Regeling vervallen per 01-01-2016

Besluit voorzieningen maarschappelijke ondersteuning (Besluit vmo)

Geldend van 01-05-2012 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2012

Intitulé

Besluit voorzieningen maarschappelijke ondersteuning (Besluit vmo)

Besluit

voorzieningen maatschappelijke

ondersteuning

gemeente

Alphen-Chaam

Het college van de gemeente Alphen-Chaam.

Gelet op artikel 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de verordening voorzieningen Wmo gemeente Alphen-Chaam,

BESLUIT:

Vast te stellen:

Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen-Chaam.

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling

Artikel 1 Begrippen

Alle begrippen die in dit Besluit worden genoemd hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning of in de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Alphen-Chaam.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels rond verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Wanneer geen PGB

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats:

a. indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden de overtuiging bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

b. bij medische en sociale contra-indicatie, problematische schulden of gebleken misbruik of oneigenlijk gebruik.

c. voor vervoer waarbij deeltaxivervoer een compenserende voorziening is. Deze voorziening wordt alleen in natura aangeboden.

d. als van te voren kan worden voorzien dat de voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden.

Artikel 3 Verantwoording PGB

1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

a. bij besteding van het persoonsgebonden budget aan hulp bij het huishouden aan het einde van

ieder jaar;

b. in andere gevallen een maand na verstrekking.

2. Het college gaat steekproefsgewijs na of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekking gerekend per kalenderjaar.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel en inkomensgrenzen

De Gemeente Alphen-Chaam vraagt voor alle individuele voorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten tot het maximum dat op grond van het ( landelijk ) Besluit maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit hoofdstuk hiervan wordt afgeweken.

Artikel 4 Omvang eigen bijdrage, eigen aandeel

1. Het maximale bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.905,00 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 22.905,00.

2. Het maximale bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.007,00 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.007,00.

3. Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 28.306,00 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 28.306,00.

4. Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.319,00 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 22.319,00.

5. De bedragen in dit artikel worden tenminste eenmaal per jaar, in elk geval steeds per 1 januari automatisch bijgewerkt naar de meest actuele publicatie in het Staatsblad of de Staatscourant.

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

 

Maximale eigen bijdrage per 4 weken voor personen beneden inkomensgrens

Inkomensgrens, waarboven maximaal 15% van het meerinkomen bovenop de eigen bijdrage van kolom 2 mag worden geheven

A Ongehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 18,00

€ 22.905,00

B Ongehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 18,00

€ 16.007,00

C Gehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 25,80

€ 28.306,00

D Gehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 25,80

€ 22.319,00

Artikel 5 Bedrag per periode van vier weken

1. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht.

2. Indien een voorziening bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die de aanvrager huurt, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht.

3. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een eenmalige financiële tegemoetkoming, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

4. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een periodieke financiële tegemoetkoming, dan wordt per periode van vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht, zolang de verstrekking voortduurt.

5. Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een woonvoorziening of een roerende zaak, dan wordt per periode van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, zolang de verstrekking in bruikleen voortduurt. Het bedrag per periode bedraagt maximaal de huur- of leaseprijs die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.

Artikel 6 Beperkingen

1. De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening in natura, respectievelijk het bedrag van de PGB, het bedrag van de financiële vergoeding, het bedrag van de financiële tegemoetkoming, de maandhuur die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.

Er wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten meer gevraagd als degene aan wie de voorziening is verstrekt

is overleden;

is verhuisd en daardoor geen gebruik meer kan maken van de verstrekte woonvoorziening;

te kennen heeft gegeven geen gebruik meer te willen maken van een andere dan de onder b genoemde voorziening en er ook feitelijk geen gebruik van maakt.

2. Een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit een algemene voorziening (bijvoorbeeld een maaltijdvoorziening of scootermobielpool).

3. Een eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit Deeltaxi (collectief vraagafhankelijk vervoer).

4. De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd, als de voorziening bestaat uit accessoires en aanpassingen van hulpmiddelen, die niet meteen bij de eerste verstrekking van het betreffende hulpmiddel zijn aangebracht (dit geldt niet voor autoaanpassingen).

5. De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd:

voor reparatie-, onderhouds-, verzekerings- en keuringskosten die niet bij de eerste verstrekking in de kosten van de voorziening zijn inbegrepen;

over de jaarlijkse prijsverhoging (indexering) van de huurprijs die de gemeente betaalt voor hulpmiddelen.

Artikel 7 Deeltaxi

Het collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer bestaat uit het zogenaamde Deeltaxi-systeem volgens de hierna volgende opzet:

a. aan de aanvrager die in aanmerking komt voor het Deeltaxi-systeem wordt een deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan rechthebbende gebruik kan maken van de deeltaxi tegen betaling van de voor de betreffende rit benodigde strippen;

b. voor de tarifering van het Deeltaxi-systeem wordt dezelfde zone-indeling en strippensysteem gehanteerd als bij het openbaar busvervoer;

c. het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in intern en extern vervoer. Buiten het extern vervoersgebied is gebruik van de deeltaxi onmogelijk;

d. voor elke rit binnen het interne vervoersgebied is een bijdrage gebaseerd op een basistarief van één strip van € 0,60 (bedrag geldend in 2012) verschuldigd vermeerderd met een strip van € 0,60 per zone. Het totaal verschuldigde bedrag dient per taxirit bij het instappen aan de chauffeur te worden betaald;

e. een aanvrager kan zich door één begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider is een basistarief verschuldigd van € 0,60 vermeerderd met een strip van € 0,60 per zone binnen het interne vervoersgebied, tenzij de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is. In dat geval is het vervoer van de begeleider gratis;

f. ingaande de 6e openbare vervoerszone is het tarief van € 4,40 (2012) per zone verschuldigd door alle reizigers;

g. de aanvrager is een betaling verschuldigd voor het vervoer met de deeltaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;

h. de betaling door de aanvrager wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

Hoofdstuk 4 Hoogte pgb en hoogte vergoeding tegemoetkoming in de kosten

Artikel 8 Persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij het huishouding als volgt plaats:

De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt berekend als een bedrag per uur welk bedrag 100% bedraagt van de maximale uurtarieven zoals vastgesteld in de aanbesteding:

1 voor schoonmaakwerkzaamheden en uitvoeren van lichte huishoudelijke taken, € 15,61 (HH1);

2 voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning van de organisatie in de huishouding en/of binnen een ontregelde huishouding, € 18,85 (HH2);

3 In de in lid 1 genoemde bedragen zit begrepen een bedrag van € 2,11 voor de kassiers- en bemiddelingfunctie;

4 In het geval de budgethouder de kassiers- en/of de bemiddelingsfunctie aan de gemeente opdraagt, wordt op het persoonsgebonden budget een bedrag in mindering gebracht van € 0,83 voor de kassiersfunctie en/of € 1,28 voor de bemiddelingsfunctie.

5 Wijzigingen in de uurtarieven die regionaal worden afgesproken, inclusief vaststelling van indexeringspercentage, worden automatisch doorgevoerd in het besluit.

Artikel 9 Hoogte vergoeding verhuis- en inrichtingskosten

1. De vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt minimaal € 2.290,00.

2. In overleg met aanvrager wordt de in de 1e lid bedoelde vergoeding op maat vastgesteld.

Artikel 10 Kosten van keuring en onderhoud

Voor een vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie komen in aanmerking de kosten gemaakt voor het onderhoud, de keuring en de reparatie van:

a. stoelliften;

b. rolstoel- of sta-plateauliften;

c. woonhuisliften;

d. hefplateauliften;

e. balansliften;

f. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

g. elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

h. toiletten die zijn voorzien van een onderspoel- en föhninrichting.

Artikel 11 Hoogte vergoeding voor woonvoorzieningen

De maximale vergoeding voor woonvoorzieningen, waaronder het aanpassen van een woning, wordt bepaald door de kosten van de goedkoopst compenserende voorziening/aanpassing, die door de gemeente wordt vastgesteld, met een maximum van

€ 45.000,00 (inclusief alle bijkomende kosten).

Bij de vaststelling van het maximale bedrag kan de gemeente gebruikmaken van standaard vergoedingen voor materialen en werkzaamheden en/of kostenramingen gebaseerd op een advies opgesteld door een deskundige.

De vergoeding wordt door de gemeente aan de eigenaar van de woning uitbetaald, na overleg van de gereedmelding en facturen van de gerealiseerde aanpassingen.

De hoogte van de vergoeding wordt aan het CAK doorgegeven voor berekening en inning van een eigen bijdrage bij de aanvrager.

Artikel 12 Kosten woningaanpassing

Tot de te vergoeden kosten van woningaanpassingen behoren:

de aanneemsom met daarin begrepen de loon- en materiaalkosten voor het treffen van de woonvoorziening;

de risicoverrekening van de loon- en materiaalkosten, met inachtneming van hetgeen hierover is bepaald in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw;

het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat die niet hoger is dan het maximale honorarium zoals bepaald in SR 1988 van de BNA en dat inschakeling van een architect nodig wordt geacht:

de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

het renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald voor zover deze verband houden met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

de prijs van de grond, waarop het oprichten van een aanbouw, bijgebouw of nieuwbouw als onderdeel van de aanpassing noodzakelijk is, voor zover die aanbouw, bijgebouw of nieuwbouw niet kan worden gerealiseerd op de grond behorende bij de woning;

de door de gemeente goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet te voorzien waren;

de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

de extra kosten van aansluiting op de openbare nutsvoorziening;

andere door ons vast te stellen relevante aanpassingskosten.

Eenvoudige of goedkope woningaanpassingen tot € 500,00 worden geacht algemeen gebruikelijk te zijn en komen daarmee voor eigen rekening.

Indien voor de uitvoering van de onder m. bedoelde woningaanpassingen de hulp wordt ingeschakeld van WZSW, geldt een kortingsregeling.

Artikel 13 Huurderving

1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.807,00 is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden na de eerste maand huurderving die niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op de werkelijke kosten per maand, doch maximaal op het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 14 Vergoeding voor gebruik vervoermiddel

1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een auto bedraagt € 1.055,00.

2. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een taxi bedraagt € 1.055,00.

3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.586,00.

4. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 685,00.

Artikel 15 Meerdere vergoedingen

1. Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 25 van de verordening bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het normbedrag als bedoeld in artikel 14.

2. Het normbedrag bij jongeren wordt als volgt afgestemd op de leeftijd:

a. voor 4-12 jarigen de helft van het normbedrag;

b. voor 12-15 jarigen ¾ van het normbedrag;

c. vanaf 15 jaar het normbedrag.

d. Als binnen één gezin meerdere kinderen in aanmerking komen wordt aan elk van de kinderen maximaal ¾ van de bij de leeftijdscategorie behorende vergoeding toegekend.

3. Het normbedrag als bedoeld in artikel 14 wordt als volgt afgestemd bij gebruik van buitenwagens:

a. een korting op het normbedrag van 25 % bij gebruik van een elektrische buitenwagen (scootermobiel);

b. een korting op het normbedrag van 70% bij gebruik van een gesloten buitenwagen.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 16 Waardevermeerdering door Wmo-voorziening bij verkoop woning

1. Aan de eigenaar-bewoner die op grond van de verordening een woonvoorziening als bedoeld in lid 2 heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, wordt op grond van de verordening de voorwaarde opgelegd om bij verkoop van deze woning binnen een periode van 15 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens onderstaande regel te worden terugbetaald.

2. De verplichting uit het eerste lid is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.

3. De vaststelling van de eventuele meerwaarde kan geschieden door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

4. Het te restitueren bedrag bedraagt 100 procent van de meerwaarde, maar nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.

5. Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.

Artikel 17

Indien zulks naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is, kunnen de kosten van maximaal 6 lessen rolstoel- of scootermobieltraining voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 18 Overgangsbepaling

1. De persoon aan wie vóór 1 januari 2012 een voorziening door de gemeente is verstrekt, waarvoor hij op grond van vorig besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wmo geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten verschuldigd was, is vanaf 3 maanden nadat hem in een beschikking is meegedeeld dat hij een eigen bijdrage of een eigen aandeel voor die voorziening moet betalen, de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten verschuldigd;

2. Hetgeen bepaald is in lid 1 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op voorzieningen die verstrekt worden op aanvragen die ingediend zijn vóór 1 januari 2012 en waarop na deze datum een beslissing is genomen.

3. De persoon aan wie vóór 1 januari 2012 een voorziening door de gemeente is verstrekt, waarvoor er op grond van de vorige Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning geen sprake was van een inkomensgrens, behoudt deze voorziening nog 6 maanden nadat hem in een beschikking is meegedeeld dat er geen recht meer bestaat op grond van deze inkomensgrens;

4. Voor bestaande gebruikers per 1 januari 2012 van een algemene voorziening in de vorm van een collectieve vervoersvoorziening, geldt een overgangstermijn en gaan de inkomensgrenzen in zodra op grond van gewijzigde omstandigheden een herindicatie heeft plaatsgevonden en de uitslag daarvan in een beschikking is meegedeeld.

5. De persoon die voor een scootermobiel een besparingsbijdrage heeft betaald krijgt pas een eigen bijdrage opgelegd nadat, te rekenen vanaf 1 januari 2012, het betaalde besparingsbijdragebedrag is verrekend met de berekende periodieke eigen bijdrage. Bijvoorbeeld: de betaalde besparingsbijdrage is €400,00. De eigen bijdrage bedraagt €100,00 per 4 weken. Dan start de betaling van de eigen bijdrage na 4 periodes van 4 weken, dus vanaf de 5e periode.

Artikel 19 Inwerkingttreding

1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen-Chaam.

2. Dit besluit treedt in werking per 01-05-2012 en vervangt het vorige gelijknamige besluit.