Regeling vervallen per 16-06-2016

Huisvestingsverordening 2005 van de gemeente Ameland.

Geldend van 31-01-2013 t/m 15-06-2016

Intitulé

Huisvestingsverordening 2005 van de gemeente Ameland.

De raad van de gemeente Ameland,

Overwegende

- dat de gemeenteraad op 11 juli 2005 de Huisvestingsverordening 2005 gemeente Ameland heeft vastgesteld, laatstelijk gewijzigd op 25 augustus 2008;

- dat bij deze wijziging onder meer een wijziging is doorgevoerd over de toewijzing van bejaarden-, aanleun- en woonvormwoningen aan specifieke doelgroepen;

- deze woningen waren speciaal gebouwd voor ouderen (o.a. alles gelijkvloers);

- omdat deze woningen zeer geschikt waren voor ouderen, en het aantal woningen beperkt is, was het zeer gewenst om deze bij voorkeur toe te kunnen wijzen aan deze doelgroep;

- voorgesteld werd om de bejaarden- en aanleunwoningen toe te wijzen aan woningzoekenden die ten minste 65 jaar zijn;

- dat evenwel het destijds beoogde inmiddels door de tijd achterhaald is;

- dat de gemeenteraad bij besluit van 23 april 2012 een initiatiefvoorstel heeft aangenomen waarbij de tekst van artikel 16, lid 5 is gewijzigd;

- dat aanleunwoningen (nu) passend geacht worden voor huishoudens waarvan ten minste één lid van het huishouden een leeftijd van 55 jaar heeft bereikt;

- dat nu een bejaarde (65+) voorrang heeft op jongeren bij het toewijzen van bejaardenwoningen, ongeacht het aantal punten;

- dat dit thans onwenselijk en oneerlijk is te achten voor wat de bejaardenwoningen betreft;

- dat de laatste 15 à 20 jaar er zo’n 80 multi-categorale (multifunctionele) woningen zijn gebouwd, waarbij er één slaapkamer is op de begane grond en twee op de verdieping;

- dat ook de douche- en wasgelegenheid op de begane grond was en deze daardoor uitermate geschikt waren voor ouderen;

- dat de conclusie gerechtvaardigd is dat deze toewijzingsregel geen toegevoegde waarde (meer) heeft;

- gelet op het voorstel; van burgemeester en wethouders van 6 november 2012;

- gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen

- een wijziging van de Huisvestingsverordening 2005 gemeente Ameland volgens bijgevoegd besluit.

 

Ballum,

 

Albert de Hoop

voorzitter Jacqueline Metz

griffier

Wijziging Huisvestingsverordening 2005 gemeente Ameland

Artikel I

De Huisvestingsverordening 2005 gemeente Ameland wordt gewijzigd als volgt.

Van artikel 16 wordt het lid 4 ingetrokken. De leden 5 en 6 worden respectievelijk vernummerd in 4 en 5.

Artikel II (overgangsrecht)

Aanvragen om een huisvestingsvergunning, waarop op het tijdstip van ingaan van deze wijzigingsverordening nog niet is beslist, worden behandeld overeenkomstig de verordening als bedoeld in artikel I, zoals deze laatstelijk luidde voor de aanpassing.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking op de achtste dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van de afkondiging.

Ballum,

 

Albert de Hoop Jacqueline Metz

voorzitter griffier

 

Artikel 1

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: de Huisvestingswet;

b. besluit: het Huisvestingsbesluit;

c. woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.b, van de wet bepaalde;

d. huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.f, van de wet bepaalde;

e. koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1.g, van de wet bepaalde;

f. huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 4, van de wet bepaalde;

g. koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 4, van de wet bepaalde;

h. woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 4 is ingeschreven;

i. economische binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub h, van de wet bepaalde;

j. maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub i, van de wet bepaalde;

k. regio Ameland: het grondgebied van de gemeente Ameland;

l. huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

m. inkomen: onder “inkomen” wordt verstaan het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet;

n. huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

o. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;

p. ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Ameland is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Ameland zijn hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

q. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzienin¬gen buiten die woonruimte;

r. inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

s. onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet;

t. splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de wet.

u. bewoning: met bestemming tot bewoning wordt bedoeld dat men daar permanent woont en daar zijn hoofdverblijf heeft, zoals bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie (Wet GBA);

v. gebruik als tweede woning: het beschikbaar hebben of houden van woonruimte ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat men of die ander zijn hoofdverblijf in de desbetreffende woonruimte heeft;

w. vererving: bij erfenis overgaan.

HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte

Paragraaf 2.1. Werkingsgebied

Artikel 2 Huurprijs- en koopprijsgrens

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

a. woonruimten met een huurprijs beneden de maximale huurprijs genoemd in artikel 13, lid 1a van de Huursubsidiewet, en;

b. woonruimten met een koopprijs beneden € 272.268,13, de koopprijsgrens, binnen de gemeente met uitzondering van de woonruimten die krachtens het bestemmingsplan zijn bestemd voor zomerhuizen, recreatiewoonverblijven en recreatieve apparte¬menten.

Artikel 3 Nadere afperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op: woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwa¬gens, woonschepen en bejaardenoorden).

Paragraaf 2.2. Inschrijving

Artikel 4 Register van woningzoekenden

1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

2. In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven, de op grond van paragraaf 2.4 toegelaten woningzoekenden.

Artikel 5 Verzoek om inschrijving

1. Een verzoek tot inschrijving dient te geschieden door middel van een op het gemeentehuis verkrijgbaar aanvraagformulier.

2. Gelijktijdig met de indiening van de aanvraag tot inschrijving dient de aanvrager gegevens betreffende het inkomen van het huishouden te verstrek¬ken, alsmede andere bescheiden welke burgemeester en wethouders voor de beoorde¬ling van deze aanvraag nodig achten.

3. Burgemeester en wethouders registreren de woonwensen, alsmede die welke nood-zakelijk zijn voor een juiste beoordeling van de mate van urgentie, maar kunnen in het kader van doelmatige woonruimteverdeling hier van afwijken.

Artikel 6 Bewijs van inschrijving

1. Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving.

2. Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het derde en vierde lid gestelde, een jaar geldig.

3. De inschrijving in het register van woningzoekenden kan met een periode van een jaar verlengd worden, indien de woningzoekende uiterlijk binnen 1 maand na het eindigen van de in het vorige lid bedoelde termijn daarom schrifte¬lijk of monde¬ling heeft verzocht.

Het aantal urgentiepunten als bedoeld in artikel 16 blijft bij de verlenging gehand-haafd.

4. Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door, indien:

a. aan de woningzoekende in de gemeente een bij het huishouden passende woning is aangeboden en deze door de woningzoekende is aanvaard;

b. de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

c. de woningzoekende niet binnen de in artikel 6 lid 3 genoemde termijn een verzoek tot verlenging heeft ingediend;

d. de woningzoekende daarom verzoekt;

e. de woningzoekende voor de tweede maal een aangeboden bij het huishou¬den passende woning heeft geweigerd, terwijl hiervoor naar het oordeel van burge-meester en wethouders geen gegronde redenen zijn aangevoerd.

Paragraaf 2.3. Huisvestingsvergunning

Artikel 7 Vergunningvereiste

1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewe¬zen in artikel 2, in gebruik te nemen voor bewoning.

2. Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in ge¬bruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsver¬gunning.

Artikel 8 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

1. De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

2. Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behande¬len, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisves-tingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap).

3. Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethou¬ders de volgende informatie:

a. een termijn waarbinnen van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

b. de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt.

Artikel 9 Criteria voor vergunningverlening

Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

1. a. het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrij¬gen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

b. de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5. passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt.

c. er is voor de woonruimte geen ander huishouden ingeschreven in het in artikel 4 bedoelde register, dat gegadigde is voor de woonruimte en waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.6 (urgentie) de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringender noodzakelijk is.

2. Het in het vorige lid, sub c bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit (medehuurderschap en voorgenomen woningruil).

3. Het in het eerste lid, sub b en c bepaalde is alleen van toepassing, indien het een vergunningaanvraag betreft voor het in gebruik nemen van een gemeentelijke huurwoning.

Artikel 10 Vruchteloze aanbieding

1. In afwijking van het in artikel 9 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure gedurende drie maanden vruchte¬loos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 9 voor die woon¬ruimte in aanmerking komen.

2. De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn tenmin¬ste 3 maal door middel van een advertentie, geplaatst in de plaatselijk meest gelezen courant, te huur of te koop hebben aangeboden.

Deze advertentie moet in elk geval bevatten:

a. het adres van de woonruimte;

b. de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

c. de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 9, lid a, de voorkeur genieten.

De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

2. Indien de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken, dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekenden, wordt eveneens toepas¬sing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde.

3. Ter verificatie of voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 26, lid 2 van de wet dient de aanvrager, op verzoek van burgemeester en wethouders, voor een koopwoning een door een onafhankelijk beëdigd taxateur van onroerende zaken opgesteld taxatie-rapport bij zijn aanvraag te overleggen. Indien het een huurwoning betreft beoordelen burgemeester en wethouders of voldaan wordt aan artikel 26 lid 2 van de wet aan de hand van het woningwaarderingsstelsel.

Artikel 11 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

a. de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burge¬meester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrek¬te gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.4. Toelating

Artikel 12 Leeftijd

Ten minste één der leden van het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 13 Economische en maatschappelijke binding

1. Ten minste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente Ameland, dan wel in een positie verkeren als aangegeven in artikel 13c van de wet met uitzondering van artikel 13c sub a.

2. In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschap¬pelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 sub b van het besluit (personeel van een met name genoemd ruimtelaboratorium).

Paragraaf 2.5. Passendheid

Artikel 14 Verhouding inkomen - huurprijs

1. Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding staan tot de huurprijs of de koopprijs van de woonruimte.

2. Bij de toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethou¬ders de bij ministeriële regeling vastgestelde actuele tabel voor de bepaling van de verhouding tussen huurprijs of de koop¬prijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen.

3. Indien voor een woonruimte met een huurprijs van minder dan € 331,78 per maand geen gegadigde met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid weergege¬ven tabel bij burgemeester en wethouders bekend is, wordt de woonruim¬te ook passend geacht voor een gegadigde met een inkomen dat passend is voor de categorie € 331,78 tot de huurprijsgrens. (De genoemde bedragen kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd en zijn dan overeenkomstig van toepassing.)

4. Bij de bepaling van het inkomen kan de gemeente gebruikmaken van het meest recente inkomen van de woningzoekende.

Artikel 15 Bezettingsnorm

1. De omvang van het huishouden moet passen bij de grootte van de woon¬ruimte.

2. Bij de toepassing van lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishou¬den en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woonruim¬te:

Maximum kamertal

Omvang huishouden Huurprijs < € 331,78 per maand. Huurprijs tussen € 331,78 en

€ 604,72 of een koopprijs

beneden € 272.268,13

1 persoon 2 3

2 personen 3 4

3 personen 4 5

4 personen 4 5

5 personen 5 6

6 personen 6 7

Paragraaf 2.6. Urgentie

Artikel 16 Mate van urgentie

1. Burgemeester en wethouders stellen van iedere woningzoekende de mate van urgentie vast aan de hand van de in lid 2 opgenomen puntenta¬bel.

2. De volgende factoren bepalen de mate van urgentie:

a) Wachttijd

Elke maand heeft een constante waarde. Deze is bepaald op 2 punten.

De inschrijfmaand is onderverdeeld:

- Inschrijving voor of op de 15e van de maand: 2 punten

- Inschrijving na de 15e van de maand: 1 punt

Hierbij wordt als extra voorwaarde opgenomen dat een woningzoekende maximaal 72 urgentiepunten kan hebben. Dit betekent dat men voor maximaal drie jaar “wachttijdpunten” kan sparen. Heeft men gedurende een periode van drie jaar niet éénmaal gereageerd op een passende woning, dan vervallen de opgebouwde punten en begint men opnieuw.

b) Hoogste urgentie

Absolute prioriteit hebben ingezetenen, die als gevolg van een calamiteit (brand, storm, inslag, ontploffing) dakloos zijn geworden. Zij krijgen bij toewijzing van woonruimte voorrang op alle andere woningzoekenden.

3. De mate van urgentie wordt vastgesteld aan de hand van het verzoek om inschrij¬ving als bedoeld in artikel 5 en aangetekend op of bij het bewijs van inschrij¬ving.

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de mate van urgentie aanvullende bewijsstukken vragen.

4. Aanleunwoningen worden passend geacht voor huishoudens waarvan ten minste één lid van het huishouden een leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

5. Woonvormen voor ouderen (i.c. ‘t Anker te Buren en het Noorderlicht te Nes) worden passend geacht voor huishoudens waarvan ten minste één lid van het huishouden een leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.

 

 

Paragraaf 2.7. Organisatie en bevoegdheden

Artikel 17 Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en recht-vaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goed-keuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belangheb¬benden.

 

HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN DE SAMENSTELLING VAN DE WOON-RUIMTEVOORRAAD

Paragraaf 3.1. Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 18 Werkingsgebied

Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimte binnen de gemeente met uitzondering van de woonruimten die krachtens het bestemmingsplan zijn bestemd voor zomerhuizen, recreatiewoonverblijven en recreatieve appartementen.

Artikel 19 Vergunningvereiste

Het is verboden om zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 18:

a. geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken, in gebruik geven of doen gebruiken van een woonruimte voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

b. met andere woonruimte samen te voegen;

c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 20 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

1. De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burge¬meester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijs¬stukken:

a. Naam en adres van de eigenaar;

b. Gegevens over de huidige situatie:

- huur- of koopprijs;

- aantal kamers;

- woonoppervlak.

c. Gegevens over de beoogde situatie:

- bestemming;

- bouwtekening/bouwvergunning;

- compensatievoorstel.

d. Gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

- verwachte huur- of koopprijs;

- naam van toekomstige bewoner;

- omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners;

- schriftelijke verklaring van toestemming van de huurder.

1. Burgemeester en wethouders kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot onttrek¬king ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel.

2. Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuit-oefening door officieel erkende medici of paramedici winnen burgemeester en wethouders steeds het advies in van de Adviescommissie huisvesting beoefenaars van medische en paramedische beroepen.

3. Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende informatie:

a. de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

b. de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

c. de opgelegde compensatie;

d. in welke situatie de vergunning komt te vervallen;

e. de naam van de vergunninghouder(s).

Artikel 21 Criteria voor vergunningverlening

1. Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samen¬stelling van de woonruimtevoorraad.

2. Het college is gehouden een tijdelijke ontheffing van artikel 19 te verlenen aan degene die middels vererving de eigendom van een woning heeft verkregen. De ontheffing kan verleend worden voor maximaal 10 jaar. De ingangsdatum van de ontheffingstermijn wordt geacht te zijn ingegaan op het moment van overlijden van de erflater.

3. Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruim¬te en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koop¬prijs, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende compensatie als bedoeld in artikel 22 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, indien:

a) de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens, of

b) bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestem¬ming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.5. passend is voor het huishou¬den van de eigenaar-bewoner, of

c) de aanvraag geschiedt door een verhuurder/beheerder ten behoeve van een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend woont overeen¬komstig het bepaalde in paragraaf 2.5.

4. Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld dat het individuele belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, maar dat belang door het stellen van voorwaarden en voorschriften voldoende kan worden gediend, kunnen zij de gevraagde vergunning verlenen indien de vergunningaanvrager voldoende compensatie als bedoeld in artikel 22 biedt en overigens aan door burgemeester en wethouders gestelde voorwaarden en voorschriften voldoet.

Artikel 22 Compensatie

1. Compensatie kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoor¬raad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruim¬te dan wel naar keuze van de aanvrager

2. betalen van compensatiegeld. Daarbij gelden de volgende tarieven:

- in geval van onttrekking aan de woonbestemming: 12% van de WOZ waarde van de woonruimte

- in geval van samenvoeging of omzetting van woonruimte: 12% van de WOZ waarde van de woonruimte

3. Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de volkshuisvesting worden aangewend.

4. Burgemeester en wethouders kunnen beslissen tot gehele of gedeeltelijke vrijstel¬ling van compensatie in de gevallen, genoemd in artikel 21, lid 3, sub b.

Artikel 23 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

a. niet binnen één jaar, nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overge¬gaan tot onttrekking, samen¬voeging of omzetting;

b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 24 Verzegeling

Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.

Paragraaf 3.2. Splitsing in appartementsrechten

Artikel 25 Werkingsgebied

Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op gebouwen, bevattende woonruimte.

Artikel 26 Vergunningvereiste

1. Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 25, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer apparte¬mentsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 27 Aanvragen van een splitsingsvergunning

1. De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethou¬ders en gaat vergezeld van de volgende stukken:

a. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, en

b. een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woon¬ruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.

2. Op of bij de splitsingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

a. de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingvergunning gebruik gemaakt moet worden;

b. het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 28 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

1. Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:

a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel,

indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen,

b. de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woon¬ruimten lager is dan de huurprijsgrens,

c. de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, of de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en

d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

2. Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:

a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en

b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvol-doende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.

3. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:

a. burgemeester en wethouders ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

b. het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.

Artikel 29 Aanhouding van de splitsingsaanvraag

1. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag van een split-singsvergunning aan, indien:

a. voor het gebied, waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunning ¬aan vraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening daarvan,

b. dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd inge¬diend en

c. redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgeno¬men splitsing.

2. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbe-reidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen.

3. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een split-singsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in artikel 28, lid 3, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen.

4. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een split-singsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.

Artikel 30 Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

a. niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overge¬gaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 4 VERDERE BEPALINGEN

Artikel 31 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 32 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikelen 7, 20, 19 of 26, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoem¬de strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 33 Handhaving

1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

2. Met de opsporing van de bij artikel 32 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lidgenoemde ambtenaren, voor zo¬ver zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de wet.

Artikel 34 Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethou¬ders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 Overgangsbepaling

1. De vóór de inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in paragraaf 2.2. van deze verordening.

2. Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 2005 van de ge¬meente Ameland.

Artikel 37 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van de afkondiging.

2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening 1999 van de gemeente Ameland.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ameland van 11 juli 2005.

De voorzitter, de griffier,