Regeling vervallen per 07-05-2010

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen-Chaam

Geldend van 21-08-2009 t/m 06-05-2010

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen-Chaam

BESLUIT VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

GEMEENTE ALPHEN-CHAAM

Het college van de gemeente Alphen-Chaam.

Gelet op artikel 15 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen-Chaam,

BESLUIT:

Vast te stellen

Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen-Chaam.

Hoofdstuk 1 Bijzondere regels rond verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder

  • a.

    Verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag of gelijkwaardige verstrekking waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan verwerven;

  • c.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

Artikel 2

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

Artikel 3

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats:

  • a.

    indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek en de toepassing van het protocol Hulp bij het huishouden duidelijk is geworden, en de overtuiging bestaat, dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    bij medische en sociale contra-indicatie, problematische schulden of gebleken misbruik of oneigenlijk gebruik.

Artikel 4

  • 1.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a.

      bij besteding van het persoonsgebonden budget aan hulp bij het huishouden aan het

    • b.

      einde van iedere maand;

    • c.

      in andere gevallen een maand na verstrekking.

  • 2.

    Het college gaat steekproefsgewijs na of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 10% van de verstrekkingen gerekend per kalenderjaar.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeel en besparingsbijdrage

Artikel 5 Omvang van de eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Het maximale bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.137,00 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.137,00.

  • 2.

    Het maximale bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 14.162,00 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 14.162,00.

  • 3.

    Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 20.810,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 20.810,00.

  • 4.

    Het maximale bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 19.837,00 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 19.837,00.

Tabel eigen bijdrage

Kolom 1

2

3

Maximale eigen bijdrage per 4 weken voor personen beneden inkomensgrens

Inkomensgrens, waarboven maximaal 15 % van het meerinkomen bovenop de eigen bijdrage van kolom 2 mag worden geheven

A Ongehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 16,60

€ 16.137,00

B Ongehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 16,60

€ 14.162,00

C Gehuwd en jonger dan 65 jaar

€ 23,80

€ 20.810,00

D Gehuwd en ouder dan 65 jaar

€ 23,80

€19.837,00

Artikel 6. Periode eigen bijdrage

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van artikel 5 en 14 vastgestelde bedrag in mindering gebracht.

Artikel 7 Besparingsbijdrage.

Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bedraagt € 250,00.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden en eigen bijdrage

1. De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt berekend als een bedrag per uur welk bedrag 75% bedraagt van de maximale uurtarieven zoals vastgesteld in de aanbesteding:

  • a.

    voor schoonmaakwerkzaamheden en uitvoeren van lichte huishoudelijke taken, € 10,88;

  • b.

    voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning van de organisatie in de huishouding, € 16,50;

  • c.

    voor schoonmaakwerkzaamheden met ondersteuning binnen een ontregelde huishouding, € 17,25.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 9 Verhuis- en inrichtingskosten

De vergoeding zoals bedoeld in artikel 15 onder a van de Verordening bedraagt € 2.155,00.

Artikel 10 Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1.

    Voor een vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie zoals bedoeld in artikel 15 van de Verordening, komen in aanmerking de kosten gemaakt voor het onderhoud, de keuring en de reparatie van:

    • a.

      stoelliften;

    • b.

      rolstoel- of sta-plateauliften;

    • c.

      woonhuisliften;

    • d.

      hefplateauliften;

    • e.

      balansliften;

    • f.

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • g.

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 2.

    In de kosten van keuring en onderhoud van de in het eerste lid onder a tot en met e vermelde voorzieningen wordt een forfaitaire vergoeding toegekend die als volgt is vastgesteld:

Tabel keuringen:

Keuring van liften

Beginkeuring

Kosten excl. btw

Frequentie periodieke keuring

Kosten excl btw

Stoelliften

Ja

€ 279,96

1 x per 4 jaar

€ 197,53

Rolstoelplateauliften

Ja

€ 279,96

1 x per 4 jaar

€ 197,53

Staplateauliften

Ja

€ 279,96

1 x per 4 jaar

€ 197,53

Woonhuisliften

nee begrepen in nieuwprijs

1 x per 1,5 jaar

€ 291,84

Hefplateauliften

Idem

1 x per 1,5 jaar

€ 252,43

Balansliften

worden niet meer nieuw gemaakt

1 x per 1,5 jaar

€ 139,35

In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van keuring door het Liftinstituut (50%) en de kosten van de noodzakelijks assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%)

Tabel onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen

Onderhoud van

Frequentie periodiek onderhoud

Kosten excl. Btw

Stoelliften

1 x per jaar

€ 145,92

Rolstoelplateauliften

1 x per jaar

€ 145,92

Staplateauliften

1 x per jaar

€ 145,92

Woonhuisliften

2 x per jaar

€ 210,20

Hefplateauliften

2 x per jaar

€ 145,92

Balansliften

1 x per jaar

€ 145,92

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven: 50% voor installaties geplaatst buiten de woning 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen 50% voor installaties uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch weg klapbare raildelen.

Artikel 11 Tijdelijke huisvesting

De vergoeding bedoeld in artikel 15 onder f van de verordening wordt toegekend tot maximaal het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 12 Huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.807,00 is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden na de eerste maand huurderving die niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op de werkelijke kosten per maand, doch maximaal op het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 13 Antispeculatiebeding

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens de Verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaren na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden binnen een week na het passeren van de akte, het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het door de gemeente gesubsidieerde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen.

  • 2.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde;

    • c.

      voor het derde jaar 80% van de meerwaarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde.

    • in alle gevallen minus het percentage van de kosten van getroffen voorzieningen, dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • 3.

    De voorwaarde als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.

  • 4.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

  • 5.

    Op het te restitueren bedrag kunnen de kosten van de taxatie in mindering worden gebracht.

Artikel 14 Eigen bijdragen woonvoorzieningen

De hoogte van de eigen bijdrage zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening wordt als volgt samengesteld, waarbij de in dit artikel genoemde percentages in de plaats komen van de percentages zoals genoemd in artikel 5:

Tabel eigen bijdrage woonvoorzieningen

Het inkomen

Verhoging in verband met draagkracht

Bij een belastbaar inkomen tot: A. € 16.137,- ( jonger dan 65 jaar en alleenstaand) B. € 14.162,- (ouder dan 65 jaar en alleenstaand) C. € 20.810,- (jonger dan 65 jaar en gehuwd) D. € 19.837,- (ouder dan 65 jaar en gehuwd)

Nihil

Bij een belastbaar inkomen van: A. € 16.137,- tot € 21.516,- B. € 14.162,- tot € 18.883,- C. € 20.810,- tot € 27.747,- D. € 19.837,- tot € 26.449,-

2,5% van het meerinkomen

Bij een belastbaar inkomen van: A. € 21.516,- tot € 26.895,- B. € 18.883,- tot € 23.604,- C. € 27.747,- tot € 34.684,- D. € 26.449,- tot € 33.061,-

5% van het meerinkomen

Bij een belastbaar inkomen van: A. € 26.895,- tot € 32.274,- B. € 23.604,- tot € 28.325,- C. € 34.684,- tot € 41.621,- D. € 33.061,- tot € 39.673,-

7,5% van het meerinkomen

Bij een belastbaar inkomen hoger dan A. € 32.274,- tot € 43.032,- B. € 28.325,- tot € 37.767,- C. € 41.621,- tot € 55.495,- D. € 39.673,- tot € 52.897,-

8,75%)

Bij een belastbaar inkomen hoger dan A. € 43.032,- tot € 48.411,- B. € 37.767,- tot € 42.488,- C. € 55.495,- tot € 62.432,- D. € 52.897,- tot € 59.509,-

10 % van het meerinkomen

Bij een belastbaar inkomen hoger dan A. € 48.411,- tot € 53.790,- B. € 42.488,- tot € 47.209,- C. € 62.432,- tot € 69.369,- D. € 59.509,- tot € 66.121,-

12,5 % van het meerinkomen

Bij een belastbaar inkomen hoger dan A. € 53.790,- tot € 69.927,- B. € 47.209,- tot € 61.372,- C. € 69.369,- tot € 90.180,- D. € 66.121,- tot € 85.957,-

15 % van het meerinkomen

Bij een belastbaar inkomen hoger dan A. € 69.927,- B. € 61.372,- C. € 90.180,- D. € 85.957,-

Vinden geen verstrekkingen plaats op grond van de Wmo.

Artikel 15 Eigen bijdragen woonvoorzieningen

Bij woonvoorzieningen tot een bedrag van € 750,00 is de aanvrager geen eigen bijdrage zoals bedoeld in artikel 7 van de verordening en artikel 5 en 14 van dit Besluit verschuldigd.

Artikel 16 Vaststelling financiële tegemoetkoming of persoongebonden budget woonvoorzieningen

De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in een door de gemeente geaccepteerde offerte.

Artikel 17

Het bedrag dat als maximum wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken als bedoeld in artikel 19 van de verordening bedraagt € 2.155,00.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 18

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld:

  • a.

    op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening; of

  • b.

    op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 19

  • 1.

    De grenzen waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening, zijn opgenomen in artikel 5.

  • 2.

    De grens bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing indien een algemene voorziening in de vorm van een collectieve vervoersvoorziening wordt verstrekt.

Artikel 20

  • 1.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een (eigen) auto of taxi bedraagt € 994,00.

  • 2.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 644,00.

  • 3.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1493,00.

Artikel 21

  • 1.

    Indien beide echtgenoten in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 25 van de verordening bedraagt de hoogte van de financiële tegemoetkoming per persoon maximaal 75% van het normbedrag als bedoeld in artikel 19. Het normbedrag bij jongeren wordt als volgt afgestemd op de leeftijd:

    • a.

      Voor 4-12 jarigen de helft van het normbedrag;

    • b.

      Voor 12-15 jarigen ¾ van het normbedrag;

    • c.

      Vanaf 15 jaar het normbedrag.

    • d.

      Als binnen één gezin meerdere kinderen in aanmerking komen wordt aan elk van de kinderen maximaal ¾ van de bij de leeftijdscategorie behorende vergoeding toegekend.

  • 2.

    Het normbedrag als bedoeld in artikel 20 wordt als volgt afgestemd bij gebruik van buitenwagens:

    • a.

      Een korting op het normbedrag van 25 % bij gebruik van een elektrische buitenwagen (scootermobiel);

    • b.

      Een korting op het normbedrag van 70% bij gebruik van een gesloten buitenwagen.

Artikel 22

Het artikel 24 onder b van de Verordening bedoelde collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer bestaat uit het zogenaamde Deeltaxi-systeem volgens de hierna volgende opzet:

  • a.

    aan de aanvrager die in aanmerking komt voor het Deeltaxi-systeem wordt een Deeltaxipas verstrekt op vertoon waarvan rechthebbende gebruik kan maken van de deeltaxi tegen betaling van de voor de betreffende rit benodigde strippen;

  • b.

    voor de tarifering van het Deeltaxi-systeem wordt dezelfde zone-indeling en strippensysteem gehanteerd als bij het openbaar busvervoer;

  • c.

    het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in intern en extern vervoer. Buiten het extern vervoersgebied is gebruik van de deeltaxi onmogelijk;

  • d.

    voor elke rit is een bijdrage gebaseerd op een basistarief van één strip van € 0,45 (2006) verschuldigd vermeerderd met een strip van € 0,45 (2006) per zone. Het totaal verschuldigde bedrag dient per taxirit bij het instappen aan de chauffeur te worden betaald;

  • e.

    een aanvrager kan zich door één begeleider laten vergezellen. Voor de begeleider is een basistarief verschuldigd van € 0,45 (2006) vermeerderd met een strip van € 0,45 (2006) per zone, tenzij de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is. In dat geval is het vervoer van de begeleider gratis.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 23

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld:

  • a.

    als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor selectie, onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het één na vorige kalenderjaar; of

  • b.

    aan de hand van de goedkoopst adequate huurprijs inclusief selectie, onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 24

  • 1.

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een forfaitair budget en bedraagt € 2.990,00, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in de aanschaf, verzekering, reparatie en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 2.

    Voor het vierde en volgende jaren kan een forfaitair budget verstrekt worden voor onderhoud en reparatie van € 377,00 per jaar.

  • 3.

    Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.

Artikel 25

Indien zulks naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is, kunnen de kosten van maximaal 6 lessen rolstoel- of scootermobieltraining voor vergoeding in aanmerking komen.

Hoofdstuk 7 Samenhangende afstemming

Artikel 26

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies van artikel 32 van de Verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2.

    Bij de besluitvorming en de motivering van de beschikking wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 27

  • 1.

    De adviesinstantie als bedoeld in artikel 32 van de Verordening is in volgorde van raadpleging:

    • a.

      een interne Wmo consulent(e) met indiceringbevoegdheid;

    • b.

      een externe (medische) adviseur.

  • 2.

    Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 lid 2 onder a van de Verordening advies moet worden gevraagd aan de in lid 1 bedoelde adviesinstantie, bedraagt € 2.000,00.

Artikel 28

Het Verstrekkingenbesluit Wvg 2006 wordt ingetrokken, in acht nemende het overgangsprotocol.

Vastgesteld in de vergadering van het college van 28 november 2006.

mr. M.M. Hendrickx drs. H.W.S.M. Nuijten

secretaris burgemeester