Samenvatting integraal monumenten- en archeologiebeleid

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

Samenvatting integraal monumenten- en archeologiebeleid

SAMENVATTING INTEGRAAL MONUMENTEN- EN ARCHEOLOGIEBELEID.

In deze notitie wordt de ontwikkeling van het huidige monumentenbeleid naar een integraal monumenten- en archeologiebeleid behandeld. Het huidige monumentenbeleid van de gemeente Alphen-Chaam beperkt zich tot het verstrekken van monumentenvergunningen, vaststellen van de prioriteitenlijsten voor rijksmonumenten, begeleiden van subsidieaanvragen en restauraties, behoud van gemeentelijke monumentenlijst en subsidieverlening op grond van de subsidieverordening restauratie gemeentelijke monumenten. De gemeente heeft ook gemeentelijke monumenten maar nog niet in de kern Chaam. Een integraal monumentenbeleid betekent niet alleen winst voor de monumenten maar ook de kwaliteit van de leefomgeving kan met deze aanpak worden verbeterd. Hierdoor worden tevens planologische, economische en toeristische belangen gediend. Bovendien hebben gemeenten meer verantwoordelijkheid gekregen door de decentralisatie van de monumentenzorg. Ook het rijk en de provincie gaan steeds meer uit van een integrale benadering door toepassing van actief zelfbeheer, planologische benadering, marktgerichte monumentenzorg en aandacht voor de aanwezige archeologische waarden in een gebied.

Er zijn vele redenen aan te voeren waarom monumenten en archeologie belangrijk zijn voor de gemeente Alphen-Chaam, zoals; oudheidkundige en cultuurhistorische, bouwkundige en esthetische, recreatieve en toeristische, educatieve, economische, maatschappelijke en sociaal-psychologische argumenten. Bovendien zijn er factoren waardoor monumenten en archeologie worden bedreigd. Er kan worden geconstateerd dat monumenten en archeologie niet alleen cultuurhistorische waarden hebben maar ook andere maatschappelijke belangen vertegenwoordigen. Bovendien wordt een integrale aanpak van monumentenzorg en archeologie zowel door nationale en provinciale overheid gestimuleerd. Daarom wordt als gemeentelijke beleidsvisie voorgesteld om een integraal monumenten- en archeologiebeleid te ontwikkelen voor de gemeente Alphen-Chaam. Deze beleidsvisie heeft de volgende drie doelstellingen:

  • 1.

    Het behoud bevorderen van het cultuurhistorisch erfgoed,

  • 2.

    Het beheer stimuleren van het cultuurhistorisch erfgoed,

  • 3.

    Het bevorderen van een beter gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed door een betere afstemming met andere beleidsvelden.

Voor het ontwikkelen van het integraal Monumenten- en Archeologiebeleid wordt de volgende aanbevelingen voorgesteld:

  • -

    Voor de kern Chaam een gemeentelijke monumentenlijst opstellen.

  • -

    De archeologisch waardevolle terreinen inventariseren en selecteren.

  • -

    Een actief beleid voeren en eigenaren stimuleren bij onderhoud en restauraties.

  • -

    Beter gebruik door integraal af te stemmen met instrumenten uit de beleidsvelden ruimtelijke ordening en recreatie & toerisme. Hiervoor zijn onder andere te gebruiken; bestemmingsplan, herbestemmen, aanlegvergunningenstelsel, cultuurhistorische effectrapportage, beeldkwaliteitsplan, Open Monumentendag en aanlichten van monumenten.

  • -

    Voor een integrale aanpak zal ook goede documentatie moeten worden verzameld over het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Alphen-Chaam.

1. INLEIDING.

Monumenten staan het laatste decennium steeds meer in de belangstelling. Hiervoor kunnen meerdere redenen worden aangegeven. In de eerste plaats is er sprake van een groeiende belangstelling van de maatschappij voor het cultuurhistorische erfgoed. Daarnaast zijn monumenten belangrijk door hun fysieke aanwezigheid en de herkenbaarheid van de omgeving. Monumenten hebben ook een sociaal-economische rol als ze functioneel worden gebruikt voor bijvoorbeeld wonen en werken. Dit betekent dat monumenten steeds belangrijker zijn geworden voor ruimtelijke ontwikkelingen en plannen. Bovendien is in de loop van de tijd een omvangrijke restauratieachterstand ontstaan, die nu middels een grote inspanning van overheden en monumenteneigenaren wordt aangepakt. Dit alles heeft geleid tot verschillende impulsen om de monumentenzorg als particuliere aangelegenheid en als overheidstaak te versterken. Een van de belangrijkste initiatieven daartoe was de nieuwe monumentenwet van 1988.

In deze Monumentenwet 1988 werd aan gemeenten de mogelijkheid geboden om een zelfstandige taak op het gebied van de monumentenzorg te gaan vervullen. Gemeenten kregen door de decentralisatie van de monumentenzorg een taak in de vergunningverlening voor restauratie, wijziging of sloop van beschermde rijksmonumenten. De gemeente Alphen-Chaam heeft door de instelling van een gemeentelijke monumentenverordening en monumentencommissie aangegeven voor het monumentenbeleid van de gemeente een eigen verantwoordelijkheid te willen dragen. Naast het verstrekken van monumentenvergunningen beschikt de gemeente Alphen-Chaam ook over gemeentelijke monumenten in de kernen Alphen, Galder, Strijbeek en Ulvenhout AC.

In de afgelopen jaren is het beleidsveld monumentenzorg sterk in beweging geweest. Hierbij zijn de volgende ontwikkelingen te noemen; wijziging van wettelijke voorschriften, herziening van budget- en subsidieregelingen, verdergaande verschuiving van verantwoordelijkheden naar gemeenten, uitbreiding van het monumentenbestand met de jongere bouwkunst en stedenbouw, veranderende opvattingen over archeologie, het groeiende maatschappelijke besef van het belang van het cultuurhistorisch erfgoed.

Door deze ontwikkelingen is monumentenzorg als gemeentelijke taak beduidend omvangrijker en complexer geworden. Dit heeft in Alphen-Chaam (evenals in vele andere gemeenten) geleid tot knelpunten in de ontwikkeling en uitvoering van deze taak. Met name de afwezigheid van een structureel monumentenbeleid vormt een hindernis voor een volwaardige inbreng van het cultuurhistorische aspect in daaraan gerelateerde beleidsterreinen. Dit beleidsvacuüm bemoeilijkt ook het optimaal benutten van de aantoonbare meerwaarde die cultuurhistorische aspecten kunnen hebben voor toerisme, ruimtelijke kwaliteit en als positieve bijdrage aan de leefomgeving voor burgers en bedrijven.

In het coalitieakkoord Millenniumproof+ wordt aangegeven dat het belang van de leefbaarheid binnen de gemeente centraal dient te staan en dat voor de periode 1999-2002 een actief integraal monumentenbeleid wordt nagestreefd en vorm zal moeten krijgen. Om een totaalbeleid te ontwikkelen is het wenselijk dat de gemeente Alphen-Chaam een integraal monumenten- en archeologiebeleid gaat ontwikkelen en vaststellen. Het gaat hierbij om het bestaande monumentenbeleid verder uit te breiden naar een integraalbeleid. Hierbij zal derhalve tevens een standpuntbepaling over de uitgangspunten en de omvang van het beleid plaats moeten vinden. Elementaire vragen die hierbij naar voren komen zijn: wat betekenen monumenten en archeologie voor Alphen-Chaam? Wat willen we, kunnen we en doen we ermee? Hieruit zal de gemeentelijke visie op integraal monumenten- en archeologiebeleid vorm moeten krijgen in het formuleren van doelstellingen. Op grond van deze doelstellingen zal in deze notitie een aantal aanbevelingen worden gegeven om het integraal monumenten- en archeologie beleid concreet vorm te geven.

In deze notitie zal in hoofdstuk 2 het huidige monumentenbeleid van de gemeente Alphen-Chaam en in hoofdstuk 3 het belang van monumentenzorg en archeologie worden behandeld. De beleidsvisie, doelstellingen en instrumenten voor een integraal monumenten- en archeologiebeleid wordt in hoofdstuk 4 beschreven. In hoofdstuk 5 zal tenslotte een aantal concrete aanbevelingen worden gegeven.

2. INVENTARISATIE HUIDIGE MONUMENTENBELEID.

In de gemeente Alphen-Chaam zijn nog veel cultuurhistorische waarden aanwezig. De ontstaansgeschiedenis van de diverse kernen en buurtschappen hebben een rijke historie die teruggaat tot de vroege middeleeuwen. De nederzettingsvorm van de kern Alphen is al zeer oud blijkens de verscheidene Romeinse en vroeg middeleeuwse opgravingen. De oudste vermelding is van 709 terwijl er in 1175 van een kerkgebouw gesproken wordt. De basis van de nederzettingsvorm is vermoedelijk afgeleid van de middeleeuwse domeinstructuur. Alphen kan typologisch een tiendakkerdorp worden genoemd, vanwege de centraal gelegen kerk met een aantal agrarische buurtschappen er omheen gegroepeerd. Ook Chaam is een zeer oud dorp in het "land van Breda". De geschiedenis vermeldt dat de Franken er in de 5e eeuw al vergaderden. Chaam is een beekdalnederzetting gelegen tussen een tweetal waterlopen. Het is een karakteristiek straatdorp met lintbebouwing. Verondersteld wordt dat Chaam is ontstaan rond een kapel welke rond 1500 is vervangen door de laatgotische kruiskerk. Galder wordt reeds in 1299 genoemd in een Thornse oorkonde en ligt tevens tussen een tweetal waterlopen. Strijbeek is een voorbeeld van een kapelgehucht en is ontstaan in de 13e-14e eeuw. Tevens heeft de gemeente twee historische landgoederen namelijk Luchtenburg en Hondsdonk en het landhuis Anneville. Ook zijn in het buitengebied van Alphen, Galder en Strijbeek een aantal terreinen bekend met belangrijke archeologische waarden.

Monumenten in de gemeente Alphen-Chaam.

De gemeente Alphen-Chaam beschikt over rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en MSP-panden. De cultuurhistorische waarde van de gemeentelijke monumenten uit de voormalige gemeente Nieuw-Ginneken was kwalitatief hoog. De kwaliteit van de gemeentelijke monumenten uit de kern Alphen was minder hoog. Voor de kern Alphen is inmiddels een evaluatie uitgevoerd door de monumentencommissie. Het gevolg hiervan was dat een aantal panden van de gemeentelijke monumentenlijst zijn afgevoerd. Tevens kan worden opgemerkt dat voor de kern Chaam nog geen gemeentelijke monumenten zijn geïnventariseerd en geselecteerd. De MSP-panden die zijn geselecteerd in het kader van de jongere bouwkunst na 1850, zal naar verwachting de aanwijzingsproject binnenkort worden afgerond. Dit betekent dat het bestand van rijksmonumenten in de gemeente Alphen-Chaam hierdoor verder zal toenemen.

2.1. INSTRUMENTEN VAN HET HUIDIGE MONUMENTENBELEID.

Het huidige monumentenbeleid van de gemeente Alphen-Chaam is voornamelijk gericht op de wettelijke taken op grond van de Monumentenwet 1988 namelijk, het verlenen van monumentenvergunningen, het vaststellen van de prioriteitenlijst voor restauraties van rijksmonumenten en het uitvoeren van de behoefteraming hiervoor. Daarnaast heeft de gemeente ook eigen taken op zich genomen op grond van de monumentenverordening. Voor een groot gedeelte van de gemeente zijn reeds gemeentelijke monumenten aangewezen. Om het onderhoud en restauratie van deze gemeentelijke monumenten te stimuleren, is een subsidieverordening vastgesteld voor het verlenen van restauratiesubsidie aan eigenaren. Hieronder volgt een korte beschrijving van de instrumenten van het huidige monumentenbeleid.

MONUMENTENVERORDENING EN MONUMENTENCOMMISSIE.

De gemeente Alphen-Chaam heeft door het vaststellen van een monumentenverordening en het instellen van een monumentencommissie aangegeven dat zij voor het monumentenbeleid een eigen verantwoordelijkheid wil dragen. De monumentenverordening is gebaseerd op het VNG-model en bevat ook de mogelijkheid om gemeentelijke archeologische monumenten op te nemen. In de gemeente Alphen-Chaam is gekozen voor een monumentencommissie waarbij sprake is van een combinatie van deskundigheid en leden uit de eigen gemeente. Uitgangspunt dient te blijven dat de monumentencommissie een grote mate van onafhankelijkheid en deskundigheid heeft. Tevens is er indirecte afstemming tussen monumentencommissie en welstandscommissie. De secretaris van de welstandscommissie is tevens lid van de monumentencommissie en bij bouwplannen voor monumenten wordt eerst advies gevraagd bij de monumentencommissie en vervolgens bij de welstandscommissie. De voorzitter van de monumentencommissie is de verantwoordelijke wethouder monumentenzorg.

BELEIDSREGELS VOOR AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN.

Voor het aanwijzen van gemeentelijke monumenten zijn door de raad in 1997 beleidsregels opgesteld. Op grond van de monumentenverordening kan een zaak of terrein als beschermd gemeentelijk monument worden aangewezen wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Om deze algemene begrippen meer te specificeren zijn door de raad beleidsregels opgesteld voor het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. De beleidsregels bevatten criteria waaraan een gebouw of object met cultuurhistorische waarde, schoonheid of betekenis voor de wetenschap kan worden getoetst en op grond waarvan het op de gemeentelijke monumentenlijst kan worden geplaatst. Naast toetsingscriterium worden deze beleidsregels ook gebruikt om aan eigenaren beter doorzichtig te maken waarom hun pand of object als gemeentelijk monument wordt aangewezen. Een gebouw of object dient aan meerdere criteria te voldoen om te worden voorgedragen voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst van Alphen-Chaam.

SUBSIDIEVERODENING RESTAURATIES GEMEENTELIJKE MONUMENTEN.

In het kader van de harmonisatie van subsidieverordeningen van de voormalige gemeenten Nieuw-Ginneken en Alphen en Riel heeft de raad in februari 1999 een nieuwe Subsidieverordening restauratie gemeentelijke monumenten vastgesteld die voortaan geldt voor de gehele gemeente. Op grond van de subsidieverordening kunnen eigenaren van gemeentelijke monumenten in aanmerking komen voor subsidie voor restauraties en een keer in de 5 jaar voor een jaarabonnement en een bouwkundige inspectie van de Monumentenwacht. Eigenaren van gemeentelijke monumenten kunnen in principe maximaal ¦. 10.000,00 subsidie krijgen voor de restauratie van hun pand of object. Met het aanbod voor een bouwkundige inspectie één keer in de 5 jaar worden twee doelen nagestreefd. Ten eerste worden eigenaren door het bouwkundige rapport gestimuleerd om tijdig onderhoud of restauraties uit te voeren. Ten tweede krijgt de gemeente beter inzicht in de staat van onderhoud en de te verwachtte restauraties van de gemeentelijke monumenten.

Uit bovenstaande blijkt dat het huidige beleid zich beperkt tot alleen behoud van monumenten en dat van een integrale afstemming met andere beleidsvelden nog geen sprake is.

3. HET BELANG VAN MONUMENTENZORG EN ARCHEOLOGIE.

Er zijn veel argumenten aan te voeren die pleiten voor monumentenzorg. En toch heeft men aan de monumentenbescherming niet altijd de aandacht geschonken die zij verdient. Het verleden heeft meermaals aangetoond dat de weegschaal ook in de andere richting kan doorslaan. Wat betekenen monumenten en archeologie voor de gemeente Alphen-Chaam? De volgende argumenten pleiten voor een actieve monumentenzorg en archeologie.

Oudheidkundige en cultuurhistorische argumenten.

Monumenten zijn overblijfselen uit ons verleden en kunnen ons iets tonen van de cultuur van vorige generaties. We leren iets over de materialen en constructies van gebouwen uit vroegere tijden en over de sociale en culturele structuur waarbinnen die gebouwen een plaats hadden. Ze zeggen ons iets over de wijzen van begraven, eetgewoonten, ziekten, gewassen, dieren, ploegen en infrastructuur.

Bouwkundige en esthetische argumenten.

De bouwkundige en esthetische betekenis van monumenten heeft veel te maken met veranderingen in de cultuur. De gebouwen die ons nog resten uit vroeger tijden laten ons zien hoe esthetische principes, architectuuropvattingen en bouwtechnische regels niet alleen variëren in de tijd, maar ook vaak sterk verschillen naar plaats.

Recreatieve en toeristische argumenten.

Monumenten kunnen van groot belang zijn voor het toerisme. Veel steden en dorpen ontlenen hun aantrekkingskracht mede aan de aanwezigheid van monumenten. Vaak worden ze zelfs met een van hun monumenten geïdentificeerd, bijvoorbeeld: Amsterdam met haar grachten, Den Bosch met de St. Jan. Het toerisme vormt een belangrijke bron van inkomsten. Belangstelling voor monumenten en de historische omgeving in het algemeen is niet langer uitsluitend te vinden bij mensen met een specifieke belangstelling voor historie, bouwkunst etc. Steeds meer vormen zij een bijna vanzelfsprekend onderdeel van het toeristische aanbod, een must voor iedere toerist. In de afgelopen jaren zien we een bijna explosief toenemende aandacht voor het cultuurhistorisch toerisme. Dit blijkt ook uit de populariteit van de Open Monumentendag.

Educatieve argumenten.

Met de educatieve functie van monumenten wordt bedoeld de bijdrage die zij leveren aan het ontwikkelen van het gevoel voor kunst en schoonheid. In welk opzicht en in welke mate dit het geval is, kan moeilijk exact worden vastgesteld. Maar de confrontatie met monumenten, bijvoorbeeld door middel van excursies, draagt ongetwijfeld bij tot het bevorderen van een cultuurhistorisch besef. Monumenten vervullen een belangrijke rol in het aanschouwelijk onderwijs doordat ze de jeugd op een tastbare en gemakkelijk toegankelijke wijze laten zien hoe mensen vroeger woonden, werkten en ontspanden.

Economische argumenten.

Bepaalde categorieën gebouwen hebben, door de specifieke aard van de ruimte of de beperkte gebruiksmogelijkheden voor woon- en werkdoeleinden slechts weinig economische waarde, ook al zijn ze soms duur gerestaureerd. Andere gebouwen winnen juist aanzienlijk aan waarde na een restauratie, vanwege hun zeldzaamheid, bijzondere kenmerken of hun gunstige ligging. Deze laatste groep biedt uiteraard perspectieven voor het beleggen in monumenten. Restauraties kosten veel geld van de eigenaar, maar ook van de overheid. Ze kunnen echter een heel positieve uitstraling hebben op de omliggende bebouwing waardoor ook eigenaren van niet-monumenten besluiten hun woning of bedrijf op te knappen. De restauratie van monumenten kan een sneeuwbaleffect hebben en tot herstel van hele buurten bijdragen.

Maatschappelijke argumenten.

Behoud van het cultureel erfgoed is ook vanuit maatschappelijk oogpunt te verdedigen. Uit onderzoek weten we dat een groot deel van de bevolking veel waarde hecht aan het behoud van monumenten. Monumenten en historische elementen vormen dikwijls het woon- en leefmilieu van groepen mensen die daar al jaren wonen en werken. Om die groepsstructuren niet te ontwrichten is het nodig om het ruimtelijk kader hiervoor niet alleen in stand te houden maar ook te verbeteren. Monumenten fungeren vaak als karakter- en gezichtsbepalende elementen van buurten, steden en dorpen en hebben daarom een sterk symboolkarakter. Dat maakt de identificatie met een bepaalde plek mogelijk. Zeker in de huidige samenleving, waar omgevingen binnen een generatie vaak meerdere keren drastisch veranderen, is deze identificatie van grote waarde.

Sociaal-psychologische argumenten.

Oude architectuur is voor velen onvervangbaar omdat ze een bij ons passende proportie, een op ons afgestemde maat en schaal hebben en ons daardoor een idee geven van intimiteit en geborgenheid. Het ervaren en bevestigen van de eigen identiteit, het 'anders dan anderen zijn', wordt beïnvloed door de factor herkenbaarheid. Herkenbaarheid is bij monumenten, door hun bijzondere, kenmerkende karakter en/of grote rijkdom aan stijl in hoge mate aanwezig. Deze factor is belangrijk voor de oriëntatie in het ruimtelijk milieu. Het is voor vele mensen gemakkelijker zich met een 'oud' dan met een 'modern' ruimtelijke milieu te identificeren.

Bovenstaande argumenten pleiten voor het behoud van cultuurhistorische waarden. Deze waarden zijn ook in de samenleving van Alphen-Chaam verankerd. Het is daarom een taak van de gemeente en andere overheden om de cultuurhistorische waarden te waarborgen door beperkingen op te leggen aan het handelen van personen en organisaties.

3.1. BEDREIGINGEN VOOR MONUMENTEN.

Monumenten maken deel uit van onze gemeente en zijn daarom onderworpen aan de krachten en veranderingen die in onze samenleving spelen. Dat betekent een grote druk op de bebouwde omgeving, omdat die niet meer aan onze wensen voldoet. We bouwen nieuwe gebouwen en woonwijken maar ook bestaande gebouwen, dus ook monumenten, verliezen hun functies en worden verbouwd. Monumenten voldoen niet altijd aan de eisen die wij eraan stellen vanuit het oogpunt van gebruik. In onze samenleving is het de taak van de overheid om cultuurhistorische waarden te waarborgen door beperkingen op te leggen aan het handelen van personen en organisaties. Als dat niet het geval was geweest, zou ons veel minder resten van het bouwkundig erfgoed. Het handelen van gemeenten is echter niet altijd succesvol want monumenten worden nog steeds beschadigd, verwaarloosd of soms ook gesloopt. Soms gebeurt dit opzettelijk maar meestal gebeurt het onbewust, uit onvermogen of door onkunde. Zowel burgers als gemeenten zijn daar debet aan. Monumenten worden grofweg bedreigd door de volgende oorzaken.

MAATSCHAPPELIJKE VERANDERINGEN hebben geleid tot een metamorfose van steden en dorpen. Er is en wordt veel nieuw gebouwd. Bestaande gebouwen veranderen dikwijls ingrijpend van vorm en functie. De spanning tussen behoud en verdwijnen blijkt in de praktijk door plannen voor verbouwing, sloop of bestemmingswijziging. Ook in het landelijk gebied zijn er bedreigingen voor de historische omgeving waardoor boerderijen verdwijnen of worden aangepast waardoor het historische karakter van het platteland verloren gaat.

VAN BUITEN KOMENDE BEDREIGINGEN zijn factoren die als overmacht kunnen worden beschouwd en waartegen men maar ten dele kan optreden. Zo'n factor is onder andere de tand des tijds. Monumenten worden voortdurend in hun bestaan bedreigd door slijtage van onderdelen die bloot staan aan weersinvloeden (zure regen) of door grondverzakkingen, roestvorming, aantasting door ongedierte (bonte knaagkever) of schimmels. Veel vormen van aantasting en verval komen pas aan het licht als het te laat is. Slechts door preventief onderhoud, inspecties, en periodieke reparaties kan worden voorkomen dat oude gebouwen bouwvallig worden. Een andere bedreigende factor, met een incidenteel maar vaak ingrijpend karakter, zijn rampen zoals oorlog, watersnood, brand en storm. Ieder jaar brengen onder andere brand en storm grote schade toe aan monumentale panden.

ACHTERSTALLIG ONDERHOUD is een andere oorzaak waarom monumenten in verval kunnen raken. Voor veel eigenaren vormt regelmatig onderhoud een groot probleem. Zij beschikken niet over voldoende financiële middelen om dit onderhoud te verrichten. Zij moeten dikwijls volstaan met de meest noodzakelijke reparaties of met provisorische voorzieningen. Ook kan het zijn dat een eigenaar niet voldoende gemotiveerd is om zijn bezit goed te onderhouden. Als gevolg van slecht onderhoud en het nalaten van restauraties gingen en gaan nog steeds veel monumenten verloren. Wanneer een monument functioneel wordt gebruik zal de kans op achterstallig onderhoud aanzienlijk worden verminderd.

OVERHEIDSBELEID kan een bedreiging zijn omdat zij heeft te maken met de moeilijkheid om tegenstrijdige doelstellingen op elkaar af te stemmen. Dit is ook het geval met doeleinden van een goede ruimtelijke ordening en een zorgvuldige monumentenzorg. In het verleden is gebleken dat door ruimtelijke maatregelen monumenten verloren zijn gegaan of in een zodanige omgeving zijn komen te staan dat ze veel van hun waarde als monument hebben verloren. Stads- en dorpsvernieuwingen en inbreidingsplannen kunnen een aanslag betekenen op de aanwezige cultuurhistorische elementen en archeologische monumenten. Ook het verkeers- en vervoersbeleid van gemeenten kan nadelige gevolgen hebben voor monumenten.

3.2. BELANG INTEGRAAL MONUMENTENZORG EN ARCHEOLOGIE

Door middel van regelingen heeft de overheid een wettelijk kader gemaakt waarmee de bescherming van monumenten tegen afbraak, verbouwingen en veranderingen mogelijk wordt gemaakt. De vrijheid van de eigenaren om naar eigen believen veranderingen aan een beschermd monument aan te brengen is hierdoor beperkt. Monumentenzorg is het beleidsterrein dat wordt gevormd door de zorg van allerlei marktpartijen voor het behoud en herstel van de historische waardevolle omgeving. Het betreft een gedeelde zorg van eigenaren, particuliere organisatie op het gebied van de monumentenzorg en de overheid. Het gaat daarbij om de bescherming van historische waardevolle monumenten zoals kerken, woonhuizen, boerderijen, landgoederen etc. Het gaat ook om de bescherming en het herstel van grotere gehelen, om waardevolle stads- en dorpsbeelden, om historische landschapsstructuren en om sporen of resten in de ondergrond, de archeologische monumenten. Hieruit volgt dat monumentenzorg betrekking heeft op de monumenten, de cultuurhistorische waardevolle gebieden en landschapselementen en de archeologische resten en sporen in de bodem.

Wat betekenen monumenten en archeologie nu voor de gemeente Alphen en Chaam? Uitgangspunt van gemeentelijke monumentenzorg dient de zorg voor en het behoud van cultuurhistorische aspecten en gezichts- en identiteitsbepalende elementen in de gemeente te zijn. Voor een actieve integrale monumentenzorg en archeologiebeleid zijn vele redenen aan te voeren. De kwaliteit van de leefomgeving wordt voor een belangrijk deel bepaald door waardevolle en herkenbare elementen uit de stedelijke en landschappelijke omgeving. Deze omgeving is gedurende de loop der eeuwen gevormd en daarmee drager van onze gezamenlijke identiteit geworden. Monumenten en (al dan niet) zichtbare archeologische monumenten vormen een onlosmakelijk onderdeel van onze leefomgeving. De aanwezige historische stedenbouwkundige en landschappelijke structuren en monumenten geven aan hoe deze leefomgeving in de gemeente Alphen-Chaam tot stand is gekomen en hebben als zodanig een hoge cultuurhistorische waarde. Daarom is het van groot belang dit culturele erfgoed door te geven aan toekomstige generaties. Bovendien vormt het nationaal en provinciaal monumenten- en archeologiebeleid het kader waarbinnen het gemeentelijk monumentenbeleid gevoerd moet worden.

4. INTEGRAAL GEMEENTELIJK MONUMENTEN- EN ARCHEOLOGIEBELEID.

4.1. GEMEENTELIJKE BELEIDSVISIE.

Er kan worden geconstateerd dat het cultuurhistorisch erfgoed zoals monumenten, historische landschappen en archeologie, om diverse redenen belangrijke maatschappelijke waarden vertegenwoordigen. De aanwezige cultuurhistorische waarden bepalen voor een belangrijk deel de specifieke identiteit van een omgeving en kunnen een belangrijke bijdrage leveren om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Dit geldt ook voor de aanwezige cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Alphen-Chaam. Bij een integraal beleid voor de leefomgeving dient ook rekening te worden gehouden met de aanwezige monumenten en archeologische waarden in de gemeente. Door de integrale aanpak vanuit zowel de monumenten als de leefomgeving worden een aantal doelen tegelijk bereikt, namelijk: behoud van monumenten, verbetering van de leefbaarheid, vergroting van het aantal banen in de bouw, verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven, aantrekken van toeristen, behoud van het cultuurhistorisch landschap en het aanwezig archeologisch bodemarchief. Om een groter draagvlak voor monumenten- en archeologiebeleid te ontwikkelen is het belangrijk dat aansluiting wordt gezocht bij andere beleidsterreinen.

Tevens kan worden vastgesteld dat zowel het rijk als de provincie Noord-Brabant streven naar een grotere inbreng van het cultuurhistorische aspect in andere beleidsterreinen zoals de ruimtelijke ordening. Dit om de leefomgeving te verbeteren én om het erfgoed te behouden. Bovendien hebben gemeenten een grotere verantwoordelijkheid gekregen voor hun cultuurhistorische bezit. Aanpassing van het monumentenbeleid is noodzakelijk om te voorkomen dat de aansluiting met de ontwikkelingen in de nationale en provinciale monumentenzorg wordt gemist. Om deze redenen wil de gemeente Alphen-Chaam het huidige monumentenbeleid ontwikkelen naar een integrale aanpak van het monumenten- en archeologiebeleid. Dit betekent dat monumentenzorg en archeologie als gelijkwaardige factoren zullen worden meegenomen in de daaraan gerelateerde beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening. Het beleid dat de gemeente Alphen-Chaam wil gaan voeren heeft een duidelijke beleidsvisie. Voor dit integraal gemeentelijk monumenten- en archeologiebeleid kunnen de volgende drie doelstellingen worden geformuleerd om deze beleidsvisie te bereiken:

  • 1.

    Het bevorderen van het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

  • 2.

    Het stimuleren van het beheer van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

  • 3.

    Het bevorderen van een beter gebruik van het cultuurhistorische erfgoed door afstemming met andere beleidsvelden.

Nu we weten wat we willen, zal vervolgens een antwoord moeten worden gegeven op wat we kunnen. Welke instrumenten kunnen worden gebruikt om het integraal beleid vorm te geven.

4.2. INSTRUMENTEN VOOR INTEGRAAL BELEID.

Bij het behoud van monumenten is het belangrijkste dat ze functioneel worden gebruikt. Hiermee kan achterstand in onderhoud en verval het beste worden voorkomen. Daarnaast zal een monument niet goed tot zijn recht komen in een verwaarloosde of verstoorde omgeving. Een monument kan immers niet los worden gezien van zijn omgeving. In de praktijk blijkt dat de economische waarde van beeldbepalende of monumentale panden toeneemt wanneer ze in een aantrekkelijke omgeving staan. Een eigenaar zal dan ook eerder bereid zijn om het pand te onderhouden of restaureren. Een monumentenbeleid biedt dus de meeste kans van slagen wanneer het beleid zowel op behoud van het monument als op de ontwikkeling van de leefomgeving is gericht.

Monumentenbeleid heeft een samenhang met ruimtelijke ordening want de doelstellingen van beide beleidsterreinen overlappen elkaar. Ruimtelijke ordening houdt zich bezig met de zorg voor de omgeving en de ontwikkeling hiervan. Monumentenbeleid doet dit ook maar legt hierbij de nadruk meer op de zorg van de gebouwde omgeving, de monumenten. Bij een integrale afstemming moet dus niet alleen gekeken worden naar het monument op zich maar dit vraagt een meer dynamische benadering waarbij ook de omgeving waarin een monument staat belangrijk is geworden. Het beleid dient daarom zowel gericht te zijn op het behoud van de monumenten als op de ontwikkeling van de omgeving waarin ze staan. In de ruimtelijke ordening is niet altijd voldoende rekening gehouden met de aanwezige beeldbepalende monumentale bebouwing of aanwezige archeologische terreinen maar lag de nadruk vooral op het ontwikkelen van locaties om te wonen, werken, winkelen of recreëren Door een integrale aanpak van monumenten- en archeologiebeleid en ruimtelijke ordening moeten aan beide zijden concessies worden gedaan maar daar staat tegenover dat de kwaliteit van zowel omgeving als monument hierdoor wordt verbeterd. Ook kunnen hierdoor archeologische waarden beter worden beschermd. Hieronder worden een aantal instrumenten, van onder andere de ruimtelijke ordening, besproken die door de gemeente Alphen-Chaam kunnen worden gebruikt om een integraal monumenten- en archeologiebeleid concreet vorm te geven.

BESTEMMINGSPLAN.

Een belangrijk instrument van de ruimtelijke ordening die bij deze integrale aanpak gebruikt kan worden is het bestemmingsplan. Bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen kan rekening worden gehouden met enerzijds aanwezige cultuurhistorische waarden en anderzijds de gewenste ontwikkeling van een bepaald gebied. Met name bij inbreidingsplannen is de aanwezige cultuurhistorische waarde van een gebied van belang. Door een goede afstemming met de gewenste stedenbouwkundige ontwikkeling kunnen deze beeldbepalende elementen en aanwezige archeologische waarden behouden blijven. De cultuurhistorische waarden dienen bij het ontwikkelen van het stedenbouwkundig concept een bron van inspiratie en zorg te zijn. Indien onvoldoende rekening wordt gehouden met de aanwezige monumentale bebouwing of archeologie dan kan een deel van de eigen identiteit van de leefomgeving of het eigen archeologisch bodemarchief verloren gaan. Uit het verleden zijn hiervan al genoeg voorbeelden bekend.

Bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen dient daarom een goede inventarisatie plaats te vinden van de waarden van de aanwezige monumenten en eventuele archeologische waarden van de gronden van het gebied. Vervolgens zal het stedenbouwkundig concept hierop zoveel mogelijk moeten anticiperen zodat de kwaliteit van het gebied behouden blijft. Bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen kan informatie over de cultuurhistorische en archeologische waarden worden opgevraagd bij monumentencommissies, plaatselijke heemkundige kring, de Monumentenwacht, provincie, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek en diverse andere particuliere organisatie op dit gebied. Indien hiervoor aanleiding is kan nader onderzoek naar de archeologische waarden worden uitgevoerd. Omdat veranderingen in de omgeving ook gevolgen heeft voor de aanwezige monumenten of beeldbepalende panden is het raadzaam om de monumentencommissie te betrekken bij het ontwikkelingsproces van het bestemmingsplan. Zo kan advies worden gevraagd aan de monumentencommissie over het conceptbestemmingsplan. Door deze integrale afstemming wordt de samenhang en kwaliteit van de aanwezige beeldbepalende monumentale bebouwing of archeologische waarden en het stedenbouwkundig concept van het bestemmingsplan verbeterd. Bovendien hebben bestemmingsplannen een aanvullende functie voor het monumenten- en archeologiebeleid van een gemeente. In bestemmingsplannen kunnen monumenten en de gronden welke waardevolle archeologische waarden bevatten positief worden bestemd en middels voorschriften worden beschermd. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om een integraal beleid te voeren. Door het inventariseren en opnemen van de cultuurhistorische waarden in plankaart en voorschriften zal de integrale afstemming vorm krijgen. Wanneer de gemeente een integraal monumenten- en archeologiebeleid wil gaan voeren is dit een van de belangrijkste instrumenten.

HERBESTEMMEN.

Een andere mogelijkheid om met behulp van het bestemmingsplan monumentenbeleid te ondersteunen is het mogelijk maken van een ander gebruik, het herbestemmen van monumentale panden. De gemeente kan middels wijziging of vrijstelling van het bestemmingsplan een andere functie aan een monument toekennen waardoor een ander functioneel gebruik van het gebouw mogelijk wordt. Door dit herbestemmen van panden wordt het behoud van monumenten bevorderd. Het functioneel weer gebruiken van monumenten is immers de beste garantie om achterstand in onderhoud of verval tegen te gaan. Bij het herbestemmen van een monument zal een afweging worden gemaakt tussen de cultuurhistorische waarde van het pand en de gevolgen van het nieuwe gebruik voor het monument. Een voormalig pakhuis of looierij kan door herbestemmen tot woning wel een gedeelte van zijn oorspronkelijke uitstraling verliezen maar het behoud van het monument wordt hierdoor wel veilig gesteld. Bovendien wordt met dit instrument een compensatie verleend aan eigenaren van monumenten ten aanzien van de beperkende regels die voor monumenten gelden. Het verdient daarom aanbeveling om in de toekomstige bestemmingsplannen van de gemeente Alphen-Chaam een bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders op te nemen om vrijstelling te verlenen van het gebruik van monumenten of om de bestemming van een monument te wijzigen zodat ze ook functioneel gebruikt kunnen worden. Voorwaarden aan een dergelijk voorschrift dient uiteraard te blijven dat de cultuurhistorische waarde van het monument behouden blijft en niet ingrijpend hierdoor zal worden aangetast. Hierover kan advies worden gevraagd aan de monumentencommissie.

AANLEGVERGUNNINGENSTELSEL

Door de cultuurhistorische waarden van gebouwen, archeologisch waardevolle gronden of landschappen in het bestemmingsplan op te nemen, kan bescherming worden geboden tegen het slopen of te ingrijpend verbouwen van monumenten, het verstoren van het archeologisch bodemarchief of verdwijnen van deze beeldbepalende elementen in het landschap. Dit kan door het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel in het bestemmingsplan. Met het aanlegvergunningenstelsel kan worden voorkomen dat monumentale panden worden gesloopt of door bepaalde grondwerkzaamheden de archeologische waarden in het bodemarchief worden verstoord. Het aanlegvergunningenstelsel voor het beschermen van archeologisch waardevolle gronden is reeds opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Nieuw-Ginneken. Het verdient aanbeveling om bij herzieningen van bestemmingsplannen dit instrument voortaan op te nemen om het behoud van aanwezige monumenten en bekende archeologische waarden in de bodem veilig te stellen.

CULTUURHISTORISCHE EFFECTRAPPORTAGE

De Cultuurhistorische Effectrapportage (CHER) geeft een concrete beschrijving van de cultuurhistorische waarden in een bepaald gebied, welke bij een bepaalde, voorgenomen ruimtelijke ingreep in het geding zijn. Deze beschrijving vindt plaats op basis van een uitgebreide inventarisatie van waarden die de wetenschappelijke disciplines archeologie, historische geografie en bouwkunst omvat. Op basis van de CHER kunnen randvoorwaarden worden opgesteld die als leidraad dienen bij de verdere uitwerking van de plannen. De CHER kan onderdeel uitmaken van een Milieueffectrapportage (MER). Cultuur vormt een onderdeel van het milieu in brede zin en kan derhalve deel uitmaken van de m.e.r. procedure en het MER. Bij de onlangs gevoerde m.e.r. procedure voor de omlegging van de provinciale weg van Alphen heeft de CHER deel uitgemaakt van de MER. Ook bij toekomstige zeer ingrijpende ruimtelijke ingrepen in de gemeente Alphen-Chaam kan dit een waardevol instrument voor integraal beleid.

BEELDKWALITEITSPLAN.

Het beeldkwaliteitsplan is een instrument voor de bebouwde leefomgeving en kan betrekking hebben op een stads- of dorpsgebied of op enkele bouwblokken. Het plan geeft in woord en beeld de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van een gebied weer met het accent op de verschijningsvorm en beeld- en belevingskwaliteit ervan. Een beeldkwaliteitplan heeft dus als doel om de beeldelementen van de bebouwing van een stad of dorp in haar onderlinge samenhang te inventariseren en waarderen. In een beeldkwaliteitplan wordt zoveel mogelijk een integrale aanpak nagestreefd waarbij vormgevingselementen van stads- en dorpsvernieuwing, welstandszorg, monumentenzorg en ruimtelijke ordening met elkaar in verband worden gebracht. Wanneer voor een bepaald gebied in de gemeente een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld zal hierbij tevens de aanwezige cultuurhistorische waarden van monumenten en landschappen in het plan moeten worden meegenomen. Dit integrale instrument voor planontwikkeling, toetsing en afstemming met de aanwezige cultuurhistorische waarden in een gebied, zal ook voor de gemeente Alphen-Chaam meerwaarde hebben om de ruimtelijke kwaliteit en monumentenzorg te verbeteren.

RECREATIEBELEID.

Daarnaast kan ook een integrale afstemming met het beleidsveld Recreatie en Toerisme vorm worden gegeven. Monumenten en andere cultuurhistorische elementen kunnen van groot belang zijn voor het toerisme. De toeristische aantrekkingskracht kan mede ontleend worden aan de aanwezigheid van monumenten en een gevarieerd landschap. De gemeente kan in haar recreatiebeleid deze toeristische aantrekkingskracht van monumenten en cultuurhistorische elementen betrekken. Instrumenten die hiervoor kunnen worden gebruikt zijn onder andere; het samen met eigenaren en particuliere organisaties deelnemen aan de landelijke Open Monumentendag, fietsroutes samen te stellen langs monumenten en beeldbepalende landschappen of eventueel belangrijke rijksmonumenten aan te lichten. Deze instrumenten passen in het speerpuntenbeleid van de gemeente Alphen-Chaam. Met deze instrumenten kan een actief integraal monumenten- en archeologiebeleid zichtbaar worden gemaakt voor burgers.

SAMENVATTING:

Er zijn dus een aantal bruikbare instrumenten om het integraal monumenten- en archeologiebeleid van de gemeente Alphen-Chaam vorm te geven. Deze instrumenten zijn; bestemmingsplan, herbestemmen, aanlegvergunningenstelsel beeldkwaliteitplan en recreatiebeleid. Om deze integrale afstemming goed vorm te geven is het ook belangrijk dat er voldoende informatie en documentatie wordt verzameld over het aanwezige cultuurhistorische erfgoed in de gemeente. Dit betekent dat de informatie over monumenten en archeologie moet worden aangevuld en geactualiseerd. Tevens zal voor deze integrale beleidsvisie draagvlak moeten worden verkregen middels voorlichting en overleg. Daarnaast zal het gebruik van deze instrumenten voor integraal beleid ook organisatorische en personele gevolgen hebben.

5. AANBEVELINGEN INTEGRAAL MONUMENTEN- EN ARCHEOLOGIEBELEID.

De beleidsvisie voor een integraal gemeentelijk monumenten- en archeologiebeleid gaat uit van een drietal doelstellingen, namelijk:

  • 1.

    Het bevorderen van het behoud ,van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

  • 2.

    Het stimuleren van het beheer van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

  • 3.

    Het bevorderen van een beter gebruik van het cultuurhistorische erfgoed en betere afstemming met andere beleidsterreinen.

Deze beleidsvisie met doelstellingen dienen te worden onderschreven en als intentieverklaring door de raad te worden vastgesteld. Daarnaast kunnen de volgende aanbevelingen en concrete actiepunten worden gegeven om het integraal monumenten- en archeologiebeleid van de gemeente Alphen-Chaam te ontwikkelen en te implementeren.

  • 1.

    MET BETREKKING TOT BEHOUD:

    • a.

      Inventarisatie en selectie van monumenten in de kern Chaam die vervolgens nadat ze zijn beschreven en hierover overleg is gevoerd met eigenaren op de gemeentelijke monumentenlijst kunnen worden geplaatst. Dit project zal in 2001 worden opgestart.

    • b.

      Inventarisatie en selectie van de cultuurhistorisch waardevolle gebieden en/of landschapselementen die voor bescherming in aanmerking komen.

      • -

        Afhankelijk van de archeologische potentie kan in overleg met de ROB, nader onderzoek worden verricht om de archeologische waarde nader te bepalen.

      • -

        Op grond van de resultaten van het onderzoek kan vervolgens worden besloten wel of niet over te gaan tot bescherming of volledige opgraving. Dit vereist een tijdige inbreng van archeologie in ruimtelijke plannen en bouwplannen.

      • -

        Onderzoek naar financieringsmogelijkheden van archeologisch onderzoek.

      • -

        Voor dit project zal een plan van aanpak met de organisatorische en financiële consequenties moeten worden opgesteld.

  • 2.

    MET BETREKKING TOT BEHEER:

    • a.

      Gemeentelijke loketfunctie voor de monumentenzorg en archeologie verder ontwikkelen door monumenteneigenaren en particuliere organisaties actief te benaderen inzake restauratie- en onderhoudsplannen.

    • b.

      Stimuleren van het laten uitvoeren van bouwkundige inspecties op grond van de subsidieverordening gemeentelijke monumenten. Op grond van inspectierapporten een meerjarenplanning opstellen van te verwachten restauraties.

    • c.

      Documentatie en informatie van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, MSP-panden, archeologische waardevolle gebieden in de gemeente verzamelen, aanvullen en actualiseren. Vervolgens de documentatie in boekvorm per categorie samenvoegen.

  • 3.

    MET BETREKKING TOT GEBRUIK EN AFSTEMMING:

    • a.

      Tijdige en volwaardige inbreng van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke ordening, inrichting en vormgeving van de leefomgeving. Bij (her-)inrichting van landelijk en bebouwd gebied kan aansluiting worden gezocht bij de aanwezige cultuurhistorische waarden. Mogelijke instrumenten zijn bestemmingsplannen, aanlegvergunningenstelsel, beeldkwaliteitplan en cultuur historische effectrapportage. Afstemming tussen beide beleidsvelden en zo nodig advies vragen aan de monumentencommissie.

    • b.

      Functioneel gebruik van monumenten bevorderen door de mogelijkheid van herbestemmen in bestemmingsplannen op te nemen. Hiervoor vrijstellings- of wijzigingsbevoegdheden in de bestemmingsplannen opnemen en advisering hierover door de monumentencommissie.

    • c.

      Belangstelling voor het belang van monumenten stimuleren door in overleg met eigenaren en particuliere organisaties deel te nemen aan de landelijke Open Monumentendag. Onderzoeken welke mogelijkheden hiervoor bestaan en of kan worden ingespeeld op het thema van de Open Monumentendag.

    • d.

      Cultuurhistorische waarden in de gemeente meenemen in het beleidsveld recreatie en toerisme. Instrumenten die hiervoor kunnen worden ingezet zijn onder andere het onderzoeken of bepaalde rijksmonumenten kunnen worden aangelicht en in overleg met particulieren organisaties bekijken of fietsroutes kunnen worden ontwikkeld langs monumenten en beeldbepalende landschappen in de gemeente.

Voor het bevorderen van een beter gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed en betere afstemming met andere beleidsvelden kan worden opgemerkt dat voor de instrumenten uit het beleidsveld ruimtelijke ordening met name sprake zal zijn van een integrale aanpak waaraan geen grote personele of financiële consequenties zijn verbonden. Dit ligt anders bij instrumenten van het beleidsveld Recreatie en toerisme. Voor projecten als het deelnemen aan de Open Monumentendag, het aanlichten van belangrijke rijksmonumenten of het samen met anderen ontwikkelen van fietsroutes zal wel sprake zijn van personele en/of financiële consequenties. Alvorens wordt besloten om deze instrumenten in te zetten, zullen deze gevolgen eerst nader moeten worden uitgewerkt in een notitie.

BIJLAGE I

MONUMENTENZORG EN ARCHEOLOGIEBELEID OP RIJKSNIVEAU.

1. MONUMENTENZORG.

Monumentenzorg heeft lange tijd een nogal centralistisch karakter gehad. De rijksoverheid kreeg de taak om cultuurhistorische waardevolle bouwwerken en karakteristieke stads- en dorpsgezichten te beschermen tegen de destructieve gevolgen van ouderdom, afbraak of te ingrijpende verbouwing. Het streven van het rijk naar een onaantastbaar behoud van de monumenten strookte moeilijk met de verantwoordelijkheid van de gemeenten om aan de verdere ontwikkeling van de steden en dorpen bij te dragen. Hierdoor werden monumenten veelal ervaren als obstakels voor deze ontwikkeling. De Monumentenwet 1988 is een belangrijke stap geweest in de heroriëntatie van de monumentenzorg. Door deze wet werden vele taken van het rijk overgeheveld naar de gemeenten. Zij hebben daardoor een grote medeverantwoordelijkheid gekregen voor de instandhouding van het culturele erfgoed. Dit betekent ook dat beter rekening gehouden kan worden met de lokale omstandigheden.

De rijksmonumentenzorg richt zich, naast de juridische bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten, in toenemende mate op ondersteuning van gemeentelijk integraal monumentenbeheer. Het rijk speelt daarin een voorwaardenscheppende rol. Mede met het oog op dit proces wordt het accent in de monumentenzorg verschoven naar een actief beheer van het cultuurhistorisch bezit. Dit is noodzakelijk omdat de monumentale waarde van een object of gebied niet uitsluitend verankerd ligt in de cultuurhistorische betekenis, maar ook in de mate waarin zij hun sociale en functionele rol in de samenleving kunnen blijven vervullen. Hiervoor is naast goed onderhoud de continuïteit in gebruik van het object van het allergrootste belang.

Dit functionele voortbestaan van historische gebouwen en gebieden is alleen mogelijk op grond van een planologische benadering en een marktgerichte monumentenzorg. Hiermee wordt het volgende bedoeld. Marktgerichte monumentenzorg streeft naar een grotere aandacht voor een rendabele exploitatie van historische panden. Slechts door het behoud van een vitale economische functie kan een fysiek behoud van het monument gegarandeerd worden. Er zullen echter altijd gebouwen bestaan die economisch nimmer renderen, maar die zo'n grote cultuurhistorische betekenis voor de samenleving hebben dat zij het behouden meer dan waard zijn. Verder is investeren in monumenten op zichzelf al een marktgerichte activiteit.

Cultuurhistorische waarden die op een constructieve wijze in hun ruimtelijke omgeving zijn opgenomen, hebben een duidelijke positieve uitstraling op de aantrekkelijkheid van de Nederlandse steden en dorpen. Hierdoor wordt zowel de kwaliteit van de ruimte verbeterd als het voortbestaan van het monumentale gewaarborgd. Cultuurhistorische waarden zullen nieuwe architectuur en stedenbouw nieuwe ruimtelijke en landschappelijke ontwikkelingen eerder moeten inspireren dan belemmeren. Om dit te bereiken dienen deze waarden integraal in het planologische proces meegenomen te worden. Het rijk ziet bij dit cultuurhistorische kwaliteitsbeheer specifieke taken weggelegd voor provincies bij de opstelling van de streekplannen en voor gemeenten bij de ontwikkeling en uitvoering van het gemeentelijke integrale monumentenbeleid.

De drie hierboven aangestipte beleidsrichtingen voor de toekomstige monumentenzorg, - actief beheer, planologische benadering en marktgerichte monumentenzorg-, kunnen niet of nauwelijks tot een vitaal cultuurhistorisch kwaliteitsbeheer leiden zonder te zijn ingebed in een complementaire bestuurlijke verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid moet worden gedragen door alle drie overheidslagen die met elkaar richting bepalen waarin de gebouwde omgeving zich dient te ontwikkelen. Het rijk is daarom bezig met diverse projecten om de andere overheidslagen in hun taken te ondersteunen. Een van die projecten is de oprichting van een steunpuntennetwerk monumentenzorg.

Deze nadruk op de integrale monumentenzorg betekent overigens niet dat de traditionele objectzorg (de bescherming en het behoud van monumenten) verwaarloosd zal worden. Het rijk blijft verantwoordelijk voor de aanwijzing van nieuwe rijksmonumenten. En deze taak is met de aanwijzing van de monumenten van jongere bouwkunst en stedenbouw uit de periode 1850-1940 niet beëindigt. Hieronder vallen de toekomstige monumenten die zijn geselecteerd in het kader van het Monumenten Selectie project, de zogenaamd MSP-panden. Bovendien zal naar verwachting binnen enkele jaren ook de monumenten uit de tijd van de Wederopbouw voor bescherming in aanmerking komen. Aan het behoud van en de zorg voor monumenten draagt het rijk bij door de volgende instrumenten in te zetten:

  • 1.

    Het bevorderen van restauraties van monumenten op grond van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (Brrm-1997).

  • 2.

    Het stimuleren van het onderhoud aan monumenten op grond van het Besluit rijkssubsidiëring onderhoud monumenten 1997 (Brom-1997).

  • 3.

    Het stimuleren van het onderhoud van parken, tuinen en buitenplaatsen op grond van het Besluit rijkssubsidiëring historische buitenplaatsen (Brhb-1997).

  • 4.

    Fiscale mogelijkheden voor particuliere eigenaren van rijksmonumenten om restauratiekosten te verminderen op hun belastingaangifte.

2. ARCHEOLOGIEBELEID.

Archeologie is de wetenschap die vroegere samenlevingen bestudeert en analyseert aan de hand van hun materiële nalatenschap. De belangrijkste bron van archeologie is het bodemarchief. Archeologische monumentenzorg richt zich op het beheer van dit bodemarchief en de daarin gevonden archeologische monumenten. Primair betekent dat behoud ter plekke maar indien verstoring of vernietiging van het bodemarchief plaatsvindt, richt archeologische monumentenzorg zich op het veilig stellen van de daarin opgeslagen informatie en objecten.

Archeologische monumenten maken onderdeel uit van het cultuurhistorisch erfgoed. Sommige archeologische monumenten zijn zichtbare herinneringen aan het verleden. Het overgrote deel is echter niet zichtbaar. De meeste archeologische monumenten bevinden zich namelijk in de bodem of onder water. Het zijn kwetsbare bronnen die in hoge mate bedreigd worden door het steeds intensievere bodemgebruik in Nederland. Dit vereist dat de samenleving behoedzaam omgaat met archeologische monumenten en dat een verantwoord beheer wordt gevoerd, zodat hun waarde en betekenis voor de toekomst gegarandeerd blijven. De archeologische monumentenzorg richt op een optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de Nederlandse geschiedenis. Behoud ter plekke in het bodemarchief heeft dus de voorkeur. Achterliggende gedachte is dat ook voor toekomstige generaties de bodem nog feitelijke sporen en herinneringen uit het verleden moet bevatten. Archeologische opgravingen en verder archeologisch onderzoek zijn noodzakelijk wanneer behoud niet mogelijk blijkt.

Een dergelijke doelstelling vereist een preventief archeologisch beleid. Dit betekent dat tijdig moet worden onderkend welke archeologische waarden bij bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen in het geding zijn en of deze door planologische aanpassingen behouden kunnen worden. Dit beleid sluit aan op het verdrag van Malta. Een belangrijk uitgangspunt van dit verdrag is dat indien het niet mogelijk is door middel van wijziging van ruimtelijke ontwikkelingsplannen archeologische waarden te ontzien en/of te beschermen, degene die de bodem verstoort de kosten zal moeten dragen die nodig zijn om de archeologische informatie, die in de bodem ligt opgeslagen, veilig te stellen. Wanneer er aanleiding toe is, moet het bestuursorgaan voorwaarden kunnen verbinden aan het uitvoeren van bodemverstorende activiteiten, variërend van planaanpassing tot opgraving. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek heeft in haar beleid de richtlijnen van dit verdrag opgenomen. Tenslotte streeft het rijk naar de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de archeologische monumentenzorg en bevordert daarom de samenwerking met lagere overheden, particuliere organisaties en monumenteneigenaren.

Een belangrijk principe dat in de Monumentenwet 1988 is vastgelegd, is dat je niet zomaar aan een opgraving mag beginnen. Volgens de wet is iedereen strafbaar die graaft met het oogmerk oudheidkundige vondsten te doen en hiertoe niet door de Minister is gemachtigd. Deze bepaling geldt voor heel Nederland, zowel onder water als op het land, en betreft zowel particulieren als instellingen. Opgraven mag alleen met een vergunning van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCenW). Op basis van de monumentenwet kan op dit moment aan een drietal instanties opgravingbevoegdheid worden verleend. Dit zijn de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), een instelling voor wetenschappelijk onderwijs en gemeenten mits zij voldoen aan een aantal criteria.

Terreinen met een hoge archeologische waarde kunnen beschermd worden met behulp van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat eigenaren, gebruikers en gemeenten daardoor verplicht zijn dit soort terreinen te ontzien voor alle werkzaamheden die grondverzet met zich meebrengen. Er kunnen aparte beheersovereenkomsten worden gemaakt met de eigenaar of gebruiker om het behoud van het monument te regelen. De gemeente moet deze terreinen als beschermde archeologische monumenten op haar plankaarten zetten en ervoor zorgen dat ze een bestemming krijgen waardoor de archeologische inhoud van de bodem niet beschadigd wordt. Voor elke wijziging van het gebruik van zo'n terrein moet een vergunning worden aangevraagd bij de Minister van OCenW. Naast de wettelijke bescherming kan de archeologische monumentenzorg ook met behulp van planologische bescherming worden uitgevoerd. Op gemeentelijk niveau kan gebruik worden gemaakt van planologische maatregelen en aanlegvergunningen te eisen in bestemmingsplannen. Ook kan de archeologie een plaats krijgen in een gemeentelijke monumentenverordening. Op provinciaal niveau kan ervoor gezorgd worden dat archeologisch waardevolle terreinen worden opgenomen in streekplannen en kunnen archeologische belangen worden getoetst in bestemmingsplannen. Hiervoor vormen de Archeologische Monumentenkaarten van de provincies een belangrijk uitgangspunt.

BIJLAGE II

MONUMENTENZORG OP PROVINCIAAL NIVEAU.

In de afgelopen jaren zijn de monumentenzorg en archeologie in alle provincies weer hoog op de agenda komen te staan. Dit is onder meer het gevolg van een brede integrale benadering van een gebied of streek en de bijdrage die cultuurhistorisch beleid kan leveren aan de instandhouding en ontwikkeling van de kwaliteit van het gebied. De betrokkenheid is tevens gestimuleerd door de bijdrage van provincies in projecten als het Monumenten Inventarisatie Project en het Monumenten Selectie Project. In verband met de invoering van het verdrag van Malta hechten provincies daarnaast in toenemende mate aan de samenhang tussen archeologische monumentenzorg en ruimtelijke planvorming. Bovendien heeft het provinciale monumentenbeleid een impuls gekregen door hun betrokkenheid bij het steunpuntennetwerk dat is opgezet.

Het monumentenbeleid van de provincie Noord-Brabant is primair gericht op preventieve monumentenzorg, dat wil zeggen het voorkomen van verval. Het bestaande beleid omvat de ondersteuning van de Stichting Monumentenwacht Noord-Brabant, het verlenen van subsidies voor archeologische noodonderzoek, de wettelijke adviestaken voor rijksmonumenten in het buitengebied, het uitvoeren van het Monumenten Selectie project en deelname aan het steunpuntennetwerk voor de monumentenzorg. In het kader van het provinciaal cultuurbeleid wordt prioriteit gegeven aan het onderdeel monumentenzorg. Het beleid van de provincie Noord-Brabant concentreert zicht op:

BEHOUD VAN MONUMENTEN.

Daartoe is een provinciale Onderhoudsregeling Monumenten opgesteld die geldt voor beschermde en onbeschermde monumenten.

HET BEVORDEREN VAN EEN INTEGRAAL MONUMENTENBELEID.

Dat betekent dat bij provinciale ruimtelijke ordeningsplannen en milieueffectrapportages ook de cultuurhistorische aspecten en archeologische waarden expliciet worden meegenomen. De provincie Noord-Brabant ontwikkelt hiervoor Cultuurhistorische Waardenkaarten. Hierop staan aangegeven de historisch stedenbouwkundige de historisch geografische en archeologische waarden en historisch waardevolle groenstructuren. Deze Cultuurhistorische Waardenkaarten worden verwerkt in het Streekplan 2000+. Dit initiatief van de provincie heeft tot doel om in samenwerking met de gemeenten de bovenlokale cultuurhistorische waarden te versterken en deze voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Brabant te benutten. De provincie Noord-Brabant wil hiermee de beeldkwaliteit in Brabant verhogen zodat Brabant op Brabant blijft lijken. Door het cultuurbehoud niet alleen te beperken tot individuele monumenten, maar deze ook in een breder context te zien als onderdeel van het landschap, snijdt het mes aan twee kanten. De provinciale monumentenzorg wordt verbreed door het inzetten van planologische instrumenten voor dit doel, terwijl de ruimtelijke ordening wordt verrijkt met een hogere beeldkwaliteit.

STEUNPUNT MONUMENTENZORG NOORD-BRABANT.

Door het beschikbaar stellen van kennis en informatie over monumentenzorg aan gemeenten en andere betrokkenen participeert de provincie in het steunpunt.

Met de invoering van de subsidieregeling Brrm-1997 is de rol van de provincies in de monumentenzorg aanzienlijk uitgebreid. De provincies hebben een taak gekregen in de verdeling van de restauratiebudgetten voor gemeenten met minder dan 100 rijksmonumenten, de niet-budgethoudende gemeenten. De provincies stellen voortaan jaarlijks het provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma (PRUP) vast ten behoeve van de niet-budgethoudende gemeenten (waaronder Alphen-Chaam). Het programma wordt in overleg met de niet-budgethoudende gemeenten opgesteld en hiervoor wordt jaarlijks een gemeentelijke prioriteitenlijst ingediend en om de vier jaar een behoefteraming (bouwkundige inspectie) uitgevoerd. Op grond van de vastgestelde budgetten kunnen vervolgens eigenaren van rijksmonumenten subsidie aanvragen.

BIJLAGE III

MONUMENTENZORG OP GEMEENTELIJK NIVEAU.

De decentralisatie van de monumentenzorg heeft een verschuiving van de verantwoordelijkheden op het gebied van het monumentenbeleid tot gevolg gehad. De belangrijkste verandering is dat gemeenten voortaan op grond van de Monumentenwet 1988 kunnen beschikken over de bevoegdheid om restauratievergunningen af te geven voor rijksmonumenten. Voorwaarde voor het uitoefenen van deze bevoegdheid is dat de gemeente een verordening heeft vastgesteld met daarin geregeld een monumentencommissie die burgemeester en wethouders adviseert bij aanvragen voor restauratievergunningen. Daarnaast is sinds 1988 een revolving fund geïntroduceerd. Dit fonds wordt beheerd door de Stichting Nationaal Restauratiefonds en verstrekt goedkope hypotheken en totaalfinancieringen voor restauratieprojecten. Tevens is sinds 1997 de relevante regelgeving met betrekking tot de rijkssubsidie voor het restaureren en onderhouden van rijksmonumenten veranderd. Bovendien kunnen eigenaren van rijksmonumenten de restauratiekosten aftrekken bij hun aangifte inkomstenbelasting mits ze het monument als eigen woning gebruiken. Deze goedkope hypotheken, rijkssubsidie en extra fiscale voordelen gelden echter niet voor eigenaren van gemeentelijke monumenten. Voor de rijksmonumenten kunnen deze instrumenten een belangrijke stimulans zijn om tot restauratie over te gaan. Uiteindelijk zal toch ongeveer 40 tot 70% van de restauratiekosten voor rekening van de eigenaar zijn. De restauratie of onderhoud van gemeentelijke monumenten is voornamelijk afhankelijk van het particulier initiatief omdat de subsidiebedragen hiervoor vaak zeer gering zijn.

1. DECENTRALISATIE.

De decentralisatie heeft vele gemeenten gestimuleerd om een actief eigen monumentenbeleid te ontwikkelen. Vele gemeenten hebben sinds 1988 monumentenverordeningen vastgesteld, monumentencommissies in het leven geroepen en gemeentelijke monumentenlijsten opgesteld. Door de decentralisatie van de monumentenzorg zijn er echter geen extra financiële middelen beschikbaar gesteld. Uit onderzoek blijkt dat een aantal gemeenten niet in staat zijn om het monumentenbeleid optimaal uit te voeren. Het aantal formatieplaatsen voor monumentenbeleid is vaak onvoldoende en het werk wordt meestal naast andere taken erbij gedaan. Met name bij kleinere gemeenten is dit een knelpunt om een actief monumentenbeleid te voeren. Uit onderzoek blijkt ook dat er een grote verscheidenheid is aan soorten monumentencommissies. In de Monumentenwet worden nauwelijks richtlijnen gegeven over de samenstelling en functioneren van de monumentencommissies. Er zijn gemeenten die bewust hebben gekozen voor een wethouder als lid van de commissie om zodoende meer draagvlak te creëren In andere gemeenten heeft men juist gekozen voor leden op grond van deskundigheid. Het is belangrijk dat een monumentencommissie zo is samengesteld dat er sprake is van onafhankelijkheid en deskundigheid. Met name de deskundigheid is van belang gezien de taakstelling van de commissie, namelijk het adviseren aan college en raad over aanwijzing, vergunningverlening en andere zaken in het kader van de monumentenzorg. Het verdient daarom aanbeveling dat de volgende deskundigheden in de commissie vertegenwoordigd zijn;

  • -

    bouwkundige deskundigheid,

  • -

    kennis van restauraties,

  • -

    kennis van kunsthistorie,

  • -

    kennis van architectuurhistorie,

  • -

    kennis van lokale bouwhistorie.

Sommige monumentencommissies beperken zich tot het adviseren over vergunningen terwijl andere commissies een veel breder takenpakket hebben. Er zijn gemeenten die actief zijn begonnen met de inventarisatie van beeldbepalende panden en vervolgens een gemeentelijke monumentenlijst hebben vastgesteld. Na deze actieve periode beperkt het monumentenbeleid zich meestal tot het vaststellen van prioriteitenlijsten voor de restauratie van rijksmonumenten en het behandelen van aanvragen voor restauratievergunning of subsidies.

Het gemeentelijk monumentenbeleid blijkt in de praktijk nog sterk afhankelijk te zijn van het rijksbeleid. Enerzijds is dit gebrek aan actief beleid te wijten aan het ontbreken van voldoende tijd en middelen maar anderzijds ontbreekt bij vele gemeenten een visie om het monumentenbeleid in een breder perspectief te plaatsen. Gemeentelijk monumentenbeleid beperkt zich vaak tot alleen het restaureren en onderhouden van monumenten. Van een integraal beleid dat gericht is op zowel het behouden van monumenten en het ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit is vaak geen sprake. Cultuurhistorische waarde van individuele gebouwen en archeologische waarden van gebieden worden vaak niet voldoende geïnventariseerd en bij planvorming meegenomen. Toch hebben deze kwaliteiten van de gebouwde omgeving niet alleen een belevingswaarde waardoor een stad of dorp uniek wordt maar tevens hebben ze voor de inwoners vaak ook een emotionele waarde. Ook in het landschap zijn dorpen te herkennen aan beeldbepalende elementen zoals bijvoorbeeld een beekdal, bolle akkers, hun landgoederen of hun typische kerktoren. Het is daarom wenselijk dat gemeenten een breder georiënteerd monumentenbeleid gaan ontwikkelen. Dit kan door een meer integraal monumentenbeleid te ontwikkelen waarin zowel de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving als het behoud van monumenten is opgenomen. Dit betekent dat ook instrumenten van andere beleidsterreinen worden gebruikt.

2. EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID.

Naast de rijksmonumenten hebben gemeenten ook de zorg voor de eigen gemeentelijke monumenten en archeologische terreinen met een cultuurhistorisch waarde. De zorg voor de gemeentelijk monumenten zal afhankelijk blijven van het gemeentelijk monumentenbeleid en met name van het particulier initiatief van eigenaren, verenigingen en stichtingen. Monumenten bepalen voor een groot gedeelte de leefomgeving en de eigen identiteit van stad of platteland. Deze identiteit wordt meestal ontleend aan de cultuurhistorische kwaliteiten van bebouwing of landschap. Een monumentale omgeving is meestal een gevarieerde omgeving die aantrekkelijk is om in te wonen, werken, recreëren of winkelen. Maar de leefomgeving is steeds in ontwikkeling en een monumentenbeleid dat alleen is gericht op het in stand houden van het monument is te eenzijdig. Op grond van de monumentenverordening kan de gemeente wel panden beschermen door ze op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen of een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht vast te stellen. Vervolgens kan met de bouwverordening of de afstemmingsregeling uit de Woningwet worden voorkomen dat het monument wordt gesloopt of te ingrijpend wordt verbouwd. Tevens wordt op grond van een subsidieverordening middelen beschikbaar gesteld om restauratie van de panden te stimuleren. Het behoud van het pand is hiermee echter niet altijd te garanderen. Het voorkomen van achterstand in onderhoud of erger is door monumentenbeleid niet altijd mogelijk omdat de gemeente niet over sancties beschikt. Aanschrijving op grond van de Woningwet kan alleen omdat de woning niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en niet omdat anders bepaalde cultuurhistorische waarden verloren zouden gaan. Bovendien zal de gemeente nauwelijks kunnen sturen met financiële maatregelen omdat hiervoor meestal niet genoeg middelen beschikbaar worden gesteld. Het behoud van gemeentelijke monumenten blijft dus sterk afhankelijk van het particulier initiatief van eigenaren en stichtingen. De gemeente kan eigenaren wel ondersteunen en stimuleren om hun monument goed te onderhouden of te restaureren middels het instellen van één-loketfunctie voor monumentenzorg.