Regeling vervallen per 11-11-2009

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Ameland 2009

Geldend van 11-11-2009 t/m 10-11-2009 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Ameland 2009

De raad van de gemeente Ameland;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2009;

Gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstandOverwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van de langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen:

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Ameland 2009

hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. College: het college van burgemeester en wethouders.b. De wet: Wet Werk en Bijstand.c. Referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.d. Peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.e. Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.f. Gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet.

artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag

artikel 3 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet uitkomt boven maximaal 120% procent van de bijstandsnorm.

artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1 Bij een inkomen tot 100 procent van de bijstandsnorm bedraagt de langdurigheidstoeslag voor het jaar 2009:a. voor gehuwden € 523,--,b. voor een alleenstaande ouder € 470,-- enc. voor een alleenstaande € 366,--.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een inkomen tussen 100% en 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm 75% van de in het eerste lid genoemde bedragen en voor belanghebbenden met een inkomen tussen de 110% en de 120% van de voor hen geldende bijstandsnorm 50% van de in het eerste lid genoemde bedragen.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4 Wanneer één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 eerste lid van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 5 De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast op 45% van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm.

hoofdstuk 3 Slotbepalingen

artikel 5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Ameland 2009.

artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Ameland van 26 oktober 2009.

1 Toelichting

Algemeen

Decentralisering langdurigheidstoeslagOp 1 januari 2009 treedt een wetsvoorstel inwerking waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen, zoals gebruikt in artikel 36 lid 1 WWB.

DoelgroepDe nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. De wetgever verwacht in dergelijke gevallen dat de gemeenten kiezen voor een aflopende hoogte van de langdurigheidstoeslag zodat de effecten van de armoedeval zo klein mogelijk zijn.

InvullingIn deze verordening is er voor gekozen om ook werkenden in aanmerking te laten komen voor een langdurigheidstoeslag. Daarnaast is in deze verordening rekening gehouden met de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en de in de huidige regeling en uitvoeringspraktijk gesignaleerde tekortkomingen. Bovendien is gekozen voor een invulling die zoveel mogelijk ongewenste effecten van een armoedeval voorkomt.

Artikelsgewijs

Artikel 1Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Voor een aantal begrippen, die niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.Met de invulling van het begrip peildatum wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB. Het gaat niet om de datum van aanvraag maar om de datum waarop in enig jaar recht op langdurigheidstoeslag ontstaat. Dit is de eerst mogelijke datum na afloop van de referteperiode.Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht geeft om in de verordening regels te geven met betrekking tot de invulling van de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren.

Artikel 3Een referteperiode van vijf jaar, zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1 januari 2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat personen drie jaar op een minimuminkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is namelijk door de wetgever teruggebracht van 23 jaar naar 21 jaar. Een belanghebbende heeft normaal gesproken vanaf zijn 18e een zelfstandig recht op bijstand (21 minus 18 = 3).

Het begrip ‘laag inkomen’ is ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan maximaal 120% van de bijstandsnorm.

In eerste instantie was er voor gekozen om een percentage aan te houden van maximaal 105% boven de bijstandsnorm. Daardoor zouden 65 plussers automatisch niet in aanmerking komen, aangezien een AOW-inkomen al boven de norm van 105% uitkomt. Mensen ouder dan 65 jaar worden echter al van rechtswege, artikel 36 van de WWB, automatisch uitgesloten van deze regeling.Met het verhogen van het percentage naar 120% kiest het college er voor om méér mensen met een laag inkomen in aanmerking te laten komen voor deze regeling.

Artikel 4De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de bedragen zoals die door de centrale overheid over 2009 nog als indicatie zijn aangegeven. Deze bedragen zijn voor 2009 niet bindend meer en bedragen ongeveer 38% van de – voor de aanvrager geldende – bijstandsnorm. Deze normen kunnen eventueel naar boven of beneden worden aangepast. Het college kiest er voor om elk jaar de uitkeringsnormen vast te stellen op 45% van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm. Dit voorkomt dat elk jaar de verordening moet worden aangepast.

In het tweede lid is geregeld dat wanneer het inkomen van betrokkene hoger is dan 100% maar lager of gelijk aan 110% van de bijstandsnorm de hoogte van de langdurigheidstoeslag 75% van het normbedrag bedraagt en bij een percentage van 110% - 120% bedraagt de toeslag 50% van het normbedrag WWB.

In het derde lid is een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van de beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag op grond van artikel 11 (geen of niet gelijk gesteld met een Nederlander of niet verblijvende in Nederland) of artikel 13 lid 1 (uitsluitingsgronden zoals detentie). De WWB voorziet niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl het toekennen van het bedrag gehuwden in dergelijke situaties ook niet redelijk is. NB: Dit derde lid ziet alleen op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Wanneer één van de gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 van de wet of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.