Regeling vervallen per 01-07-2022

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent leerlingenvervoer Beleidsregel leerlingenvervoer Altena 2019

Geldend van 01-03-2019 t/m 30-06-2022

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena houdende regels omtrent leerlingenvervoer Beleidsregel leerlingenvervoer Altena 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena,

gelezen het voorstel van de Altenacolleges;

besluit:

  • 1.

    Vervallen te verklaren de beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Aalburg

  • 2.

    Vast te stellen de Beleidsregel leerlingenvervoer Altena 2019

Beleidsregel leerlingenvervoer Altena 2019

Hoofdstuk 1

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • Aanvrager: Ouder(s), verzorger(s) of voogd(en) van de leerling welke in aanmerking wenst te komen voor leerlingenvervoer

  • Buitenschoolse opvang: Voorziening die bestemd is voor schoolgaande kinderen van 4 tot en met 12 jaar en die alleen geopend is voor en/of na schooltijd en eventueel tussen de middag. Vaak ook op woensdagmiddag en tijdens de schoolvakanties.

  • Medisch kinderdagverblijf: Een medisch kinderdagverblijf (MKD) biedt dagopvang voor kinderen van 0 tot 7 jaar met ernstige ontwikkelingsproblemen. Het MKD wordt ook wel dagbehandeling jonge kind (DJK) genoemd. Een team van verschillende deskundigen onderzoekt en behandelt het kind. Bijvoorbeeld een psycholoog, een orthopedagoog, een fysiotherapeut, een logopedist en groepsleid(st)ers. Wanneer het kind leerplichtig is behoort ook onderwijs tot de mogelijkheden.

  • Pleegouder: Pleegouders nemen een kind van andere ouders op in hun gezin tot ouders de zorg zelf weer aankunnen. Pleegzorg is voor kinderen van 0 tot 18 jaar die tijdelijk niet bij hun eigen ouders kunnen wonen.

  • Verordening: Verordening Leerlingenvervoer Altena 2019

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet op primair onderwijs, de Wet op voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.

Artikel 2. Procedure

  • Een ontvankelijke en volledige aanvraag wordt na binnenkomst in behandeling genomen. Binnen 8 weken na binnenkomst wordt een besluit genomen. De aanvrager wordt middels een beschikking op de hoogte gesteld van het besluit.

  • De beslistermijn kan eenmalig met 4 weken verlengd worden. De aanvrager dient hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld.

  • De beslistermijn kan met een redelijke termijn opgeschort worden wanneer de aanvrager de aanvraag aan dient te vullen met informatie die noodzakelijk voor het college is om een besluit te kunnen nemen.

  • Om er zeker van te zijn dat een beschikking voor aanvang in het nieuwe schooljaar wordt afgegeven is het van belang om de aanvraag tijdig in te dienen.

  • De beschikking wordt toegekend voor de periode van 1 schooljaar. Het college kan in specifieke gevallen besluiten hiervan af te wijken.

  • Ouders dienen wijzigingen in hun situatie in het lopende schooljaar door te geven.

  • Wanneer onrechtmatig gebruik blijkt, kan het college besluiten een bedrag terug te vorderen.

  • Een vergoeding kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

  • Voor aanvragen die tijdens het lopende schooljaar worden ingediend, geldt de dag van besluit als ingangsdatum van vergoeding.

Artikel 3. Aanvraagformulieren

Aanvraagformulieren die onjuist of onvolledig zijn ingevuld, worden door de gemeente beschouwd als een niet ontvankelijke aanvraag. Ze worden naar de aanvrager teruggestuurd. De aanvrager wordt dan in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken te corrigeren of aan te vullen. Wordt hiervan geen gebruik gemaakt dan kan de aanvraag buiten behandeling gesteld worden. De gemeente stelt de aanvrager hiervan op de hoogte.

Artikel 4. Adviezen van deskundigen

Wanneer onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheid van de leerling om (eventueel met begeleiding) met het openbaar vervoer te reizen of de mogelijkheid van ouders/verzorgers om het kind te begeleiding in het openbaar vervoer kan het college besluiten om in eerste instantie medische informatie op te vragen bij:

  • de aanvrager

  • het samenwerkingsverband

  • een medisch specialist

  • een ambulant begeleider

  • Jeugdgezondheidsdienst

  • de commissie voor de begeleiding, cluster 3 en 4

  • de commissie van onderzoek, cluster 1 en 2

De gemeente controleert of er een volledig beeld wordt gegeven over de mogelijkheden van zelfstandig reizen. Indien noodzakelijk kan de gemeente ook een onafhankelijk onderzoek instellen. Deze kosten zullen door de gemeente worden gedragen.

Artikel 5. Algemene weigeringsgronden

Tijdens de behandeling van de aanvraag onderzoekt het college of de leerling voldoet aan de criteria gesteld in de Verordening en Beleidsregels.

Weigeringsgronden zijn in ieder geval:

  • tijdelijke beperking (< 3 maanden) zoals een gebroken been;

  • vervoer voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, stage, ziekenhuis, tandarts e.d.;

  • afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag;

  • vervoer tussen school en zwembad;

  • vervoer naar logeerhuis;

  • vervoer buiten de schooltijden.

Ouders zijn in dergelijke situaties zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

Hoofdstuk 2

Artikel 6. De rol van het samenwerkingsverband

Als een kind op school extra ondersteuning nodig heeft komt het samenwerkingsverband in beeld.

Wanneer een school problemen heeft met het bieden van de juiste ondersteuning aan een leerling kan het samenwerkingsverband ingeschakeld worden. Zij bezitten zowel de expertise als de middelen om extra ondersteuning te kunnen bieden aan de school. Wanneer het een school niet lukt om de leerling voldoende te ondersteunen kan het samenwerkingsverband de leerling toelaten tot een school voor (voortgezet) speciaal (basis-)onderwijs middels een toelaatbaarheidverklaring.

Het wisselen van school hangt vaak samen met de vraag om leerlingenvervoer.

Wanneer het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidverklaring heeft afgegeven, of een advies heeft gegeven voor een andere reguliere basisschool, kan gesteld worden dat de aangewezen school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

Als de leerling voldoet aan de andere, in de verordening genoemde bepalingen, kan leerlingenvervoer toegekend worden.

Hoofdstuk 3

Artikel 7. Structurele of tijdelijke beperking

Een leerling met een tijdelijke beperking, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Alleen bij een structurele beperking wordt eventueel vervoer verleend.

Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling bij een beperking die langer duurt dan 3 maanden eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet wel een medische verklaring worden overlegd. Er kan een beschikking af worden gegeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

Hoofdstuk 4

Artikel 8. Opvangadres

In de verordening is aangegeven dat leerlingenvervoer het vervoer tussen de woning en de school betreft. De woning is gedefinieerd als ‘de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft’. Het college staat vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres toe indien voldaan wordt aan de onderstaande voorwaarden.

  • 1.

    De leerling bezoekt een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs.

  • 2.

    De leerling maakt gebruik van aangepast vervoer.

  • 3.

    Het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens van Altena of het opvangadres ligt op de route van de taxi(bus): met andere woorden waarvoor door de taxi(bus) niet of in geringe mate hoeft te worden omgereden.

  • 4.

    Er is één opvangadres naast het huisadres toegestaan.

  • 5.

    Er is sprake van een vast patroon, dat wil zeggen één vast opvangadres alsook op vaste dagen per week.

  • 6.

    Gedurende het schooljaar wordt één opvangadres gehanteerd. Wanneer er sprake is van wijziging wordt dit tijdig aangekondigd. Er kan geen sprake zijn van steeds wisselende opvangadressen.

  • 7.

    Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden. Hiervoor zijn de ouders verantwoordelijk.

  • 8.

    Een volwassene dient ter plekke aanwezig te zijn om de leerling op te vangen. De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxi(bus). De gemeente draagt geen verantwoordelijkheid vanaf het moment dat de leerling de taxi(bus) heeft verlaten.

  • 9.

    De vervoerder stemt in met vervoer naar het opvangadres en brengt hiervoor geen meerkosten bij ouders of gemeente in rekening. De vervoerder heeft aangegeven dat hij bereid is leerlingen af te zetten bij een opvangadres indien dit adres ongeveer op de route ligt van de taxi(bus), waarin de leerling wordt vervoerd. De route van de taxi(bus) is gebaseerd op de woon- en schooladressen van de leerlingen. Ook heeft de vervoerder de mogelijkheid genoemd dat een kind op de terugweg in een andere (taxi)bus terugrijdt dan op de heenweg.

  • 10.

    De maximale individuele reistijd van de leerlingen die vervoerd worden op de aangepaste route niet mag worden overschreden.

  • 11.

    Indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres wordt een opvangadres niet toegestaan.

  • 12.

    Indien op basis van de jeugdhulp al een vergoeding voor vervoer bij begeleiding en behandeling wordt verkregen voor de opvang, dan zal er geen aanspraak mogelijk zijn vanuit het leerlingenvervoer. Er kan en mag geen sprake zijn van dubbele vergoeding.

Artikel 9. Medisch kinderdagverblijf

De meeste medisch kinderdagverblijven (hierna: MKD) bieden ook onderwijs aan de kinderen vanaf 4 jaar. Dit gaat vaak met externe inzet van onderwijzers of doordat een MKD gevestigd is binnen een school. De meeste kinderen zijn vier of vijf jaar oud. De verblijfsduur varieert van één maand tot ongeveer anderhalf jaar. Het merendeel krijgt echter een behandeling van negen tot twaalf maanden en verblijft gemiddeld een schooljaar in het speciaal onderwijs. Na behandeling stromen de leerlingen uit naar het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs. In incidentele gevallen stroomt het kind uit naar een vorm van dagbesteding.

Het vervoer waarmee kinderen op een MKD komen is in beginsel de verantwoordelijkheid van ouders.

Vanaf het 4e levensjaar kunnen ouders van een kind dat een MKD bezoekt een beroep doen op leerlingenvervoer wanneer hun kind daadwerkelijk onderwijs volgt op het MKD.

Hoofdstuk 5. Hoogbegaafdheid

Artikel 10. Vervoer voor hoogbegaafde kinderen

Elke basisschool heeft een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Hierdoor bestaat er in principe geen recht op leerlingenvervoer voor deze leerlingen. Er zijn twee situaties waarin een hoogbegaafde leerling wel aanspraak kan maken op leerlingenvervoer:

  • Een eerste situatie waarin voor een hoogbegaafde leerling een aanvraag voor leerlingenvervoer kan worden ingediend, is als die leerling ten gevolge van een beperking niet zelfstandig kan reizen en als die leerling is aangewezen op een school op een afstand van meer dan 6 kilometer.

  • Een andere situatie die zich voor kan doen is dat de dichtstbijzijnde basisschool (nog) geen passend aanbod heeft voor de hoogbegaafde leerling. In dat geval kan het zijn dat de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school die wel een passend aanbod kan bieden.

In die situatie kan een leerling ook een aanvraag bij de gemeente indienen voor tegemoetkoming in de vervoerskosten. De gemeente zal onderzoeken of de begeleiding en het materiaal daadwerkelijk op deze school aanwezig zijn.

De hoogbegaafdheid van de leerling moet op basis van onderzoek worden gestaafd. Daarnaast moet er een toelichting vanuit de dichtstbijzijnde school worden gegeven waarom er geen passend aanbod is voor de betreffende leerling. Hierbij dient het samenwerkingsverband altijd ingeschakeld te worden.

Indien het een keuze is van de ouders of verzorgers zelf en er een passend aanbod is op de dichtstbijzijnde toegankelijke school kan er geen aanspraak gedaan worden op leerlingenvervoer.

Hoofdstuk 6. Afstand

Artikel 11. Afstand berekenen

Om de afstand en reistijd tussen de woning en de school per auto of fiets te bepalen wordt de routeplanner van de ANWB gebruikt (www.anwb.nl). Om de reistijd tussen de woning en de school per openbaar vervoer te bepalen wordt de reisplanner van 9292 gebruikt (www.9292.nl).

Bij de reistijd van een begeleider wordt 5 minuten per rit opgeteld voor de wachttijd bij de bushalte.

Hoofdstuk 7. Soorten vervoer en vergoeding

Artikel 12. Vergoeding van de kosten voor openbaar vervoer

Wanneer er recht bestaat op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer wordt allereerst bekeken of er begeleiding noodzakelijk is. Wanneer dit niet het geval is wordt uitgegaan van de kosten die leerling maakt op de heen- en terugreis.

Wanneer er begeleiding noodzakelijk is wordt uitgegaan van de kosten van de leerling (retour) en wordt voor de begeleider tweemaal retour gerekend. De begeleider brengt het kind ’s ochtends en gaat daarna weer naar huis. ’s Middags haalt de begeleider de leerling weer op. In totaal gaat het dan om driemaal retour.

Er wordt alleen een vergoeding voor begeleiding betaald wanneer er ook daadwerkelijk met begeleiding gereisd wordt in het openbaar vervoer. Dit dient men aan te tonen met een vervoersbewijs/uitdraai OV-chipkaart.

Wanneer er recht bestaat op een vergoeding op basis van openbaar vervoer en ouders kiezen er voor het kind zelf te brengen, dan bestaat er alleen voor het kind recht op een vergoeding en niet voor een begeleider.

Artikel 13. Aangepast vervoer

Er zijn een aantal criteria om voor aangepast vervoer in aanmerking te komen (artikel 12 en 18 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Altena 2019).

Een van de criteria verdient enige toelichting. Aangepast vervoer kan toegekend worden wanneer door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

Begeleiding is primair een taak van de ouders/verzorgers. Als dat niet mogelijk is, dienen

zij zelf voor een oplossing te zorgen. Als ouders/verzorgers er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.

Ouders dienen aan te tonen dat zij er niet in zijn geslaagd om anderen in te schakelen.

In de volgende gevallen leidt begeleiding van de leerling tot een ernstige benadeling van het gezin:

  • Chronische ziekte/handicap bij een of beide ouders aangetoond met een medische verklaring waardoor begeleiding van de leerling niet mogelijk is;

  • Alleenstaande ouder met meerdere kinderen die nog niet zelfstandig naar school kunnen en begeleiding door anderen niet mogelijk is;

  • Reistijd van begeleider van meer dan 3 uur in het openbaar vervoer (ongeacht of ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van het OV om de leerling te begeleiden).

Er kunnen andere omstandigheden zijn die maken dat binnen een gezinssituatie dermate problemen ontstaan door het moeten brengen van een kind naar school, dat leerlingenvervoer een oplossing biedt. De gezinssituatie moet hierbij altijd goed worden onderzocht.

Het hebben van betaalde werkzaamheden van één of beide ouders is in ieder geval geen reden om over te gaan tot toekenning van leerlingenvervoer.

Artikel 14. Vergoeding van de kosten voor openbaar vervoer

De aanvrager kan de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren, en aan de gemeente om een kilometervergoeding vragen op basis van de reisregeling binnenland.

Voor 2019 geldt op grond van deze regeling voor de eigen auto een bedrag van € 0,19 per kilometer. Het genoemde bedrag wordt uitgekeerd voor de kilometers die de ouder daadwerkelijk aflegt om zijn kind naar school te brengen en op te halen (tweemaal retour). Bijvoorbeeld als de afstand van de woning naar school 10 kilometer is, wordt 4 x 10 x 0,19ct vergoed. De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets bedraagt € 0,09 per kilometer (reisregeling binnenland).

Het jaar heeft 200 schooldagen. De vergoeding is nooit hoger dan de vergoeding voor openbaar vervoer (en/of de vergoeding voor openbaar met begeleiding.)

Voor het bepalen van het aantal kilometers, gaat de gemeente uit van de kortste begaanbare weg

in de ochtend tussen en huis en school.

De vergoeding wordt op aangifte van de ouders door middel van een overzicht van de gereden kilometers uitgekeerd (dit kan per kwartaal, halfjaar of jaar).

Artikel 15. Medisch advies

De gemeente heeft altijd de mogelijkheid onafhankelijk medisch advies op te vragen onder andere bij de beoordeling of een leerling zelfstandig kan reizen of dat er sprake is van een structurele dan wel tijdelijk handicap. Bij een aanvraag voor individueel vervoer en voortgezet onderwijs wordt altijd onafhankelijk medisch advies opgevraagd door de gemeente. De kosten voor medisch advies zijn dan voor de gemeente.

Hoofdstuk 8. Financiële verplichtingen

Artikel 16. Drempelbedrag

In de verordening wordt aangegeven dat aan ouders een eigen bijdrage kan worden gevraagd als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes km bedraagt en het gezamenlijk inkomen hoger is dan € 26.100. Deze eigen bijdrage is het drempelbedrag. Bij de bepaling van het drempelbedrag wordt uit gegaan van de kosten van openbaar vervoer, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan.

Er wordt uitgegaan van de kilometerprijs zoals bepaald door de (streek)busvervoerder in de gemeente plus het geldende opstaptarief.

Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

Artikel 17. Pleegouders en financiële verplichtingen

Volgens de VNG kunnen pleegouders als ‘ouders’ in de zin van de verordening worden aangemerkt.

Aan pleegouders mogen dus eventuele financiële verplichtingen opgelegd worden zoals het drempelbedrag of een bedrag in het kader van financiële draagkracht.

Voogdijinstellingen worden ook als ‘ouder’ aangemerkt. Hen kan echter geen financiële verplichting opgelegd worden omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.

In tegenstelling tot wat de VNG voorschrijft wordt in de gemeente Altena aan pleegouders geen financiële verplichting opgelegd. Pleegouders krijgen een pleegvergoeding. Hiervan kunnen ze de basiskosten voor het pleegkind voldoen. De basisvergoeding is echter niet toereikend voor de kosten van leerlingenvervoer. Pleegouders kunnen kosten verhalen bij de onderhoudsplichtige ouders maar uit de praktijk blijkt dat deze ouders vaak een laag inkomen hebben.

Artikel 18. Uitbetaling vergoeding

Voor die ouders/verzorgers die een vergoeding op basis van openbaar vervoer of eigen vervoer krijgen geldt dat de vergoeding na overlegging van een rittendeclaratie of uitdraai van de OV-chipkaart wordt overgemaakt.

Hoofdstuk 9. Stage

Artikel 19. Stagevervoer

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma (opgenomen in de schoolgids) en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat in alle redelijkheid en billijkheid aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Het stageadres is dan ook als school aangemerkt.

Hier geldt echter ook de dichtstbijzijnde toegankelijke stage. Stageplaatsen moeten zo veel mogelijk dicht bij het huis- of het schooladres liggen. Ook moeten de stagetijden aansluiten op de reguliere schooltijden. Op die manier kan het stagevervoer worden gecombineerd met het reguliere schoolvervoer. Er kan geen sprake zijn van wisselende adressen.

Voor het VSO geldt dat alleen stage vanuit het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel van het voortgezet speciaal onderwijs als stage gezien kan worden. Als uitzondering is ook voor de andere uitstroomprofielen aangepast vervoer mogelijk wanneer:

  • 1.

    de leerling ook voor het bezoeken van school recht heeft op aangepast vervoer;

  • 2.

    het vervoer inpasbaar is in het bestaande vervoer (tijden en locatie);

  • 3.

    er geen financiering mogelijk is van het vervoer vanuit voorliggende voorzieningen (zoals de Jeugdwet, Wlz en/of Wmo).

Hoofdstuk 10. Ontzegging

Artikel 20. Ontzegging van de toegang tot het leerlingenvervoer

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt.

Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:

  • 1.

    klachten worden in beginsel door de vervoerder opgelost;

  • 2.

    na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente Altena wordt een onderzoek gestart. In het kader van dat onderzoek spreekt de gemeente met vervoerder, chauffeur, ouders/verzorgers en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling volgt een eerste waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;

  • 3.

    bij een volgende klacht wordt stap 2 herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat, anders dan de ouder of verzorger en hier kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor de ouder/verzorger;

  • 4.

    bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van één volle schoolweek. Er volgt een derde waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;

  • 5.

    bij een volgende klacht volgt met een vierde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van drie maanden, exclusief vakanties

    (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar). Indien ouders na schorsing opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

Hoofdstuk 11. Overige bepalingen

Artikel 21. Hardheidsclausule

De gemeente kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de Verordening. De gemeente past de zogenoemde hardheidsclausule toe. Met deze bepaling wordt aangesloten bij artikel 4, twaalfde lid, van de WPO, artikel 4, tiende lid, van de WEC en artikel 4, zevende lid, van de WVO. Van een afwijking in voor ouders gunstige zin kan bijvoorbeeld sprake zijn bij toekenning van bekostiging van openbaar vervoer voor een begeleider, toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer, bekostiging van groepsvervoer dat is georganiseerd door de ouders, of toekenning van een vervoersvoorziening naar een verder weg gelegen school. De ouders dienen aan te tonen dat er sprake is van een bijzondere situatie.

Artikel 22. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In de Verordening zijn de hoofdlijnen voor de bekostiging van het leerlingenvervoer vastgelegd. Er kunnen zich echter concrete gevallen voordoen waarin de Verordening niet voorziet. Te denken valt hierbij aan gemeenschappelijke afspraken met andere gemeenten, combinaties van openbaar vervoer met aangepast vervoer, varianten in het gebruik van eigen vervoer etc. Artikel 21 bepaalt dat het college in dergelijke situaties beslist. Redelijkheid is hierbij het uitgangspunt. Bij de besluitvorming dient in de geest van de wet en de Verordening gehandeld te worden.

Artikel 23. Citeertitel

Deze beleidsregel; kan worden aangehaald als: “Beleidsregel Leerlingenvervoer Altena 2019“.

Artikel 24. Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking op 1 maart 2019.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena van 10 januari 2019.

De secretaris,

drs. A.J.E. van der Werf-Bramer

de voorzitter,

M.A. Fränzel MSc