Regeling vervallen per 05-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Altena houdende regels omtrent het activiteitenfonds Verordening activiteitenfonds Altena 2019

Geldend van 15-01-2019 t/m 04-01-2022

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Altena houdende regels omtrent het activiteitenfonds Verordening activiteitenfonds Altena 2019

De raad van de gemeente Altena,

gelezen het voorstel van de Altenacolleges;

Gelet op het feit dat in 2015 de Participatiewet van kracht werd en daarmee een aantal begrippen zijn aangepast;

Gelet op artikel 147, juncto artikel 108, van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

  • 1.

    Vervallen te verklaren:

    • de verordening bijdrageregeling 2015, vastgesteld door de raad van de gemeente Aalburg op 27 oktober 2015.

    • de verordening activiteitenfonds 2017, vastgesteld door de raad van de gemeente Werkendam op 26 september 2017.

    • de verordening activiteitenfonds 2013, vastgesteld door de raad van de gemeente Woudrichem op 14 mei 2013.

  • 2.

    Vast te stellen: Verordening activiteitenfonds Altena 2019 met de daarbij behorende aangehechte bijlage.

Verordening activiteitenfonds Altena 2019

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteiten: het totaal aan activiteiten zoals deze genoemd worden in de bijlage bij deze verordening;

  • b.

    Sociaal minimum: het bedrag van de van toepassing zijnde (gezins)norm, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag, zoals vastgelegd in de artikelen 20 tot en met 29 van de Participatiewet;

  • c.

    Inkomen: Het inkomen als bedoeld in art. 32 Participatiewet. In afwijking hiervan wordt een bijstandsuitkering voor de beoordeling van het recht op activiteitenfonds gezien als inkomen. Art. 33 lid 5 Participatiewet (pensioenvrijlating) is van overeenkomstige toepassing. Op het totaal van maandelijkse inkomsten wordt in mindering gebracht:

    • het verschil tussen de verschuldigde maandelijkse woonlasten en de normhuur die van toepassing is bij de laagste inkomenscategorie als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;

    • een twaalfde gedeelte van de verschuldigde aanslag plaatselijke belastingen, na aftrek van de toegekende kwijtschelding;

  • d.

    Vermogen: het vermogen als bedoeld in art. 34 Participatiewet, te verhogen met een bedrag van €3.000 per volwassene;

  • e.

    Oudere: personen die aanspraak kunnen maken op een AOW-uitkering;

  • f.

    Arbeidsgehandicapte: de arbeidsgehandicapte als bedoeld in de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de persoon met een Wajong uitkering.

Artikel 2. Doelstelling

Het doel van de verordening is:

  • 1.

    Stimuleren dat inwoners van de gemeente Altena met een laag inkomen actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van cultuur, educatie, recreatie en sport, door het verstrekken van een financiële bijdrage in de hieraan verbonden kosten;

  • 2.

    Tegengaan van sociaal isolement van ouderen en arbeidsgehandicapten met een laag inkomen, door het verstrekken van een financiële bijdrage in een aantal kosten die bijdragen aan het tegengaan van sociaal isolement.

Artikel 3. Hoogte bijdrage

  • 1. De in artikel 2 bedoelde financiële bijdrage bedraagt maximaal € 165 per jaar per volwassene.

  • 2. De in lid 1 genoemde bijdrage wordt verhoogd met een bedrag van € 165 per jaar voor elk ten laste komend kind tot en met 17 jaar dat tot het huishouden van de aanvrager behoort.

  • 3. De bijdrage als genoemd in lid 2 wordt verhoogd met € 100 per jaar per ten laste komend kind, indien het kind deelneemt aan activiteiten van verenigingen en instellingen als genoemd onder punt A. op de lijst die als bijlage bij deze verordening is gevoegd.

  • 4. Bijdragen als bedoeld in artikel 2 kunnen worden toegekend voor kosten zoals die vermeld staan op de lijst die als bijdrage bij deze verordening is gevoegd.

Artikel 4. Doelgroep en inkomensnormen

  • 1. Voor een volledige bijdrage als bedoeld in artikel 3 komt de aanvrager in aanmerking met een inkomen tot maximaal 110% van het sociaal minimum.

  • 2. Voor een bijdrage van 50% van het bedrag als bedoeld in artikel 3 komt de aanvrager in aanmerking met een inkomen tussen 110% en 120% van het sociaal minimum.

  • 3. De aanvrager met een inkomen vanaf 120% van het sociaal minimum komt niet voor een bijdrage in aanmerking.

  • 4. De aanvrager wiens vermogen hoger is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 1 onder d., komt niet voor een bijdrage in aanmerking.

  • 5. Inwoners met een inkomen krachtens de Wet op de Studiefinanciering (WSF) zijn van deze regeling uitgesloten.

  • 6. Inwoners die voor hun inkomensvoorziening zijn aangewezen op de zorg van de rijksoverheid zijn van deze regeling uitgesloten.

  • 7. Degene die langer dan twaalf maanden een inkomen ontving dat lager was dan de inkomensnormen als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel en wiens inkomen toeneemt als gevolg van werkaanvaarding, komt het eerste kalenderjaar na werkaanvaarding nog in aanmerking voor een bijdrage krachtens deze verordening.

Artikel 5. Voorwaarden

Een bijdrage als bedoeld in artikel 3 wordt toegekend indien aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    De aanvrager dient op het aanvraagformulier aan te geven voor welke activiteiten en voor welke gezinsleden de kosten gemaakt zijn.

  • 2.

    De aanvrager dient op het aanvraagformulier gespecificeerd aan te geven welke uitgaven per gezinslid zijn gemaakt.

  • 3.

    De aanvrager dient bewijsstukken van de gemaakte kosten op verzoek te kunnen tonen.

Artikel 6. Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een bijdrage wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. De aanvraag dient schriftelijk te gebeuren via het daarvoor bestemde aanvraagformulier;

  • 2. De aanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend tot en met twee maanden na het verstrijken van het betreffende kalenderjaar;

  • 3. De gezinssituatie op de datum van aanvraag is leidend voor het bepalen van het recht op een bijdrage.

  • 4. Binnen vier weken na de datum van indienen nemen burgemeester en wethouders een beslissing op de aanvraag.

Artikel 7. Uitvoering

  • 1. Ter uitvoering van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders nadere werkinstructies vaststellen.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet nemen burgemeester en wethouders een beslissing met inachtneming van doel en strekking van deze verordening.

  • 3. In het kader van mandatering kunnen burgemeester en wethouders de uitvoering van deze regeling opdragen aan daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 8. Inwerkintreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op de dag van openbare bekendmaking.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening activiteitenfonds Altena 2019,

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Altena van 8 januari 2019

De voorzitter,

M.A. Fränzel MSc

de raadsgriffier,

Drs. S.J. Peet

Bijlage als bedoeld in artikel 1 van de Verordening activiteitenfonds Altena 2019

Voor onderstaande kosten kan een bijdrage verstrekt worden op basis van de verordening:

  • A.

    Lidmaatschappen, contributies en vaste bijdragen in verband met actieve, regelmatige deelname aan activiteiten van:

    • muziek-, toneel- en zangverenigingen, muziekschool, stichting Slim etc.;

    • sportverenigingen, paardrijles en zwemles;

    • jeugdwerk, jeugdclubs, scouting en groepslessen sportschool.

    • (Op grond van artikel 3, derde lid, van de verordening Activiteitenfonds Altena, komen kinderen in aanmerking voor de verhoging van € 100 wanneer zij deelnemen aan de bovenstaande activiteiten onder punt A.).

  • B.

    Sportkleding, uniformen etc. die voortvloeien uit het lidmaatschap van deze verenigingen en de kosten die het gevolg zijn van het beoefenen van sportactiviteiten.

  • C.

    Abonnementen en entrees van musea, zwembaden, bibliotheken, artotheken en speelotheken.

  • D.

    Uitgaven in verband met:

    • volwassenen educatie

    • sociaal-culturele activiteiten voor ouderen

    • lidmaatschap vrouwenverenigingen en ouderenbonden

    • lidmaatschap volkstuinverenigingen, hobby- en fotoclubs

    • ouderbijdrage voor peuterspeelzalen

    • cultureel jongerenpaspoort en schoolreisjes en vakantiekampen tot 18 jaar

    • deelname aan vrijwilligerswerk

    • museumjaarkaart

  • E.

    Entrees voor:

    • tentoonstellingen en festivals

    • (pop)concerten, opera en theatervoorstellingen

    • circusvoorstellingen en bioscoopvoorstellingen

    • sportwedstrijden

    • recreatieparken

  • F.

    Uitsluitend voor ouderen en arbeidsgehandicapten komen ook onderstaande kosten in aanmerking voor een bijdrage:

    • abonnement kabelaansluiting

    • telefoonabonnement (vast of mobiel) / internet abonnement

    • NS-kortingskaart

    • abonnement kerktelefoon

Bovenstaande lijst is niet limitatief. Ook kosten die hier niet genoemd worden kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage. Op basis van artikel 7, tweede lid, beoordelen burgemeester en wethouders in hoeverre niet genoemde kosten onder de werkingssfeer van de verordening vallen.

Bij deelname aan activiteiten van punt A. t/m E. worden soms reiskosten gemaakt. Deze reiskosten zijn slechts declarabel, indien de afstand van het woonadres tot de plaats van de activiteit meer bedraagt dan 6 km. De eerste 6 km komt niet voor declaratie in aanmerking.

De reiskostenvergoeding bedraagt € 0,19 per km, ongeacht de wijze van vervoer.

Bijlage A Toelichting Verordening activiteitenfonds Altena 2019

Artikel 1

Dit artikel geeft een aantal begrippen weer zoals deze voorkomen in de verordening:

  • De termen ‘sociaal minimum’, ‘inkomen’ en ‘vermogen’, sluiten aan bij de betreffende bepalingen in de Participatiewet;

Artikel 2

Dit artikel geeft het doel van de verordening weer. Het doel is tweeledig:

  • a.

    Voor alle inwoners geldt dat de verordening wil stimuleren dat inwoners met een laag inkomen deelnemen aan activiteiten op het terrein van cultuur, educatie, recreatie en sport.

  • b.

    Voor ouderen en arbeidsgehandicapten is het echter, vanwege fysieke beperkingen, soms moeilijk om aan de genoemde activiteiten buitenshuis deel te nemen. Voor hen is het echter van belang om toch sociaal contact te hebben met de buitenwereld. Om die reden worden de kosten van het abonnement van de kabel, het telefoonabonnement of internetaansluiting, de NS-kortingskaart en het abonnement op de kerktelefoon eveneens aangemerkt als uitgaven die vallen onder de doelstelling van de verordening.

Artikel 3

De bijdrage bedraagt maximaal € 165 per jaar per volwassene. Dit is ook het maximale bedrag dat ouderen en arbeidsgehandicapten kunnen ontvangen.

Vooral voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens is het van belang om deel te kunnen nemen aan activiteiten zoals genoemd in artikel 2, eerste lid. Om die reden bedraagt de bijdrage voor kinderen € 165 per kind en wordt dit bedrag verhoogd met € 100 als het kind lid is van een vereniging of een club waarbij sprake is van deelname aan structurele, regelmatige activiteiten. Het wordt van belang geacht voor hun sociale ontwikkeling dat kinderen deelnemen aan gezamenlijke activiteiten. Daarom is de mogelijkheid van een extra vergoeding van € 100 per kind toegevoegd.

Indien de kinderen ook recht hebben op een bijdrage van het Brabants Jeugdsportfonds, wordt de ouders geadviseerd hiervoor eerst een aanvraag te laten indienen door een intermediair bij het Brabants Jeugdsportfonds. Het Activiteitenfonds kan dan daarnaast een vergoeding toekennen voor andere activiteiten. Het is niet toegestaan een bijdrage van het Activiteitenfonds aan te vragen voor kosten die het Brabants Jeugdsportfonds reeds vergoed heeft in hetzelfde kalenderjaar.

Artikel 4

Voor een bijdrage komen inwoners met een laag inkomen in aanmerking. In deze verordening wordt hieronder verstaan: inwoners met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum.

Inkomens tot 110% komen in aanmerking voor de maximale bijdrage. Inkomens van 110% tot 120% komen in aanmerking voor een bijdrage van 50%.

Er geldt een vermogenstoets. De vermogenscriteria zoals genoemd in art. 34 van de Participatiewet zijn van toepassing. Er wordt daarnaast rekening gehouden met een extra vrijlating van € 3.000 per persoon. Dit wordt gedaan om eventueel gereserveerde bedragen voor de kosten van begrafenis of crematie tot dit bedrag van € 3.000 niet mee te rekenen tot het vermogen.

Studenten komen niet in aanmerking voor het Activiteitenfonds. Zij worden geacht reeds voldoende deel te nemen aan activiteiten waarop deze regeling zich richt.

Inwoners die voor hun inkomensvoorziening zijn aangewezen op de zorg van het rijk, komen ook niet in aanmerking voor een bijdrage.

Om ongewenste gevolgen van de armoedeval tegen te gaan, wordt voor langdurig werklozen (in dit kader is dat langer dan 12 maanden) gedurende het eerste kalenderjaar na werkaanvaarding nog uitgegaan van het lagere inkomen.

Artikel 5

Een aanvraag moet worden ingediend via een daartoe bestemd aanvraagformulier. Op het aanvraagformulier moet worden vermeld voor welke gezinsleden een bijdrage wordt gevraagd. Per gezinslid moet gespecificeerd worden aangegeven wat de kosten zijn van de vermelde activiteiten. De aanvrager moet op verzoek de bewijsstukken kunnen overleggen.

Tevens moet aangegeven worden wat de hoogte is van het inkomen en het vermogen van de aanvrager.

Een inkomensbewijs, dit kan zijn een salaris/uitkeringsspecificatie, een bankafschrift etc. moet worden meegezonden indien geen Participatiewet-uitkering wordt ontvangen. In dat laatste geval moet de aanvrager tevens een vraag beantwoorden over de hoogte van het aanwezige vermogen.

Indien het inkomen van de aanvrager lager is dan 120% van het sociaal minimum wordt een bijdrage toegekend. De bijdrage per gezinslid bestaat uit een bedrag voor de kosten van de activiteiten die voldoen aan de omschrijving in artikel 2. De maximaal toe te kennen bedragen worden genoemd in artikel 3.

Artikel 6

Inwoners die in een kalenderjaar een aanvraag toegekend hebben gekregen, ontvangen het jaar daarop in de maand maart een aanvraagformulier voor het nieuwe kalenderjaar. Deze personen worden gewezen op de mogelijkheid voor het nieuwe kalenderjaar een aanvraag in te dienen.

Om onduidelijkheden te voorkomen, bijvoorbeeld over de leeftijd van een kind, is opgenomen dat de gezinssituatie op de datum van aanvraag leidend is voor het bepalen van het recht op een bijdrage.

Binnen vier weken zullen burgemeester en wethouders een beslissing nemen. In de uitvoeringspraktijk zal ernaar gestreefd worden om al eerder een beslissing te nemen.

Artikel 7

In een werkinstructie kunnen burgemeester en wethouders nadere uitvoeringsregels vaststellen.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.