Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent de vaststelling van de commerciële huurprijs en de verrekening inkomsten commerciële huurprijs Beleidsregel Vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet Altena 2019

Geldend van 09-01-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent de vaststelling van de commerciële huurprijs en de verrekening inkomsten commerciële huurprijs Beleidsregel Vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet Altena 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena,

gelezen het voorstel van de Altenacolleges;

Gelet op artikel 33, vierde lid, van de Participatiewet;

besluit:

  • 1.

    Vervallen te verklaren:

    • Beleidsregels ‘beleidsregel vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet gemeente Werkendam, ingaande 1 januari 2015

    • Beleidsregels ‘beleidsregel vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet gemeente Woudrichem, ingaande 1 januari 2015

  • 2.

    Vast te stellen:

    • Beleidsregel Vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet Altena 2019.

Beleidsregel Vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet Altena 2019.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Participatiewet.

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van Altena.

  • c.

    De gehuwdennorm: de norm voor gehuwden zoals bedoeld in artikel 21 sub b Participatiewet.

  • d.

    Woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand

  • e.

    Woonkosten: indien er sprake is van onderhuur/kamerhuur of kostgeld: per maand de commerciële huurprijs, waarbij geldt voor onderhuur een ondergrens van 18% van de gehuwdennorm en voor kostgangers een ondergrens van 36% van de gehuwdennorm.

Artikel 2. Doelgroep

De bepalingen van deze beleidsregels gelden voor personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 3. Onderhuur, kostgangerschap, inwoning

  • 1. Wanneer een onderhuurder, kostganger of andere inwonende een niet-commerciële huurprijs betaalt, is deze beleidsregel niet van toepassing.

  • 2. Als wel sprake is van een commerciële huurprijs, blijkend uit een zakelijke overeenkomst, en de bijstandspartij de hoofdbewoner is, dan is artikel 33 lid 4 Participatiewet van toepassing. De daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan worden forfaitair vastgesteld. De forfaitaire vaststelling bedraagt een bedrag ter hoogte van 10% van de gehuwdennorm, per medebewoner. Dit bedrag dient in aanmerking te worden genomen als inkomsten.

Artikel 4. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet Altena 2019.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena van 3 januari 2019

De secretaris,

drs. A.J.E. van der Werf-Bramer

de voorzitter,

M.A. Fränzel MSc

Bijlage A Toelichting Beleidsregel Vaststelling commerciële huurprijs en verrekening inkomsten commerciële huurprijs Participatiewet Altena 2019

Algemene toelichting:

Op 1 januari 2015 trad de Participatiewet in werking. De Wet werk en bijstand (WWB) is hierin opgenomen.

Voorheen in de WWB was er sprake van een rijksnorm welke was gebaseerd op de leefvorm van de belanghebbende (alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin). Het uitkeringsniveau voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder berustte op de veronderstelling, dat de kosten van het bestaan geheel met een ander gedeeld konden worden. Als dat niet het geval was, kon de gemeente deze rijksnorm verhogen met een gemeentelijke toeslag, die maximaal 20% van het netto minimumloon bedroeg. Daarnaast kon er sprake zijn van een verlaging.

In de Participatiewet is dit niet meer het geval. De toeslag bij het niet kunnen delen van de woonkosten wordt opgenomen in de norm, het normbedrag voor een alleenstaande (ouder) wordt verhoogd. De kostendelersnorm wordt geïntroduceerd, waardoor er niets hoeft te worden geregeld voor een verlaging vanwege het kunnen delen van kosten.

De Verordening toeslagen en verlagingen vervalt hierdoor van rechtswege.

In de Participatiewet bestaat echter nog wel de mogelijkheid om een verlaging toe te passen bij personen die lagere woonkosten hebben dan waarin de norm voorziet (artikel 27 Participatiewet) of bij schoolverlaters (artikel 28 Participatiewet).

Met betrekking tot deze artikelen kan het college beleid formuleren.

Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1 Begrippen

Voor onderhuur is gekozen voor een ondergrens van 18%. Deze grens wordt door verschillende gemeenten gebruikt. Vanuit het verleden (de historie van de bijstandsnormen in combinatie met de wet op de huursubsidie en daarna de wet op de huurtoeslag) is dit een algemeen onderschreven uitgangspunt voor de grens van de commerciële huurprijs voor onderhuur.

Voor kostgangers geldt een grens van 36%, omdat kostgangers ook betalen voor de kosten van voeding, schoonmaken, wassen, etc.

Artikel 2 Doelgroep

De werking van de beleidsregels is beperkt tot belanghebbenden in de leeftijdscategorie van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 3 Onderhuur, kostgangerschap, inwoning

Wanneer er sprake is van onderhuur, kostgangerschap, of inwoning dient te worden bezien of er sprake is van een commerciële relatie. Als dit niet het geval is, dan is er sprake van een kostendelersnorm op grond van artikel 22a lid 1 Participatiewet.

Is er wel sprake van een commerciële relatie, dan dienen de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan als inkomen in aanmerking te worden genomen op grond van artikel 33 lid 4 van de Participatiewet. Het bedrag dat als inkomen in aanmerking genomen dient te worden is vastgesteld op 10% van de gehuwdennorm per medebewoner. Dit geldt wanneer de bijstandspartij de hoofdbewoner is.

Is de bijstandspartij de onderhuurder, dan krijgt deze de maximale bijstandsnorm als er sprake is van een commerciële relatie.

Artikel 4 en 5

Behoeven geen nadere toelichting.