Regeling bijzonder georganiseerd overleg (BGO)

Geldend van 07-06-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2014

Intitulé

Regeling bijzonder georganiseerd overleg (BGO)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen;

overwegende dat het, in het kader van de voorbereiding van de ambtelijke fusie tussen bovengenoemde gemeenten, gewenst is om te komen tot een vorm van bijzonder georganiseerd overleg (BGO) waarin alle betrokken organisaties en vakorganisaties namens de ambtenaren zijn vertegenwoordigd;

overwegende dat voor de vaststelling van onder meer het toepassingsbereik, de samenstelling, taakstelling en werkwijze van het BGO, regels moeten worden vastgesteld;

gehoord de commissies voor het Georganiseerd Overleg van de in de aanhef genoemde organisaties, alsmede de vakorganisaties, die leden hebben, werkzaam bij deze organisaties;

gelet op de bepalingen van:

de CAR/UWO van de gemeente Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen, in het bijzonder de hoofdstukken 12 en 19;

de Wet op de ondernemingsraden, in het bijzonder artikel 25 t/m 27;

BESLUITEN:

over te gaan tot het instellen van een commissie voor bijzonder georganiseerd overleg voor de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen;

vast te stellen de: Regeling bijzonder georganiseerd overleg (BGO).

"REGELING BIJZONDER GEORGANISEERD OVERLEG".

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

de commissie: de commissie voor bijzonder georganiseerd overleg;

de ambtenaar: de ambtenaar in de zin van de CAR/UWO

de organisaties: de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, vertegenwoordigd in de commissie voor bijzonder georganiseerd overleg, te weten:

- AbvaKabo FNV;

- CNV Publieke Zaak

de werkgever: de gezamenlijke colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen voor wat betreft besluiten aangaande de verdergaande samenwerking tussen genoemde gemeenten.

Advies- en Arbitragecommissie: de Advies- en Arbitragecommissie, ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Andere organisaties als bedoeld in lid 1 sub c kunnen toegelaten worden indien zij representatief geacht kunnen worden. Een desbetreffend verzoek wordt in de commissie besproken.

Hoofdstuk II Samenstelling

Artikel 2

De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van de besturen van de bij de samenwerking betrokken gemeenten en een vertegenwoordiging van de organisaties.

Voor de vertegenwoordiging van de colleges van burgemeester en wethouders wijst de werkgever twee vertegenwoordigers aan en twee plaatsvervangers.

Voor de vertegenwoordiging van de organisaties wijzen de organisaties als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder c, per gemeente minimaal een lid tot een maximum van zes leden aan. De organisaties wijzen ook plaatsvervangers aan.

De aangewezen leden kunnen zich laten bijstaan door de twee regioadviseurs van de bonden.

De voorzitter van de commissie alsmede diens plaatsvervanger wordt aangewezen door de werkgever.

De voorzitter van de commissie kan zich laten bijstaan door adviseurs. Adviseurs kunnen aan de besprekingen deelnemen. De werkgever stelt twee vaste adviseurs aan.

Artikel 3

De aanwijzing als bedoeld in artikel 2, leden 2 en 3, vindt zo spoedig mogelijk plaats.

Degene, die als vertegenwoordiger of plaatsvervanger door de werkgever is aangewezen, houdt op dit te zijn, zodra hij geen lid meer is van het college. In dit geval vindt zo spoedig mogelijk een nieuwe aanwijzing plaats.

Degene, die als vertegenwoordiger of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk te kennen geeft dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.

Artikel 4

De werkgever wijst een secretaris van de commissie aan, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stelt de werkgever verder personeel voor het secretariaat ter beschikking. De secretaris heeft geen stemrecht.

Hoofdstuk III Taak en bevoegdheden

Artikel 5

1. De commissie voert, met inachtneming van het tussen de commissie en de (Bijzondere) Ondernemingsraad op te stellen convenant, overleg over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover dit verband houdt met de voorbereiding of de uitvoering van de samenwerking.

2. Onder de in lid 1 bedoelde aangelegenheden dient ondermeer te worden verstaan: de planning van het organisatie ontwikkelingstraject, het Sociaal Statuut/-Plan, de rechtspositieregeling, de bezoldigingsregeling, de procedure FUWA en de voor de inpassing van ambtenaren te hanteren conversietabel.

Artikel 6

Besluiten met betrekking tot onderwerpen, bedoeld in artikel 5 worden door de werkgever niet genomen voordat daarover in de commissie overeenstemming is bereikt.

Artikel 7

De commissie is bevoegd over de in artikel 5 bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan de werkgever.

De besluiten, die naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de commissie meegedeeld.

Hoofdstuk IV Vergaderingen

Artikel 8

De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op door hem te bepalen tijdstippen.

Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien tenminste drie leden van de commissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoeken en wel uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek, tenzij anders wordt afgesproken.

Artikel 9

De commissie wordt tijdig, in de regel twee weken van tevoren, ter vergadering opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

Een vergadering kan slechts plaatshebben indien één van de vertegenwoordigers van de werkgever en tenminste de helft van de vertegenwoordigers van de organisaties aanwezig is.

Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen twee weken te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Artikel 10

Elk lid van de commissie heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

Artikel 11

De vergaderingen zijn niet openbaar.

De voorzitter kan ambtenaren, alsmede externe adviseurs, uitnodigen voor het bijwonen van de vergadering. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen. In elk geval worden de vaste adviseurs uitgenodigd.

De vertegenwoordiging van de organisaties is bevoegd de onderwerpen van de agenda binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan de voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.

De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van de werkgever, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigende organisaties.

De agenda en de notulen van de vergaderingen zijn openbaar met uitzondering van privacygevoelige gegevens.

Artikel 12

De voorzitter kan op verzoek van tenminste twee leden, of zo dikwijls als hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Artikel 13

Indien in de vergadering moet worden gestemd brengt de vertegenwoordiging van de werkgever enerzijds en die van de organisaties anderzijds elk één stem uit.

Alle opvattingen -ook minderheidsopvattingen- worden in de besluitvorming van de werkgever betrokken.

Artikel 14

Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden wordt gezonden.

Hoofdstuk V Advies/arbitrage

Artikel 15

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

de deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van de werkgever en de vertegenwoordiging van de organisaties als bedoeld in artikel 2 eerste, tweede en derde lid van deze regeling;

Advies- en Arbitragecommissie: de Advies- en Arbitragecommissie, ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 16

De artikelen 17 tot en met 21 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, voor zover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren, met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid wordt gevoerd, betreffen.

Artikel 17

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg, tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming heeft van alle deelnemers aan het overleg, brengen zij dat oordeel binnen een week, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 18

Binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving, als bedoeld in artikel 17, schrijft de voorzitter een vergadering van de commissie uit. Deze vergadering moet worden gehouden binnen een week nadat deze is uitgeschreven.

Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de in lid 1 bedoelde vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie, dan wel door het te onderwerpen aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

De deelnemers aan het overleg zijn, ieder voor zich, bevoegd tot het inwinnen van advies.

Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 19

Binnen een week na de datum van de vergadering als bedoeld in artikel 18 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de partijen aan het overleg die zich voor de inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil.

Indien in de vergadering, als bedoeld in artikel 18, geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen een week na de datum van de eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.

Binnen een week na de datum van de vergadering als bedoeld in artikel 18 wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek daartoe is ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten:

het onderwerp en de inhoud van het geschil;

de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent het onderwerp en de inhoud van het geschil.

Artikel 20

Binnen twee weken na de datum van ontvangst van het advies van de Advies- en Arbitragecommissie wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 21

De arbitrale uitspraak van de Advies- en Arbitragecommissie heeft voor beide partijen aan het overleg bindende kracht.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 22

In de gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslist de werkgever in overeenstemming met de commissie.

Artikel 23

Deze regeling kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld.

De commissie heeft het recht voorstellen omtrent wijzigingen van deze regeling voor te leggen aan de werkgever.

Artikel 24

Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO)".

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2014.

De regeling komt te vervallen op de datum waarop implementatie van de nieuwe organisatie is afgerond.

Alphen, d.d. 20 mei 2014

Burgemeester en wethouders van Alphen-Chaam,

drs. H.W.S.M. Nuijten, burgemeester mr. M.M. Hendrickx, secretaris

Baarle-Nassau, d.d. 20 mei 2014

Burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau,

drs. V.T.M. Braam, burgemeester Y.M.B. Cornelissen EMPM, secretaris

Rijen, d.d. 20 mei 2014

Burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen,

dr. A.J.W. Boelhouwer, burgemeester ir. G.J.F.M. Vlekke, secretaris