgevingen, 3e kwartaal 2008

_ gezamenlijke arbeidsmarktbenadering in de keten CWI, Gemeente, UWV en ROC, heel 2008

_ organiseren ondersteunden instrumenten, 2e kwartaal 2008

_ start 4 sectorservicepunten; zorg, metalectro, detailhandel en logistiek, 2e kwartaal 2008

_ vernieuwing WSW inbedden, vanaf 1 januari 2008, vóór 1 juli 2008 klaar

_ doorontwikkeling van gesubsidieerd werk en maatschappelijke deelname, heel 2008

Inburgering

_ minimaal 70% van alle trajectdeelnemers slaagt voor het inburgeringsexamen/ staatsexamen NT2

_ alle trajectdeelnemers zijn geplaats op algemeen geaccepteerd werk, heeft zelf werk gevonden, is gestart met een

korte praktijkgerichte opleiding, neemt deel aan een vervolgtraject werk of neemt actief deel aan de samenleving.

Maatschappelijke deelname:

_ Doen! wordt uitgevoerd conform het bijgestelde projectplan.

_ Trajecten Sociale activering worden verder doorontwikkeld

Armoede:

_ Vindplaatsen signaleren armoede uitbreiden

_ Pilots nazorg en budgetteringscursus evalueren en bij positief resultaat integreren reguliere dienstverlening.

_ Ketensamenwerking armoede vormgeven: 2 managementbijeenkomsten organiseren en informatiemarkt 'armoede',

maart 2008 organiseren.

_ Voor 1 april 2008 een plan van aanpak 'working poor' aan raad presenteren.

Zorg

_ Voor april 2008 beslissen of het product 'hulp bij het huishouden' opnieuw aanbesteed wordt.

_ Voor 1 november 2008 plan van aanpak indicatie gereed.

_ In 3e kwartaal 2008 voorstel opgesteld voor de definitieve vorm en inhoud van loket Z voor 2009 en verder.

_ In 1e kwartaal 2008 onderzoek afgerond naar mogelijkheid mobiel kantoor (loket Z bus).

_ Aansluiting loket Z op SZW-net klaar in eerste kwartaal 2008.

_ Aanbesteding leerlingenvervoer afgerond in juni 2008.

_ Aanbesteding hulpmiddelen afgerond hebben voor 1 oktober 2008.

_ Aanbesteding traplift starten in 2008 zodat het in maart 2009 afgerond is.

_ Aanbesteding indicatie moet afgerond zijn in juli 2008.

RCF

_ Alle lopende projecten zijn eind 2008 afgerond

_ Tenminste 1 wijkgerichte aanpak gerealiseerd

_ Binnen 5 gemeenten beleid Hoogwaardig Handhaven vertaald in concrete doelstellingen

3. Management van medewerkers

_ Werken in teams binnen I&S verder uitgebouwd: heel 2008

_ Elke medewerker is in principe inzetbaar op diverse beleidsterreinen

_ Met elke medewerker wordt minimale één beoordelings- en functioneringsgesprek gevoerd

_ Elke medewerker neemt deel aan de workshop Ziel en zakelijkheid

_ Elke medewerker neemt deel aan de Meet&Greet

_ Elke medewerker neemt deel aan de training diversiteit en integriteit

_ Het ziekteverzuimpercentage is lager dan 5,5%

Concept Afdelingsplan I&S 2008 2008 I&S AP vs 2.doc Pagina 20 van 20

4. Management van middelen

_ Beleidsvoornemens in balans met financiële mogelijkheden; heel 2008

_ Samen met P&D aanvullende financieringsbronnen aanboren

_ Takenpakket en formatie I&S doorlichten voor 1 juli 2008

_ Menskracht en middelen beschikbaar voor aanbestedingen

_ Resultaten in beeld; heel 2008

_ Werkomgeving ingericht naar tevredenheid medewerkers; voor 2009

5. Processen

_ Onderzoeken welke behoefte de uitvoeringsorganisatie heeft aan beleidsondersteuning en werkafspraken hierover

vastleggen in de verschillende afdelingsplannen van 2009.

_ Sectorale impactanalyse wordt aangevuld met beleidsanalyse en in een format gegoten voor 1 maart 2008.

_ In 2008 zoeken we samen met de andere afdelingen van SOZA naar goede vormen om de communicatie te

verbeteren, zowel overlegvormen als andere vormen van communicatie.

_ Voor 1 maart 2008 wordt besloten op welke wijze wij onze ketenpartners structureel van relevante informatie

voorzien.

_ Onze contracten en afspraken met contractpartners zijn zodanig ingericht dat samen met P&C een goede

effectiviteitsmeting uit te zetten is.

6. Klant keten en contractpartners

_ Gezamenlijke werkgeversbenadering vanuit de keten Werk en Inkomen

_ Verbinding tussen ketens Werk, Inkomen, Participatie, Armoede en Zorg

_ Verzakelijken van de afspraken met contractpartners; heel 2008

7. Medewerkers

_ Standaard I&S- inwerkprogramma voor nieuwe collega's bij I&S in 2008

_ Onderzoek naar de omvang van de personele bezetting in relatie tot de taken op de afdeling voor juni 2008

8. Maatschappij

_ De kracht van de stad op blijven zoeken

_ Permanente lobby richting landelijke overheid op gebied van werk, armoede en participatie

regulier werk

gesubsidieerd werk

maatschappelijke deelname

a. een (brede, solide) basislaag voor regulier werk, zelfstandig ondernemerschap, onbeloonde

arbeid gericht op inschakeling in de arbeid en tijdelijk gesubsidieerd werk.

b. een middenlaag voor structureel gesubsidieerd werk.

c. een toplaag voor maatschappelijk zinvolle activiteiten als betaald werk niet in beeld is.

De basislaag drukt de eigen verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan uit. Het op eigen benen kunnen staan, los van de overheid, door het verrichten van betaald regulier werk, werk als zelfstandig ondernemer, door tijdelijk gesubsidieerde arbeid of door sociale activering gericht op inschakeling in onbeloonde (additionele) arbeid. Bij het invullen van de onbeloonde arbeid wordt aansluiting gezocht bij de uitgangspunten van het wetsvoorstel over de participatiebanen. De basislaag is bestemd voor mensen met een arbeids- en/of re-integratieverplichting gericht op het verkrijgen van uiteindelijk regulier betaald werk.

De middenlaag heeft betrekking op participatie door en naar structureel gesubsidieerde arbeid. Deze voorziening is bestemd voor mensen met structurele functiebeperkingen die daardoor belemmerd worden in het uitvoeren of verkrijgen van regulier betaald werk of daarop gerichte opleidingen. De middenlaag is voor mensen met een arbeids- en/of re-integratieverplichting gericht op het verkrijgen van structureel gesubsidieerd werk. De activiteit op deze middenlaag heeft raakvlak met de per 2008 gemoderniseerde Wsw.

De toplaag is bestemd voor personen met zodanige belemmeringen richting betaalde of gesubsidieerde arbeid of daarop gerichte onbeloonde werkvormen waarvoor het perspectief op die arbeid vooralsnog ontbreekt. Als regel zijn deze personen ontheven van de arbeids- en re-integratieverplichting. Ook zij moeten kunnen participeren in de samenleving op een manier die past bij hun capaciteiten, vaardigheden en mogelijkheden. Zij zijn, als tussendoel, aangewezen op sociale activering in de vorm van zelfstandige maatschappelijk participatie (dus op participatie zonder externe begeleiding). Deze participatie verloopt via onbeloonde arbeid in de vorm van vrijwilligerswerk (voor een sportvereniging of voor de leefbaarheid van de buurt), mantelzorg of het op eigen kracht deelnemen aan activiteiten in de wijk of buurt. Het verhogen van de laatstgenoemde vorm van participatie staat mede in nauwe verbinding met het armoedebeleid en het WMO-beleid. Het verhogen van de zelfstandige maatschappelijke participatie levert een waardevolle bijdrage aan de samenleving.

Flankerende voorzieningen: schuldhulpverlening en kinderopvang zijn aan te duiden als flankerende voorzieningen. Dit omdat ze zijn in te zetten voor de gehele piramide (alle drie de lagen). Deze voorzieningen zijn veelal gericht op het voorkomen of wegnemen van belemmeringen tot participatie (het door iedereen meedoen naar vermogen). De opsomming van de flankerende voorzieningen is niet beperkend bedoeld.

Mantelzorg: de omschrijving sluit aan op de definitie uit de Wet op de maatschappelijke ondersteuning. Het moet gaan om het bieden van zorg bij hulpbehoevendheid van fysieke, psychische en/of sociale aard. Van mantelzorg is zonder meer sprake bij ontvangst van het zogeheten mantelzorgcompliment, bij zorgvragers met een meervoudige handicap, dementie of ernstige psychische problemen. Deze opsomming is niet beperkend. Van langdurige mantelzorg is sprake als meer dan drie maanden zorg wordt verleend. Of werkelijk mantelzorg wordt verleend, is mede vast te stellen uit de indicatie voor AWBZ-zorg --ook buiten een AWBZ-instelling-- van het Centrum Indicatiestelling Zorg, het Bureau Jeugdzorg voor jeugdigen met psychiatrische problematiek, de Wmo-beschikking of een advies van bijvoorbeeld de Stichting Mantelzorg Midden Brabant.

De werk-voorop-benadering: dit is de opvolger van de sluitende aanpak. Binnen deze benadering worden belanghebbenden zo snel mogelijk na het inschrijven als werkzoekende aan het werk gezet voor bepaalde tijd in voorzieningen met betaald werken dan wel werken met behoud van uitkering. In de werk-voorop-benadering zit begeleiding op de werkplek en ruimte voor solliciteren inbegrepen. De werk-voorop-benadering heeft ook een diagnostische functie. Immers vanuit de werksituatie is goed te onderzoeken welke mogelijkheden en beperkingen iemand heeft. Verder heeft de werk-voorop-benadering een poortwachtersfunctie.

Ervaring wijst uit dat de werk-voorop-benadering voor een deel van de bijstandsaanvragers reden is om de aanvraag zelf in te trekken of dat de aanvraag buiten behandeling moet worden gelaten omdat ze niet komen opdagen bij afspraken of helemaal niet reageren op de oproep voor de werk-voorop-benadering.

Het werken met behoud van uitkering wordt ingevuld naar de ministeriële richtlijn over aard en duur van die banen (Verzamelbrief SZW van 10-12-2003). Die richtlijn schrijft voor dat er bij "werken met behoud uitkering" geen situatie mag ontstaan die vergelijkbaar is met een reguliere arbeidsovereenkomst. Dit door te zorgen voor een component scholing/training of het formuleren van leerdoelen aangevuld met afspraken over arbeidstijden en/of bemiddelingsactiviteiten.

Nazorg: ook als een klant eenmaal actief is, stopt de ondersteuning en begeleiding niet. Nazorg is een onderdeel van de polis en is er op gericht om een uitstromer duurzaam actief te houden (terugval in de bijstand voorkomen/beperken). Nazorg omvat zo nodig ook het aanscherpen van de beroepsvaardigheden en (korte) beroepsopleidingen waarvoor geen aanspraak kan worden gemaakt op een tegemoetkoming van de werkgever (sector of branche) of een voorliggende voorziening anderszins (tegemoetkoming studiekosten). Het ondersteunen van een eenmaal actieve klant is ook gericht op het voorkomen van (een) armoede(val). Hier ligt een verbinding met het te voeren lokaal armoedebeleid.

Duurzaam in relatie tot uitstroom is niet beperkt tot uitstroom door het aanvaarden van betaald werk. Het ziet ook op uitstroom door het gaan volgen van een opleiding met studiefinanciering (basisbeurs levensonderhoud). Een zodanige uitstroom draagt immers bij aan het beheersen van het volume in de bijstand (het realiseren van langdurige/duurzame uitstroom). Duurzame uitstroom is afhankelijk van zowel economische factoren (vraag en aanbod) als in de persoon gelegen factoren. Duurzame uitstroom kan ook betrekking hebben op het als een keten aan elkaar voegen van opvolgende tijdelijke dienstverbanden of uitzendarbeid. Het streven naar duurzame uitstroom moet herhaalde instroom in de bijstand van zogeheten draaideurklanten beperken.

Het verband tussen de werk-voorop-benadering, algemeen geaccepteerde arbeid (inclusief uitzendarbeid) en duurzame uitstroom is als volgt. De werk-voorop-benadering is de opvolger van de sluitende aanpak. Binnen de werk-voorop-benadering wordt, in tegenstelling tot de sluitende aanpak, niet gewacht met het aanbieden van een voorziening tot voor jongeren een half jaar en voor ouderen één jaar als werkzoekende is verstreken. De werk-voorop-benadering is een voorziening in de vorm van tijdelijk betaald gesubsidieerd werk of onbeloonde arbeid die zo spoedig mogelijk na het indienen van een aanvraag voor bijstand wordt aangeboden. Deze voorziening is gericht op het bevorderen van versnelde en duurzame uitstroom uit de bijstand. Het opdoen van werkervaring vergroot immers de kans op het verkrijgen van betaald regulier werk. Dus op arbeid waarbij géén ondersteuning of voorziening gericht op arbeidsinschakeling meer nodig is. Hiermee is aangegeven dat het tijdelijk gesubsidieerd werk als voorziening binnen de werk-voorop-benadering geen einddoel kan zijn. Uit de toelichting op de omschrijving van het begrip werk-voorop-benadering blijkt voorts, dat deze voorziening nadrukkelijk ook een diagnostische functie en een poortwachtersfunctie heeft.

Tijdelijk gesubsidieerd werk binnen de werk-voorop-benadering en regulier betaald werk moeten betrekking hebben op algemeen geaccepteerde arbeid. Hiermee wordt bedoeld arbeid die algemeen maatschappelijk aanvaard is. Hiermee zijn uitgesloten werkzaamheden die niet algemeen geaccepteerd zijn, die ingaan tegen de integriteit van de persoon of die gewetensbezwaren oproepen. De arbeid die wordt aangeboden hoeft niet beperkt te blijven tot de arbeid die gangbaar is voor de betrokken persoon, omdat bijvoorbeeld die arbeid in het verleden is verricht en daarmee wellicht meer affiniteit bestaat dan met de aangeboden arbeid. Er is nadrukkelijk afscheid genomen van het oude begrip "passende arbeid". Uitgangspunt van de WWB is dat de weg naar werk zo kort mogelijk dient te zijn. Gelet op het vangnetkarakter van de WWB dient elke vorm van arbeid geaccepteerd te worden. Volgens de memorie van toelichting op de WWB kunnen door de gemeente of door de klant geen eisen gesteld worden aan de aansluiting van de arbeid aan het opleidingsniveau, eerder opgedane werkervaring en beloningsniveau. Onder algemeen geaccepteerde arbeid wordt eveneens verstaan alle vormen van gesubsidieerde arbeid, maar niet de dienstbetrekkingen in het kader van de Wet sociale werkvoorziening. Hiervoor gelden de voorwaarden van die wet.

De ondersteuning en het aanbieden van een voorziening zijn gericht op het verkrijgen van duurzaam regulier werk. Duurzaam wil zeggen dat de ondersteuning en voorziening bij voorkeur moeten bijdragen aan het voorkomen van terugval in de uitkering binnen een half jaar na uitstroom of het aanvaarden van regulier werk.

In de toelichting op de WWB staat dat ook arbeid van tijdelijke aard geaccepteerd dient te worden. Hiermee vallen tijdelijk gesubsidieerd werk en regulier betaald werk in de vorm van uitzendarbeid of seizoenarbeid binnen de reikwijdte van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid. Door het verbinden van elkaar opvolgende, tijdelijke arbeid is duurzame arbeid en daarmee duurzame uitstroom uit de bijstand te realiseren. Vanuit deze optiek draagt ook de werk-voorop-benadering bij aan het duurzaam aan het werk helpen van belanghebbenden en aan het duurzame uitstromen uit de bijstand. Deze zienswijze past binnen de toenemende flexibilisering van de arbeid.

Hoofdstuk 2 Re-integratie

Algemeen

Dit hoofdstuk regelt het ondersteunen en het aanbieden van voorzieningen aan werkzoekenden die behoren tot de doelgroep. De opdracht hiertoe is geregeld in artikel 7 van de WWB. Hierbij de opmerking dat de Wet structuur uitvoeringsorganisaties werk en inkomen de verantwoordelijkheid voor de bemiddeling naar werk van Nug-ers en ANW-ers bij het CWI legt. Het CWI beoordeelt hun kans op werk, hun administratieve indeling en adviseert over hun inschakeling in het arbeidsproces.

Voor het invullen van het re-integratiebeleid zijn richtinggevend: de sluitende aanpak; duurzame uitstroom; het vergroten van de participatie van langdurig uitkeringsgerechtigden en de prestatie-afspraken uit het Bestuurlijk Akkoord “Samen aan de Slag”. Het gaat voornamelijk over het verhogen van de participatie van uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Centraal staat: de participatie (het meedoen) van burgers door werk.

Artikel 4 Opdracht van het college

Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. De WWB en de verordening gaan uit van door het college noodzakelijk geachte voorzieningen. Door deze omschrijving is het aanbieden van een voorziening afhankelijk te stellen van sociaal-economische factoren en de middelen uit het werkdeel WWB. De ondersteuning is dan ook geen afdwingbaar recht zoals een belanghebbende dat het liefst zou zien. Het aanbod van voorzieningen wordt voorts afgestemd op in de toekomst te ontwikkelen (regionaal) arbeidsmarktbeleid. Uitgangspunt zal niet zozeer beleid voor specifieke doelgroepen zijn, maar het beginsel "iedereen doet mee (participeert) naar vermogen".

Artikel 5 Taak van het college

Het aanbod van de noodzakelijk geachte voorzieningen steunt op de jaarlijks vast te stellen programmabegroting. De zorg voor een sluitende aanpak verloopt via de werk-voorop-benadering (snelwerk). Al bij of kort na het aanvragen van bijstand wordt een tijdelijk (betaalde) werkervaringsplaats aangeboden. Bij participatie door en naar sociale activering zijn werkvormen met behoud van uitkering in te zetten. Specifiek voor jongeren zonder startkwalificatie geldt het werkend leren of lerend werken als hoogste doel.

Bij flankerend beleid voor het wegnemen van belemmeringen voor arbeidsinschakeling valt te denken aan voorzieningen als indicatiestelling, nazorg, schuldhulpverlening, e.d. (zie artikel 8 van de verordening). Hierbij de opmerking dat in Alphen-Chaam het aanbod voor noodzakelijke en gepaste kinderopvang geheel verloopt via de Wet kinderopvang. Ook voor kinderopvang die nodig is op grond van een medische of psychische indicatie. De noodzakelijk geachte voorzieningen worden als regel ingekocht bij een re-integratiebedrijf.

Deze inkoop verloopt zo nodig met in acht name van de lokale richtlijnen voor in-, aan en uitbesteden.

Artikel 6 Rechten en plichten belanghebbenden

De in deze verordening vastgelegde rechten en plichten passen binnen het goed en juist uitvoeren van de WWB en spreken voor zich. De rechten en plichten zijn mede gericht op het kunnen vaststellen van een noodzakelijk geachte indicatie, een Wsw-indicatie inbegrepen. Dit om de noodzaak en het aanbod van een voorziening correct en adequaat te kunnen afstemmen op de situatie, feiten en omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert. In het geval van een Wsw-indicatie staat het de belanghebbende vrij om na de indicatie al dan niet een Wsw-dienstbetrekking te aanvaarden. Dit voor zolang een Wsw-dienstbetrekking voor het toepassen van de WWB niet wordt aangemerkt als algemeen geaccepteerde arbeid.

Het in relatie tot de uitkering en de ondersteuning werken met in beginsel een vaste contactpersoon is mede gericht op het voorkomen van dubbeling in overdracht van informatie op het terrein van werk en inkomen. De integrale dienstverlening van UWV, CWI en gemeenten is volop in ontwikkeling. Zo streeft het kabinet op dit punt naar het op lokaal niveau samenbrengen van arbeidsmarktbeleid en re-integratie in één loket. De dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers in de keten vindt dan niet meer volgtijdelijk plaats maar geïntegreerd in één loket: Lokatie Werk en Inkomen. Dit LWI-loket moet voorzien in een geïntegreerde en efficiënte dienstverlening voor werkzoekenden en het werken met één vaste contactpersoon namens alle instanties (CWI, UVW en gemeente). Alphen-Chaam oriënteert zich momenteel op de wijze waarop deze nieuwe "toonkamer"-aanpak vormgegeven kan worden voor onze specifieke situatie. Alphen-Chaam heeft immers te maken met 2 CWI-lokaties (lees: 2 LWI-loketten).

De verplichting tot het melden van belangrijke zaken rond de aanspraak op ondersteuning of voorziening houdt verband met een effectieve inzet van de beperkte (re-integratie)middelen. In het kader van re-integratieverplichting werkt de gemeente Alphen-Chaam met een polismodel. Daarbij wordt de klant verzocht de in overleg met hem opgestelde polis voor gezien te ondertekenen. Deze actie moet voorkomen dat er achteraf misverstand ontstaat over inhoud en reikwijdte van de polis. Dit verzoek wordt ondersteund met het recht op een heroverweging (second opinion). Hiertoe kan een beroep worden gedaan op de onafhankelijke arbeidsadviseur, die in het CWI-kantoor een werkplek heeft. Het niet voldoen aan het verzoek tot het voor gezien ondertekenen van de polis heeft geen gevolgen voor de uitkering. De polis maakt integraal onderdeel uit van de beschikking tot het toekennen of voortzetten van de bijstand. In het feitelijk niet nakomen van de afspraken uit de polis (onderdeel van de beschikking) voorziet het sanctiebeleid.

Artikel 7 Criteria ontheffen arbeids- en/of re-integratieplicht

De WWB kent een arbeids- en een re-integratieverplichting. Een ontheffing kan betrekking hebben op één of beide verplichtingen en wordt steeds tijdelijk verleend. Het onderscheid in verplichtingen vergroot de mogelijkheid tot participatie naar het uitgangspunt "iedereen doet mee naar vermogen". Bij het optimaal benutten van de mogelijkheden en talenten van een werkzoekende kan een re-integratievoorziening tot het volgen van een opleiding aangewezen zijn. Het voor de duur van een noodzakelijk geachte opleiding verlenen van een ontheffing van de arbeidsverplichting maakt de weg vrij voor het kunnen realiseren van de studie-opdracht binnen de te handhaven re-integratieverplichting.

Bij het verlenen van een ontheffing wordt het bepaalde in artikel 9, lid 2 en 4, van de WWB in acht genomen. Daaruit blijkt dat in het geval van een ontheffing voor een alleenstaande ouder in het bijzonder een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht. Voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar geldt de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkenen. De toepassing van voldoende scholing is er op gericht dat er met een deeltijdbaan onafhankelijkheid van de bijstand kan worden verworven.

De zorgtaak voor en de opvoeding van jonge kinderen kan reden zijn voor het verlenen van een tijdelijke ontheffing, als met die taak geen rekening kan worden gehouden door middel van het aanbieden van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Hierbij geldt kinderopvang uit de Wet kinderopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang inbegrepen, als een toereikende voorziening. Het is lokaal zo geregeld dat via de Wet kinderopvang in de benodigde kinderopvang is te voorzien. Bij belastbaarheid valt te denken aan de zorg voor een probleemkind, een gehandicapt kind of een groot gezin. De combinatie van betaald werk en opvoeding van kinderen heeft de voorkeur, omdat daarmee wordt voorkomen dat de afstand tot de arbeidsmarkt toeneemt door een te lange afwezigheid uit het arbeidsproces. Hier is het leveren van maatwerk een vereiste.

Bij mantelzorg is ontheffing aangewezen als wordt voldaan aan de begripsomschrijving, de daarbij gegeven toelichting inbegrepen, en ondersteunde zorg ontbreekt. Meer in het algemeen mag de wens van een werkzoekende om mantelzorg te verlenen de kortste weg door of naar betaald regulier werk in redelijkheid niet belemmeren. Bij het afwegen van belangen is ook de geschiktheid van de mantelzorger voor de zorgtaak te betrekken. Hierin kan de Stichting Mantelzorg Midden Brabant bemiddelen.

De arbeids- en/of re-integratieverplichting zijn niet van toepassing op een belanghebbende die blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking tot de doelgroep behoort van de Wet sociale werkvoorziening. Beschikt een arbeidsgehandicapte in de zin van de Wsw niet over zo'n (her-)indicatie, dan zijn de arbeids- en/of re-integratieverplichting gewoon van toepassing. Hiervan is op individuele grond tijdelijk vrijstelling te verlenen. Dit geldt ook voor de persoon die op grond van objectiveerbare medische (psychische of fysieke) omstandig-heden niet in staat is om deel te nemen aan een re-integratietraject of voor wie arbeidsinschakeling geen realistisch perspectief is. Bij het (her-)beoordelen van een ontheffing worden de te benutten mogelijkheden en talenten om te participeren betrokken.

Artikel 8 Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling

De onder het motto "iedereen doet mee" gevraagde inspanningsverplichting tot participatie door en naar werk is te zien als te leveren tegenprestatie voor de uitkering. Voor mensen met een beperking is dit inbegrepen de (indicatiestelling) sociale werkvoorziening. Zij kunnen immers via de Wet op de sociale werkvoorziening (Wsw) aangepast werk krijgen. Deze wet wordt nog in de loop van 2008 gemoderniseerd met als belangrijkste doel om meer mensen met beperkingen aan het werk te krijgen bij reguliere werkgevers in plaats van in de beschutte werkplaats. De verantwoordelijkheid voor de regie op de nieuwe Wsw ligt bij de gemeente.

Een voorziening is in beginsel gericht op het realiseren van de kortste weg naar duurzaam betaalde arbeid. Een voorziening wordt in het algemeen pas aangeboden als het een belanghebbende niet zelf lukt om die arbeid te verkrijgen (in de zoektijd tussen melding CWI en intake aanvraag WWB-uitkering). Voor nieuwe instromers in de bijstand wordt een werk-voorop-benadering toegepast. Deze voorziening verloopt vooralsnog via het project "werk in zicht" en is ook in te zetten voor WWB-ers uit het actieve uitkeringenbestand. De werk-voorop-benadering staat niet in de weg aan het voortzetten van het beleid voor jongeren zonder startkwalificatie en het beleid voor startende (allochtone) ondernemers.

Om op de arbeidsmarkt een volwaardige positie te kunnen innemen zouden alle jongeren tot 23 jaar een afgeronde startkwalificatie moeten hebben. Een afgeronde vmbo (theoretische leerweg), havo, vwo of mbo-opleiding t/m niveau 2 geldt als een minimaal vereiste startkwalificatie tot betaald werk. In het algemeen zijn deze opleidingen binnen de leerplichtige leeftijd (18 jaar) af te ronden. Voor jongeren tot 23 jaar, die zonder diploma het voortgezet onderwijs verlaten en die bijstand aanvragen, geldt het alsnog behalen van een startkwalificatie als hoogste doel. Voor jongeren voor wie deze startkwalificatie moeizaam of niet reëel haalbaar is binnen een termijn van twee jaar gaat hun (ongeschoolde) startpositie voor startkwalificatie. Voor hen is de behoefte aan scholing mogelijk minder groot dan de behoefte om door ongeschoold werk in het bestaan te voorzien.

Hun startpositie op de arbeidsmarkt wordt afgestemd op de vraag van werkgevers naar ongeschoolde werkkrachten. Voor hen geldt onverminderd de werk-voorop-benadering.

Jongeren die aan de slag kunnen zonder startkwalificatie, zijn en blijven kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Wel blijft het van groot belang, dat ook deze groep in staat wordt gesteld om alsnog een startkwalificatie te behalen. Tot de groep jongeren behoren ook jongeren die geen werk willen, die zich niet melden voor een uitkering en die niet ingeschreven staan bij het CWI. Van deze groep is globaal bekend waarom ze geen werk willen:

- een deel heeft zorgtaken die ze van het werk houden.

- een deel volgt een deeltijdse opleiding en hebben het druk genoeg; willen een gestaakte

studie weer oppakken; willen na uitval wegens een verkeerde studiekeuze een andere studierichting gaan volgen; willen na een afgeronde opleiding verder studeren.

- een deel vindt zich te ziek om te gaan werken.

- van een deel is niet bekend waarom ze niet willen werken.

Deze onzichtbare jongeren worden steeds meer betrokken bij het re-integratiebeleid. Hulpmiddelen die hiervoor ingezet kunnen worden zijn het koppelen van gegevens van GBA, Belastingdienst, Informatiebeheergroep en CWI. Deze aanpak komt tegemoet aan de inkomenswaarborg van de WWB. Deze waarborg verzekert hen van een inkomen, waarmee onder meer de zorgverzekering betaalbaar wordt. Het voorkomen van financiële uitsluiting bestrijdt gericht mogelijke armoede.

Het aan hoger opgeleide vluchtelingen toestaan om onder nader te stellen regels een (aanvullende) opleiding te volgen met behoud van bijstandsuitkering, komt tegemoet aan de afspraken die het ministerie van SZW hierover met de VNG heeft gemaakt. Het op peil houden van hun kennis vergemakkelijkt de rentree op de arbeidsmarkt. Het op deze wijze investeren in hoger opgeleide vluchtelingen verdient de voorkeur boven het aanbieden van laagbetaalde of ongeschoolde (participatie) banen.

Artikel 9 Afweging belangen

Naast de WWB-vereisten als zorgplicht alleenstaande ouder, beschikbaarheid passende kinderopvang, voldoende scholing en belastbaarheid, houdt het college bij het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van daarop gerichte voorzieningen tevens rekening met:

- de intrinsieke motivatie van een belanghebbende,

- de aanwezigheid van een voorliggende voorziening;

- de situatie op de arbeidsmarkt;

- de eerder aangeboden voorzieningen (mate van investering) en

- het (perspectief op) inkomen uit arbeid van de belanghebbende.

Deze aanpak onderstreept het belang van het afstemmen van een voorziening op de talenten, capaciteiten en ambities van een belanghebbende. Dit voor zover dat de kortste weg naar duurzame uitstroom in redelijkheid niet belemmert. Het op dit punt te leveren maatwerk is gewaarborgd met het recht op een second opinion. Maatwerk biedt tevens ruimte voor het voortzetten van het beleid voor startende (allochtone en oudere) ondernemers en kleine deeltijd zelfstandigen (in combinatie met een reguliere deeltijdbaan) en het beleid voor jongeren zonder startkwalificatie. Verder is er ruimte voor het stimuleren van (duurzame) uitstroom via studies met recht op een basisbeurs voor levensonderhoud. Studie verbetert de kansen op betaald werk. Voor de duur van de studie is de bijstand te beëindigen in verband met het recht op studiefinanciering (rendementsdenken). Voor het overige gaat het bij het aanbieden van een voorziening niet alleen om het besparen van uitkeringen, maar ook om mensen met een grote afstand tot betaald werk te stimuleren tot het verrichten van maatschappelijk zinvolle activiteiten.

Artikel 10 Stimuleren en handhaven participatie

Het stimuleren van participatie verloopt via het lokaal premiebeleid (nader uitgewerkt in hoofdstuk 3 van deze verordening). Tegenhanger van het premiebeleid is het sanctiebeleid. Met het sanctiebeleid is het spontaan naleven van de WWB-verplichtingen kracht bij te zetten. Het sanctiebeleid is nader uitgewerkt in hoofdstuk 4 van deze verordening. Voor ANW-ers en Nuggers is de aanspraak op ondersteuning of een voorziening bij wijze van sanctie uit te stellen of te beëindigen.

Artikel 11 Beëindigen ondersteuning of voorziening

Het ondersteunen of aanbieden van een voorziening wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Voor het beëindigen van de ondersteuning of een voorziening is verwijtbaarheid niet een vereiste. Onder het beëindigen van de ondersteuning of een voorziening is mede begrepen het opzeggen van een gesubsidieerde dienstbetrekking of het beëindigen van de subsidie voor die dienstbetrekking.

Hoofdstuk 3 Stimuleren participatie

Algemeen

Een van de hoofdtaken van de WWB is het activeren en stimuleren van mensen met een uitkering richting participatie, bij voorkeur door en naar betaald regulier werk. In dit hoofdstuk zijn flankerende voorzieningen vastgelegd die zijn in te zetten om belanghebbenden deze beweging te laten maken. Een van de voorzieningen is een premie. Een premie om klanten aan te moedigen zich bijzonder in te spannen richting betaald werk of maatschappelijke participatie. In de re-integratieverordening uit 2004 bestond ook al de mogelijkheid tot het verlenen van een premie. Heel bewust zijn daar destijds geen regels voor vastgesteld. Het idee was dat het aantal klanten te gering was om daarop beleid vast te leggen. Dit zou het principe van maatwerk kunnen frustreren. In de praktijk is gebleken dat de afdeling wel behoefte heeft aan richtlijnen. Het premiebeleid zoals opgenomen in deze verzamelverordening is geheel vernieuwd en opgebouwd rond premie op participatie. Het premiebeleid is in samenhang gebracht met overige voorzieningen voor het stimuleren van participatie als doorstroompremie gesubsidieerde arbeid, tegemoetkoming arbeidsplaats, onkostenvergoeding en vrijlating inkomsten. Hoofdstuk 3 voorziet dus in een belangrijke behoefte.

Van de algemene toelichting op het stimuleren van participatie wordt gebruik gemaakt door te verwijzen naar de verbinding met het beleid voor bijzondere bijstand en het lokaal armoedebeleid. Het beleid voor bijzondere bijstand steunt op het polismodel, dat is opgebouwd rond het principe "voor wat, hoort wat". Ook langs deze weg is vorm te geven aan de ambitie tot het verhogen van de participatie van mensen met een minimuminkomen.

Artikel 12 Premie op participatie

De WWB biedt een inkomensgarantie op minimumniveau. De WWB vult het eigen inkomen, ook dat uit arbeid, slechts aan tot het sociaal minimum: de bijstandsnorm. De WWB staat eenmalig over een aaneengesloten termijn van maximaal zes maanden een vrijlating van inkomen uit arbeid toe. Na afloop van deze termijn moet het inkomen uit arbeid volledig (100%) op de uitkering in mindering wordt gebracht. Werken in deeltijd loont dan niet meer. Dit wordt door kwetsbare groepen met weinig tot geen perspectief op volledige uitstroom ervaren als niet redelijk/billijk. Juist zij zijn vaak langer dan zes maanden (de maximum duur van de inkomstenvrijlating) op arbeid in deeltijd aangewezen. Beter in deeltijd werken dan voltijds stilzitten. Om werken lonend te maken is ondersteuning met een lokaal premiebeleid gewenst.

De premie op participatie beoogt de bijzondere inspanningen van een belanghebbende gericht op diens participatie te belonen. Hierbij valt te denken aan onder meer het aanvaarden van betaalde (gesubsidieerde) arbeid in voltijd of deeltijd; het volgen van een scholing of stage; het verlenen van mantelzorg; het verrichten van vrijwilligerswerk; het gebruik maken van nazorg in de vorm van jobcoaching of begeleiding op de werkplek; vrijwillige deelname aan inburgering; starten van een zelfstandig bedrijf/beroep. De premie wordt toegekend als de belanghebbende naar het oordeel van het college een bijzondere inspanning heeft verricht. Dit artikel beoogt dus niet zozeer het toekennen van het recht op een specifieke voorziening, maar het recht om bijzondere inspanningen van klanten te ondersteunen. Een zodanige aanspraak stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de klanten.

De zinsnede "naar het oordeel van het college" houdt in, dat een toetsing plaatsvindt aan de feiten en omstandigheden in het individuele geval. De klant heeft weliswaar het recht om de premie aan te vragen, maar het uitvoerend orgaan toetst/beoordeelt. Mede bepalend zijn niveau van opleiding; duur werkloosheid; zorg of sociaal-psychische problematiek; eerder aanbod van voorzieningen (mate van investering in een klant); aanspraak op inkomsten-vrijlating of ontvangst vergoeding uit stage/vrijwilligerswerk etc.

De hoogte van de premie op participatie is variabel gemaakt en gesteld op minimaal € 250,- en een maximum van € 500,--. De bandbreedte voor de hoogte van een toe te kennen premie schept ruimte voor het leveren van maatwerk. Het variabel maken van de premies biedt een waarborg om, afhankelijk van de ontwikkelingen in het premievolume, binnen het beschikbare jaarbudget voor het premiebeleid te blijven werken.

Door het college de hoogte van de premie te laten vaststellen is flexibel in te springen op ontwikkelingen in onder meer premievolume of wetgeving.

Aanspraak op de maximumpremie is gewaarborgd bij betaald werken in deeltijd "naar vermogen" voor de duur van tenminste drie maanden per kalenderjaar. De toevoeging "naar vermogen" brengt de maximumpremie binnen het bereik van klanten die wegens beperkingen of belastbaarheid langdurig zijn aangewezen op arbeid in kleine deeltijd. Ook voor arbeidsongeschikten, alleenstaande ouders of mantelzorgers moet het werken in deeltijd lonen. De in de verordening vastgelegde aanspraak op een maximumpremie laat onverlet het in individuele gevallen en afhankelijk van de geleverde prestatie tot participatie toekennen van een maximumpremie. Dit is verbonden aan het te leveren maatwerk. De premie voor het met goed gevolg doorlopen van een traject tot nazorg beoogt naast het voorkomen van terugval in de uitkering ook een armoedeval te voorkomen. Het participeren/meedoen naar vermogen is te sturen via het afstemmen van de bijstand (zie hoofdstuk 4).

Voor het premiebeleid wordt niet als participatie aangemerkt het door uitkeringsgerechtigden nakomen van een verplichting tot inburgering op grond van de Wet inburgering. Voor deze doelgroep voorziet de Verordening Wet Inburgering gemeente Alphen-Chaam in een stimuleringsbonus van € 270,-- (norm 2007) bij het tijdig afleggen van het inburgeringsexamen. De verzamelverordening regelt een premie tot eenzelfde bedrag voor de uitkeringsgerechtigde die inburgeringsbehoeftig is en die vrijwillig het inburgeringsprogramma aflegt onder dezelfde voorwaarden die gelden voor inburgeringsplichtigen. De voorwaarden betreffen het tijdig en met goed gevolg afleggen van het betreffende examen.

De premie is fiscaal onbelast. Dit wil zeggen dat de premie niet als inkomen wordt aangemerkt voor inkomensafhankelijke regelingen als huur-, zorgtoeslag en dergelijke. Voor fiscale onbelastbaarheid is vereist dat de premie maar eenmaal per jaar wordt toegekend en in één bedrag wordt uitgekeerd. De premie mag dus niet in termijnen worden verstrekt. Het is mogelijk om met behoud van de onbelastbaarheid de premie bij meerdere gelegenheden toe te zeggen, mits de toezeggingen gezamenlijk in één bedrag worden uitbetaald. Het kunnen toekennen van meerdere (kleine) premies bij een eenmalige uitbetaling per kalenderjaar en tot bij elkaar opgeteld ten hoogste het vastgestelde maximum premiebedrag, komt tegemoet aan de wens van de uitvoering tot het kunnen stimuleren van op elkaar aansluitende vervolgstappen uit een polis.

Artikel 13 Vergoeding onbeloonde arbeid

Voor de sociale activering van WWB-ers kan o.a. het project WZSW worden gebruikt. Dat project biedt re-integratietrajecten (opleiding tot Woonzorgserviceverlener) en Activiteiten (maatschappelijk zinvolle activiteiten) aan. Het deelnemen aan WZSW (verrichten van onbeloonde arbeid) is te stimuleren met een premie op participatie.

Voor het stimuleren van de WZSW-Activiteiten is om pragmatische redenen een aparte werkvergoeding onbeloonde arbeid ingevoerd. Het is een onkostenvergoeding die naar hoogte en karakter gelijk is gesteld met de vrijwilligerswerkvergoeding. De hoogte van deze vergoeding (max € 764,-- op jaarbasis) is gekoppeld aan de duur van de onbeloonde arbeid. In vergelijk met de premie op participatie is de vergoeding onbeloonde arbeid maandelijks fiscaal onbelast uit te betalen. Het maandelijks kunnen betalen van de vergoeding is naar verwachting een verbeterde stimulans tot deelname aan de WZSW-Activiteiten vanuit het project WZSW.

Artikel 14 Doorstroompremie werknemer voormalige WIW-/ID-baan

De huidige premie voor de werknemer die doorstroomt vanuit een voormalige WIW- of ID-baan is gebaseerd op overgangsrecht uit ingetrokken wetgeving. De Invoeringswet WWB stelt, dat deze dienstbetrekkingen per 01-01-2004 gelden als een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de WWB. Uit oogpunt van rechtszekerheid en continuïteit is de premie ongewijzigd opgenomen in de verzamelverordening.

Artikel 15 Premie op maat werkgever voormalige WIW-/ID-baan

Deze premie is eveneens gebaseerd op oud overgangsrecht. De premie is om dezelfde redenen als in het vorige artikel genoemd, opgenomen in de verzamelverordening. De hoogte van de premie wordt op maat vastgesteld door het college.

Artikel 16 Tegemoetkoming kosten arbeidsplaats

De tegemoetkoming heeft tot doel om uitkeringsgerechtigden die een zeer kwetsbare positie innemen op de arbeidsmarkt op duurzaam regulier betaald werk geplaatst te krijgen. Het gaat hier om het opnemen van een reeds bestaande voorziening in de verzamelverordening. De inzet van deze voorziening vindt plaats in overeenstemming met de nadere regels die in het kader van het Backoffice-contract voor dit doel zijn opgesteld. De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt voor duurzame reguliere arbeidsplaatsen voor leden van de doelgroep (dus met een indicatie van het college). Overigens worden werkgevers al gestimuleerd tot het in dienst nemen van werkzoekenden met een ziekte of handicap of van een oudere werkzoekenden. Dit via een vrijstelling of korting van de in te houden premies voor arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.

Een tegemoetkoming in de kosten van arbeidsplaatsen, het financieren van detacheringbanen en loonkostensubsidies in het kader van re-integratie kunnen worden aangemerkt als een aanmeldingsplichtige steunmaatregel. De richtlijn van de Europese Unie verplicht dan tot het ter goedkeuring opsturen van een samenvatting van de lokale regels waarin deze vorm van voorziening is vastgelegd en een jaarlijks verslag naar de Europese Commissie (via het Coördinatiepunt staatssteun). Niet als staatssteun wordt aangemerkt:

- een stimuleringspremie die rechtstreeks aan de werkzoekende worden toegekend voor het

aanvaarden van betaalde arbeid.

- een subsidie die generiek is (die voor alle ondernemingen, in alle sectoren gelden).

- een subsidie waarvan de ontvanger geen economische activiteit uitvoert.

De tegemoetkoming in de kosten van een arbeidsplaats valt onder deze uitzonderingen en is daarmee niet aan te merken als staatssteun. Om deze reden zijn de administratieve EU-verplichtingen niet van toepassing. De administratieve EU-verplichting is voorts niet van toepassing als de regeling voldoet aan de beleidsaanbeveling van SZW. Het opnemen van en verwijzen naar de beleidsaanbeveling garandeert het voorkomen van de administratieve last uit de EU-regels.

Artikel 17 (Onkosten-)vergoeding

Het opnemen van een vergoeding voor de onkosten die direct verband houden met de participatie vergroot de rechtswaarborg voor de klant. Het inzetten van de vergoeding als een flankerende (re-integratie-)voorziening maakt financiering uit het werkdeel WWB mogelijk. Onder noodzakelijke kosten wordt verstaan de noodzaak als bedoeld in de WWB: goedkoopste adequate voorziening. Het vergoeden van onkosten blijft buiten toepassing als de belanghebbende voor de in dit artikel benoemde specifieke kosten aanspraak kan maken of een beroep kan doen op een buiten de WWB of deze verordening gelegen voorziening.

Hierbij valt te denken aan de kosten voor kinderopvang waarin de Wet op de kinderopvang voorziet of de kosten voor zorg- of hulpverlening waarin AWBZ, WMO of Zorgverzekeringswet voorzien. De fiscale norm voor de aftrek van woon-werkverkeer bedraagt € 0,19 per kilometer (norm 2007).

Artikel 18 Inkomstenvrijlating

Gedurende ten hoogste 6 aaneengesloten maanden mag de klant 25% van de inkomsten uit arbeid zelf houden (hoeft niet op de uitkering gekort te worden). Dit met een maximum van € 181,-- per maand (norm 01-01-2008) en voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling. Het invullen van dit oordeel maakt een eenduidige toepassing van de inkomstenvrijlating mogelijk.

De naar aard (eenmalig) en duur (6 aaneengesloten maanden) beperkte inkomstenvrijlating vereisen goed overleg met de klant over het mogelijk ongewenst opsouperen van het recht op vrijlating. Bij onzekerheid vooraf over de duur van de inkomsten is de vrijlating ook achteraf toe te kennen. Deze invulling past binnen het verbinden met het minimabeleid (ruimhartig invullen regels). Omdat fraude niet mag lonen, is het vrijlaten van inkomsten uitgesloten in situaties waarin de gemeente financieel is benadeeld door het niet correct nakomen van de inlichtingenverplichting en er ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is geclaimd.

De mogelijkheid tot kunnen toekennen van een premie aansluitend op een inkomstenvrijlating verduidelijkt de reikwijdte van het verbod op samenloop van premie met inkomstenvrijlating. Deze samenloop is beperkt tot het tijdvak van maximaal zes maanden waarin de inkomsten uit arbeid zijn vrij te laten.

Artikel 19 Aanvullende bepalingen

De voorzieningen in dit hoofdstuk worden bij voorkeur toegekend zonder dat de belanghebbende daarvoor een aanvraag hoeft in te dienen. De voorziening in de vorm van een premie wordt zodanig toegekend dat deze voor de ontvanger fiscaal vrij is. Een premie is fiscaal vrij als deze in één bedrag wordt uitgekeerd. Fiscaal vrij wil zeggen, dat de premies niet meetellen als inkomen bij het gebruik van inkomensafhankelijke voorzieningen als huur-, zorg- of kindertoeslag, kwijtschelding, eigen bijdrage thuiszorg etc. Bij het uitbetalen van de premie in termijnen wordt deze als een periodieke en dus fiscaal te belasten uitkering aangemerkt. Het werken met een fiscaal vrije premie heeft verre de voorkeur. Een zodanige invulling past binnen het afstemmen op het te voeren minimabeleid (ruimhartig invullen regels).

Hoofdstuk 4 Sanctiebeleid (afstemmen/verlagen van de bijstand)

Algemeen

In dit hoofdstuk is nader uitgewerkt de verplichting van de gemeente als bedoeld in artikel 18 van de WWB om zelf vorm en inhoud te geven aan een sanctiebeleid (vaststellen afstemmingsverordening). De WWB kent maar één soort sanctie: het verlagen van de uitkering. Het verlagen van de uitkering is verplicht voorgeschreven als de belanghebbende naar het oordeel van het college:

a. tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan

b. de uit de WWB of de artikelen 28, 2e lid of 29, 1e lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt.

Hieronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen.

Het sanctiebeleid is uitgewerkt tegen de visie, dat een uitkering als een tijdelijke overbrugging wordt gezien tot participatie door en naar betaald (gesubsidieerd) werk. Participatie in de vorm van sociale activering berust op de ontwikkelingen in het re-integratiebeleid tot het mede vergroten van de participatie van mensen die al langer aan de kant staan. Het motto "iedereen doet mee naar vermogen" ligt ten grondslag aan deze verzamelverordening en wordt meegenomen bij te ontwikkelen arbeidsmarktbeleid. Het vervangen van de werkgelegenheidsladder door een participatiepiramide benadrukt de aanpak van de problematiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt.

Op grond van de eigen verantwoordelijkheid zijn uitkeringsgerechtigden wettelijk verplicht al datgene te doen wat nodig en mogelijk is om in het eigen bestaan te voorzien. Zij worden hierin ondersteund en aangemoedigd via het beleid voor het stimuleren van participatie. De tegenhanger is het sanctiebeleid. Als een noodzakelijk traject tot het verhogen van de participatie wordt gefrustreerd, wordt dit metterdaad en streng benaderd (lik op stuk beleid). Zeker waar het betreft agressie/geweld tegen de dienstverleners die de WWB uitvoeren.

Uit een oogpunt van deregulering is de nodige administratieve druk beperkt. Zo wordt de uitkering niet verlaagd bij tekortkomingen van administratieve aard zonder financiële benadeling van de gemeente. Verder is het sanctiebeleid in samenhang gebracht met het armoedebeleid. Het volledig (100%) verlagen van uitkering is omgezet in een verlaging van 50% voor de duur van 2 maanden. Dit uitgezonderd het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid. Met deze keuze is naar verwachting het spanningsveld met het beleid voor handhaving redelijk ondervangen.

Het verlagen van de uitkering naar de ernst van de gedraging is gekoppeld aan de soort verplichting: rechtmatigheid, doelmatigheid, inburgering en de aard van het gedrag: betoond ongenoegzaam besef, ernstig misdragen. Bij tekortkomingen op het vlak van de doelmatigheid zijn de bandbreedtes gehandhaafd van als regel 25% voor het minimaal of maximaal verlagen van de uitkering. Dit overeenkomstig het verzoek van de uitvoering voor het kunnen leveren van maatwerk: het afstemmen van de verlaging op de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 20 Maatwerk

Het sanctiebeleid moet voldoen aan de vereisten van de WWB en de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaling komt tegemoet aan de beginselen van zorgvuldigheid, rechtszekerheid en motivering bij het opleggen van een sanctie. De gestelde waarborgen verduidelijken de rechtspositie van de klant in relatie tot de WWB inkomensgarantie op minimumniveau.

Artikel 21 Inlichtingenverplichting (rechtmatigheid)

Bij het niet nakomen van deze verplichting wordt, met opschorting van het recht op uitkering,

een hersteltermijn geboden. Het gaat hier veelal om de plicht tot het verstrekken of aanvullen van informatie (aanvraagformulier, inkomstenverklaring en nader onderzoek rechtmatigheid).

Als een aanvraag of lopende uitkering formeel correct is af te doen via het buiten behandeling laten van de aanvraag of het tijdig stopzetten van een lopende uitkering en er géén sprake is van financiële benadeling wordt geen sanctie toegepast. Dit onderdeel van het sanctiebeleid steunt mede op het kosten-/batenprincipe. Is wel ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand verleend, dan wordt het nadeelbedrag in beginsel volledig teruggevorderd. Dit onder handhaving van het recht tot:

a. het verlagen van de uitkering met 10% van het bruto nadeelbedrag bij het voorzetten van de bijstand en

b. het eenmalig verhogen van het bruto nadeelbedrag met 10% voor administratiekosten uit debiteurenbeheer bij een te beëindigen of al beëindigde uitkering.

De sanctie/maatregel van 10% wordt verdubbeld als sprake is van listige opzet of bedrog, vermogensfraude dan wel criminele activiteiten.

Artikel 22 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid (rechtmatigheid)

De varianten waarin deze tekortkoming zich voordoen, zijn onderscheiden naar de ernst van de verwijtbaarheid met daarop afgestemde sancties. Bij het onverantwoord interen van vermogen of het weggeven (schenken) van vermogen is de hoogte van de sanctie gekoppeld aan de duur van de schadelast voor de gemeente. Onderscheid wordt gemaakt naar de looptijd van het nadeel voor de gemeente: tot één jaar nadeel of langer dan één jaar. Het gaat hierbij niet om kalenderjaren maar om tijdvakken van 12 maanden. Onderbedeling bij echtscheiding wordt naar inhoud aangemerkt als een schenking (schenking in materiële zin).

De benadeling naar duur kent een grote verscheidenheid. Om maatwerk te kunnen leveren is een bandbreedte in het sanctiepercentage ingevoerd. Het maximumpercentage van de sanctie is te koppelen aan de duur van de benadeling: hoe dichter de benadeling de duur van 12 maanden nadert of hoe langer de benadeling meer dan 12 maanden duurt.

Het berekenen van de duur van de benadeling is in overeenstemming met de over dit onderwerp gepubliceerde rechterlijke uitspraken. Bij overige gevallen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid valt bijvoorbeeld te denken aan het (tot zes maanden) voorafgaand aan de aanvraag om bijstand onvoldoende meewerken aan het verkrijgen van betaald werk. In deze gevallen wordt volstaan met het verlagen van de bijstandsnorm met 10%. In verhouding tot het besteedbaar inkomen ontstaat hierdoor een gelijke sanctie voor gelijke situaties.

Artikel 23 Voorliggende voorziening (rechtmatigheid)

Deze bepaling beoogt de schadelast voor de gemeente te beperken. De bepaling richt zich op middelen die voor levensonderhoud dienen en waarover redelijkerwijs kan worden beschikt of waarvoor algemeen gebruikelijk een verzekering wordt afgesloten.

Artikel 24 Ernstig misdragen (rechtmatigheid/doelmatigheid)

De landelijke ontwikkelingen laten een toenemende dreiging van agressie, geweld en intimidatie tegen hulp- en dienstverleners zien. Het sanctiebeleid is gekoppeld aan het al eerder vastgestelde agressieprotocol. Dat protocol voorziet in onder meer in een afkoelperiode, een ordegesprek, het doen van justitiële aangifte (altijd bij fysiek geweld), een gebouwverbod (ontzeggen toegang tot het gebouw waarin Sociale Zaken en/of CWI is gehuisvest) en dergelijke.

Bij agressie, niet zijnde hinderlijk gedrag waarvoor het agressieprotocol een waarschuwing voorschrijft, in verband met:

-- een aanvraagprocedure om bijstand wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten en

-- een recht- en/of doelmatigheidsonderzoek wordt de uitkering beëindigd per de datum van

misdraging.

Dit omdat het recht op bijstand niet of niet langer is vastgesteld kunnen worden.

Bij de te geven hersteltermijn wordt vermeld, dat een vervolggesprek pas aan de orde kan zijn na het doorlopen van de procedure uit het agressieprotocol. Bij het doen van een herhaalde aanvraag wordt de belanghebbende er op gewezen dat van gewijzigde omstandigheden geen sprake kan zijn zolang de procedure uit het agressieprotocol niet is gevolgd. Als de belanghebbende weigert de procedure uit het agressieprotocol te doorlopen, dan wordt de herhaalde aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (aanvraag afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking). Moet na een ernstige misdraging de uitkering van rechtswege worden toegekend of hersteld per de datum van de misdraging, dan wordt de bijstandsnorm verlaagd met 50% voor de duur van 2 maanden. Van deze verlaging is af te zien, als na een ernstige misdraging de uitkering ingaat per de datum waarop de procedure over afkoelperiode en ordegesprek uit het agressieprotocol met goed gevolg is doorlopen. De duur van de onderbreking, waarover de bijstand feitelijk is geweigerd, is als hoogste vorm van sanctie aan te merken.

Dit strenge beleid is ingegeven uit een oogpunt van het voorkomen en bestrijden van agressie en het verhogen van de veiligheid, gezondheid en welbevinden van onze dienstverleners. Tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkelingen op dit vlak zijn de grenzen van de wet opgezocht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Hierbij de opmerking dat tot heden in onze gemeente de agressie tegen dienstverleners van Sociale Zaken beperkt van omvang is. Het inbedden van het agressieprotocol in de verordening is gericht op het daadkrachtig verankeren van deze situatie.

Artikel 25 Arbeids- en/of re-integratieverplichting (doelmatigheid)

-- Weigeren algemeen geaccepteerde arbeid

Het verwijtbaar weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangemerkt als zeer zware tekortkoming. Dit gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde om al datgene te doen wat nodig en mogelijk is om in het eigen bestaan te voorzien. Onder algemeen geaccepteerde arbeid wordt mede begrepen het ondersteunen of aanbieden van een voorziening die garantie biedt op die arbeid dan wel een verhoogd perspectief geeft op uitstroom naar die arbeid.

Een tekortkoming van deze aard druist zo in tegen het centrale uitgangspunt van de WWB tot participatie naar vermogen, dat standaard een verlaging van de uitkering wordt toegepast van 100% voor de duur van één maand. Deze maatregel wordt redelijk en billijk geacht, omdat de belanghebbende door het wijzigen van diens opstelling, houding of gedrag zelf in het bestaan kan voorzien.

-- Niet behouden algemeen geaccepteerde arbeid

Bij het verwijtbaar niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid wordt de uitkering verlaagd met 50% voor 2 maanden. Het naar duur uitsmeren van de (oude) 100% sanctie voor 1 maand in een 50% sanctie voor 2 maanden houdt verband met het feit, dat het gemis aan inkomen uit het niet behouden van betaald werk als regel niet meer is terug te draaien (voldongen feit). Om deze reden past een verlaging met 50% voor 2 maanden beter binnen de inkomenswaarborg van de WWB en het te voeren armoedebeleid.

Let op: de persoon die weigert terug in dienst te treden bij de werkgever die het ontslag heeft verleend of waarbij ontslag is genomen, wordt voor het toepassen van het sanctiebeleid aangemerkt als een persoon die algemeen geaccepteerde arbeid weigert. Pas als vaststaat dat terugkeer bij dezelfde werkgever niet mogelijk is, is het niet behouden van die arbeid de rechtsgrond voor een mogelijke sanctie.

-- participatiepiramide (belemmeren participatie anderszins)

De overige sancties die betrekking hebben op de arbeids- en/of re-integratieverplichting zijn gekoppeld aan de participatiepiramide. Deze piramide is opgebouwd uit de lagen regulier werk, gesubsidieerd werk en maatschappelijk nuttige activiteiten. Belanghebbenden zijn binnen deze piramide te plaatsen naar het principe iedereen doet mee naar vermogen. Dus ook de persoon van wie redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat hij/zij zelfs na intensieve begeleiding en scholing regulier betaald werk kan vinden. Het re-integratiebeleid richt zich mede op het verhogen van hun participatiegraad. Hierbij speelt voor personen met een arbeidshandicap het afbakenen met de per 2008 gemoderniseerde Wsw een rol. Om deze reden is voorzien in een medewerkingverplichting tot het kunnen vaststellen van een Wsw-indicatie.

Voor het indelen van een belanghebbende naar de gelaagdheid van de piramide zijn bepalend de inspanningsverplichting om zelf in het bestaan te voorzien en de belastbaarheid. Dit verloopt langs de weg van het opleggen dan wel ontheffen van de arbeids- en/of reintegratieverplichting. Hiermee is de positie van belanghebbende op de participatiepiramide tevens redelijkerwijs bepalend voor de hoogte van een sanctie. De veelheid aan mogelijkheden tot participatie naar en door werk vereisen een sanctiebeleid dat daarop makkelijk inspeelt. Hierbij geldt, dat geen sanctie is op te leggen bij het ontbreken van verwijtbaarheid. Het kunnen leveren van maatwerk is gerealiseerd via het werken met bandbreedtes waarbinnen een sanctie zich kan bewegen.

Evenredigheid tussen verwijtbaar feit en toe te passen sanctie vereist, dat binnen de gegeven bandbreedte het minimumpercentage als uitgangspunt telt. Hiervan is gemotiveerd af te wijken. Zo komt het maximum van de verlaging binnen de gegeven bandbreedte meer in zicht naar de mate waarin een noodzakelijke ondersteuning of voorziening wordt geweigerd. Van belanghebbenden wordt verlangd dat zij zich constructief opstellen ten aanzien van hun participatie en dat zij extra zorgvuldig omspringen met de hun in dat verband geboden kansen. Hierbij de opmerking dat bij het aanbieden van een voorzienig rekening wordt gehouden met hun wensen en mogelijkheden, voor zover dit de kortste weg naar werk niet onredelijk belemmert. Deze aanpak moet voorkomen dat bij het aanbieden en uitvoeren van een voorziening klanten wegblijven die daartoe mogelijk onvoldoende in staat zijn. Voorkomen moet worden dat de uitkering wordt verlaten zonder te werken of te studeren. Het verhoogde risico op een zwervend bestaan vereist een scherp oog voor kwetsbare klanten.

Het verlagen van de uitkering bij het verwijtbaar niet, niet tijdig of in onvoldoende mate meewerken aan participatie omvat mede de presentatie, houding en/of het gedrag bij het nakomen van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling. Het om deze redenen niet werkwillig zijn of verwijtbaar werkloos blijven, valt binnen de reikwijdte van het sanctiebeleid.

Hiermee blijft onverkort het uitgangspunt van de WWB in stand, dat verwijtbare werkloosheid gevolgen heeft voor de uitkering.

Het verlagen van de uitkering is gekoppeld aan de plaats van de klant op de participatiepiramide en de afspraken vastgelegd in de polis. Voor het niet nakomen van activiteiten op de basis- en middenlaag van de piramide (regulier dan wel gesubsidieerd werk) gelden hogere sancties dan die voor activiteiten op de toplaag (maatschappelijk zinvolle activiteiten).

De sancties op de basislaag voor participatie door onbeloonde arbeid zijn afgestemd op het perspectief op doorstroom naar regulier betaald werk. Het vaststellen van dat perspectief is te herleiden uit de aangeboden voorziening. Hoog perspectief op uitstroom bieden onder meer:

- de activiteiten van de matchings-unit,

- voorzieningen die een garantiebaan in het vooruitzicht stellen en

- re-integratietrajecten met een hoge uitstroompercentage naar regulier betaald werk (onder meer het project Trom en het project Wonen Zorg Service in de Wijk).

Laag perspectief op uitstroom is te herleiden uit de aard en het doel van de verwijzing. Is er sprake (geweest) van een ontheffing van de re-integratieverplichting. Is ook gesubsidieerd werk aangeboden. Betaald gesubsidieerd werk zit meer tegen het maximum van de bandbreedte dan sociale activering. Meer in het algemeen is de onderverdeling in "sociale activering" een indicator: is sprake van maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsparticipatie of op maatschappelijke participatie. Voorzieningen tot maatschappelijke participatie hebben vooralsnog geen perspectief op regulier betaald werken. Deze voorzieningen zijn bedoeld voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt van wie niet kan worden verwacht dat zij op (korte) termijn doorstromen naar reguliere arbeid. Het streven naar het verhogen van hun participatie rechtvaardigt evenwel een niet te vrijblijvende ondersteuning of aan te bieden voorziening. De sancties voor deze doelgroep zijn gematigd. Deze doelgroep mist als regel de mogelijkheid om een sanctie ongedaan te maken door daar een inkomen uit werk tegenover te stellen. Het college is overigens steeds bevoegd om een sanctie in te trekken als de belanghebbende zijn gedrag in de door de gemeente gewenste zin aanpast.

Bepalend voor de hoogte van de sanctie is ook de plaats/positie van de belanghebbende in een traject. Bij aanvang van een traject geldt meestal eerder het minimum van de bandbreedte dan bij activiteiten aan het eind ervan. Dan is het perspectief op doorstroom naar een vervolgtraject of uitstroom uit de bijstand mede bepalend voor de hoogte van de sanctie binnen de gestelde bandbreedte. Hoe verder op weg naar uitstroom: hoe zwaarder de sanctie. Het naar boven afwijken van het minimumpercentage binnen een gegeven bandbreedte moet voldoende worden gemotiveerd.

Artikel 26 Inburgering (doelmatigheid)

Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal of onvoldoende kennis van de samenleving zijn een belemmering om optimaal te kunnen participeren in de samenleving (bij voorkeur door regulier betaald werk). Voorzieningen gericht op integratie bevorderen de participatie en verkleinen de afstand tot de samenleving. De Wet Inburgering voorziet hierin. Voor WWB-ers die hun verplichting tot inburgering niet nakomen, is het sanctiebeleid afgestemd op de uitvoering van de Wet Inburgering. Voor hen is het sanctiebeleid in overeenstemming gebracht met de boetebepaling van artikel 9 van de Verordening Wet inburgering gemeente Alphen-Chaam. Dat artikel bevat de onderstaande toelichting.

Artikel 35 van de Wet Inburgering (WI) draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen. In artikel 34 van de WI zijn de maximumbedragen van de bestuurlijke boetes vastgelegd. In de Verordening Wet inburgering gemeente Alphen-Chaam zijn de boetebedragen weergeven als percentages van de bijstandsnorm. De gemeente Alphen-Chaam kiest er voor om de hoogte van de boete zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de maximale bedragen in artikel 34 van de WI. De kans dat een inburgeringsplichtige zijn plicht ‘afkoopt’ middels het betalen van bestuurlijke boetes wordt op deze wijze zo veel mogelijk ingeperkt.

De boetes die in de Verordening Wet inburgering zijn opgenomen, zijn geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige afwijking van de hoogte van de voorgeschreven boete geboden is. De afwijking kan een verhoging of een verlaging betekenen, waarbij de verhoging het maximumbedrag van artikel 34 WI niet te boven mag gaan.

Hoofdstuk 5 Bestrijden oneigenlijk gebruik en misbruik

Algemeen

In dit hoofdstuk is de verplichting uitgewerkt als bedoeld in artikel 8a van de WWB: in het kader van goed financieel beheer regels opstellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB. Deze regels moeten waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid wordt voldaan. Gelet op de volledige financiële verantwoordelijkheid van de gemeente voor de WWB is naast controle van de rechtmatigheid van de bijstand ook het beheersen van het volume in de bijstand belangrijk. Het handhaven van ook de doelmatigheid is een belangrijk middel tot het beheersen van het risico uit de 100% verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de WWB. Een effectieve handhaving vertaalt zich immers in een besparing op het inkomensdeel van de WWB.

In de bedrijfsvoering van Sociale Zaken is het beleid voor handhaving reeds lang ingericht naar het model voor programmatisch handhaven. Dit model voor integraal en hoogwaardig handhaven is opgebouwd uit vier visievelden, waarvan twee preventief en twee repressief van aard zijn. Deze visievelden betreffen:

1. goede en tijdige voorlichting over rechten en verplichtingen;

2. het optimaliseren van de dienstverlening (creëren draagvlak voor spontane naleving WWB);

3. het vroegtijdig achterhalen (detecteren) van oneigenlijk gebruik en misbruik en

4. het metterdaad straffen van oneigenlijk gebruik en misbruik.

Programmatisch handhaven betreft het geregeld evalueren, verantwoorden en bijstellen van het gevoerde beleid voor handhaving van de WWB. Hierin wordt voorzien door het toetsen en afstemmen van het beleid op het fraudebeleidskader van het ministerie van SZW (Handhavingsprogramma 2007-2010). In dit verband wordt nauw samengewerkt met de gemeente Tilburg waar zowel handhaving als fraudebestrijding via het Backoffice-contract integraal zijn geregeld.

De in dit hoofdstuk vastgestelde regels zijn verbeterd in het verband geplaatst van de vier visie-elementen. De relatie handhaven <--> re-integratie is verbeterd vastgelegd. Het instrument huisbezoek is geplaatst in het kader van de geïnformeerde toestemming uit het EVRM. Verder is het gevolg voor de uitkering bij het weigeren van een huisbezoek verduidelijkt.

Artikel 27 Hoogwaardig handhaven

Het rechtmatig verstrekken van uitkeringen, het voorkomen en het bestrijden van oneigenlijk gebruik en misbruik van de bijstand wordt gewaarborgd door te werken naar de uitgangspunten van het landelijke model voor hoogwaardig handhaven. De vier visievelden van dat model worden in samenhang uitgevoerd. De nadruk ligt op preventie en gedragsverandering (spontaan naleven verplichtingen). Voorkomen is beter dan genezen.

Van de diensten van het Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding: een kennisnet voor handhaven in de sociale zekerheid en fiscaliteit, wordt gebruik gemaakt. Het RCF wisselt ervaringen uit en ondersteunt gemeenten bij het borgen van hoogwaardig en programmatisch handhaven. Het RCF ondersteunt ook bij het uitvoeren van themacontroles. Het RFC werkt hierbij met interventieprojecten met per project wisselende partners uit de keten handhaving.

Artikel 28 Voorlichting en communicatie

De voorlichting over plichten en rechten verloopt via het uitreiken van de klantenmap “Regel en recht” aan iedere nieuw instromende klant. Verder ontvangen uitkeringsgerechtigden regelmatig een nieuwsbrief met onderwerpen over recht- en doelmatigheid en handhaving.

De klantenmap is een persoonlijke adviesmap voor het kunnen omgaan met de regels en rechten in Alphen-Chaam. In overleg met het klantenpanel wordt momenteel nagedacht over een nieuwe inhoud van deze map die meer aansluit bij de behoefte van de uitkeringsgerechtigden. De map wordt uitgereikt tijdens het dienstverleningsgesprek dat plaatsvindt bij een eerste aanvraag om bijstand. In dat gesprek is er aandacht voor de inkomensondersteunende regelingen; de werk-voorop-benadering (tijdelijkheid verblijf in de WWB) en het aankondigen van een doelmatigheidsonderzoek (gericht op stappen voor uitstroom/re-integratie). Dit onderzoeksgesprek vindt plaats binnen 3 maanden na het toekennen van de uitkering. Het gesprek staat in het teken van verdere kennismaking met de klant, het verkrijgen van inzicht in diens persoonlijke situatie en het toetsen van de onderlinge verstandhouding. Indien nodig wordt hiervoor een huisbezoek gepleegd. Dit huisbezoek wordt altijd aangekondigd. De klant mag dit huisbezoek weigeren. In voorkomende gevallen wordt gemotiveerd gevraagd of het bezoek toch doorgang mag vinden. Blijft de klant weigeren, dan wordt dit gerespecteerd en volgt geen huisbezoek. De weigering als zodanig is geen reden voor het instellen van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand.

Artikel 29 Optimaliseren dienstverlening/ administratieve lastenvermindering

In dit visieveld staat centraal het terugdringen van regels en onnodige procedurele belemmeringen voor de klant. Het digitaal klantdossier, de integrale dienstverlening in de keten CWI, UWV, gemeente en het uitwisselen van bestanden met de Stichting Inlichtingen-bureau (SIB) worden hiertoe benut. De SIB beheert een automatiseringssysteem voor het controleren van de rechtmatigheid van door de gemeente verstekte bijstand met gegevens van Belastingdienst, UWV, Sociale Verzekeringsbank en Informatiebeheergroep. Het digitaal klantdossier moet het dubbel uitvragen van gegevens voorkomen. Dit door aan te sluiten bij feiten en omstandigheden uit administraties van CWI en UWV. In de ketensamenwerking zal onderzoek gaan plaatsvinden hoe de één-loket benadering naar het toonkamer-principe er voor Alphen-Chaam het beste uit kan gaan zien. Uitgangspunt is het werken met één contactpersoon.

Het optimaliseren van de dienstverlening verloopt via het leveren van maatwerk door het casemanagement, het gesprek bij de eerste aanvraag voor algemene bijstand en de cliëntenparticipatie (het onafhankelijke Klantenpanel Werk & Bijstand). Door het koppelen van bestanden is tevens het niet gebruik van voorzieningen terug te dringen.

Uit oogpunt van dienstverlening wordt de service met de maandelijkse inkomstenverklaring gehandhaafd. Onverschuldigd uit te betalen bijstand is hiermee te beperken. Het terugvorderen van bijstand is voor de klant een erg bezwarende procedure. Verder is vastgelegd, dat het uitbetalen van de uitkering op een aanvraag voor bijstand wordt afgestemd op de laatste loon- of inkomensuitbetaling van de belanghebbende en uiterlijk na 4 weken na de datum van aanvraag. Een en ander zo nodig bij wijze van voorschot. Dit voorkomt geldgebrek tijdens de aanvraagprocedure.

Het klantenpanel heeft herhaalde malen aangegeven dat de toezending van de maandelijkse inkomstenverklaringen en uitkeringsspecificaties vaak fout gaat. Er zijn klanten die voortaan standaard blanco inkomstenverklaringen thuis hebben liggen voor het geval dat deze niet wordt ontvangen. Het niet of te laat inleveren heeft nu nog tot gevolg dat de uitkering niet of later wordt betaald. Hiermee ontstaan er vaak acute problemen. De praktijk wijst uit dat er slechts een paar uitkeringsgerechtigden zijn met wisselende inkomsten. De overigen hebben geen inkomsten. Administratieve lastenverlichting is alleen mogelijk met vertrouwen als basis. Vandaar dat dit artikel spreekt over ‘bij wijze van dienstverlening’. Een nader onderzoek zal gedaan worden naar de mogelijkheid om te gaan werken met een wijzigingsformulier waarbij de maandelijkse inkomstenverklaring achterwege kan worden gelaten. Het college zal hierover regels vaststellen.

Artikel 30 Vroegtijdig vaststellen en afhandelen misbruik/oneigenlijk gebruik

Handhaven in relatie tot re-integratie (controle doelmatigheid) ligt voor een groot deel bij het casemanagement. Het CWI (Breda en Tilburg) geeft uitvoering aan de poortwachtersfunctie: het bewaken van de toegang tot de WWB "werk boven inkomen". Het resultaat hiervan is inzichtelijk via de zogeheten preventiequote. Deze quote betreft het aantal werkzoekenden dat na de zoektermijn tussen melding en aanvraag geen beroep doet op de WWB. De streefwaarde voor deze quote ligt op 45%. De besparing op de uitkeringslasten WWB spreken voor zich. Verder voorziet de werk-voorop-benadering in het tijdig en sluitend bevorderen van uitstroom. De controle op de doelmatigheid van openstaande re-integratievoorzieningen verloopt door trajectbewaking. De inspanningen van de klant op het vlak van re-integratie worden ondersteund met het op onderdelen nieuw vastgestelde premiebeleid. Het onderzoek naar de effectiviteit van de re-integratietrajecten verloopt via geregelde controle van de te realiseren prestaties vastgelegd in de contracten tot het in-/aan/-uitbesteden ervan.

Het handhaven van de rechtmatigheid verloopt volgens het zogeheten stoplichtmodel. Dit model gaat uit van het principe hoe groter het risico op oneigenlijk gebruik of misbruik, hoe groter de controle. Deze werkwijze wordt ondersteund met:

- het fraudekompas, een checklist voor verhoogd fraudealert werken,

- het structureel uitwisselen van de bestanden met de Stichting Inlichtingenbureau,

- het gebruik van overige gegevensbestanden (o.a. rijksdienst wegverkeer, detentie),

- het gebruik van risicoprofielen,

- het gebruik van het instrument huisbezoek en

- de inzet van fraudepreventiemedewerkers en sociaal rechercheurs.

Voor handhaving met inzet van fraudepreventiemedewerkers en sociaal rechercheurs wordt jaarlijks een taakstelling vastgesteld naar type en aantallen in te stellen onderzoeken. De onderzoeken betreffen witte fraude (uitwisseling gegevens met Stichting Inlichtingenbureau), vermogensfraude, zwarte fraude, woonfraude (samenwonen/postadres) en fraudepreventie-onderzoeken. Deze activiteiten worden jaarlijks getoetst en bijgesteld aan het fraudebeleids- kader van het ministerie van SZW.

Aangekondigd huisbezoek: als onderdeel van de dienstverlening, voor het controleren en verifiëren van de rechtmatigheid van de bijstand en voor het bestrijden van uitkeringsfraude is huisbezoek een toegestaan middel. Een huisbezoek heeft naast rechtmatigheid nadrukkelijk ook een sociaal aspect: open oog voor het bestrijden van armoede. Om deze reden is een aangekondigd huisbezoek onderdeel van het afhandelen van een eerste aanvraag om bijstand voor levensonderhoud. Ook bij aanvragen voor bijzondere bijstand kan een huisbezoek noodzakelijk zijn. Hier valt te denken aan het vaststellen van de noodzaak voor het aanschaffen of vervangen van duurzame gebruiksgoederen (het beoordelen van de mate van slijtage en/of van reparatie).

Onaangekondigd of onmiddellijk af te leggen huisbezoek: bij een gereed vermoeden van fraude, bijvoorbeeld bij twijfel aan de juistheid van het opgegeven woonadres; bij vrees tot het kunnen verwijderen van belastende zaken e.d. is een onaangekondigd of onmiddellijk af te leggen huisbezoek soms noodzakelijk en proportioneel. Dit als op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of de volledigheid van de door belanghebbende verstrekte inlichtingen. Dit voor zover die gegevens onmiskenbaar van belang zijn voor het vaststellen van (de omvang) van het recht op bijstand en die gegevens niet op een voor betrokkene minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd. Het behoren tot een risicoprofiel als zodanig is onvoldoende grond voor een onaangekondigd of onmiddellijk af te leggen huisbezoek.

Vereisten huisbezoek: en huisbezoek moet voldoen aan de geïnformeerde toestemming (informed consent) uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, te weten:

a. de vrijwillige en onbeïnvloed gegeven, toestemming van de klant voor het huisbezoek.

b. toestemming na legitimatie door de medewerker gebaseerd op volledige en juiste informatie over reden, doel, werkwijze, voordelen en risico’s van het huisbezoek.

c. het recht op het intrekken van de toestemming op elk moment van het bezoek.

d. de rechten en plichten van het huisbezoek moeten de klant duidelijk zijn, vooral de gevolgen voor het recht op uitkering bij het weigeren van het huisbezoek.

e. de bewijslast of er sprake is van "geïnformeerde toestemming" ligt bij de gemeente.

Gevolgen niet meewerken huisbezoek

-- onaangekondigd of onmiddellijk af te leggen huisbezoek: alleen bij het niet meewerken aan een onaangekondigd of onmiddellijk af te leggen, gerechtvaardigd en noodzakelijk huisbezoek in verband met een gereed vermoeden van fraude wordt de bijstand geweigerd, beëindigd of herzien. Het weigeren ervan omdat de belanghebbende behoort tot een risicoprofiel, is op zich onvoldoende grond voor het ingrijpen in de uitkering. In dit geval zal de ingreep in de uitkering moeten steunen op daartoe toereikende andere feiten en/of omstandigheden die de rechtmatigheid betreffen.

-- aangekondigd huisbezoek: het niet meewerken aan een aangekondigd (niet onmiddellijk af te leggen) huisbezoek is op zich geen reden voor het weigeren van de bijstand.

Als door het weigeren ervan de noodzaak tot het verlenen of het voortzetten van de (bijzondere) bijstand niet is vast te stellen, dan is dat genoegzame grond voor het afwijzen van een aanvraag. Hier wordt wel steeds een redelijke termijn verleend voor het herstel van het verzuim tot voldoende medewerking.

Artikel 31 Sanctioneren vastgestelde fraude / aangifte justitie

Het sanctiebeleid zoals uitgewerkt in hoofdstuk 4 van deze verordening voorziet in het metterdaad sanctioneren van het niet nakomen van de arbeids- en/of re-integratieverplichting (doelmatigheid).

In geval van het niet nakomen van de informatieverplichting (rechtmatigheid) waarbij tevens sprake is van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bijstand, wordt deze bijstand in beginsel volledig teruggevorderd. Bij bedragen van € 6.000,-- of meer wordt in goed overleg met het Openbaar Ministerie bezien of justitiële aangifte een optie is. Binnen het O.M. is het optrekken van de aangiftegrens tot € 10.000,-- in onderzoek. Bij het optrekken van die grens wordt de bestuurlijke afdoening vergroot.

Artikel 32 Terugvorderen opgespoorde fraudebedragen

Ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bruto bijstand door oneigenlijk gebruik of misbruik van de bijstand wordt in beginsel volledig teruggevorderd volgens de binnen het Backoffice-contract vastgestelde nadere regels. Die regels voorzien mede in het afzien van het terugvorderen van (marginale) kosten van bijstand, de termijn waarover naar draagkracht moet worden terugbetaald en het matigen dan wel afboeken (kwijtschelden) van terug te vorderen kosten van bijstand.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

De hardheidsclausule houdt in, dat hieraan in concrete gevallen daadwerkelijk getoetst wordt.

Artikel 34 Overgangs- en slotbepalingen

De verordening kent naar overgangsrecht eerbiedigende werking. Aan gebeurtenissen, handelingen, toestanden of tijdvakken van vóór het inwerkingtreden ervan blijven de rechtsgevolgen verbonden uit de voormalige vier aparte WWB-verordeningen. Dit uit een oogpunt van rechtszekerheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en kosten. Om deze reden is afgezien van het verlenen van werking met terugwerkende kracht aan de nieuwe verzamelverordening.

De participatiepiramide is opgebouwd uit: